Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Centrum

Inspraakverordening Stadsdeel Amsterdam-Centrum

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Centrum
Officiële naam regelingInspraakverordening Stadsdeel Amsterdam-Centrum
CiteertitelInspraakverordening Stadsdeel Amsterdam-Centrum
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpBestuurlijke organisatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 150

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-02-200430-04-2011nieuwe regeling

19-02-2004

Publicaties Stadsdeelbestuur 2004, stadsdeelraad, regelgeving, 29 januari 2004-9

Publicaties Stadsdeelbestuur 2004, stadsdeelraad, vergaderstukken, 29-01-2004

Tekst van de regeling

Inhoud:

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      inspraak: gelegenheid tot het naar voren brengen van zienswijzen naar aanleiding van een concept-beleidsbesluit van een bestuursorgaan;

    • b.

      bestuursorgaan:  het dagelijks bestuur of de stadsdeelvoorzitter;

    • c.

      inspraakgerechtigden: ingezetenen van het stadsdeel Amsterdam-Centrum en de in het stadsdeel een belang hebbende natuurlijke of rechtspersonen;

    • d.

      concept-beleidsbesluit: het geconcretiseerde voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen van beleid of het aan de deelraad voorstellen van beleid met betrekking tot een aangelegenheid die behoort tot de huishouding van  het stadsdeel Amsterdam-Centrum;

    • e.

      besluit van algemene strekking: een algemeen verbindend voorschrift dan wel een uitvoeringsbesluit, niet zijnde een beschikking als bedoeld in artikel 1:3, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

    • f.

      Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

    • g.

      stadsdeel: het stadsdeel Amsterdam- Centrum.

  • 2. Onder vaststellen van beleid wordt mede verstaan het wijzigen van beleid, het vaststellen van een besluit van algemene strekking, of het doen van een voorstel aan de deelraad tot het vaststellen van een dergelijk besluit.

Artikel 2: Werkingssfeer verordening

  • 1. Een bestuursorgaan verleent inspraak met betrekking tot een concept-beleidsbesluit.

  • 2. Geen inspraak wordt verleend, indien:

    • a.

      het een besluit betreft dat is gebaseerd op een wet dan wel een daarop gebaseerde regeling dan wel een regeling van de centrale stad die het stadsdeelbestuur geen of nauwelijks beleidsvrijheid biedt;

    • b.

      het een besluit betreft dat van ondergeschikte betekenis is dan wel uitsluitend of hoofdzakelijk om juridisch-technische dan wel redactionele redenen wordt genomen;

    • c.

      het een besluit betreft inhoudende de vaststelling van de begroting, de rekening, een belastingverordening of de vaststelling van tarieven voor gemeentelijke dienstverlening; 

    • d.

      het een besluit betreft dat rechtstreeks voortvloeit uit een besluit waarover inspraak heeft plaats gevonden;

    • e.

      het een besluit betreft dat uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking heeft op interne of organisatorische aangelegenheden van het stadsdeel;  

    • f.

      het belang van de inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur voor kwetsbare groepen in de samenleving.

Artikel 3: Inspraakgerechtigden

  • 1. In gevallen waarbij een concept-beleidsbesluit slechts gevolgen kan hebben of slechts van belang kan zijn voor een deel van het stadsdeel, zijn tot inspraak gerechtigd ingezetenen die in dat deel van het stadsdeel woonachtig zijn dan wel natuurlijke of rechtspersonen die in dat deel van het stadsdeel een belang hebben.

  • 2. Indien ten aanzien van een concept- beleidsbesluit naar het oordeel van het betrokken bestuursorgaan het eerste lid van toepassing is, geeft het bestuursorgaan de begrenzingen aan van het betrokken deel van het stadsdeel.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van organisaties die blijkens hun statuten belangen behartigen die door het desbetreffende concept-beleidsbesluit kunnen worden getroffen of geraakt, en evenmin is het eerste lid van toepassing ten aanzien van de voorbereiding van ruimtelijke plannen of herziening daarvan dan wel de voorbereiding van toepassing van art.19, eerste lid, van de Wet Ruimtelijke Ordening, als bedoeld in art. 6a van de Wet Ruimtelijke Ordening.

  • 4. In de kennisgeving als bedoeld in art. 3:12, derde lid, van de Awb wordt van een beperking van de kring van inspraakgerechtigden als bedoeld in het eerste lid melding gemaakt.

Artikel 4: Vorm van inspraak

  • 1. Inspraakgerechtigden worden in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen naar keuze mondeling of schriftelijk naar voren te brengen.

  • 2. Indien van de gelegenheid om mondeling zienswijzen naar voren te brengen, gebruik wordt gemaakt, worden ook degenen die

    schriftelijk hebben gereageerd, voor de bijeenkomst uitgenodigd.

  • 3. Het bestuursorgaan geeft aan of in een bijeenkomst gelegenheid wordt gegeven tot een gedachtewisseling met inspraakgerechtigden over het concept-beleidsbesluit.

  • 4. Ten aanzien van een concept-beleidsbesluit van algemene strekking kunnen inspraakgerechtigden hun zienswijzen slechts schriftelijk naar voren brengen, tenzij het bestuursorgaan aanleiding ziet in verband daarmee tevens een bijeenkomst te beleggen.

Artikel 5: Bekendmaking inspraak en termijn

  • 1. Het bestuursorgaan maakt naast de in artikel 3:12, eerste lid van de Awb voorziene wijze van bekendmaking, door middel van de website van het stadsdeel Amsterdam-Centrum bekend dat ten aanzien van een concept-beleidsbesluit inspraak wordt geboden.

  • 2. Naast de in artikel 3:12, derde lid, Awb bedoelde gegevens wordt in deze kennisgeving vermeld:  in welke vorm inspraak wordt geboden, welke de termijnen zijn die voor het uiten van zienswijzen worden geboden,  en ingeval gelegenheid tot het geven van een mondelinge zienswijze wordt geboden, waar en wanneer in verband daarmee een bijeenkomst wordt gehouden, en of op die bijeenkomst gelegenheid wordt geboden voor een gedachtewisseling met inspraakgerechtigden. Verder worden in de kennisgeving andere gegevens vermeld, die relevant zijn voor de inspraak op het betreffende concept-beleidsbesluit.

  • 3. Tussen het tijdstip van kennisgeving als bedoeld in artikel 3:12, derde lid, van de Awb en het tijdstip waarop een bijeenkomst als bedoeld in artikel  4, derde lid, wordt gehouden, dan wel het tijdstip tot welke schriftelijk kan worden gereageerd, ligt een periode van zes weken.

  • 4. In het geval dat wettelijke termijnen overschreden dreigen te worden, kan het bestuursorgaan beslissen dat de termijn van inspraak tot vier weken wordt verkort.

  • 5. Het bestuursorgaan kan in geval van complexe beleidsbesluiten beslissen dat de in het derde lid bedoelde termijn voor een door hem aan te geven periode wordt verlengd.

Artikel 6: Verslag

  • 1. Van een inspraakbijeenkomst wordt een schriftelijk verslag opgemaakt dat wordt toegezonden aan degenen die op de presentielijst de voor de toezending van het verslag vereiste gegevens hebben vermeld en aan degenen die schriftelijk hebben gereageerd; daarbij wordt tevens het beleidsvoornemen of het voorgenomen besluit van algemene strekking meegezonden, indien de inspraak heeft geleid tot wijzigingen daarin die van meer dan ondergeschikte betekenis zijn. Het verslag en, zo daartoe aanleiding is, het beleidsbesluit worden tevens gepubliceerd op de website van het stadsdeel. 

  • 2. Van toezending kan worden afgezien, indien het aantal deelnemers aan de bijeenkomst groter is dan 50; in dat geval wordt bekend gemaakt dat het verslag en het beleidsbesluit, voor zover daarin wijzigingen zijn aangebracht die van meer dan ondergeschikte betekenis zijn, kunnen worden ingezien in het Voorlichtingscentrum van het stadsdeel en de wijkcentra. Het verslag en, zo daartoe aanleiding is, het beleidsbesluit worden tevens gepubliceerd op de website van het stadsdeel.

  • 3. Het verslag bevat in ieder geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde procedure;

    • b.

      een zakelijke weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraakbijeenkomst naar voren zijn gebracht, van de eventuele gedachtewisseling alsmede van de schriftelijk ingediende zienswijzen voor zover daartoe gelegenheid is geboden;

    • c.

      vermelding op welke punten de inspraak tot wijzigingen in het beleidsvoornemen of voorgenomen besluit van algemene strekking heeft geleid alsmede een vermelding van de redenen waarom een of meer zienswijzen niet tot een wijziging aanleiding hebben gegeven.

  • 4. Indien het beleidsbesluit ter besluitvorming wordt aangeboden aan de deelraad dan wel ter kennisneming of advies aan een raadscommissie, wordt het verslag ook ter kennis gebracht van de betrokken commissie.

  • 5. Ingeval uitsluitend schriftelijk zienswijzen zijn ingebracht, wordt bij de besluitvorming      dienaangaande aangegeven in hoeverre deze hebben geleid tot een aanpassing van het beleidsbesluit.

Artikel 7: Bijzondere inspraakprocedures

  • 1. Het bestuursorgaan kan voor veel voorkomende of bijzondere beleidsbesluiten een afwijkende procedure voor de inspraak vaststellen.

  • 2. Afschrift van de in het eerste lid bedoelde inspraakprocedures wordt door het  Dagelijks Bestuur aan de deelraad gezonden, ter attentie van de betrokken raadscommissie.

Artikel 8: Wijziging inspraakprocedure

  • 1. Het bestuursorgaan kan bij gewijzigde omstandigheden besluiten de inspraakprocedure tussentijds te wijzigen.

  • 2. Van het besluit tot wijziging wordt kennisgegeven op de in artikel 5, eerste lid, voorziene wijze.

  • 3. Van hun voornemen tot wijziging geeft het bestuursorgaan kennis aan de betrokken raadscommissie.

Artikel 9: Klachtprocedure

  • 1. Ten aanzien van de wijze waarop aan deze verordening in een specifiek geval uitvoering is gegeven alsmede van de wijze waarop een inspraakprocedure heeft plaats gevonden, kan een klacht worden ingediend bij het Dagelijks Bestuur. Een klacht wordt behandeld met inachtneming van afdeling 9.1 van de Awb.

  • 2. Indien een klager niet tevreden is over de behandeling van zijn klacht, kan hij zich wenden tot de gemeentelijke ombudsman; de verordening gemeentelijke ombudsman is in dat geval van toepassing.

Artikel 10: Slotbepaling

De verordening wordt aangehaald als Inspraakverordening Stadsdeel Amsterdam-Centrum.  

Algemene toelichting

Inleiding

In 1996 is een Inspraakverordening vastgesteld voor de centrale stad én de binnenstad. In 2002 heeft het College van B. en W. een notitie in omloop gebracht met de titel ‘Inspraakvernieuwing en burgerinitiatief in het kader van de Wet dualisering gemeentebestuur: Een nieuwe band met de burger’. Als vervolg daarop is een nieuwe, herziene centrale Inspraakverordening tot stand gekomen die op 1 september 2003 in werking is getreden. Het stadsdeel dient over een eigen Inspraakverordening te beschikken.

Zoals in het Programakkoord 2002 – 2006 (PAK) is vastgelegd, streeft het Dagelijks Bestuur een open en transparante bestuursstijl na, een bestuursstijl met veel aandacht voor burgers, ondernemers en bezoekers. In alle bestuurstaken wordt participatie zichtbaar gemaakt. Informatievoorziening over en weer komt de uiteindelijke besluitvorming ten goede zonder de verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden aan te tasten van volksvertegenwoordigers, dagelijks bestuurders, burgers en betrokken organisaties. Onderdelen van het programma 2002-2006 zijn in dit verband actiepunten zoals het vaststellen van een  communicatiebeleid, het  mogelijk maken van referenda en burgerinitiatieven, het  kiezen van een stadsdeelvoorzitter door de bewoners, en, wat hier aan de orde is: het regelen van inspraak van burgers.

De Inspraakverordening is een formeel kader dat als zodanig in het verleden zelden uit de kast is gehaald[1]. In de praktijk bloeit de inspraak in de binnenstad volop, in het bijzonder op de beleidsterreinen van Openbare Ruimte, en Bouwen en Wonen. Een nieuwe Inspraakverordening is niet zozeer nodig om inspraak te brengen waar die voorheen niet aanwezig was, als wel om een gemoderniseerd en transparant kader te bieden in de geest van de gewenste bestuursstijl. 

De door het Dagelijks Bestuur opgestelde concept-verordening is in de maand juni van 2003 voor kommentaar c.q. inspraak verspreid naar raadscommissie, fracties, en wijkcentra. Het voorstel maakte toen deel uit van een geheel met als thema burgerparticipatie waarin ook aan de orde kwamen de door de inwoners gekozen stadsdeelvoorzitter en de concept-verordeningen inzake referendum en burgerinitiatief. De raadscommissie voor Algemene Zaken heeft op 25 november 2003 met het voorstel-Inspraakverordening ingestemd. De behandeling van het referendum en het burgerinitiatief  is opgeschort. Het Dagelijks Bestuur heeft de onderhavige concept-voordracht inzake inspraak uit het geheel losgemaakt en verzelfstandigd, de teksten daaraan aangepast, en de diverse gemaakte opmerkingen verwerkt.

Inspraak en Gemeentewet

Volgens artikel 150 van de Gemeentewet dient de raad, en dat geldt ook voor een deelraad, een inspraakverordening vast te stellen met betrekking tot de wijze waarop burgers bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken. In verband met een wijziging in de Algemene wet bestuursrecht zal het tweede lid van art. 150  in de loop van 2004 komen te luiden:  “De inspraak wordt verleend door toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, voorzover in de verordening niet anders is bepaald “.  Afd. 3.4 betreft de (facultatieve) openbare voorbereidingsprocedure van besluiten in de zin van de Awb.  Het staat de lokale overheid vrij gestalte te geven aan de wijze waarop de inspraak wordt geregeld.

Hoofdlijnen van de regeling

  • Door inspraak geeft het bestuursorgaan gelegenheid tot het naar voren brengen van zienswijzen naar aanleiding van het voornemen van het bestuursorgaan een bepaald beleidsbesluit te nemen.  

  • Het verlenen van inspraak is en blijft het uitgangspunt in de voorbereiding van bestuurlijke besluiten. Wel is de inspraak duidelijker dan voorheen gereserveerd voor degenen die een belang hebben bij de inspraak (art.3). Degenen die niet door een beleidsbesluit kunnen worden geraakt, hebben in het inspraakproces geen belang.

  • Inspraak realiseren is een zaak van het Dagelijks Bestuur. Als het gaat om een besluit dat uiteindelijk de raad moet nemen, wordt de inspraak verwerkt in het concept-besluit dat aan de raadscommissie en deelraad wordt voorgelegd.

  • Bij de behandeling in raadscommissie en deelraad bestaat een afzonderlijk recht van inspreken (voor ieder). Dat is geregeld in het Reglement van Orde van de deelraad en in de Verordening op de raadscommissies. Het inspreken op een agendapunt staat in dit verband ten dienste van de eigen rol van de deelraad en raadscommissies. Veelal gaat het in dat stadium om voor burgers resterende, als het ware uitgezeefde, knelpunten en wensen. Het is aan de deelraad deze al dan niet in de (politieke) afwegingen te betrekken. 

  • Inspraak wordt van oudsher verleend op ‘beleidsvoornemens’. In de verordening is deze term gepreciseerd tot concept- beleidsbesluit, te weten  het geconcretiseerde voornemen van het bestuursorgaan.  Bij inspraak gaat het om een besluit dat nog niet definitief is. Tegelijk dient van een voldoende geconcretiseerd voornemen sprake te zijn: de burger moet kunnen weten wat het bestuur van plan is. Een voornemen sec – in de veelvormige aanloopfasen naar besluitvorming- is in dit verband te vaag of te onbepaald.

  • ‘Beschikkingen’ vallen niet onder de omschrijving, wel wordt inspraak verleend op het vaststellen van beleidsregels, alsmede besluiten van algemene strekking. Een verdere omschrijving van ‘beleid’ wordt niet gegeven. Evenals voorheen dient de werkingssfeer van de verordening  ruim te worden opgevat. Wijzigingen van  beleid vallen onder de regeling.

  • Inspraak wordt in principe verleend, dit hoeft niet van geval tot geval te worden bepaald. Wel zijn daarom uitzonderingen op het verlenen van inspraak specifiek vermeld in art. 2.  Zo heeft inspraak geen zin wanneer het bestuursorgaan geen beleidsvrijheid heeft, het om kleine wijzigingen gaat, en er al inspraak heeft plaatsgevonden. Financiële besluiten zoals begroting, leges en belastingen zijn uitgezonderd omdat aan deze besluiten bij uitstek integrale afwegingen ten grondslag liggen. 

  • De verordening geeft regels voor de vorm van de inspraak, mondeling of schriftelijk naar keuze, bijeenkomst beleggen (art. 4);  voor de wijze van bekendmaking en de termijnen (art. 5); en voor de wijze van verslaglegging en de verspreiding (art. 6). 

  • Omdat inspraak uitgangspunt is evenals het gegeven kader voor de manier waarop, is er flexibiliteit nodig om in de veelvormige bestuurspraktijk de beste vorm te kiezen. Art. 7 geeft daarom aan het DB de mogelijkheid een afwijkende procedure vast te stellen. Dit is met name van belang voor complexe besluiten in de sector Openbare Ruimte (grote herinrichtingen), voor plannen op het gebied van de Ruimtelijke Ordening (ook vanwege de geldende RO-regelingen), en de grote beleidsnota’s. Deze door het DB vast te stellen procedures worden kenbaar gemaakt en aan de betrokken raadscommissies gezonden (art. 7, tweede lid). 

  • Klachten over de inspraak of de uitvoering van de verordening worden behandeld volgens de bij het stadsdeel bestaande klachtenprocedure. Deze is gebaseerd op de klachtregeling in de Algemene wet bestuursrecht. Na de stadsdeelprocedure staat de weg naar de gemeentelijke ombudsman open (art.9).

Doelstellingen van inspraak

Aan de Inspraakverordening 1996 ligt ten grondslag dat inspraak “dient te worden gezien als een systematische inspanning van een bestuursorgaan om gedurende het proces van beleidsontwikkeling en de uitvoering van beleid te kunnen beschikken over standpunten en wensen van burgers, ondernemers en andere overlegpartners.”  Meer concreet worden als doelen van inspraak aangegeven, (1) dat burgers in de gelegenheid worden gesteld het beleid te beïnvloeden, (2) dat de kwaliteit van de besluitvorming kan worden verbeterd door standpunten en ideeën vanuit de samenleving in een vroeg stadium bij de beleidsvorming te betrekken, (3) en het vergroten van het draagvlak voor het te voeren beleid.

Naast het vorenstaande legt het stadsdeelbestuur in de lijn van het Programakkoord, ten behoeve van bewoners, bedrijven en bezoekers, meer de nadruk op inspanningen om de besluitvorming transparant te maken en de participatie te versterken. Een uitvloeisel van deze benadering is dat het Dagelijks Bestuur meer aandacht geeft aan interactieve, bestuurlijke beleidsprocessen in het voortraject van de beleids- en besluitvorming. Dit gebeurt op velerlei manier. Deze activiteit valt buiten de verordening. Denk bijvoorbeeld aan beheergroepen, wijkveiligheidsavonden, buurtvergaderingen, werkconferenties, consultaties, brainstorm-gesprekken, enzovoort. Inspraak als geregeld in de verordening is te beschouwen als het (formele) sluitstuk van dit voortraject. De inspraak en het recht op inspraak knopen (daarna) aan bij tot het totstandgekomen geconcretiseerde beleidsvoornemen.

Dualisme en inspraak

Door de invoering van dualisering zijn de rollen van Dagelijks bestuur en Deelraad scherper geprofileerd. Het Dagelijks Bestuur oefent de bestuurstaken en -bevoegdheden uit, terwijl de deelraad zich concentreert op zijn kaderstellende, controlerende en volksvertegenwoordigende taken en bevoegdheden. Vertaald naar de inspraak houdt dit in dat de raad de (kader)verordening vaststelt die door het DB wordt uitgevoerd. Op de uitvoering kan door de raad controle worden uitgeoefend met de daarvoor geëigende middelen. Hiervoor kunnen signalen van belang zijn die naar voren komen in de volksvertegenwoordigende bezigheden van de raad. Indien het een besluit van de raad betreft, zoals een verordening, zal in de raadscommissie en raad het gelopen inspraaktraject mede aan de orde zijn. Het DB verstrekt dan aan de raadscommissie en de deelraad informatie over de inspraak en de manier van verwerken van de inspraakreacties. Het DB is volgens de Gemeentewet  belast met het voorbereiden van raadsbesluiten. Gaat het om een besluit van het DB zelf dan kan de deelraad dit besluit desgewenst op een andere manier (politiek) aan de orde stellen, bijvoorbeeld door het stellen van vragen of door bespreking in de raadscommissie. Betrekkelijk nieuw is dat de raad, met name gelet op zijn volksvertegenwoordigende rol, middelen heeft om zelf vormen van inspraak te entameren. Ze zijn gerelateerd aan het functioneren van de raad. Er is de mogelijkheid om deskundigen, belanghebbenden of anderen uit te nodigen, al of niet in combinatie met een  door de raad of commissie gekozen thema of onderwerp. Te denken is ook aan buurtbijeenkomsten, en werkbezoeken.

Klachtregeling

Onder de oude verordening was er voor klachten over inspraak een Beklagcommissie werkzaam. Het merendeel van de klachten sinds 1996 is ongegrond of niet-ontvankelijk verklaard. Uit de adviezen van de commissie blijkt wel dat er behoefte is aan een transparantere regeling. De Beklagcommissie is door het centrale bestuur opgeheven. Klachten worden behandeld volgens de intussen in de Algemene wet bestuursrecht tot stand gekomen klachtregeling. Dit houdt in dat klachten kunnen worden ingediend bij het Dagelijks Bestuur dat over de klacht een besluit zal moeten nemen. De raad beschikt over de reguliere mogelijkheden in de (gedualiseerde) verhouding tussen DB en raad dit desgewenst kritisch te volgen. In het Burgerjaarverslag zal de stadsdeelvoorzitter jaarlijks  verslag doen, onder andere over de inspraak en eventuele klachten daarover.

Zienswijze en bezwaar

In de verordening wordt inspraak omschreven als het geven van een zienswijze. Deze terminologie is in overeenstemming met de Algemene wet bestuursrecht: een zienswijze of een bedenking gaat vooraf aan het besluit. In het geval  iemand het met het genomen besluit niet eens is, volgt erna het indienen van een bezwaar, volgens de daarvoor geldende regels van de Awb (bezwaar indienen binnen de scherpe termijn van zes weken na het besluit).

Beschikkingen en zienswijzeprocedure Algemene wet bestuursrecht

Beschikkingen vallen niet onder de Inspraakverordening. De Awb kent voor beschikkingen een eigen, verplichte zienswijzeprocedure. Er is een hoorplicht in het geval het bestuursorgaan een aanvraag tot het geven van een beschikking geheel of gedeeltelijk wil afwijzen. De aanvrager wordt dan in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.Wanneer de voorgenomen beschikking bij anderen dan de aanvrager bedenkingen zou kunnen oproepen, geldt eveneens een hoorplicht. Ook dan wordt de (derde)belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. In het Stadsblad wordt wekelijks informatie over binnengekomen aanvragen gepubliceerd, om gelegenheid voor het indienen van zienswijzen te geven. Dit is geen inspraak als bedoeld in de verordening, al komt het voor een deel daarmee overeen. Het gaat in de Awb bij de hoorplicht om de noodzaak dat het bestuursorgaan uitgaat van de juiste feiten en dat het een juist gewicht kan toekennen aan de belangen die voor de burger van betekenis zijn. Daarvoor is voorafgaand contact tussen burger en bestuursorgaan onontbeerlijk. De Awb gaat er van uit dat het horen zinvol moet zijn. Daarom geldt de hoorplicht niet indien de belanghebbende zelf de feiten al heeft verstrekt, of als een besluit moet worden genomen ongeacht eventuele belangen van een (derde)belanghebbende.

Voorbereidingsprocedure Algemene wet bestuursrecht

De Inspraakverordening komt wat de vorm van inspraak betreft nagenoeg overeen met de (facultatieve) voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht. De wet bevat voorbereidingsprocedures voor besluiten. Deze procedures zullen worden samengevoegd tot een uniforme voorbereidingsprocedure, in 2004. In de verordening wordt naar de bepalingen in de Awb verwezen. De Inspraakverordening bevat verder toevoegingen (website stadsdeel bijvoorbeeld), en bepalingen voor flexibiliteit en doelmatigheid (die het mogelijk maken maatwerk te kiezen voor een bepaalde inspraakprocedure).

Verhouding Algemene wet bestuursrecht en Inspraakverordening

Samenvattend in deze paragraaf hierover het volgende. De Inspraakverordening gaat niet over beschikkingen, omdat de Awb  dit onderwerp regelt zoals hierboven is toegelicht.  De voorbereidingsprocedure van de Awb voor besluiten waarbij grote aantallen belanghebbenden of geïnteresseerden betrokken kunnen zijn is niet dwingend voorgeschreven, maar is in de Inspraakverordening, zoals in bovenstaande paragraaf is aangeduid, overgenomen, met aan het stadsdeel aangepaste toevoegingen waaronder bepalingen om maatwerk te kunnen kiezen. De werkingssfeer van de Inspraakverordening is ruimer dan de Awb-voorbereidingsprocedure die alleen betrekking heeft op ‘besluiten’ in de zin van de Awb, te weten publiekrechtelijke rechtshandelingen. De verordening heeft ook betrekking op besluiten waarvan de inhoud feitelijk van aard is (bv herinrichting), of besluiten tot vaststellen van plannen en beleidsnota’s, of besluiten inzake privaatrechtelijk te voeren beleid. 

Concept-beleidsbesluit

In de Inspraakverordeningen is van oudsher het centrale begrip beleid of  beleidsvoornemens. Dat is ook in modelverordeningen van de VNG zo. Beleid wordt niet precies verder gedefinieerd. Dat is om de werkingssfeer van de verordening ruim te houden. Beleid omvat meer dan de eerder besproken ‘besluiten’ van de Algemene wet bestuursrecht.  Het omvat ook meer dan de ‘beleidsregels’ in de zin van de Awb die betrekking hebben op het bestuursorgaan dat kenbaar moet maken hoe het een  specifieke bevoegdheid uitoefent (afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften in dat kader). Beleid betreft ook voornemens inzake feitelijk handelen van bestuursorganen. Kortom, het is aan het Dagelijks Bestuur  om in de bestuurspraktijk inhoud te geven aan de verordening. Dit is ook nodig gelet op het feit dat een ‘beleidsvoornemen’ een rol kan spelen in vele fasen van de besluitvorming. Het gaat dan om het kiezen van het goede moment van inspraak: het beleidsvoornemen dient voldoende geconcretiseerd te zijn. In de verordening wordt daarom gekozen voor het markeren van het  concept-beleidsbesluit, te weten het geconcretiseerde voornemen van het bestuursorgaan,  als startpunt voor de (formele) inspraakprocedure. Door, vanuit, of namens het bestuursorgaan (DB) wordt kenbaar gemaakt wat het beleidsvoornemen inhoudt, met het oog op besluitvorming door het DB.  Waar het voor de inspraak om draait is dat de burger weet of kan weten wat het bestuursorgaan van plan is. Het behoeft geen toelichting dat in alle fasen heldere en tijdige informatievoorziening zowel over inhoud als procedure een cruciale voorwaarde vormt.

Interactieve beleidsprocessen, beleidsnota’s en inspraak

Interactieve vormen van beleidsvorming gaan in belangrijke mate vooraf aan het inspraakproces. Zij vallen niet onder de Inspraakverordening. Daarvoor is immers een concreet beleidsvoornemen nodig. Daaraan vooraf gaat het in samenspraak met diverse betrokkenen zoeken naar de gewenste of mogelijke beleidsalternatieven. Dit is vanaf het begin een meer open proces.  Het stadsdeel kent daarvan tal van voorbeelden. Te denken is onder meer aan de totstandkoming van wijkveiligheidsplannen, de Woonvisie, de gebiedsgerichte aanpak van de Czaar Peterbuurt, en de herinrichting van pleinen. Wanneer deze processen in concrete beleidsvoornemens van het bestuursorgaan uitmonden die moeten leiden naar beleidsbesluiten is de Inspraakverordening van toepassing. Wanneer het gaat om veel omvattende, grote beleidsnota’s is het doorgaans zo dat aan de totstandkoming en de vaststelling ervan vele stadia vooraf gaan. Gebruikelijk is bijvoorbeeld dat op verschillende manieren aan deskundige of belanghebbende organisaties of burgers specifiek om een inbreng wordt gevraagd. Die wordt gebruikt om tot een concept te komen. Het is van belang in dit proces een moment vast te stellen waarop een totstandgekomen concept-nota door het DB wordt vrij gegeven voor (formele) inspraak. Dan kunnen degenen die in het voortraject nog niet waren betrokken dan wel met de verwerking van hun inbreng niet tevreden zijn, in het inspraakproces (opnieuw) aan de beurt komen. Het DB heeft de mogelijkheid aan het begin helderheid te scheppen over het proces door het nemen van een besluit waarin de procedure wordt vastgelegd, eventueel met gebruikmaking van art. 7  waardoor de inspraak op maat kan worden gesneden. Dit besluit ex art. 7 kan ook worden genomen wanneer het DB overgaat tot het vaststellen van een concept-beleidsnota. Ziet het DB geen aanleiding voor de inspraak een specifiek besluit te nemen, dan blijft de standaardprocedure als vastgelegd in de Inspraakverordening van toepassing. Dit betekent als gezegd dat zodra sprake is van een geconcretiseerd beleidsvoornemen de in de verordening beschreven inspraakprocedure moet worden gevolgd. 

Samenvatting besluitvormingsproces en inspraak

Het stramien van de verordening gaat in hoofdzaak uit van het volgende besluitvormingsproces:

1. Een open, interactief  voortraject (van het DB; de deelraad en commissies steken eigen voelhorens en antennes uit) waarin velerlei vormen van inbreng worden georganiseerd, of mogelijk zijn, en waarin de beleidsvoornemens in meerdere of mindere mate nog moeten uitkristalliseren; dit betreft nog geen inspraak in de zin van de verordening.  

2. Na het totstandkomen  van een geconcretiseerd voornemen van het bestuursorgaan wordt dit  kenbaar gemaakt of ´vrij gegeven’ voor inspraak als bedoeld in de verordening.

3. Voor de niet in het (al dan niet interactieve) voortraject betrokken burgers of belanghebbenden is er nu formeel gelegenheid een zienswijze te geven. Ook degenen die menen dat met hun inbreng in het voortraject niet voldoende is gedaan, hebben gelegenheid hun zienswijze te uiten.

4. Het Dagelijks Bestuur verwerkt een en ander, komt terzake tot een besluit, neemt het in uitvoering als het besluit tot de bestuurscompetentie van het DB behoort.

5. Het besluit wordt kenbaar gemaakt aan de deelraad. In bepaalde gevallen wordt het ter bespreking aan een raadscommissie gezonden. Het gaat via een raadscommissie ter besluitvorming naar de deelraad indien het tot de competentie van de  deelraad behoort om het besluit te nemen.

6. Bij de behandeling in de raadscommissie of deelraad is er –volgens de op die organen  toepasselijke regelingen- recht op inspreken voor ieder die daartoe behoefte heeft.

7. Na behandeling in raadscommissie of deelraad is het besluit rijp voor uitvoering.

De praktijk van inspraak

Het verlenen van inspraak is in het stadsdeel een vanzelfsprekendheid. In het Stadsblad wordt wekelijks en sinds enige tijd ook permanent via de website van het stadsdeel bekend gemaakt welke voornemens van besluiten bestaan, wordt om zienswijzen gevraagd, en wordt geattendeerd op inspraakavonden. Zowel op het beleidsterrein van Openbare Ruimte als dat van Bouwen en Wonen is standaard dat voor beleidsvoornemens van enige omvang zoals plannen voor herinrichting en bouw- en bestemmingsplannen een (informatie-  en) inspraakavond wordt belegd. Gebruikelijk is ook dat vooraf informatie wordt geboden via de website of in daarvoor belegde bijeenkomsten. 

-----------------------------------------

[1]  Sinds 1996 zijn volgens opgave van de Beklagcommissie over ingediende klachten 13 adviezen aan de gemeenteraad uitgebracht. Het merendeel van de klachten is ongegrond of niet-ontvankelijk bevonden. Enkele betroffen bevoegdheden van de centrale stad. Daarnaast zijn 15 klachten ingediend die zijn ingetrokken na bemiddeling van de Beklagcommissie.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Eerste lid,

ad b

In de oude verordening stonden als bestuursorganen genoemd de raad, het college en de burgemeester.

In het stadsdeel neemt het Dagelijks Bestuur uiteraard de plaats in van het college. In plaats van de burgemeester wordt nu de stadsdeelvoorzitter genoemd. Aan de stadsdeelvoorzitter zijn weliswaar nog geen bevoegdheden gedelegeerd zoals in het kader van de binnengemeentelijke decentralisatie aan het Dagelijks Bestuur is geschied, maar wel heeft de burgemeester bepaalde bevoegdheden aan de stadsdeelvoorzitter(s) gemandateerd.  Door deze worden op basis daarvan namens de burgemeester besluiten genomen. Een voorbeeld hiervan betreft de in art. 2.16 APV opgenomen bevoegdheden (straatartiesten). Indien het om beleidsbesluiten gaat zijn deze voor inspraak vatbaar. Hierbij wordt aangetekend dat in de herziening van de Verordening op de Stadsdelen in 2004 mede wordt bezien of er bevoegdheden aan de stadsdeelvoorzitters kunnen worden gedelegeerd.  Ook dan treedt de stadsdeelvoorzitter als zelfstandig bestuursorgaan op, ook al is dit binnen het collegiale bestuur van het DB (zoals Burgemeester en College).  

De (deel)raad is als afzonderlijk orgaan uit de verordening gehaald om de rollen duidelijk gescheiden te houden. Het zwaartepunt van de inspraak ligt in de beleidsvoorbereiding die door het DB ter hand wordt genomen. In de gevallen dat de deelraad tot een besluit moet komen, zoals voor het vaststellen van een verordening, wordt door het DB inspraak verleend inzake zijn voorstel aan de deelraad tot het doen vaststellen van die verordening. De deelraad kan vervolgens laten inspreken over dit onderwerp in commissie of raad. Meestal vindt aldus filtering plaats van de kritische aspecten in het voorstel. Voorstanders van het besluit spreken doorgaans niet (meer) in. De kritische momenten zijn dan uitgezeefd en worden (politiek) gewogen door de commissie en uiteindelijk door de deelraad. Dit orgaan hoeft de inspraak niet in zijn geheel over te doen. Dit zou inefficiënt zijn en niet passen bij de kaderstellende rol van de deelraad.

ad c

De term inspraakgerechtigde verwijst naar het recht op inspraak dat ingezetenen van het stadsdeel hebben, alsmede personen of vertegenwoordigers van organisaties die (statutair) een belang in het stadsdeel hebben. Dit houdt bijvoorbeeld in dat in de binnenstad gevestigde bedrijven doorgaans inspraakgerechtigd zijn. Ook bezoekers van de binnenstad kunnen een belang hebben, die hen inspraakgerechtigd maakt. Het zal duidelijk zijn dat de kring van inspraakgerechtigden ruim tot zeer ruim kan zijn. Maar niet iedereen heeft altijd het recht op het geven van zijn zienswijze. Inspraak is geen vrijbrief zich te bemoeien met concept-besluiten die iemand geenszins kunnen raken.

ad d

De term ‘concept-beleidsbesluit’ is gekozen ter vervanging van het woord ‘beleidsvoornemen’ dat tot dusver in de (centrale) verordening is gebezigd. Dit heeft tot doel om beter tot uitdrukking te brengen dat het in de inspraak, en bij het recht op inspraak, gaat om een geconcretiseerd voornemen van het Dagelijks Bestuur. De aanduiding beleidsbesluit  is gekozen om te laten zien dat het bij inspraak niet om beschikkingen gaat, t.w. besluiten die gericht zijn op (een) specifieke belanghebbende (n). Verder geeft deze aanduiding aan dat een breed terrein van overheidshandelen onderwerp van inspraak kan zijn (de verderop genoemde uitzonderingen daargelaten). Hieronder vallen ook de geconcretiseerde voornemens tot wijziging van bestaand beleid. Het stadsdeelbestuur  zet meer en meer in op open en interactieve  beleidsprocessen. Dat is een manier om meer burgers bij de beleidsvorming in een eerdere fase te betrekken, om tot beter beleid te komen, en om draagvlak te verwerven. Te denken is bijvoorbeeld aan consultaties, werkbezoeken en gedachtewisselingen van DB of portefeuillehouder met burgers, organisaties of bijzondere deskundigen. Te denken is ook aan beheergroepen. Een ander voorbeeld betreft  de jaarlijkse opstelling van buurtwijkveiligheidsplannen. Op avondbijeenkomsten in een buurt kunnen actiepunten worden aangedragen en gekozen. Dit is een interactief proces om te komen tot een goed plan. Dit is geen inspraak in de zin van de verordening. Die is pas aan de orde als een geconcretiseerd voornemen van het bestuursorgaan is tot stand gekomen en beschikbaar is.  Inspraak kan plaats vinden indien de burger weet of kan weten wat het bestuursorgaan van plan is. Bij de totstandkoming van beleidsnota’s wordt veelal een weg gevolgd van een interactief voortraject,  waarin deskundigen en belangenorganisaties worden betrokken, waarna een concept-nota door het DB wordt vastgesteld, welk besluit na inspraak, en eventuele wijziging, door de raadscommissie en deelraad als beleidskader wordt aanvaard dan wel in gewijzigde vorm wordt vastgesteld.   

ad e

In tegenstellling tot beschikkingen vallen besluiten van algemene strekking onder de Inspraakverordening. Te denken is aan algemeen verbindende voorschriften zoals een verordening die voorschriften bevat waaraan burgers zich moeten houden. Deze worden door de deelraad vastgesteld. Het DB verzorgt in het voortraject de inspraak om te komen tot een voorstel aan de deelraad.

Ook het Dagelijks Bestuur kan besluiten van algemene strekking nemen. Bij deze besluiten gaat het niet om het in leven roepen van het voorschrift zelf.  Dat is een bevoegdheid van de deelraad. Gedoeld wordt op besluiten ter uitvoering van een verordening die een voorschrift op een bepaalde plek of tijd concretiseren.  Een voorbeeld hiervan is het benoemen van een plein waar geen alcohol mag worden genuttigd. De mogelijkheid tot het nemen van zo een besluit is in de APV gegeven. Dit besluit is van algemene strekking omdat het op die plaats voor ieder geldt. Een ander voorbeeld is het instellen van een parkeergebied (op grond van de Parkeerverordening), of het besluit tot het instellen van een verkeersregime (op grond van de Wegenverkeerswet, het RVV, resp. het delegatiebesluit van de deelraad).

Artikel 2 Werkingssfeer verordening

De Inspraakverordening bestrijkt een breed terrein. De omschrijving van datgene waarover inspraak wordt gegeven, is tamelijk open gehouden. Het uitgangspunt van de regeling is immers dat het bestuursorgaan in principe inspraak geeft, en dat het bestuursorgaan zich actief inspant om inspraak inhoud te geven. Aan de andere kant moet inspraak voor de burger zinvol zijn. Ook zijn

tijdverlies, dubbel werk en herhalingen van zetten, niet bevorderlijk voor een goede verhouding tussen bestuursorgaan en burger. Met het oog hierop wordt evenals in de oude verordening een aantal uitzonderingen op de inspraak opgenomen. Zo leent een besluit waarin het stadsdeelbestuur geen beleidsvrijheid heeft, zich niet voor inspraak, omdat de burger geen invloed kan uitoefenen om een ander besluit tot stand te laten komen. In zekere zin geldt dit ook voor de uitzondering ter bescherming van kwetsbare groepen in de samenleving. Deze bepaling is van  oudsher opgenomen omdat sommige besluiten, zoals de vestiging van een bepaalde voorziening, door het bestuursorgaan moeten kunnen worden genomen in weerwil van daartegen bestaande grote weerstanden.  Weliswaar houdt inspraak niet in dat het bestuursorgaan daaraan gebonden is, en zal het bestuursorgaan steeds uiteindelijk zijn eigen afwegingen dienen te maken, maar het geven van inspraak terwijl de kern van het besluit naar het oordeel van het bestuursorgaan op voorhand niet veranderbaar is,  is niet zinvol. Vanzelfsprekend ontslaat dit het bestuursorgaan niet van de plicht optimale duidelijkheid en informatie vooraf te bieden. Een andere uitzondering betreft de financiële besluiten, zoals die over tarieven, belastingen, leges en begroting.  Het gaat hier om besluiten waarin bij uitstek, in bestuurlijke en politieke zin integrale afwegingen aan de orde zijn, die in het samenspel tussen DB en deelraad tot stand  komen. De burger heeft hierbij, geholpen door tijdige en goede informatie van het DB, de beschikking over de kanalen van de belangenorganisaties, de fracties van de politieke partijen, en de behandeling in raadscommissies en deelraad, om invloed uit te oefenen.  

Artikel 3 Inspraakgerechtigden

Inspraak is bedoeld om ingezetenen de gelegenheid te geven het besluitvormingsproces te kunnen beïnvloeden inzake besluiten die hen kunnen betreffen of raken. Het is niet de bedoeling van inspraak dat ieder zijn zienswijze kan geven, ook al wordt hij in het geheel niet geraakt door het voorgenomen beleid. Daarom brengt art. 3 een beperking aan. Hierdoor krijgen degenen die het werkelijk aangaat meer ruimte. Deze kunnen zich desgewenst –op de rechtsgeldige manieren- laten vertegenwoordigen door wie zij willen. De beperking is op deze laatsten niet van toepassing. De beperking betekent overigens niet dat te verwachten valt dat de kring van inspraakgerechtigden sterk wordt beperkt. Zo kunnen organisaties die statutair bepaalde belangen behartigen, inspreken over beleidsbesluiten op die terreinen. In het geval dat onduidelijkheid  bestaat over de vraag wie kunnen inspreken, zal het Dagelijks Bestuur de grenzen dienen aan te geven; het spreekt vanzelf dat in geval van twijfel de grenzen ruim dienen te worden getrokken. Met de aanduiding ‘gevolgen hebben’wordt  niet gedoeld op de eventuele financiële consequenties van een besluit. Een beleidsmaatregel zal in de regel geld kosten.

In het derde lid wordt bepaald dat de in het eerste lid aangegeven beperking niet geldt voor organisaties die blijkens hun statuten belangen behartigen die door het concept-besluit kunnen worden geraakt. De statuten moeten op dit punt helderheid verschaffen. Verder is in het derde lid een uitzondering gemaakt in verband met art. 6a  van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. De kring van inspraakgerechtigden is daarin ruimer getrokken dan in het eerste lid van art. 3.   

Artikel 4 Vorm van inspraak

Uitgangspunt voor inspraak is het in de gelegenheid stellen mondelinge zienswijzen in te dienen. Dat is in het stadsdeel op het moment ook de gebruikelijkste manier: het organiseren van een inspraakavond, in combinatie met (daaraan al of niet voorafgaande) informatieverstrekking. Te denken valt onder meer aan het Stadsdeelnieuws, en aan bewonersbrieven. Op de website en in de wekelijkse stadsdeelpagina van het Stadsblad worden deze  avonden aangekondigd. Ook komt het voor dat gericht aan (belangen)organisaties en instellingen schriftelijk een reactie wordt gevraagd over concept-beleidsbesluiten. Deze hebben dan wel al concrete vorm aangenomen. In een eerder stadium vindt ook veel overleg plaats en een uitwisseling van gedachten en informatie. Doorgaans zijn bestuurders  hierin voor hun eigen portefeuille ook actief. Deze interactieve processen gaan aan inspraak vooraf, of staan daarnaast. Zo bestaan er gemengde beheergroepen (bewoners en ambtenaren), zijn er wijkveiligheidsoverleggen, is er het integraal Burgwallenoverleg, en zo meer.  

In het vijfde lid is bepaald dat voor besluiten van algemene strekking een schriftelijke ronde wordt belegd, bijvoorbeeld bij een verordening.  Dit levert doorgaans een beter resultaat op. Indien een dergelijk besluit zodanig leeft dat een goede opkomst is te verwachten of indien het DB om een andere reden aanleiding ziet een bijeenkomst te beleggen, kan dit volgens het vijfde lid ook.

Door actief gebruik te maken van art. 7  (Bijzondere inspraakprocedures) kan het bestuursorgaan in een schriftelijke uitnodiging voor een inspraakbijeenkomst de mogelijkheid opnemen dat belanghebbenden schriftelijk dan wel per e-mail reageren. De stadsdeelraad heeft een hiertoe strekkende motie aangenomen.

Artikel 5 Bekendmaking inspraak en termijn

In deze bepaling wordt uitgegaan van enkele voorzieningen in de Awb. Zo is de standaardtermijn van zes weken die in het derde lid wordt gekozen, overeenkomstig het bepaalde in de Awb. Daarvan mag  bij verordening worden afgeweken. In het vierde lid is daarvan gebruik gemaakt door het bestuursorgaan de bevoegdheid te geven de termijn te verkorten tot vier weken in het geval dat wettelijke termijnen overschreden dreigen te worden.

Het in het eerste lid vermelde art. 3:12, eerste lid van de Awb,  houdt in dat kennis wordt gegeven door middel van “een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huis-bladen of op een andere geschikte wijze”. In het eerste lid van artikel 5 wordt daarnaast nadrukkelijk bepaald dat ook de eigen website van het stadsdeel  hiervoor gebruikt moet worden. In de kennisgeving dient vermeld te worden waar en wanneer de stukken ter inzage liggen (art. 3: 12, derde lid) en daarnaast, in welke vorm inspraak wordt geboden, welke termijnen voor het uiten van zienswijzen bestaan, en waar en wanneer de bijeenkomst wordt gehouden. Daarbij dienen ook andere gegevens te worden vermeld die relevant zijn voor de inspraak. Welke dat zijn, is niet precies op voorhand aan te geven. Wel is zeker dat –ook in dit verband-  veel aandacht nodig is voor het aangeven van de kaders van inspraak: wat ligt om welke reden dan ook al vast, en in hoeverre is sprake van een voornemen waarover een zienswijze kan worden geuit die tot een wijziging kan leiden. 

Artikel 6 Verslag

Aan het verslag wordt een aantal eisen gesteld. Belangrijk is dat zowel bij mondelinge als schriftelijke reacties wordt aangegeven op welke punten de inspraak tot wijzigingen heeft geleid. Het verslag wordt toegezonden aan degenen die op de presentielijst zijn vermeld, en tevens aan degenen die schriftelijk hebben gereageerd.  Het verslag wordt tevens gepubliceerd op de website van het stadsdeel. Indien het aantal deelnemers groter was dan 50 wordt het verslag ter inzage gelegd in het Voorlichtingscentrum van het stadsdeel, en de wijkcentra, en eveneens op de website beschikbaar gesteld. Dit wordt bekend gemaakt op de gebruikelijke manier, via de website en de pagina in het huis-aan-huis-blad.

In art. 6, derde lid, onder b, wordt gesproken van ‘de’ zienswijzen; de formulering houdt in dat dit voor alle naar voren gebrachte zienswijzen geldt.  

Artikel 7 Bijzondere procedures

Op het eerder beschreven stramien van de besluitvorming moeten in de bestuurspraktijk variaties mogelijk zijn met het oog op de nodige flexibiliteit en doelmatigheid. Het is verder uit een oogpunt van overzichtelijkheid bezwaarlijk allerlei speciale regelingen en uitzonderingen in de verordening te regelen. Om deze redenen is in het eerste lid de bevoegdheid verleend van de in de verordening opgenomen standaardprocedure af te wijken. Dit kan zowel een beperking als een toevoeging inhouden (bijvoorbeeld het opnemen zoals eerder vermeld van een reactiemogelijkheid in de schriftelijke uitnodiging voor een inspraakbijeenkomst).

Een voorbeeld van een veel voorkomende procedure is die welke thans –naar tevredenheid- gevolgd wordt bij herprofileringen die niet als complex zijn aan te merken. Na bespreking van knelpunten, doorgaans in de betreffende beheergroep,  wordt –indien dit in de planning past- ambtelijk een voorstel ontwikkeld,  rekening houdend met vaste beleidskaders zoals het handboek Openbare Ruimte, dat na machtiging van de portefeuillehouder wordt bekend gemaakt en in een inspraakavond wordt voorgelegd. Een en ander mondt uit in een voorstel aan het DB waarin ook wordt aangegeven wat de inspraak heeft behelsd en wat wel of niet in het voorstel is aangepast. Na het DB-besluit is er geen inspraak meer (en wordt het voorstel eventueel ter bespreking aan de raadscommissie gestuurd). Deze procedure kan als standaardprocedure worden vastgelegd. 

Het kan ook zijn dat het beleidsbesluit complexer is,  meer tijd en zorgvuldige voorbereiding vraagt of meer inspanning uit een oogpunt van participatie en inspraak dan normaal gesproken het geval zal zijn. In die gevallen kan het DB voor wat de inspraak betreft een afzonderlijke procedure vaststellen. Dit zal doorgaans nodig zijn bij de grote beleidsnota’s. In de vast te stellen procedure zal ook aandacht kunnen worden gegeven aan de verhouding tussen het (open) voortraject tot de (formele) inspraakprocedure, en de verhouding tot het  het politieke besluitvormingsproces. Ook de raad en raadscommissies zullen hierbij doorgaans behoefte hebben aan informatie en tijdige, eigen meningsvorming.

Voor bestemmingsplannen kan op sommige punten een afwijkende procedure wenselijk zijn. Zo is het meezenden van het bestemmingsplan met het verslag van een daarover gehouden inspraakavond (hetgeen door art. 6, eerste lid wordt verlangd) niet goed mogelijk. Er wordt van de inspraakavond eerst een verslag gemaakt dat wordt toegezonden aan degenen die aanwezig waren met de mogelijkheid daarop te reageren. Daarna wordt een rapportage gemaakt waarin verantwoording wordt afgelegd over de gemaakte keuzes in het plan. Het verslag en de rapportage worden opgenomen in de toelichting op het bestemmingsplan. Degenen die hebben ingesproken kunnen tijdens de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan zien hoe er op de inspraakreacties is gereageerd. Degenen die hebben ingesproken worden geïnformeerd over de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan. Deze inspraakprocedure werkt in de praktijk naar tevredenheid, en berust voor een deel op het Besluit Ruimtelijke Ordening 1985. Artikel 7 biedt de ruimte de vorenaangeduide inspraak procedure afzonderlijk vast te stellen. Dit geldt ook voor de termijnen die in de praktijk worden gehanteerd voor de concept-plannen en de art. 19-procedures.  

De afwijkende procedures dienen als uitvoeringsbesluit door het DB te worden vastgesteld en bekendgemaakt. Volgens het tweede lid moet daarvan een afschrift worden gezonden aan de deelraad ter attentie van de betrokken raadscommissie. Hierdoor worden de (afwijkende) procedures voor ieder inzichtelijk en kan de deelraad controle over de uitvoering van de verordening uitoefenen.