Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Vlist

Besluit maatschappelijke ondersteuning Vlist 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Vlist
Officiële naam regelingBesluit maatschappelijke ondersteuning Vlist 2013
CiteertitelBesluit maatschappelijke ondersteuning Vlist 2013
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-10-201301-01-2017Nieuwe regeling

08-10-2013

De IJsselbode, 15-10-2013

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning Vlist 2013

Burgemeester en wethouders van de gemeente Vlist;

Besluiten vast te stellen:

Besluit maatschappelijke ondersteuning Vlist 2013 -Uitvoeringsregels en financiële besluiten

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Langdurig noodzakelijk en goedkoopst compenserend

Een voorziening wordt alleen toegekend wanneer deze langdurig noodzakelijk is om de in de verordening genoemde resultaten te bereiken. De gemeente gaat bij de toekenning uit van de goedkoopst compenserende voorziening.

Uitzondering hierop is de hulp bij het huishouden waarbij vanwege een acute, kortdurende situatie een voorziening kan worden getroffen.

Artikel 2. Voorliggend op een individuele verstrekking

De aanvrager dient te allen tijde de eigen mogelijkheden, algemeen gebruikelijke en voorliggende voorzieningen aan te spreken. Waar nodig neemt de aanvrager het initiatief om professionele of vrijwilligersorganisaties (maatschappelijke middenveld) aan te spreken.

Artikel 3. Overgangsrecht

Voor woon- en vervoersvoorzieningen die verstrekt zijn voor 1 februari 2012 geldt geen eigen bijdrage gedurende de lopende indicatietermijn, met uitzondering van de scootmobielen die in de periode van 1 februari 2010 en 1 februari 2012 zijn verstrekt. Hiervoor geldt vanaf 1 april 2012 een eigen bijdrage.

Artikel 4. Persoonskenmerken

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager, wordt bij het onderzoek aandacht besteed aan:

  • a.

    De algemene gezondheidstoestand

  • b.

    De beperkingen die aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek.

  • c.

    De woning en de woonomgeving

  • d.

    Het psychische en sociaal functioneren

  • e.

    De sociale omstandigheden

  • f.

    Uitgavenpatroon

Ook de hoogte van het inkomen en het reguliere uitgavenpatroon spelen een rol bij de beoordeling. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat bepaalde reguliere lasten aanzienlijk lager zijn, denk hierbij aan het (deels) vrijvallen van de hypotheeklasten. Op basis van de normen van het NIBUD kan worden vastgesteld hoeveel ruimte er in de woonlasten zit. Indien blijkt dat er in het inkomen een groter deel aan woonlasten besteedbaar is dan dat de belanghebbende feitelijk uitgeeft, kan dit deel worden ingezet om zelf in de maatregel(en) te voorzien.

Tevens geldt dat als de belanghebbende voorafgaand aan de aanvraag al bepaalde uitgaven had die vergelijkbaar zijn met de resultaten die in de verordening genoemd worden, het college dit beschouwt alszijnde dat de aanvrager zelf in staat was én is om in de maatregel(en) te voorzien. Denk hierbij aan de huishoudelijke hulp die men al had, of de auto die verkocht wordt en waarvoor een scootmobiel voor in de plaats moet komen. De (on)mogelijkheden in de individuele situatie van de belanghebbende maken altijd deel uit van de besluitvorming.

Hoofdstuk 2. Beoordeling van de te bereiken resultaten

Paragraaf 1. RESULTAAT 1 - EEN SCHOON EN LEEFBAAR HUIS

Artikel 5. Inleiding

Tot het hebben van een schoon en leefbaar huis behoren de zware en lichte huishoudelijke werkzaamheden. Het gaat daarbij concreet om zaken als het stofzuigen van de woning, het soppen van badkamer, keuken, toilet, het dweilen van vloeren en het schoonhouden van de overige ruimten die onder de compensatieplicht vallen.

Het niveau sociale woningbouw wordt hierbij als uitgangspunt genomen. Dit zijn de genoemde ruimten die voor dagelijks gebruik noodzakelijk zijn. Daarbij kunnen persoonskenmerken en behoeften het noodzakelijk maken hiervan af te wijken.

Artikel 6. Afwegingskader
  • 1. Het gaat om alle activiteiten met betrekking tot het schoon en leefbaar houden van het huis: exclusief de tuin, maar inclusief terras, balkon en berging.

  • 2. Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn.

    Als algemeen gebruikelijk wordt in ieder huishouden geacht aanwezig te zijn:

    • *

      Gebruikelijke schoonmaakartikelen en -apparaten:

    • *

      Wasmachine incl. sokkel

    • *

      Wasdroger incl. sokkel

    • *

      Vaatwasmachine

    • *

      De glazenwasser voor het wassen van de buitenzijde van ramen

    Voorliggende voorzieningen zijn:

    • ·

      Vrijwilligersdiensten

    • ·

      Mantelzorg

    • ·

      AWBZ zorg

    • ·

      Verstrekking of vergoeding vanuit de zorgverzekeraar

    • ·

      Al aanwezige particuliere hulp

  • 3.Geen of gedeeltelijke verstrekking

    Vervolgens beoordeelt het college of er andere eigen mogelijkheden zijn.

    Hierbij kan gedacht worden aan de situatie waarin men al jaren op eigen kosten iemand voor deze werkzaamheden inhuurt. Als tegelijk met het optreden van de beperking geen inkomenswijziging heeft plaatsgevonden en er geen aantoonbare meerkosten zijn in relatie tot de handicap, is het oordeel in zijn algemeenheid dat er geen compensatie nodig is, omdat het probleem al opgelost is. Dit is uiteraard anders als aangetoond kan worden dat er zodanige wijzigingen zijn dat het niet meer mogelijk is deze hulp zelf te betalen. Is sprake van een latrelatie, dan zal de gemeente nagaan of en in hoeverre de partner bij kan dragen aan het huishouden.

  • 4. Daarna beoordeelt het college of er sprake is van gebruikelijke zorg. De wijze waarop de gebruikelijke zorg wordt beoordeeld staat omschreven in de meest recente versie van de ‘Indicatierichtlijn Hulp bij het huishouden Gemeente Vlist’. Van gebruikelijke zorg is sprake indien er een huisgenoot aanwezig is, die in staat kan worden geacht het huishoudelijk werk over te nemen.

  • 5.Individuele voorziening

    Als al het voorafgaande niet kan leiden tot een oplossing van het probleem, zal het college compenseren.

  • 6. De compensatieplicht is beperkt tot het schoon en leefbaar houden van een woning met het niveau sociale woningbouw. Bij het begrip ‘sociale woningbouw’ moet gedacht worden aan woningen met een indeling en afmeting als flats/appartementen en rijtjeshuizen zoals die in de sociale huur- en koopsector gebruikelijk zijn.

  • 7. Ten behoeve van de hulp bij het huishouden worden onderstaande regels toegepast:

    • a.

      Het college onderscheidt drie soorten hulp bij het huishouden:

      • o

        HH1 - voorwaarde: stabiele (gezins)situatie waarbij naast eenvoudige zware en lichte huishoudelijke werkzaamheden geen andere ondersteuning geboden hoeft te worden

      • o

        HH2 - voorwaarde: gelijk aan HH1 met uitbreiding van was en/of boodschappen en/of maaltijden

      • o

        HH3 - voorwaarde: er is sprake van een ontregelde (gezins)situatie waardoor naast huishoudelijke ondersteuning ook behoefte is aan ondersteuning op het gebied van anderen helpen bij zelfverzorging en/of dagelijkse organisatie van het huishouden en/of advies, instructie en voorlichting en/of psychosociale begeleiding gericht op het huishouden. Bij het bepalen van de omvang van de huishoudelijke hulp past het college de Indicatierichtlijn Hulp bij het Huishouden gemeente Vlist toe die separaat door het college is vastgesteld.

    • b.

      De hulp bij het huishouden kan door het college worden toegekend in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget.

      Bij een persoonsgebonden budget wordt het bedrag van dit persoonsgebonden budget afgegeven als tegenwaarde van de hulp in natura.

      Daarbij moet altijd vast staan dat het te bereiken resultaat gerealiseerd zal worden, zodat er sprake is van compensatie.

  • 8. Het college houdt rekening met de belangen en belastbaarheid van mantelzorgers.

    Soms komt de mantelzorger aantoonbaar niet toe aan een bijdrage tot een schoon en leefbaar huis van de verzorgde. Dat zou kunnen als gevolg van (dreigende) overbelasting. Dan kan op naam van de verzorgde zorg in naturaworden ingezet.

    Ook is het denkbaar dat de mantelzorger niet kan toekomen aan het schoonmaken van het eigen huis. Dan zou de verzorgde in plaats vannaturahulp een Persoonsgebonden budget kunnen aanvragen en dat kunnen gebruiken om de mantelzorger te betalen, die op zijn beurt met dat geld hulp in eigen huis kan bekostigen.

Artikel 7. Financiële besluiten
  • 1.Vaststelling Persoonsgebonden budget

    Het Persoonsgebonden budget wordt als volgt vastgesteld:

    • a.

      Een Persoonsgebonden budget is gebaseerd op het werkelijke aantal geïndiceerde uren/minuten.

    • b.

      De benodigde hulp wordt geïndiceerd in uren en minuten.

    • c.

      Als uurtarief geldt een bedrag van € 13,00 per uur voor een particuliere hulp (Alfahulp). Dit bedrag is inclusief alle bijkomende kosten.

    • d.

      In bijzondere gevallen, waarin een particuliere hulp (alpha-hulp) niet voldoet, kan een afweging van belangen er toe leiden dat een hoger uurtarief wordt vastgesteld tot een maximum van het uurtarief geldend voor de zorg in natura. Dit uurtarief is inclusief alle bijkomende kosten.

  • 2.Overgangsregeling

    Cliënten die voor de inwerkingtreding van dit besluit Hulp bij het huishouden toegekend hebben gekregen komen tot de herindicatiedatum, doch uiterlijk tot 31 december 2014, in aanmerking voor een overgangsregeling. Tot de genoemde datum geldt dat zij het tarief ontvangen voor zorg in natura, verminderd met een overheadpercentage van 25%.

  • 3.Betaling

    • ·

      Het Persoonsgebonden budget wordt bruto uitbetaald, dit betekent dat achteraf door het CAK de vaststelling én inning van de eigen bijdrage plaatsvindt.

    • ·

      Het Persoonsgebonden budget wordt als voorschot per kwartaal uitbetaald.

  • 4.Verantwoording en terugvordering

    • ·

      De financiële verantwoording van een Persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden vindt plaats voor 1 februari na afloop van elk kalenderjaar. De budgethouder dient voor de verantwoording gebruik te maken van het door de gemeente aangeleverde verantwoordingsformulier (zie bijlage 1). Bij beëindigen van de hulp bij het huishouden gedurende de looptijd van een jaar dient de financiële verantwoording van een Persoonsgebonden budget plaats te vinden binnen zes weken na de beëindigingsdatum.

    • ·

      Indien uit de verantwoording van een Persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden blijkt dat het toegekende budget niet volledig besteed is, zal het verschil terug betaald moeten worden aan de gemeente. Hierbij zal rekening worden gehouden met een vrij te besteden bedrag dat gelijk is aan 1,5% van het geïndiceerde budget met een minimum van € 100,00 per jaar en een maximum van € 250,00 per jaar.

  • 5.Ondersteuning Persoonsgebonden budget-houders

    De gemeente heeft een contract afgesloten met de Sociale Verzekeringsbank voor het ondersteunen van Persoonsgebonden budget-houders. Kunnen Persoonsgebonden budget-houders kunnen kosteloos van deze ondersteuning van de SVB gebruik maken. De service omvat onder andere: toegang tot het kenniscentrum van de SVB, modelovereenkomsten, collectieve verzekeringen voor wettelijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand, doorbetaling bij ziekte van de zorgverlener, hulp arbodienst bij ziekte van de zorgverlener, uitvoering van de salarisadministratie.

Paragraaf 2. RESULTAAT 2 - WONEN IN EEN GESCHIKT HUIS

Artikel 8. Inleiding

Voor het resultaat ‘wonen in een geschikt huis’ dient er een woning te zijn. Als er geen woning is, is het niet de taak van de gemeente om voor een woning te zorgen. Iedere Nederlandse burger dient zelf voor een woning te zorgen. Bij de keus van een woning wordt uiteraard rekening gehouden met de eigen situatie. Dat betekent ook dat er met bestaande of bekende komende beperkingen rekening wordt gehouden. Als de woning dan nog niet geschikt is kan het college compenseren.

Artikel 9. Afwegingskader
  • 1.Geen verstrekking

    Uitgangspunt is dat iedereen eerst zelf zorg dient te dragen voor een woning. Daarbij mag er van uit worden gegaan dat rekening wordt gehouden met bekende beperkingen, ook wat betreft de toekomst.Een eigen woning kan zowel een gekochte woning zijn als een huurwoning. Ook bij afwijkende situaties, zoals een (woon)boot of een woonwagen met vaste standplaats wordt in principe gesproken van woning. Tot een eigen woning rekent het college niet:

    • ·

      hotels/pensions

    • ·

      trekkerswoonwagens

    • ·

      kloosters

    • ·

      tweede woningen

    • ·

      vakantiewoningen

    • ·

      recreatiewoningen

    • ·

      kamerhuur/verhuur

    • ·

      woningen/woonruimte behorend bij een AWBZ-instelling

  • 2. Het college verstrekt geen compensatie voor beperkingen binnen resultaat 2 (wonen in een geschikt huis), indien de persoon met beperking(en):

    • a.

      Niet is verhuisd naar de voor zijn beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij het college van te voren schriftelijke toestemming heeft verleend.

    • b.

      Een woonvoorziening aanvraagt, waarvan op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie was te voorzien dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende ergonomische noodzaak.

    • c.

      Voor het eerst zelfstandig gaat wonen.

    Het college gaat er vanuit dat de aanvrager primair op zoek gaat of is gegaan om op de reguliere markt een adequate woning te vinden. Indien ondanks aantoonbare inspanningen van de aanvrager deze er niet in geslaagd is om een adequate woning te vinden en dit ook niet op korte termijn is te verwachten, zal het college afwegen of compensatie noodzakelijk is. Bij deze afweging worden alle andere oplossingen die kunnen leiden tot een oplossing meegewogen.

    • d.

      Verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg.

    • e.

      Bij het normale gebruik van de woning problemen ondervond, die voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

  • 3.Algemeen gebruikelijk en voorliggend

    Het college beoordeelt of alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn afgewogen en/of dat de afschrijvingstermijn van de aangevraagde algemene voorzieningen nog niet is verstreken. De aangevraagde voorzieningen worden als de afschrijvingstermijn is verstreken niet door de gemeente verstrekt.

    Als algemeen gebruikelijke voorziening, waarvoor geen compensatie voor de aanschaf, vervanging of reparatie wordt verstrekt, gelden de afschrijvingstermijnen zoals genoemd in bijlage 3 van dit besluit. De onderstaande voorzieningen zijn daaruit overgenomen, maar deze lijst is niet limitatief.

    Voorzieningen in douche/toilet/keuken:

      • ·

        Een hendelmengkraan

      • ·

        Eenvoudige wandgrepen (waaronder toilet- en douchebeugels voor aan de muur)

      • ·

        Inductiekookplaat

      • ·

        Keramische kookplaat

      • ·

        Thermostaat mengkraan

      • ·

        Reservoir voor spoelwater

      • ·

        Douchestoel of –kruk

      • ·

        Douchezitje aan de muur

      • ·

        Douchevloer, afschot en douchetegels

      • ·

        Douchegordijn

      • ·

        Doucheslang, douchekop, glijstang, extra haakje, zeepbakje, hoeketagère

      • ·

        Standaardspiegel

      • ·

        Verhoogde toiletpot, toiletverhoger of het verhogen van hangtoilet

      • ·

        Closetzitting

      • ·

        Toiletaccessoires.

        Overige voorzieningen in de woning:

      • ·

        Centrale verwarming, vervanging radiator

      • ·

        Trapleuning aan beide zijden

      • ·

        Losse airco units

      • ·

        Al dan niet elektrische zonwering/zonneschermen/screens

      • ·

        Stangen (ook elektrisch) voor raambediening van hoge ramen

      • ·

        Vervanging van gordijnen/vloerbedekking na een afschrijvingsperiode van 8 jaar

        Voorzieningen om de woning

      • ·

        Het na verzakking ophogen (niet zijnde aanpassen) van toegangspad, tuinpad of terras rondom de woning

      • ·

        Automatische deuropeners voor garagedeuren

      • ·

        Het plaatsen en aanpassen van een berging, als ook de toegang naar de berging

  • 4.Verhuizen en primaat van verhuizen

    Primair gaat het college er vanuit dat een aanvrager die zelf besluit om te gaan verhuizen, ook zelf voorziet in een adequate woning.

    Indien de aanvrager een verzoek bij het college neerlegt voor het aanpassen van de huidige woning omdat deze niet voldoet, beoordeelt het college voor grotere of duurdere woonvoorzieningen of het resultaat’ wonen in een geschikt huis’ ook is te bereiken via een verhuizing. In dit geval wordt het primaat van verhuizen opgelegd. Wanneer blijkt dat de verkregen middelen uit de verkoop van de huidige woning ingezet kunnen worden om zelf in de kosten van verhuizen en in de eventuele kosten van aanpassingen in de nieuwe woning te voorzien, dan zal het college niet compenseren. De belanghebbende kan namelijk ook in financieel opzicht zelf – net als in de situatie van voor de aanvraag - het te bereiken resultaat verwezenlijken, tenzij uit onderzoek het tegendeel blijkt.

    Hierbij zullen alle aspecten worden meegewogen: financiële consequenties van de verhuizing, de termijn waarop een woning beschikbaar komt (in verband met de medische verantwoorde termijn), de argumenten pro en contra verhuizing ten aanzien van de betrokkene, zijn medische situatie of de te verwachten situatie en argumenten op basis van eventueel aanwezige mantelzorg.

    Voor de beschikbaarheid van een (adequate) woning hanteert het college voor het toepassen van het primaat van verhuizen in eerste instantie een zoekgebied van een straal van circa 25 kilometer, gerekend vanaf de huidige woning. Bij het toepassen van het primaat verhuizen worden aspecten als familie, mantelzorg, leefomgeving, school of werk uitdrukkelijk afgewogen.

    Indien het uit medisch oogpunt noodzakelijk is dat de verhuizing binnen afzienbare tijd plaats vindt, komt de belanghebbende in aanmerking voor een urgentieverklaring voor een woning. Hiervoor geldt de op dat moment geldende Huisvestingsverordening K5 gemeente Vlist. De urgentieverklaring geldt voor de gehele Krimpenerwaard.

    Indien de aanvrager zelf niet reageert op vrijkomende, geschikte woningen en/of de geschikte woning niet accepteert, zal geen compensatie plaatsvinden voor de ondervonden beperkingen.

    De cliënt dient te verhuizen naar een geschikte woning. Uitzondering hierop is als het college voor het aanvaarden van de nieuwe, niet (geheel) geschikte woning toestemming heeft gegeven.

    Bij het verstrekken van een verhuiskostenvergoeding houdt het college rekening met de mate waarin de verhuizing te verwachten of te voorspellen was. Bij een te verwachten of voorspelbare verhuizing wordt in principe geen verhuiskostenvergoeding toegekend.

  • 5.Individuele voorziening

    Woninguitbreiding of -aanpassing

    Als voor het bereiken van het resultaat het noodzakelijk is om een geschikte/extra ruimte te creëren, houdt het college rekening met de volgende regels:

    • a.

      Als een inpandige aanpassing mogelijk is, bijvoorbeeld in de situatie van een ruime benedenverdieping of aangebouwde garage, zal het college allereerst die situatie beoordelen, voordat uitbreiding van de woning aan de orde komt.

    • b.

      Als voor het bereiken van het resultaat noodzakelijk is dat er een aanbouw geplaatst wordt besluit het college vanwege financieel-economische argumenten alleen tot een aanbouw als tevoren vast staat dat de aanbouw hergebruikt kan worden, zoals bij huurwoningen van woningcorporaties. Bij eigen woningen zal de kans op hergebruik miniem zijn.

    • c.

      Als het gaat om een aanbouw bij een eigen woning zal het college allereerst beoordelen wat iemands mogelijkheden zijn om uit een oogpunt van kosten zelf in de compenserende voorziening te voorzien.

    • d.

      Bij grotere bouwkundige aanpassingen aan de woning werkt het college altijd eerst met een programma van eisen, waarmee zo nodig meerdere offertes opgevraagd kunnen worden.

    • e.

      Indien de cliënt voor wie de huurwoning is aangepast of beschikbaar is gesteld niet meer woonachtig is op genoemd adres, dan zijn de overige bewoners verplicht om te gaan verhuizen als de gemeente hierom verzoekt. De gemeente neemt – via de woningcorporatie de verplichting op zich een geschikte woning aan te bieden voor het aantal in het huishouden wonende gezinsleden. De gemeente verstrekt een verhuiskostenvergoeding voor deze gedwongen verhuizing.

    • f.

      Als de behoefte en noodzaak ontstaat aan een mantelzorgwoning, gaat de gemeente ook daarbij uit van de eigen verantwoordelijkheid voor het vinden van een geschikte woning of woningen.

    Dit betekent dat de betrokkenen zelf op zoek gaan naar een geschikte woning of woningen. De huur/hypotheek en alle overige reguliere woonkosten worden door betrokkenen zelf gefinancierd. Alleen indien sprake is van aantoonbare meerkosten vanwege noodzakelijke aanpassingen zal het college de situatie beoordelen zoals in bovenstaande paragrafen staan weergegeven.

  • 6.Bezoekbaar maken woning

    Indien de persoon met beperkingen zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling, kan één andere woning bezoekbaar worden gemaakt.De woonvoorzieningen hebben uitsluitend betrekking op de toegang tot de woning en de woonkamer en het bereikbaar en bruikbaar maken van het toilet.

  • 7.Gemeenschappelijke ruimten/woningencomplexen

    Het college gaat er vanuit dat eigenaren van een woningcomplex zelf voorzien in het aanpassen van de gemeenschappelijke ruimten. Dat betekent dat zaken als automatische deuropeners, hellingbanen, verbreding deuren of drempelhulpen niet gecompenseerd worden vanuit de Wmo, zolang die voorzieningen in alle redelijkheid mogen worden verwacht aanwezig in het complex.

  • 8.Huurderving

    In geval van huurbeëindiging van een woonruimte met nagelvaste woonvoorzieningen kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 6 maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoet in aanmerking komt.

  • 9.Bouwkundige en niet bouwkundige aanpassingen

    Voor grotere bouwkundige aanpassingen geldt:

    • a.

      Bij grotere bouwkundige aanpassingen aan de woning werkt het college altijd eerst met een programma van eisen, waarmee zo nodig meerdere offertes opgevraagd kunnen worden.

    • b.

      Een bouwkundige aanpassing aan een woning wordt ingevolge artikel 7 lid 2 Wmo door het college uitbetaald aan de eigenaar van de woning als financiële tegemoetkoming. Hierbij geldt als uitzondering de betaling voor het plaatsen van een traplift en de woningaanpassingen genoemd in bijlage 2 van dit besluit. Hierbij wordt de betaling direct aan de leverancier/aannemer uitgekeerd en wordt de beschikking verstuurd aan de aanvrager.

    • c.

      Indien het een bouwkundige woonvoorziening betreft in een huurwoning, wordt een voorziening in natura verstrekt.

  • 10. Een niet-bouwkundige aanpassing aan de woning kan door het college in natura en als persoonsgebonden budget worden verstrekt aan de aanvrager/belanghebbende.

  • 11.Meerwaarde bij woninguitbreidingen bijkomende kosten

      • a.

        Bij uitbreiding van een eigen, particuliere woning middels een aan- of verbouw zal de gemeente de meerwaarde laten vaststellen door een taxateur. De meerwaarde van de woning wordt in mindering gebracht op de financiële tegemoetkoming.

      • b.

        Primair voorziet de aanvrager zelf in de financiering van het bedrag dat gelijk staat aan de meerwaarde van de woning. Dit kan bijvoorbeeld door middel van spaarmiddelen, overwaarde woning of een extra hypotheek. Indien de aanvrager niet de mogelijkheid heeft in de financiering te voorzien, dan zal de gemeente de individuele situatie beoordelen en waar nodig maatregelen treffen.

        De ruimte voor het inzetten van de spaarmiddelen wordt met behulp van de Bufferberekenaar van het NIBUD vastgesteld. Op die manier wordt een afweging gemaakt wat noodzakelijk is om in de persoonlijke situatie als buffer te hanteren en welk deel eventueel nog beschikbaar is als (eigen) financiering. Als de cliënt geen hypotheek kan ontvangen, dient de cliënt twee afwijzingen van hypotheek-verstrekkers te overleggen.

      • c.

        De inrichtingskosten en/of plaatsen van voorzieningen die rechtstreeks verband houden met de beperking en tot meerkosten leiden, worden door het college gecompenseerd. Aspecten die zonder noemenswaardige meerkosten in de (ver)bouw kunnen worden meegenomen, komen niet in aanmerking voor compensatie.

  • 12.Woonwagens en woonschepen

    Als voor het bereiken van het resultaat het noodzakelijk is om een woonwagen of woonschip aan te passen, houdt het college rekening met de volgende regels:

    • a.

      De technische levensduur van de woonwagen of het woonschip nog minimaal vijf jaar is;

    • b.

      De standplaats of ligplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

    • c.

      De woonwagen of het woonschip ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente op de standplaats stond of aangemeerd lag;

    • d.

      De hoofdbewoner in het bezit is van een geldige vergunning.

    • e.

      Het te verwachten is dat de woonwagen of het woonschip door de verstrekte aanpassing langdurig geschikt is.

  • 13. Bij het bepalen van al dan niet bouwkundige woonvoorzieningen houdt het college rekening met de belangen van mantelzorgers, zoals bij tilliften en andere hulpmiddelen die door mantelzorgers bediend moeten worden.

Artikel 10. Financiële besluiten
  • 1.Hoogte financiële tegemoetkoming/persoonsgebonden budget

    Bij het vaststellen van de kosten van een woningvoorziening zoals bedoeld in artikel 10 van de verordening wordt rekening gehouden met de volgende kostensoorten:

    • a.

      de aanneemsom (waarin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening;

    • b.

      de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;

    • c.

      in gevallen dat het noodzakelijk wordt geacht een architect in te schakelen: het architectenhonorarium tot ten hoogste tien procent van de aanneemsom, met als uitgangspunt dat dit niet hoger is dan de bedragen van de Bond van de Nederlandse Architecten.

    • d.

      de kosten van het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van twee procent van de aanneemsom;

    • e.

      de leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening en deze niet vrijgesteld zijn;

    • f.

      de verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

    • g.

      renteverlies in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van de voorziening;

    • h.

      de kosten van het verwerven van extra bouwrijpe grond indien noodzakelijk als niet gebouwd kan worden binnen het oorspronkelijke kavel.

    • i.

      de door burgemeester en wethouders schriftelijk goedgekeurde kostenverhogingen die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn;

    • j.

      de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

    • k.

      de kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening;

    • l.

      de administratiekosten die de verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van de voorziening bestaande uit tien procent van de kosten genoemd onder a tot en met k tot een maximum van € 600,00. Geen administratiekosten worden vergoed voor het aanbrengen van de woonvoorzieningen, die zijn opgenomen in bijlage 2 van dit besluit. De hoogte van de genoemde voorzieningen worden geïndexeerd.

  • 2.Meerwaarde woning en bijkomende kosten

    Met betrekking tot de meerwaarde en bijkomende kosten – zoals bedoeld in artikel 9 lid 11 van dit besluit worden onderstaande regels toegepast:

    • a.

      De gemeente wijst een taxateur aan en vergoedt de volledig de taxatiekosten.

    • b.

      De gemeente vergoedt de legeskosten voor een omgevingsvergunning, die noodzakelijk is om tot een aanpassing van de woning te kunnen komen.

  • 3.Primaat verhuizen

    Het primaat van de verhuizing wordt in ieder geval niet toegepast indien de kosten van een noodzakelijke woonvoorziening als bedoeld in de verordening artikel 9 lid 4 lager zijn dan € 7.000,00.

  • 4.Verhuiskostenvergoeding

    De verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 9 lid 4 van de verordening bedraagt maximaal:

    • a.

      € 2.700,00 voor een persoon met beperkingen;

    • b.

      € 5.000,00 voor een persoon die op verzoek van de gemeente een woonruimte ontruimt ten behoeve van een persoon met beperkingen.

  • 5.Verzekering en onderhoudvan de voorziening

    Voor het onderhoud en verzekering wordt in het Persoonsgebonden budget een apart bedrag opgenomen. De hoogte hiervan is afhankelijk van de aanschafprijs van en de soort voorziening.

    • a.

      Voor de kosten van de verzekering wordt maximaal € 75,00 per jaar toegekend (op basis van een afgesloten polis). Het bedrag wordt jaarlijks op declaratiebasis uitgekeerd.

    • b.

      Voor onderhoudskosten wordt uitgegaan van een eenmalig bedrag van 5% van de aanschafprijs voor een niet elektrische voorzieningen en 7% voor elektrische voorzieningen. Het bedrag wordt tegelijkertijd met het Persoonsgebonden budget voor de voorziening uitgekeerd.

  • 6. Uitzondering op bovenstaande zijn de kosten voor onderhoud, keuring en reparatie van de onderstaande woonvoorzieningen. Deze kosten worden volledig vergoed, mits geen sprake is van nalatigheid van de zijde van de cliënt (dit ter beoordeling aan de gemeente).

    • a.

      Trapliften

    • b.

      Hefplateauliften voor personen

    • c.

      Woonhuisliften (met kooi)

    • d.

      De mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

    • e.

      Elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren.

    • f.

      Voor de roerende woonvoorzieningen (voor zover deze niet in bovenstaande opsomming zijn meegenomen) geldt dat de kosten van onderhoud, keuring en reparatie worden vergoed.

  • 7.Bezoekbaar maken

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van een woning zoals genoemd in artikel 9 lid 6 van dit besluit bedraagt maximaal € 2.000,00.

  • 8.Woonwagen en woonschepen

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van aanpassingen van woonwagens en woonschepen als bedoeld in artikel 9 lid 12 van dit besluit bedraagt maximaal € 2.000,00 op basis van declaratie.

  • 9.Woningaankleding (sanering)

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten voor woningaankleding (sanering) bedraagt maximaal € 2.000,00.

  • 10.Betaling en verantwoording

    Het Persoonsgebonden budget en financiële tegemoetkoming wordt achteraf uitbetaald op basis van de factuur.

    De financiële verantwoording van een Persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening vindt plaats:

    • a.

      Binnen zes maanden nadat de woningaanpassing/woonvoorziening is gerealiseerd door middel van het overleggen van de factuur.

    • b.

      Voor 1 februari van het volgende kalenderjaar voor het declareren van de verzekeringskosten door middel van het overleggen van de factuur.

    De budgethouder dient voor de verantwoording gebruik te maken van het door de gemeente aangeleverde verantwoordingsformulier (zie bijlage 1).

Paragraaf 3. RESULTAAT 3 - GOEDEREN VOOR PRIMAIRE LEVENSBEHOEFTEN

Artikel 11. Inleiding

In elk huishouden zijn boodschappen voor de dagelijks leven nodig. De compensatieplicht is beperkt tot de levensmiddelen, toiletartikelen en schoonmaakmiddelen, zaken die dagelijks/wekelijks gebruikt worden in elk huishouden. Niet hieronder vallen de grotere inkopen zoals kleding en duurzame goederen zoals apparaten.

Het is heel normaal dat mensen deze boodschappen geclusterd doen door één maal per week de grote voorraad in huis te halen. Daar kan de Wmo bij aansluiten door uit te gaan van één maal per week boodschappen. Indien mogelijk wordt daarbij gebruik gemaakt van boodschappendiensten. Soms hebben supermarkten een dergelijke service. Het is ook mogelijk dat vanuit de gemeente een boodschappendienst wordt opgezet. Een boodschappendienst wordt volgens de jurisprudentie aanvaardbaar geacht als er geen hoge kosten aan verbonden zijn.

Ook het bereiden van maaltijden valt onder dit resultaat. In sommige situaties kan van een maaltijdservice gebruik worden gemaakt. Ook zijn er kant- en klaar maaltijden te koop in de supermarkt die soms (tijdelijk) een oplossing kunnen bieden.

Artikel 12. Afwegingskader
  • 1.Algemeen gebruikelijk en voorliggend

    Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn.

    Algemene en voorliggende voorzieningen zijn:

    • ·

      Maaltijdverzorging of kant en klare maaltijden

    • ·

      Boodschappendiensten

    • ·

      Vrijwilligersdiensten

    • ·

      Al aanwezige particuliere hulp

    • ·

      Verstrekking of vergoeding vanuit de zorgverzekeraar

  • 2. Vervolgens zal het college beoordelen of er andere eigen mogelijkheden zijn.

    Hierbij kan gedacht worden aan de situatie dat in de omgeving wonende bekenden en/of kinderen gewend of bereid zijn deze boodschappen te doen.

  • 3.Individuele voorziening

    Daarna beoordeelt het college of er sprake is van gebruikelijke zorg. De gemeente hanteert voor het vaststellen de meest recente versie van de Indicatierichtlijn Hulp bij het huishouden Gemeente Vlist.

    Van gebruikelijke zorg is sprake indien er een huisgenoot aanwezig is, die in staat kan worden geacht het huishoudelijk werk over te nemen.

  • 4. Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem zal het college compenseren met een individuele voorziening. Hierbij hanteert het college de volgende regels:

    • a.

      Bij boodschappen is het uitgangspunt: één maal in de week boodschappen doen. Een uitzondering wordt door het college alleen gemaakt als volstrekt helder is dat dit niet in één maal per week mogelijk is.

    • b.

      De normtijden voor het doen van boodschappen en het bereiden van maaltijden zijn vastgelegd in de Indicatierichtlijn Hulp bij het Huishouden Gemeente Vlist.

    • c.

      De hulp voor het doen van boodschappen en het bereiden van maaltijden kan door het college worden toegekend in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget.

  • 5. Het college houdt rekening met de belangen en belastbaarheid van mantelzorgers.

    Soms komt de mantelzorger aantoonbaar niet toe aan een bijdrage tot een schoon en leefbaar huis van de verzorgde. Dat zou kunnen als gevolg van (dreigende) overbelasting. Dan kan op naam van de verzorgde zorg in naturaworden ingezet.

    Ook is het denkbaar dat de mantelzorger niet kan toekomen aan het schoonmaken van het eigen huis. Dan zou de verzorgde in plaats vannaturahulp een Persoonsgebonden budget kunnen aanvragen en dat kunnen gebruiken om de mantelzorger te betalen, die op zijn beurt met dat geld hulp in eigen huis kan bekostigen.

Artikel 13. Financiële besluiten
  • 1.Vaststelling Persoonsgebonden budget

    Het Persoonsgebonden budget wordt als volgt vastgesteld:

    • a.

      Een Persoonsgebonden budget is gebaseerd op het werkelijke aantal geïndiceerde uren/minuten.

    • b.

      De benodigde hulp wordt geïndiceerd in uren en minuten.

    • c.

      Als uurtarief geldt een bedrag van € 13,00 per uur voor een particuliere hulp (Alfahulp). Dit bedrag is inclusief alle bijkomende kosten.

    • d.

      In bijzondere gevallen, waarin een particuliere hulp (alpha-hulp) niet voldoet, kan een afweging van belangen er toe leiden dat een hoger uurtarief wordt vastgesteld tot een maximum van het uurtarief geldend voor de zorg in natura. Dit uurtarief is inclusief alle bijkomende kosten.

  • 2.Overgangsregeling

    Cliënten die voor de inwerkingtreding van dit besluit Hulp bij het huishouden toegekend hebben gekregen komen tot de herindicatiedatum, doch uiterlijk tot 31 december 2014, in aanmerking voor een overgangsregeling. Tot de genoemde datum geldt dat zij het tarief ontvangen voor zorg in natura, verminderd met een overheadpercentage van 25%.

  • 3.Betaling

    • ·

      Het Persoonsgebonden budget wordt bruto uitbetaald, dit betekent dat achteraf door het CAK de vaststelling én inning van de eigen bijdrage plaatsvindt.

    • ·

      Het Persoonsgebonden budget wordt als voorschot per kwartaal uitbetaald.

  • 4.Verantwoording en terugvordering

    • ·

      De financiële verantwoording van een Persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden vindt plaats voor 1 februari na afloop van elk kalenderjaar. De budgethouder dient voor de verantwoording gebruik te maken van het door de gemeente aangeleverde verantwoordingsformulier (zie bijlage 1). Bij beëindigen van de hulp bij het huishouden gedurende de looptijd van een jaar dient de financiële verantwoording van een Persoonsgebonden budget plaats te vinden binnen zes weken na de beëindigingsdatum.

    • ·

      Indien uit de verantwoording van een Persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden blijkt dat het toegekende budget niet volledig besteed is, zal het verschil terug betaald moeten worden aan de gemeente. Hierbij zal rekening worden gehouden met een vrij te besteden bedrag dat gelijk is aan 1,5% van het geïndiceerde budget met een minimum van € 100,00 per jaar en een maximum van € 250,00 per jaar.

  • 5.Ondersteuning Persoonsgebonden budget-houders

    De gemeente heeft een contract afgesloten met de Sociale Verzekeringsbank voor het ondersteunen van Persoonsgebonden budget-houders. Kunnen Persoonsgebonden budget-houders kunnen kosteloos van deze ondersteuning van de SVB gebruik maken. De service omvat onder andere: toegang tot het kenniscentrum van de SVB, modelovereenkomsten, collectieve verzekeringen voor wettelijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand, doorbetaling bij ziekte van de zorgverlener, hulp arbodienst bij ziekte van de zorgverlener, uitvoering van de salarisadministratie.

Paragraaf 4. RESULTAAT 4 – Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

Artikel 14. Inleiding

De dagelijkse kleding moet met enige regelmaat schoongemaakt worden. Dit betekent het wassen, drogen en in bepaalde situaties strijken van kleding en zo nodig licht verstelwerk. En soms gaat het om een los naadje of knoopje. We spreken hier uitsluitend over normale kleding voor alledag. Daarbij is het uitgangspunt dat zo min mogelijk kleding gestreken hoeft te worden. Met het kopen van kleding kan hier rekening mee worden gehouden. Bij het wassen en drogen van kleding is het normaal gebruik te maken van de beschikbare - algemeen gebruikelijke - moderne hulpmiddelen, zoals een wasmachine en een droger.

Artikel 15. Afwegingskader
  • 1.Algemeen gebruikelijke en voorliggend

    Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn.

    Als algemeen gebruikelijk wordt in ieder huishouden geacht aanwezig te zijn:

    • ·

      Wasmachine

    • ·

      Wasdroger

    • ·

      Strijkplank

    • ·

      Strijkijzer

    • ·

      Sokkel

    Verder valt te denken aan het gebruik van een wasserij of wasservice als die voorhanden is.

    Voorliggend is:

    • *

      Verstrekking of vergoeding vanuit de zorgverzekeraar

    Deze opsommingen zijn niet limitatief.

  • 2. Vervolgens zal het college beoordelen of er andere eigen mogelijkheden zijn die benut kunnen worden.

    Hierbij kan gedacht worden aan de situatie dat in de omgeving wonende bekenden en/of kinderen gewend of bereid zijn de zorg voor schone, draagbare en doelmatige kleding op zich te nemen.

  • 3. Daarna beoordeelt het college of er sprake is van gebruikelijke zorg. De gemeente Vlist stelt de gebruikelijke zorg vast op basis van de meeste recente versie van Indicatierichtlijn Hulp bij het huishouden gemeente Vlist.

    Van gebruikelijke zorg is sprake indien er een huisgenoot aanwezig is, die in staat kan worden geacht het huishoudelijk werk over te nemen.

  • 4.Individuele voorziening

    Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem zal het college compenseren met een individuele voorziening. Daarbij hanteert het college de volgende regels:

    • a.

      Er worden geen lakens, theedoeken, zakdoeken en ondergoed etc. gestreken. Wat betreft de kleding wordt uitgegaan van een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de keuze van kleding, die in principe niet hoeft te worden gestreken.

    • b.

      De normtijden voor de zorg voor schone, draagbare en doelmatige kleding zijn vastgelegd in de Indicatierichtlijn Hulp bij het Huishouden gemeente Vlist.

    • c.

      De hulp voor de zorg voor schone, draagbare en doelmatige kleding kan door het college worden toegekend in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget.

  • 5. Het college houdt rekening met de belangen en belastbaarheid van mantelzorgers.

    Soms komt de mantelzorger aantoonbaar niet toe aan een bijdrage tot een schoon en leefbaar huis van de verzorgde. Dat zou kunnen als gevolg van (dreigende) overbelasting. Dan kan op naam van de verzorgde zorg in naturaworden ingezet.

    Ook is het denkbaar dat de mantelzorger niet kan toekomen aan het schoonmaken van het eigen huis. Dan zou de verzorgde in plaats vannaturahulp een Persoonsgebonden budget kunnen aanvragen en dat kunnen gebruiken om de mantelzorger te betalen, die op zijn beurt met dat geld hulp in eigen huis kan bekostigen.

Artikel 16. Financiële besluiten
  • 1.Vaststelling Persoonsgebonden budget

    Het Persoonsgebonden budget wordt als volgt vastgesteld:

    • a.

      Een Persoonsgebonden budget is gebaseerd op het werkelijke aantal geïndiceerde uren/minuten.

    • b.

      De benodigde hulp wordt geïndiceerd in uren en minuten.

    • c.

      Als uurtarief geldt een bedrag van € 13,00 per uur voor een particuliere hulp (Alfahulp). Dit bedrag is inclusief alle bijkomende kosten.

    • d.

      In bijzondere gevallen, waarin een particuliere hulp (alpha-hulp) niet voldoet, kan een afweging van belangen er toe leiden dat een hoger uurtarief wordt vastgesteld tot een maximum van het uurtarief geldend voor de zorg in natura. Dit uurtarief is inclusief alle bijkomende kosten.

  • 2.Overgangsregeling

    Cliënten die voor de inwerkingtreding van dit besluit Hulp bij het huishouden toegekend hebben gekregen komen tot de herindicatiedatum, doch uiterlijk tot 31 december 2014, in aanmerking voor een overgangsregeling. Tot de genoemde datum geldt dat zij het tarief ontvangen voor zorg in natura, verminderd met een overheadpercentage van 25%.

  • 3.Betaling

    • ·

      Het Persoonsgebonden budget wordt bruto uitbetaald, dit betekent dat achteraf door het CAK de vaststelling én inning van de eigen bijdrage plaatsvindt.

    • ·

      Het Persoonsgebonden budget wordt als voorschot per kwartaal uitbetaald.

  • 4.Verantwoording en terugvordering

    • ·

      De financiële verantwoording van een Persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden vindt plaats voor 1 februari na afloop van elk kalenderjaar. De budgethouder dient voor de verantwoording gebruik te maken van het door de gemeente aangeleverde verantwoordingsformulier (zie bijlage 1). Bij beëindigen van de hulp bij het huishouden gedurende de looptijd van een jaar dient de financiële verantwoording van een Persoonsgebonden budget plaats te vinden binnen zes weken na de beëindigingsdatum.

    • ·

      Indien uit de verantwoording van een Persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden blijkt dat het toegekende budget niet volledig besteed is, zal het verschil terug betaald moeten worden aan de gemeente. Hierbij zal rekening worden gehouden met een vrij te besteden bedrag dat gelijk is aan 1,5% van het geïndiceerde budget met een minimum van € 100,00 per jaar en een maximum van € 250,00 per jaar.

  • 5.Ondersteuning Persoonsgebonden budget-houders

    De gemeente heeft een contract afgesloten met de Sociale Verzekeringsbank voor het ondersteunen van Persoonsgebonden budget-houders. Kunnen Persoonsgebonden budget-houders kunnen kosteloos van deze ondersteuning van de SVB gebruik maken. De service omvat onder andere: toegang tot het kenniscentrum van de SVB, modelovereenkomsten, collectieve verzekeringen voor wettelijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand, doorbetaling bij ziekte van de zorgverlener, hulp arbodienst bij ziekte van de zorgverlener, uitvoering van de salarisadministratie.

Paragraaf 5. RESULTAAT 5 - HET THUIS ZORGEN VOOR KINDEREN DIE TOT HET GEZIN BEHOREN

Artikel 17. Inleiding

De zorg voor kinderen die tot het huishouden behoren is in eerste instantie een taak van de ouders. Zo moeten werkende ouders er zorg voor dragen dat er op tijden dat zij beiden werken, opvang voor de kinderen is. Dat kan op de manier waarop zij dat willen (oppasoma, kinderopvang), maar het is een eigen verantwoordelijkheid. Dat is niet anders in de situatie dat beide ouders mede door beperkingen niet in staat zijn hun kinderen op te vangen. In die situatie zal men een permanente oplossing moeten zoeken. De Wmo heeft vooral een taak om tijdelijk bij acute en onvoorzienbare situaties in te springen zodat de ruimte ontstaat om permanente een oplossing te zoeken.

Artikel 18. Afwegingskader
  • 1.Algemeen gebruikelijk en voorliggend

    Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn.

    Hierbij valt te denken aan:

    • ·

      Voorschoolse, tussenschoolse en naschoolse opvang

    • ·

      Kinderopvang, peuterspeelzalen

    • ·

      Opvang door grootouders of gastouderopvang

    • ·

      Verstrekking of vergoeding vanuit de zorgverzekeraar

    • ·

      enz.

    Deze lijst is niet limitatief.

  • 2. Ook beoordeelt het college de mogelijkheden van ouderschapsverlof.

  • 3.Individuele voorziening

    Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem zal het college compenseren met een individuele voorziening.

  • 4. Bij tijdelijke opvang gaat het om die tijden dat de echtgenoot, geregistreerd of samenwonende partner vanwege werkzaamheden niet thuis is. Dat kan dus bijvoorbeeld gaan om maximaal 40 uur bij een 40-urige werkweek, plus de noodzakelijke reistijden.

  • 5. Bij de toekenning stelt het college bij beschikking vast om welke tijdelijke periode het gaat en op welke wijze gezocht dient te worden naar een definitieve oplossing.

  • 6. Ten aanzien van mantelzorgers zal door het college rekening worden gehouden met hun belangen als het gaat om het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren.

Artikel 19. Financiële besluiten
  • 1.Vaststelling Persoonsgebonden budget

    Het Persoonsgebonden budget wordt als volgt vastgesteld:

    • a.

      Een Persoonsgebonden budget is gebaseerd op het werkelijke aantal geïndiceerde uren/minuten.

    • b.

      De benodigde hulp wordt geïndiceerd in uren en minuten.

    • c.

      Als uurtarief geldt een bedrag van € 13,00 per uur voor een particuliere hulp (Alfahulp). Dit bedrag is inclusief alle bijkomende kosten.

    • d.

      In bijzondere gevallen, waarin een particuliere hulp (alpha-hulp) niet voldoet, kan een afweging van belangen er toe leiden dat een hoger uurtarief wordt vastgesteld tot een maximum van het uurtarief geldend voor de zorg in natura. Dit uurtarief is inclusief alle bijkomende kosten.

  • 2.Overgangsregeling

    Cliënten die voor de inwerkingtreding van dit besluit Hulp bij het huishouden toegekend hebben gekregen komen tot de herindicatiedatum, doch uiterlijk tot 31 december 2014, in aanmerking voor een overgangsregeling. Tot de genoemde datum geldt dat zij het tarief ontvangen voor zorg in natura, verminderd met een overheadpercentage van 25%.

  • 3.Betaling

    • ·

      Het Persoonsgebonden budget wordt bruto uitbetaald, dit betekent dat achteraf door het CAK de vaststelling én inning van de eigen bijdrage plaatsvindt.

    • ·

      Het Persoonsgebonden budget wordt als voorschot per kwartaal uitbetaald.

  • 4.Verantwoording en terugvordering

    • ·

      De financiële verantwoording van een Persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden vindt plaats voor 1 februari na afloop van elk kalenderjaar. De budgethouder dient voor de verantwoording gebruik te maken van het door de gemeente aangeleverde verantwoordingsformulier (zie bijlage 1). Bij beëindigen van de hulp bij het huishouden gedurende de looptijd van een jaar dient de financiële verantwoording van een Persoonsgebonden budget plaats te vinden binnen zes weken na de beëindigingsdatum.

    • ·

      Indien uit de verantwoording van een Persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden blijkt dat het toegekende budget niet volledig besteed is, zal het verschil terug betaald moeten worden aan de gemeente. Hierbij zal rekening worden gehouden met een vrij te besteden bedrag dat gelijk is aan 1,5% van het geïndiceerde budget met een minimum van € 100,00 per jaar en een maximum van € 250,00 per jaar.

  • 5.Ondersteuning Persoonsgebonden budget-houders

    De gemeente heeft een contract afgesloten met de Sociale Verzekeringsbank voor het ondersteunen van Persoonsgebonden budget-houders. Kunnen Persoonsgebonden budget-houders kunnen kosteloos van deze ondersteuning van de SVB gebruik maken. De service omvat onder andere: toegang tot het kenniscentrum van de SVB, modelovereenkomsten, collectieve verzekeringen voor wettelijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand, doorbetaling bij ziekte van de zorgverlener, hulp arbodienst bij ziekte van de zorgverlener, uitvoering van de salarisadministratie.

PARAGRAAF 6. RESULTAAT 6 - VERPLAATSEN IN EN OM DE WONING

Artikel 20. Inleiding

Het gaat om het zich verplaatsen in en om de woning door middel van een handbewogen of elektrische rolstoel voor dagelijks zittend gebruik. Rolstoelen voor het incidentele gebruik, waarbij de rolstoel in de auto wordt meegenomen, zodat de cliënt zich op de locatie elders kan verplaatsen, vallen eveneens onder dit resultaat.

Artikel 21. Afwegingskader
  • 1. Het college beoordeelt altijd eerst of andere, algemene, algemeen gebruikelijke, voorliggende en andere gemakkelijk zelf te realiseren voorzieningen mogelijk zijn.

    Voorbeelden van algemene voorzieningen zijn:

    • ·

      Tijdelijke uitleen via zorgwinkels.

    • ·

      Uitleen binnen pretparken, musea e.d.

    • ·

      Rolstoel- of scootmobielpool.

    Deze lijst is niet limitatief.

  • 2.Individuele verstrekking

    Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem zal het college compenseren met een individuele voorziening. Onderstaande voorzieningen kunnen op basis van dit resultaat worden verstrekt:

      • a.

        Een rolstoel voor dagelijks, zittend gebruik in en om de woning.

      • b.

        Een rolstoel voor incidenteel gebruik op een locatie elders, waarbij de rolstoel mogelijk ook in de auto wordt meegenomen.

  • 3. Als er noodzaak bestaat voor een rolstoel voor langdurig, dagelijks zittend gebruik, zal – indien noodzakelijk via een medisch en al dan niet ergotherapeutisch advies - door het college een programma van eisen worden opgesteld.

  • 4. Een rolstoel kan door het college verstrekt worden in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget.

  • 5. Bij verstrekking in natura vallen alle kosten van onderhoud en verzekering onder de verstrekking.

  • 6. Bij een verstrekking als persoonsgebonden budget wordt de rolstoel voor dagelijks zittend gebruik, die belanghebbende zou hebben gekregen als voorziening in natura, als uitgangspunt voor de berekening van het persoonsgebonden budget genomen. Kosten voor onderhoud en verzekering worden meegenomen zoals opgenomen in dit besluit.

  • 7. Ten aanzien van mantelzorgers zal door het college rekening worden gehouden met hun belangen.

    Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat als de mantelzorger niet in staat is de rolstoel in alle omstandigheden te duwen, er een ondersteunende motorvoorziening verschaft kan worden.

Artikel 22. Financiële besluiten
  • 1. Het persoonsgebonden budget voor rolstoelen voor dagelijks zitten gebruik wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de huur- of koopprijs van de goedkoopst adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie, zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald voor een periode van 5 jaar.

  • 2. Voor het onderhoud, reparatie voor de rolstoel voor dagelijks zittend gebruik wordt in het Persoonsgebonden budget een apart bedrag opgenomen. De hoogte hiervan is afhankelijk van de aanschafprijs van de voorziening.

    Voor onderhoudskosten wordt uitgegaan van een eenmalig bedrag van 5% van de aanschafprijs voor een niet elektrische voorzieningen en 7% voor elektrische voorzieningen. Het bedrag wordt tegelijkertijd met het Persoonsgebonden budget voor de voorziening uitgekeerd.

  • 3. De hoogte voor het vaststellen van het Persoonsgebonden budget voor het verstrekken van een transportrolstoel voor incidenteel gebruik gebeurt op basis offerte.

  • 4. Het Persoonsgebonden budget en financiële tegemoetkoming wordt achteraf uitbetaald op basis van de factuur. De financiële verantwoording van een Persoonsgebonden budget en financiële tegemoetkoming voor een rolstoel vindt plaats:

      • a.

        Binnen drie maanden nadat de rolstoel is aangekocht door middel van het overleggen van de factuur.

      • b.

        Voor 1 februari van het volgende kalenderjaar voor het declareren van de verzekeringskosten door middel van het overleggen van de factuur.

    De budgethouder dient voor de verantwoording gebruik te maken van het door de gemeente aangeleverde verantwoordingsformulier (zie bijlage 1).

PARAGRAAF 7. RESULTAAT 7 - LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL

Artikel 23. Inleiding

Het lokaal verplaatsen per vervoermiddel is de mogelijkheid om in de eigen woon- en leefomgeving te gaan en staan waar men wil. Er wordt gesproken over lokaal verplaatsen, waarbij gedacht moet worden aan verplaatsingen in een straal van 15 tot 20 kilometer rond de woning. Buiten dit gebied kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van het bovenregionale vervoer, dat Valys in opdracht van het ministerie van VWS verricht.

Een collectief vervoersysteem kan de prioriteit hebben, zodat de keuze voor een persoonsgebonden budget beperkt kan worden, mits men rekening houdt met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager.

Er wordt geen onbeperkte kosteloze vervoermogelijkheid aangeboden. Net als voor personen zonder beperkingen geldt, dient men voor het vervoer een bijdrage te betalen al dan niet in de vorm van een tarief.

Als er na het optreden van beperkingen geen sprake is van een andere situatie op vervoersgebied dan daarvoor (men heeft al 40 jaar een auto en is gewend daar alles mee te doen) zal er geen noodzaak zijn te compenseren omdat er geen probleem is of omdat men het zelf kan oplossen. Dat kan anders zijn indien door het optreden van de beperkingen ook het inkomen daalt.

Artikel 24. Afwegingskader
  • 1. Om voor een individuele voorziening in aanmerking te komen zal het college eerst nagaan of in het gesprek alle mogelijke alternatieven al zijn beoordeeld.

    Dat kunnen ook fietsen in bijzondere uitvoering zijn, zoals fietsen met trapondersteuning en dergelijke.

  • 2.Algemene gebruikelijk en voorliggend

    Vervolgens beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn. Het college heeft de onderstaande voorzieningen als algemeen gebruikelijk vastgesteld. Deze lijst is niet limitatief.

    Algemene voorzieningen zijn:

    • ·

      Auto

    • ·

      Aankoppelfiets voor kinderen

    • ·

      Fiets, snorfiets, bromfiets, scooter

    • ·

      Tandem (al dan niet met trapondersteuning)

    • ·

      Ligfiets, fiets met lage instap, bakfiets, fietskar

    • ·

      Elektrische fiets/fiets met hulpmotor/spartamet

    • ·

      Cruisecontrol

    • ·

      Elektrische raambediening

    • ·

      Fietszitje

    • ·

      Automatische transmissie auto

    • ·

      Airconditioning in de auto

    Voorliggende voorzieningen zijn:

    • ·

      Openbaar vervoer / Buurtbus

    • ·

      Valys

    • ·

      Tijdelijk gebruik via de uitleen AWBZ.

    Deze lijst is niet limitatief.

  • 3. Als het college dient te compenseren zal allereerst gekeken worden waar de vervoersbehoefte van de belanghebbende uit bestaat.

  • 4. Wanneer als gevolg van beperkingen besloten wordt om het huidige vervoersmiddel (als een auto of brommobiel) te verkopen, kunnen de verkregen middelen ingezet worden om zelf in de kosten van een vervoermiddel zoals bijvoorbeeld een scootmobiel te voorzien. Met ‘verkregen middelen’ wordt niet alleen de verkoopopbrengst van de auto bedoeld, maar ook het vrijgevallen budget dat voorafgaand aan de verkoop van de auto structureel werd besteed aan (het gebruik) van het vervoersmiddel. De belanghebbende kan daarmee ook in financieel opzicht zelf het te bereiken resultaat verwezenlijken, tenzij uit onderzoek het tegendeel blijkt.

  • 5.Individuele voorziening

    Primaat collectief vraag afhankelijk vervoer

    Als alle voorliggende en algemene voorzieningen niet kan leiden tot een oplossing, beoordeelt het college of de vervoersbehoefte kan worden ingevuld

    met het regionale systeem in Midden Holland van collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV). Het CVV is voorliggend op andere individuele verstrekkingen.

    Bij het bepalen van de geschiktheid van het CVV houdt het college rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager/betrokkene.

    Het college zorgt er voor dat binnen de individuele verstrekking van het CVV dat de aanvrager maximaal 1.500 km per jaar kan afleggen. Indien de persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende daartoe aanleiding geven, kan het college dit op grond van het maatwerkprincipe ophogen.

  • 6.Medisch en sociaal begeleider binnen CVV

    • a.

      Medische begeleiding is mogelijk indien dit aantoonbaar wordt gemaakt. Als medische begeleiding wordt geïndiceerd dient de cliënt altijd met de medische begeleider te reizen.

    • b.

      Sociale begeleiding is voor alle cliënten.

  • 7.Andere vervoersvoorzieningen

    Bij personen met een zeer beperkte mogelijkheid om te lopen, zal het college beoordelen of – evt. naast een voorziening als collectief vervoer - een voorziening verstrekt moet worden voor de zeer korte afstand.

  • 8. Indien collectief vervoer niet mogelijk of niet beschikbaar is, kan het college een individuele voorziening in de vorm van een voorziening in natura, een financiële vergoeding voor (rolstoel)taxi of een persoonsgebonden budget te besteden aan vervoer verstrekken.

  • 9. Bij het verstrekken van voorzieningen die af te leiden zijn van de auto, beoordeelt het college of er sprake is van meerkosten ten opzichte van de periode voordat de beperkingen ontstonden. Alleen dan komt men in aanmerking voor een individuele voorziening.

  • 10. Bij een persoonsgebonden budget is de voorziening die de aanvrager/betrokkene als voorziening in natura zou ontvangen voor het college uitgangspunt voor de hoogte van het bedrag. Voor het CVV is geen persoonsgebonden budget mogelijk.

  • 11. Met de positie van mantelzorgers kan rekening worden gehouden bij het bepalen van de vervoersvoorziening.

Artikel 25. Financiële besluiten
  • 1.Hoogte van het persoonsgebonden budget

    Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de huur- of koopprijs van de goedkoopst adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie, zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald voor een periode van 5 jaar.

  • 2.Onderhoud en reparatie

    Voor het onderhoud, reparatie en verzekering wordt in het Persoonsgebonden budget een apart bedrag opgenomen. De hoogte hiervan is afhankelijk van de aanschafprijs van de voorziening. Voor de onderhoud- en reparatiekosten wordt uitgegaan van 7% van de aanschafprijs voor niet elektrische voorzieningen en 5% voor elektrische voorzieningen. Hiernaast wordt een bedrag van maximaal € 75,00 per jaar toegekend voor verzekering (op basis van een afgesloten polis) indien een verzekering van toepassing is.

  • 3.Maximering sociale begeleiding

    Voor de sociale begeleider geldt een maximering van 20 enkele ritten per jaar.

  • 4.Financiële tegemoetkoming overige vervoersvoorzieningen

    De hoogte van een te verlenen financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 15 van de verordening is een gemaximeerde vergoeding. Voor de vaststelling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de volgende normbedragen op jaarbasis:

    • a.

      De aanpassingen voor de auto worden vergoed op basis van een offerte.

    • b.

      € 3.210,00 maximaal op declaratiebasis als tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een taxi;

    • c.

      € 4.187,00 maximaal op declaratiebasis als tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een rolstoeltaxi;

    • d.

      Een nader vast te stellen financiële tegemoetkoming indien de benodigde voorziening niet onder a t/m d valt tot een maximum van € 840,00.

  • 5.Afbouwregeling vergoeding gebruik eigen auto

    Voor cliënten aan wie op grond van een eerdere beschikking een tegemoetkoming voor de eigen auto is verstrekt, geldt een overgangsregeling. De tegemoetkoming wordt als volgt afgebouwd:

      • a.

        1ste kwartaal 2014 : 0 % afbouw (100% vergoeding)

      • b.

        2de kwartaal 2014 : 25 % afbouw (75% vergoeding)

      • c.

        3de kwartaal 2014 : 50 % afbouw (50% vergoeding)

      • d.

        4de kwartaal 2014 : 75 % afbouw (25% vergoeding)

      • e.

        vanaf 1 januari 2015 : 100% afbouw (geen vergoeding meer)

  • 6.Betaling en verantwoording

    De betaling van het Persoonsgebonden budget en financiële tegemoetkoming vindt achteraf plaats.

    De financiële verantwoording van een Persoonsgebonden budget en financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening vindt plaats:

    • a.

      Binnen drie maanden nadat de vervoersvoorziening is gerealiseerd door middel van het overleggen van de factuur.

    • b.

      Voor 1 februari van het volgende kalenderjaar voor het declareren van de verzekeringskosten door middel van het overleggen van de factuur.

    De budgethouder dient voor de verantwoording gebruik te maken van het door de gemeente aangeleverde verantwoordingsformulier (zie bijlage 1).

Paragraaf 8. RESULTAAT 8 - DE MOGELIJKHEID HEBBEN OM CONTACTEN TE HEBBEN MET MEDEMENSEN EN DEEL TE NEMEN AAN RECREATIEVE, MAATSCHAPPELIJKE OF RELIGIEUZE ACTIVITEITEN

Artikel 26. Inleiding

Het laatste op grond van artikel 4 lid 1 Wmo genoemde resultaat is een heel algemene. Het gaat daarbij om de mogelijkheid deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten, dat wil zeggen deel te kunnen nemen aan het leven van alledag. Een belangrijke voorwaarde hiervoor zit in een ander te bereiken resultaat: het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

Onder resultaat 8 vallen onder andere de rolstoel voor incidenteel gebruik en de sportrolstoel.

Artikel 27. Afwegingskader
  • 1. Als het gaat om een vervoerprobleem zal het college eerst beoordelen of dit via het zevende resultaat opgelost kan worden.

  • 2. Het college beoordeelt altijd eerst of andere, algemene, algemeen gebruikelijke, voorliggende en andere gemakkelijk zelf te realiseren voorzieningen mogelijk zijn.

  • 3. Het college onderzoekt eerst zorgvuldig of belanghebbende in staat is ook zonder de sportrolstoel voldoende mogelijkheid te hebben om contacten met medemensen te hebben en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

  • 4. Ten behoeve van de wekelijkse sportbeoefening Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem zal het college compenseren met een individuele voorziening. Onderstaande voorzieningen kunnen op basis van dit resultaat worden verstrekt:

    • a.

      Een rolstoel voor het zogenaamde ‘incidentele’ gebruik, waarbij de rolstoel mogelijk ook in de auto wordt meegenomen om elders bij bijvoorbeeld het winkelen of bij uitstapjes te gebruiken.

    • b.

      Een sportrolstoel.

Artikel 28. Financiële besluiten
  • 1. Regels rond het verstrekken van een sportrolstoel zijn:

    • a.

      Een sportrolstoel wordt één keer per drie jaar verstrekt.

    • b.

      De hoogte van een te verlenen persoonsgebonden budget voor een sportrolstoel als bedoeld in artikel 26 genoemde resultaat van de verordening is een gemaximeerde vergoeding en bedraagt:

      • o

        € 2.500,00 voor de sportrolstoel en aanpassingen;

      • o

        € 500,00 voor onderhoud en reparatie.

  • 2. Omdat de sportrolstoel een bovenwettelijke verplichting is wordt door het college – via het CAK - een eigen aandeel geïnd.

  • 3.Betaling en verantwoording

    Het Persoonsgebonden budget en financiële tegemoetkoming wordt achteraf uitbetaald op basis van de factuur.

    De financiële verantwoording van een Persoonsgebonden budget en financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening vindt plaats:

    • a.

      Binnen drie maanden nadat de voorziening is gerealiseerd/aangekocht door middel van het overleggen van de factuur.

    • b.

      Voor 1 februari van het volgende kalenderjaar voor het declareren van de verzekeringskosten door middel van het overleggen van de factuur.

    De budgethouder dient voor de verantwoording gebruik te maken van het door de gemeente aangeleverde verantwoordingsformulier (zie bijlage 1).

Hoofdstuk 3. Verstrekking in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming. Eigen bijdragen en eigen aandeel

Artikel 29. Keuzevrijheid

De cliënt heeft de keuze tussen een voorziening in natura of persoonsgebonden budget.

Uitzonderingen hierop zijn:

  • 1.

    Voorzieningen waarbij in dit besluit anders is beslist. Voorbeeld hiervan is de verstrekking ten behoeve van verhuiskosten die alleen als financiële tegemoetkoming wordt verstrekt.

  • 2.

    Een verstrekking waarbij alleen de meerkosten worden gefinancierd. Dit wordt verstrekt als financiële tegemoetkoming.

Het onderscheid tussen de begrippen financiële tegemoetkoming en persoonsgebonden budget is niet altijd even duidelijk. Een financiële tegemoetkoming is een bedrag bedoeld om een individuele voorziening mee te realiseren. Het begrip financiële tegemoetkoming wordt in de wet gebruikt in artikel 7 lid 2 waar gesproken wordt over een financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan een woonruimte. Een financiële tegemoetkoming kan afhankelijk worden gesteld van het inkomen van de aanvrager. De aanvrager betaalt dan mee en dat wordt een eigen aandeel genoemd. Samen met dit eigen aandeel zal een financiële tegemoetkoming kostendekkend zijn, tenzij er nog een algemeen gebruikelijk deel in het bedrag zit. Dat kan, als dit in dit besluit is geregeld, in mindering worden gebracht, ook naast een eigen aandeel.

Artikel 30. Individuele voorzieningen in natura

Aanvullende regels op de voorziening in natura zijn:

  • 1.

    Eventuele schade aan een door de gemeente toegekende voorziening kan, met inachtneming van de bepalingen in de overeenkomst, worden verhaald op de gebruiker.

  • 2.

    Een verleende voorziening wordt van de persoon met beperkingen teruggevorderd indien blijkt dat de voorziening niet voldoet aan het programma van eisen dat is gesteld.

  • 3.

    In geval een in natura verstrekte voorziening als gevolg van verwijtbare omstandigheden niet meer aanwezig is, kan de restwaarden van de voorziening in rekening worden gebracht bij de bruiklener.

  • 4.

    Bij verstrekking van voorziening in natura vindt afname plaats bij een door de gemeente gecontracteerde leverancier(s). Wanneer de gemeente geen leverancier heeft gecontracteerd voor deze specifieke voorziening, kan deze ook door een andere leverancier worden geleverd.

  • 5.

    In geval van gemotoriseerde vervoersvoorzieningen is de wettelijk verplichte WA-verzekering inbegrepen.

Artikel 31. Verantwoordelijkheden en verplichting Persoonsgebonden budget

Een persoonsgebonden budget is een geldbedrag bedoeld om zelf hulp bij het huishouden of een voorziening mee aan te schaffen of te betalen. Een Pbg vervangt een andere verstrekking in natura. Voorwaarde is echter dat die voorziening voldoet aan het programma van eisen waaraan de oorspronkelijk geïndiceerde voorziening ook voldeed. Eventuele meerkosten worden door de aanvrager gedragen.

  • 1.

    De persoon is zelf verantwoordelijk voor:

    • a.

      Het inkopen van de voorziening

    • b.

      Het halen, brengen en plaatsen van de voorziening

    • c.

      Het onderhoud en de reparaties van de voorziening

    • d.

      De benodigde verzekering

    • e.

      De betaling van de kosten en administratieve taken in verband met hierboven staande opsomming.

  • 2.

    De persoon die een persoonsgebonden budget ontvangt is tenminste verplicht:

    • a.

      De gelden uitsluitend te gebruiken voor de individuele voorzieningen waarvoor het is bestemd en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten;

    • b.

      Kwalitatief verantwoorde voorzieningen in te kopen;

    • c.

      Het persoonsgebonden budget uitsluitend te gebruiken voor de bekostiging van de voorziening, die is geïndiceerd en toegekend en die voldoet, indien van toepassing, aan het bij de (toekennings)beschikking behorende programma van eisen.

Artikel 32. Terugvordering of terugbetaling

  • 1. Eventuele schade aan een door de gemeente in bruikleen toegekende voorziening kan, met inachtneming van de bepalingen in de bruikleenovereenkomst, worden verhaald op de bruiklener.

  • 2. In geval van een in bruikleen verstrekte voorziening als gevolg van verwijtbare omstandigheden niet meer aanwezig is, kan de restwaarde van de voorziening in rekening worden gebracht bij de bruiklener.

  • 3. Indien een Persoonsgebonden budget voorziening voor de afschrijvingstermijn wordt verkocht, dient de aanvrager of diens wettelijke vertegenwoordiger hierover melding te maken bij de gemeente. De gemeente kan besluiten de voorziening terug te vorderen of (een deel van) de opbrengst van de verkoop op te eisen.

Artikel 33. Overwegende bezwaren Persoonsgebonden budget

Ondanks het feit dat iedere persoon het recht heeft te kiezen voor een Persoonsgebonden budget kunnen er redenen zijn om de verstrekking van een Persoonsgebonden budget te weigeren en de voorziening in een andere vorm te verstrekken. Een Persoonsgebonden budget wordt niet verstrekt:

  • a.

    Wanneer op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden blijkt dat de persoon problemen zal hebben bij het omgaan met een Persoonsgebonden budget.

  • b.

    Uit onderzoek is gebleken dat een persoon al eerder een Persoonsgebonden budget niet in overeenstemming met het doel heeft aangewend.

  • c.

    Van een persoon bekend is dat er schulden en/of schuldeisers zijn.

  • d.

    Wanneer er aanleiding is te kiezen voor een andere vorm van verstrekking dan een PERSOONSGEBONDEN BUDGET. Deze situatie doet zich bijvoorbeeld voor bij kortdurend gebruik, wanneer verwacht wordt dat de beperkingen vrij snel zullen toenemen (zoals bij een progressief ziektebeeld), of bij spoed (zoals ontslag uit het ziekenhuis).

  • e.

    Wanneer sprake is van kapitaalvernietiging zoals een kindervoorziening. Kinderen groeien snel uit voorzieningen waardoor de gebruiksduur vele malen korter zal zijn dan de budgetperiode.

Artikel 34. Financiële tegemoetkoming

Een financiële vergoeding is een bedrag bedoeld om een individuele voorziening mee te realiseren. De vergoeding hoeft niet kostendekkend te zijn omdat de aanvrager een eigen aandeel kan betalen.

Artikel 35. Eigen bijdragen of eigen aandeel

  • 1. Over de verstrekte voorziening(en) is een eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd ter hoogte van het wettelijk maximum. Uitzonderingen hierop zijn:

    • a.

      Voorzieningen verstrekt aan personen onder de 18 jaar.

    • b.

      Alle rolstoelen met uitzondering van de sportrolstoel.

    • c.

      Het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer in verband met het te betalen tarief bij het gebruik van het CVV (vergelijkbaar met het tarief van het openbaar vervoer).

  • 2. De eigen bijdrage en het eigen aandeel wordt berekend en geïnd door het CAK.

  • 3. De periode waarin de eigen bijdrage wordt geïnd is afhankelijk van de wijze van verstrekking en de hoogte van het bedrag:

    • a.

      Bij een voorziening die de gemeente huurt en bij de hulp bij het huishouden wordt de eigen bijdrage per periode van vier weken geïnd totdat de voorziening wordt beëindigd.

    • b.

      Bij overige voorzieningen geldt:

    • ·

      Bij een bedrag tot € 500,00 een inning in 26 perioden van vier weken.

    • ·

      Bij een bedrag vanaf € 500,00 een inning in 39 perioden van vier weken.

    • c.

      Bij een Persoonsgebonden budget wordt de eigen bijdrage achteraf berekend en geïnd door het CAK.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen en ondertekening

Artikel 36. Citeertitel

Dit besluit worden aangehaald als ‘Besluit maatschappelijke ondersteuning Vlist 2013’.

Artikel 37. Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking;

  • 2. Het ‘Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlist 2012’ en het ‘Productenoverzicht maatschappelijke ondersteuning 2012’ wordt met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlist in de vergadering van 8 oktober 2013.

de loco-secretaris, de burgemeester,

R.H. van Eijsden A.Z. Evenhuis-Meppelink