Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Nederlek

Erfgoedverordening gemeente Nederlek 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Nederlek
Officiële naam regelingErfgoedverordening gemeente Nederlek 2013
CiteertitelErfgoedverordening
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerperfgoedverordening

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De regeling komt in de plaats van de Monumentenverordening Nederlek 2007

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 149 Gemeentewet en de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-10-201301-01-2017Onbekend

24-09-2013

Nederlek Nieuws

NE13/03401

Tekst van de regeling

HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN

ERFGOEDVERORDENING GEMEENTE Nederlek 2013

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

a.gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd

gemeentelijk monument aangewezen:

1.zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap

of cultuurhistorische waarde;

  • 2.

    terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1;

    • b.

      gemeentelijk dorpsgezicht: de overeenkomstig deze verordening als beschermd

gemeentelijk dorpsgezicht aangewezen groepen van onroerende zaken die van

gemeentelijk belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijk of structurele

samenhang danwel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke

groepen zich één of meer beschermde of gemeentelijke monumenten bevinden.

c.gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze

verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in

onderdeel a;

d.beschermd monument: beschermd monument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

e.monumentencommissie: de op basis van art.15, ingestelde commissie met als taak het

college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de

Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de verordening en

het monumentenbeleid;

f.gemeentelijke archeologische verwachtingskaart topografische kaart van het gemeentelijke

grondgebied of delen van het grondgebied, waarop archeologische monumenten en

archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven;

g.landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden: landelijke kaart met een schaal

van 1:50.000, die op basis van geomorfologische gegevens, de kans weergeeft op de

aanwezigheid van archeologische vindplaatsen, waarbij onderscheid wordt gemaakt in

hoge, middelhoge, lage en zeer lage trefkans;

h.provinciale Archeologische Monumentenkaart: topografische kaart van (delen van) het

provinciale grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische gebieden

zijn aangegeven;

i.archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de archeologische

verwachtingskaart waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten

of sporen te verwachten zijn;

j.gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart: een door de gemeenteraad vastgestelde

kaart waarop de archeologische waardevolle terreinen en onderzoeksgebieden aangegeven,

alsmede het vrijstellingsbeleid voor de archeologische onderzoeksplicht.

k.zeer hoge archeologische verwachting: zeer grote kans op archeologische vondsten of

informatie;

  • l.

    hoge archeologische verwachting: grote kans op archeologische vondsten of informatie;

  • m.

    middelhoge verwachting: middelhoge kans op archeologische vondsten of informatie;

  • n.

    lage archeologische verwachting: kleine kans op archeologische vondsten of informatie;

  • o.

    plan van aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals

omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoorden;

p.programma van eisen: programma dat door het college wordt vastgesteld en waarmee

kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek;

q.bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen

omgevingsrecht;

  • r.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nederlek;

  • s.

    vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • t.

    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • u.

    WAN: Werkgroep Archeologie Nederlek.

HOOFDSTUK 2. AANWIJZING GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Artikel 2. Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het

monument.

Artikel 3. De aanwijzing tot gemeentelijk monument

1.Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen

als gemeentelijk monument.

2.Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan de

monumentencommissie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege

blijven.

3.Voordat het college een monument met een religieuze bestemming dat uitsluitend of in

overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst, als gemeentelijk

monument aanwijst, voert hij overleg met de eigenaar.

4.De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de

Monumentenwet 1988;

5.Het college kan ten behoeve van de aanwijzing van een gemeentelijk monument bepalen dat

bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.

Artikel 4. Voorbescherming

Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het

voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de

aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument

niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 14 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5. Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

1.De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het

verzoek van het college.

2.Het college beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de

monumentencommissie, maar in ieder geval binnen twintig weken na de adviesaanvraag.

Artikel 6. Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk

gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.

Artikel 7. Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1.

    Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2.

    De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de

aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 8. Wijzigen van de aanwijzing

  • 1.

    Het college kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing wijzigen.

  • 2.

    Artikel 3, tweede en derde lid, alsmede artikel 4, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing

op het wijzigingsbesluit.

3.Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft

overeenkomstige toepassing, als bedoeld in lid 2, achterwege.

4.De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst

aangetekend.

Artikel 9. Intrekken van de aanwijzing

1.Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en artikel 5 van

overeenkomstige toepassing.

2.De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3

van de Monumentenwet 1988.

3.De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd.

HOOFDSTUK 3. INSTANDHOUDING VAN GEMEENTELIJKE MONUMENTALE ZAKEN

Artikel 10. Instandhoudingbepaling

1.Het is verboden een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te

beschadigen of te vernielen.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:

    • a.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, af te breken, te

verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

b.een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te herstellen, te

gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

3.Een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 10, lid 1, is niet vereist

indien deze activiteit betrekking heeft op:

a.gewoon onderhoud voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en

kleur niet wijzigen, en bij een tuin, park, of andere aanleg, de aanleg niet wijzigt, of;

b.een activiteit die uitsluitend leidt tot inpandige veranderingen van een onderdeel van het

monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft.

4.Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien het college

nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden

uitgevoerd.

5.Het bevoegd gezag verleent, met betrekking tot een monument met een religieuze

bestemming, geen vergunning als bedoeld in het tweede lid, dan in overeenstemming met de

eigenaar indien en voorzover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de

godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 11. De schriftelijke aanvraag

Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2 Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in

artikel 10 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in viervoud ingediend.

Artikel 12. Termijnen advies

1.Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om

vergunning voor een gemeentelijk monument aan de monumentencommissie voor advies.

2.Binnen 8 weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de

monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college.

Artikel 13. Weigeringsgronden

De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich

daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het

monument.

Artikel 14. Intrekken van de vergunning

De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat

het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

HOOFDSTUK 4. AANWIJZING GEMEENTELIJKE DORPSGEZICHTEN

Artikel 15. De aanwijzing

  • 1.

    Het college kan een dorpsgezicht aanwijzen als gemeentelijk dorpsgezicht.

  • 2.

    Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het advies aan de

monumentencommissie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege

blijven.

3.Het college brengt de raad in kennis van het besluit over de aanwijzing van een gemeentelijk

dorpsgezicht.

4.De aanwijzing kan geen dorpsgezicht betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 35 van

de Monumentenwet 1988.

5.De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het

verzoek van het college.

6.Het college beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de

monumentencommissie, maar in elk geval binnen twintig weken na de adviesaanvraag.

7.Het college van burgemeester en wethouders registreert het gemeentelijke dorpsgezicht op de

lijst van gemeentelijke dorpsgezichten.

8.De lijst van gemeentelijke dorpsgezichten bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van

aanwijzing, de gebiedsaanwijzing van het gemeentelijke dorpsgezicht en een beschrijving van

de daarin vervatte cultuurhistorische waarden.

Artikel 16. De Wijziging en intrekking van de aanwijzing

De artikelen 8 en 9 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat aan artikel 9,

tweede lid, nog wordt toegevoegd artikel 35 van de Monumentenwet 1988.

Artikel 17. Beschermend bestemmingsplan

1.De gemeenteraad stelt, ter bescherming van een gemeentelijk dorpsgezicht een

bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening.

2.Bij een besluit tot aanwijzing van een gemeentelijk dorpsgezicht wordt door het college

bepaald in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het

eerste lid kunnen worden aangemerkt.

3.Alvorens burgemeester en wethouders de gemeenteraad terzake een voorstel doen, wordt de

monumentencommissie gehoord.

4.De monumentencommissie adviseert binnen veertien weken na ontvangst van het verzoek van

het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 18. Vergunning

1.In gemeentelijke dorpsgezichten is het verboden een bouwwerk geheel of gedeeltelijk af te

breken zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag.

2.Geen sloopvergunning is vereist voor het afbreken ingevolge een aanschrijving van het

bevoegd gezag.

3.Op het verlenen van een vergunning als bedoeld in het eerste lid zijn, totdat een beschermend

bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, de artikelen 11 tot en met 14 van

overeenkomstige toepassing.

4.Wanneer in een beschermend bestemmingsplan in de planregels een specifiekere regeling is

opgenomen dan in de regels van deze Erfgoedverordening, dan hebben die regels voorrang

boven die van deze Erfgoedverordening.

HOOFDSTUK 5. BESCHERMDE MONUMENTEN (RIJKSMONUMENTEN)

Artikel 19. Vergunning voor beschermd monument (rijksmonument)

1.Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om

vergunning voor een beschermd monument aan de monumentencommissie.

2.De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de

datum van verzending van het afschrift.

HOOFDSTUK 6. INSTANDHOUDING VAN ARCHEOLOGISCHE TERREINEN

Artikel 20. Instandhoudingbepaling

1.Het is verboden om in een archeologisch verwachtingsgebied, bedoeld in artikel 1, onder i, de

bodem dieper dan 30 cm beneden maaiveld en een plangebied groter dan 100 m² onder de

oppervlakte te verstoren.

  • 2.

    Het verbod in lid 1 is, op grond van deze verordening, niet van toepassing indien;

    • a.

      het een verstoring betreft in een vrijgesteld gebied danwel een verstoring betreft

van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als

aangegeven op de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart, en waarbij die

verstoring plaatsvindt:

 in een gebied met een te verwachten archeologische waarde categorie AW1; hiervoor geldt een onderzoekseis bij bodemingrepen dieper dan 30 cm –Mv en een plangebied groter dan 100 m²;

 in een gebied met een te verwachten archeologische waarde categarie AW2; hiervoor geldt een onderzoekseis bij coupures/dijkdoorsnijdingen naar de opbouw van de dijk;

 in een gebied met een te verwachten archeologische waarde categorie VAW1;

hiervoor geldt een onderzoekseis bij bodemingrepen dieper dan 30 cm –Mv en een

plangebied groter dan 100 m² of;

 in een gebied met een te verwachten archeologische waarde categorie VAW2;

hiervoor geldt een onderzoekseis bij bodemingrepen dieper dan 30 cm –Mv en een

plangebied groter dan 1.000 m² of;

 in een gebied met een te verwachten archeologische waarde categorie VAW3;

hiervoor geldt een onderzoekseis bij bodemingrepen dieper dan 2 m –Mv en een

plangebied groter dan 1.000 m² of;

 in een gebied met een te verwachten archeologische waarde categorie VAW4;

hiervoor geldt een onderzoekseis bij bodemingrepen dieper dan 2 m –Mv en een

plangebied groter dan 2.500 m²;

 in een gebied met een te verwachten archeologische waarde categorie VAW5;

hiervoor geldt een onderzoekseis bij bodemingrepen dieper dan 4 m –Mv en een

plangebied groter dan 1.000 m²;

 in een gebied met een te verwachten archeologische waarde categorie VAW6;

hiervoor geldt een onderzoekseis bij bodemingrepen dieper dan 3 m –Mv en een

plangebied groter dan 5.000 m²;

b.in het geldend bestemmingsplan bepalingen zijn opgenomen omtrent archeologische

monumentenzorg.

c.sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.12 eerste en tweede lid, van de Wet

algemene bepalingen omgevingsrecht en hierin voorschriften zijn opgenomen omtrent

archeologische monumentenzorg;

d.het college nadere regels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die

leiden tot een verstoring van een archeologisch monument of archeologisch

verwachtingsgebied als aangegeven op gemeentelijke archeologische waardenkaart of de

gemeentelijke beleidskaart;

e.een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein

naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit

blijkt dat:

• het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan

worden geborgd; of

• de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden

geschaad; of

• in het geheel geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 21. Opgravingen en begeleiding

1.Indien binnen het grondgebied van de gemeente Nederlek onderzoek wordt uitgevoerd in het

kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 sub h Monumentenwet 1988, dient,

onverminderd de overige bepalingen van deze wet:

a.het college een programma van eisen vast te laten stellen als bedoeld in artikel 1 onder p,

waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het onderzoek.

  • b.

    de verstoorder, voorafgaande aan het onderzoek, een plan van aanpak als bedoeld in artikel 1 onder o van deze verordening ter goedkeuring aan het bevoegd gezag te overleggen.

    • 2.

      In de nadere regels neemt het college bepalingen op met betrekking tot het toezicht op de

feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van

het college in acht te worden genomen.

3.Om te kunnen beoordelen of het plan van aanpak aan het programma van eisen en eventuele

nadere regels voldoet, vraagt het bevoegd gezag advies aan een deskundige, zoals omschreven

in de Wet op de Archeologische monumentenzorg.

Artikel 22. Procedure

De bepalingen uit artikel 11, 12, 13 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing op de bepalingen

uit artikel 20, tweede lid, onder e, en artikel 21, eerste lid, onder b, met dien verstande dat voor “monumentencommissie” de “Omgevingsdienst Midden-Holland” wordt gelezen. Het bevoegd gezag ziet er op toe dat de Omgevingsdienst Midden-Holland de WAN betrekt bij de advisering over archeologische onderzoeken.

HOOFDSTUK 7 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 23. Tegemoetkoming in schade

1.Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze

niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn

aanvraag een naar billijkheid te bepalen tegemoetkoming toe, indien de schade in relatie staat

tot:

  • a.

    de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 20, tweede lid, onder d;

  • b.

    een aanwijzing als bedoeld in artikel 21, tweede lid, tweede volzin.

Artikel 24 Strafbepaling

Degene, die handelt in strijd met het derde lid van artikel 10, artikel 18, met uitzondering van het

bepaalde in het tweede lid, onder e, en artikel 20 van deze verordening, wordt gestraft met een

geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 25. Toezichthouders

Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening

belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN

Artikel 26. Intrekken oude regeling

De Monumentenverordening Nederlek d.d. 30 mei 1991, laatstelijk gewijzigd vastgesteld op 2

maart 2006, wordt ingetrokken.

Artikel 27. Overgangsrecht

Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening

worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 26 ingetrokken verordening.

Artikel 28. Inwerkingtreding

Deze verordening treeft in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 29. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Erfgoedverordening Gemeente Nederlek 2013”.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente Nederlek, gehouden op 24 september 2013,

de voorzitterde voorzitter
   
T.B.W.M. van der Torre B.F.A. van der Kluit-De Groot