Overheidsorganisatie | Deelgemeente Amsterdam - Centrum |
---|---|
Officiële naam regeling | Kapverordening |
Citeertitel | Kapverordening |
Vastgesteld door | deelraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | Natuur, milieu en beheer openbare ruimte |
Deze geconsolideerde versie is vastgesteld bij besluit van de Gemeenteraad van Amsterdam van 15 april 1964 (Gemeenteblad 1964, afd 3, 132) en in werking getreden per 30-5-1964
Gewijzigd bij raadsbesluit van 19 februari 1969 (Gemeenteblad 1969, afd 3, 95)
Gewijzigd bij raadsbesluit van 8 januari 1986 (Gemeenteblad 1986, afd 3, 107)
Gewijzigd bij raadsbesluit van 5 oktober 1988 (Gemeenteblad 1989, afd 3, 11)
Gewijzigd bij raadsbesluit van 23 februari 1994 (Gemeenteblad 1994,afd 3, 42)
Op grond van art. 26, eerste lid, Verordening op de Stadsdelen overgenomen door stadsdeel Amsterdam Centrum
Kaart staat als bijlage in Gemeenteblad 1969, afd 3, volgn. 95
Deze verordening is per 1-10-2010 vervangen door de Kapverordening stadsdeel Centrum 2010
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-1994 | 01-10-2010 | nieuwe regeling | 01-03-1994 Gemeenteblad 1994, afd. 3, nr. 42 | Gemeenteblad 1994, afd. 1, nr. 93 |
1. Onder "houtopstanden" wordt voor de toepassing van deze verordening verstaan hakhout of één of meer bomen.
2. Onder "vellen" wordt voor de toepassing van deze verordening mede verstaan het rooien alsmede het verrichten van handelingen, welke de dood of ernstige beschadiging van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.
3. Onder "dunning" wordt voor de toepassing van deze verordening verstaan velling, welke uitsluitend als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd.
4. Onder "bebouwde kom" wordt voor de toepassing van deze verordening verstaan de bebouwde kom van de Gemeente, zoals deze is vastgesteld door de Gemeenteraad bij besluit van 19 februari 1969, nr. 105, en is aangegeven op de bij dit besluit behorende kaart.
1. Het is verboden, zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders een houtopstand te vellen anders dan bij wijze van dunning.
2. Het verbod is niet van toepassing op:
wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit populieren of wilgen;
vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;
fijnsparren niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;
kweekgoed.
3. Ten aanzien van houtopstanden, welke deel uitmaken van bosbouwondernemingen, die als zodanig bij het Bosschap geregistreerd staan en niet gelegen zijn binnen de bebouwde kom, is het verbod slechts van toepassing op houtopstanden, welke een zelfstandige eenheid vormen en hetzij geen grotere oppervlakte beslaan dan 10 a hetzij in geval van rijbeplanting, gerekend over het totaal aantal rijen, niet meer bomen omvatten dan twintig.
De vergunning moet worden aangevraagd door degene, die krachtens zakelijk recht of publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is, over de houtopstand te beschikken.
Burgemeester en Wethouders beslissen binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag. Zij kunnen hun beslissing met ten hoogste vier weken verdagen.
1. Burgemeester en Wethouders kunnen de vergunning slechts weigeren in het belang van de handhaving van het natuur-, landschaps- of stadsschoon of om andere redenen van milieubeheer.
2. Ter bescherming van de belangen, welke door deze verordening worden gediend, kunnen aan de vergunning voorschriften worden verbonden.
Op een verzoek om schadevergoeding beslist de Gemeenteraad naar de regels van art. 13, lid 4, juncto art. 17 van de Boswet.
Degene, die krachtens zakelijk recht gerechtigd is te beschikken over een houtopstand waarop art. 2 van toepassing is en welke houtopstand zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders is geveld dan wel op een andere wijze teniet is gegaan, kan door Burgemeester en Wethouders de verplichting worden opgelegd, te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen en binnen een door hen te bepalen termijn, voor zover deze verplichting niet reeds voortvloeit uit art. 3 van de Boswet.
Hij, die handelt in strijd met het in art. 2 bedoeld verbod of met de ingevolge art. 5, tweede lid, aan een vergunning verbonden voorschrift, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.
1. Met de opsporing van de overtredingen van deze verordening zijn, behalve de bij of krachtens art. 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde personen, belast de door Burgemeester en Wethouders aangewezen ambtenaren.
2. Indien de zorg voor de nakoming van de bepalingen van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan de in het eerste lid van dit artikel bedoelde ambtenaren de last verstrekt, te allen tijde de woningen, de lokalen en de erven van de ingezetenen, hun ondanks, binnen te treden of te betreden zulks voor zover het woningen betreft met inachtneming van het bepaalde in de Wet van 31 augustus 1853 (Staatsblad 83).
1. Deze verordening kan worden aangehaald als "Kapverordening".
2. Zij treedt in werking met ingang van de dag, volgende op die van haar afkondiging.