Overheidsorganisatie | Gemeente Naarden |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Naarden 2013 |
Citeertitel | Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Naarden 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Naarden 2013
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2013 | 01-07-2013 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 26-06-2013 Gemeenteblad, Jaargang 20, nummer 11, 5 september 2013 en NaarderNieuws van 5 september 2013 | RV 13.039 |
De raad van de gemeente Naarden;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van
Naarden, nummer RV 13.039;
b e s l u i t :
Vast te stellen de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Naarden 2013.
In deze verordening wordt verstaan onder:
recidiveboete: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de Wet werk en bijstand;
verrekenen: verrekening als bedoeld in artikel 60, vierde lid, van de Wet werk en bijstand.
Het college verrekent het openstaande boetebedrag met de algemene bijstand gedurende de eerste drie maanden na dagtekening van het besluit tot oplegging van een recidiveboete zonder dat het bepaalde in artikel 4:93, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in acht wordt genomen.
In afwijking van artikel 2 verrekent het college de openstaande recidiveboete met inachtneming van artikel 4:93, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht voor zover er, gelet op de omstandigheden, sprake is van zeer dringende redenen.
Deze verordening kan worden aangehaald als de “Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Naarden 2013”.
Deze verordening treedt in werking met ingang 1 juli 2013.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
der gemeente Naarden, gehouden op woensdag 26 juni 2013.
de voorzitter,
de griffier,
Algemene toelichting
Per 1 januari 2013 is de Wet aanscherping handhaving- en sanctiebeleid SZW-wetgeving in werking getreden. Met deze wet krijgt het college de plicht om een boete op te leggen als sprake is van schending van de inlichtingenplicht. De eerdere bevoegdheid om een maatregel in deze situatie op te leggen is verdwenen. De hoogte van de boete is daarbij in beginsel gelijk aan het bedrag dat belanghebbende teveel aan bijstand heeft ontvangen.
Is sprake van herhaling van het schenden van de inlichtingenplicht (recidive) dan wordt deze boete verhoogd tot 150% van het teveel ontvangen bedrag. Naast verhoging krijgt het college daarbij ook de bevoegdheid om in de eerste drie maanden na oplegging van de boete de bijstand volledig te verrekenen met de openstaande boetevordering.
In eerste instantie had de wetgever voorzien in een plicht tot volledige verrekening van de boetevordering. Bij amendement is deze verplichting omgezet in een bevoegdheid. De gemeente heeft daarbij de mogelijkheid om de verrekening aan te passen of de volledige beslagvrije voet te respecteren. Artikel 8 lid 1, onderdeel i, WWB, verplicht de gemeenteraad in dit kader bij verordening nadere regels te stellen met betrekking tot het gebruik van deze bevoegdheid.
De verordening regelt alleen de verrekening van de bijstandsgerechtigden, die te maken krijgen met een door het college zelf opgelegde recidiveboete. Is de recidiveboete opgelegd op het moment dat belanghebbende elders bijstand ontvangt, dan kan het boete opleggende college het bijstandsverstrekkende college verzoeken om conform de regels van het boete opleggende college tot verrekening over te gaan. Mocht belanghebbende tussentijds het bijstandsverstrekkende college verzoeken de beslagvrije voet alsnog te respecteren, dan is dit college bij de verrekening daaraan gehouden.
Toelichting per artikel
Artikel 1. Begripsomschrijving
De begrippen die in deze verordening worden gebruikt, hebben een gelijkluidende betekenis als de omschrijving in de WWB.
Artikel 2. De uitoefening van de bevoegdheid tot verrekening
Artikel 4:93, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat verrekening niet mogelijk is voorzover beslag op de vordering nietig zou zijn. Dit betekent dat bij verrekening in beginsel rekening moet worden gehouden met de beslagvrije voet zoals deze is opgenomen in artikel 475c tot en met 475e, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Op grond van artikel 60, vierde lid, van de WWB, heeft het college de bevoegdheid om deze bepaling in de eerste drie maanden na oplegging van de boete, niet toe te passen. Het college mag dus de openstaande boetevordering (zowel de recidiveboete als een mogelijk openstaand bedrag in verband met een eerdere boete) in deze eerste drie maanden volledig met de bijstandsuitkering verrekenen.
In eerste instantie was deze verrekening als verplichting opgenomen in de wet. (Dit is overigens nog steeds zo bij de IOAW en IOAZ.) Bij amendement is deze verplichting omgezet in een bevoegdheid van het college, vast te leggen in een verordening. Uiteraard mag de verrekening nooit hoger zijn dan het bedrag waarop de belanghebbende recht heeft.
Artikel 3. Zeer dringende redenen
De WWB wordt beschouwd als de laatste voorziening in het stelsel van sociale zekerheid. In bijzondere gevallen moet, wanneer daar zeer dringende redenen voor zijn, de mogelijkheid aanwezig zijn om af te zien van verrekening met de volledige uitkering gedurende drie maanden. De hoogte van de te verrekenen boete kan in dat geval worden afgestemd door rekening te houden met de beslagvrije voet.
Uitsluitend vanwege het feit dat het belanghebbende ontbreekt aan middelen om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, kan nog niet worden gesproken van zeer dringende redenen. Vast dient te staan dat er sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin belanghebbende verkeert, op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen.
Gelden die op grond van artikel 34, WWB zijn vrijgelaten, moeten worden aangesproken (voor zover er in redelijkheid over kan worden beschikt) alvorens op grond van artikel 3 van deze verordening rekening kan worden gehouden met de beslagvrije voet. Met deze clausule wordt niet beoogd een ontsnappingsmogelijkheid aan te bieden omdat er sprake is van recidive, en belanghebbende al eerder op de hoogte is gesteld van de gevolgen bij recidive.