Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Centrum

Regeling voorzieningen stadsdeelbestuur

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Centrum
Officiële naam regelingRegeling voorzieningen stadsdeelbestuur
CiteertitelRegeling voorzieningen leden stadsdeelbestuur
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpBestuurlijke organisatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 96 en 97

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200801-01-2011nieuwe regeling

01-01-2008

Publicaties Stadsdeelbestuur 2007, Stadsdeelraad, Besluiten, 20 december 2007-17

Publicaties Stadsdeelbestuur 2007, Stadsdeelraad, Vergaderstukken, 20 december 2007-17

Tekst van de regeling

inhoud

Hoofdstuk I  Begripsomschrijvingen

Artikel 1
  • In deze regeling wordt verstaan onder:

  • 1. commissie: een raadscommissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Gemeentewet;

  • 2. fractie: leden van de raad die op eenzelfde verkiezingslijst verkozen zijn verklaard dan wel zijn afgesplitst van een bestaande fractie;

  • 3. commissielid: lid van een commissie bedoeld in artt. 82, 83 of 84 Gemeentewet, niet zijnde een

    raadslid ('duoraadsleden' en 'burgerleden')

  • 4. Rechtspositiebesluit wethouders: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 243, zoals nadien gewijzigd;

  • 5. Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244, zoals nadien gewijzigd;

  • 6. Regeling rechtspositie wethouders: de ministeriële regeling van 20 februari 2001, Stcrt. 41 als bedoeld in artikel 23 van het Rechtspositiebesluit wethouders, zoals nadien gewijzigd;

  • 7. Verplaatsingskostenregeling 1989: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 20 oktober 1989, nr. AB87/74/U6DGMP/AV/FAR, Stcrt. 212 en het Verplaatsingskostenbesluit 1989: het Koninklijk Besluit van 6 oktober 1989, Stb. 424, zoals nadien gewijzigd.

  • 8. Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56, zoals nadien gewijzigd;

  • 9. Reisregeling buitenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 12 september 1994, nr. AD94/U1011, Stcrt. 181, zoals nadien gewijzigd;

  • 10. raadslid: lid van de deelraad van het stadsdeel Amsterdam - Centrum, niet zijnde lid van het dagelijks bestuur;

  • 11. griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet;

  • 12. stadsdeelsecretaris: de stadsdeelsecretaris, bedoeld in artikel 23 van Verordening op de stadsdelen.

  • 13. In deze regeling wordt onder vergoedingen verstaan brutovergoedingen, tenzij uit de toelichting anders blijkt.

Hoofdstuk II  Voorzieningen voor raadsleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

De vergoeding voor de werkzaamheden bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de toepasselijke gemeenteklasse vastgestelde maximum.

Artikel 3 Onkostenvergoeding
  • 1. De vergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten is gelijk aan het bedrag voor de toepasselijke klasse, vermeld in tabel II van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

  • 2. Aan een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag voor de toepasselijke klasse, vermeld in tabel III van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen
  • 1. Degene die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar raadslid is geweest ontvangt de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest. Het raadslidmaatschap eindigt op het moment dat een ander daarvoor in de plaats is toegelaten tot de deelraad.

  • 2. De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, geschiedt in maandelijkse termijnen.

Artikel 5 Reis en verblijfkosten
  • 1. De ten behoeve van het stadsdeel gemaakte kosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het stadsdeelbestuur worden aan het raadslid vergoed.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een (trein)taxi: volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in artikel 4, onderdeel b,  van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 3. De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed, tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het bepaalde in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 6 Cursus, congres, seminar of symposium
  • 1. De kosten van deelname van een raadslid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het stadsdeelbelang door of namens het stadsdeel worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van het stadsdeel, voorzover deze passen binnen de financiële kaders van het raadsbudget.

  • 2. Het raadslid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of  namens het stadsdeel of de fractie wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in bij de voorzitter van de deelraad. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van het stadsdeel als deelname naar het oordeel van de raadsvoorzitter van belang is voor de vervulling van het raadslidmaatschap.

Artikel 7 Computer en internetverbinding
  • 1. Het stadsdeel verleent eenmalig per bestuursperiode aan een raadslid op aanvraag voor de uitoefening van het raadslidmaatschap een eenmalige vergoeding voor:

    a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, of 

    b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software

    Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van genoemde  voorzieningen zoals die gebruikelijk zijn voor dergelijke voorzieningen die het stadsdeel zelf in gebruik heeft.

  • 2. Op aanvraag vergoedt het stadsdeel het raadslid diens aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding van de in het eerste lid bedoelde computerapparatuur die in de bestuursperiode worden aangegaan voor de (resterende) bestuursperiode.

  • 3. Een aanvraag in het laatste kalenderjaar van de bestuursperiode wordt niet in behandeling genomen, tenzij na de verkiezingen blijkt dat de aanvrager raadslid is gebleven of geworden.

Artikel 8 Fietsregeling
  • 1. Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, heeft de mogelijkheid af te zien van een deel van de bruto raadsvergoeding of de bruto kostenvergoeding. Het raadslid ontvangt dan een vergoeding voor een fiets als bedoeld in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001.

  • 2. Naar keuze van het raadslid wordt de raadsvergoeding dan wel vaste onkostenvergoeding verminderd met het bedrag van de vergoeding.

  • 3. De vergoeding voor de fiets wordt belastingvrij verstrekt indien het raadslid voldoet aan de in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 gestelde voorwaarden.

  • 4. Het raadslid tekent voor de verkrijging van de vergoeding een overeenkomst met het stadsdeel. Het dagelijks bestuur stelt het model van de overeenkomst vast.

Artikel 9 Spaarloonregeling

Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, kan op aanvraag deelnemen aan de voor het personeel geldende spaarloonregeling.

Artikel 10 Tegemoetkoming ziektekosten
  • 1. Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt krijgt een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering als bedoeld in artikel 11 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

  • 2. In het geval een raadslid gedurende een gedeelte van het kalenderjaar lid van de raad is geweest ontvangt hij de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest.

  • 3. De betaling van de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, geschiedt in maandelijkse termijnen.

Artikel 11 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

De vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, kan op verzoek van een raadslid worden verlaagd in het geval hij een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.

Artikel 12 Compensatie korting werkloosheidsuitkering
  • 1. In het geval een raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van het stadsdeel verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

  • 2. In het geval dat een raadslid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van het stadsdeel verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

Artikel 13 Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte
  • 1. De artikelen 2 tot en met 4, 7 tot en met 12 blijven van toepassing op het raadslid aan wie ingevolge artikel X10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, met dien verstande dat de onkostenvergoeding die dit raadslid op grond van artikel 3, eerste of tweede lid van deze verordening ontvangt de helft bedraagt van het bedrag dat op grond van die bepalingen van toepassing is.

  • 2. De artikelen 1 tot en met 6, 11 tot en met 12 van deze regeling zijn van toepassing op raadsleden die tijdelijk worden benoemd ter vervanging van een raadslid dat ingevolge artikel X10 van de Kieswet tijdelijk ontslag heeft verkregen wegens zwangerschap en bevalling of ziekte.

Hoofdstuk III  Voorzieningen voor leden van het dagelijks bestuur

Artikel 14 Onkostenvergoeding

Aan het lid van het dagelijks bestuur wordt een onkostenvergoeding toegekend voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten overeenkomstig artikel 25 eerste lid van het Rechtspositiebesluit wethouders.

Artikel 15 Zakelijke reiskosten

Aan het lid van het dagelijks bestuur wordt vergoeding verleend voor gemaakte reiskosten ter zake van reizen ten behoeve van het stadsdeel. De vergoeding betreft:

  • a.

    bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een (trein)taxi: een volledige vergoeding van de gemaakte reiskosten;

  • b.

    bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding als bedoeld in artikel 4, onderdeel b, van de Regeling rechtspositie wethouders;

  • c.

    een vergoeding van de noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten.

Artikel 16 Buitenlandse dienstreis
  • 1. Indien het lid van het dagelijks bestuur in het, naar het oordeel van het dagelijks bestuur, stadsdeelbelang een reis buiten Nederland maakt, worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.

Artikel 17 Cursus, congres, seminar of symposium
  • 1. De kosten van deelname van een lid van het dagelijks bestuur aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het stadsdeelbelang door of namens het stadsdeel worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van het stadsdeel, voorzover het past binnen de financiële kaders van het bestuursbudget.

  • 2. Het lid van het dagelijks bestuur dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens het stadsdeel wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in bij het dagelijks bestuur. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van het stadsdeel als deelname van belang is in verband met de uitoefening van het ambt, voorzover het past binnen de financiële kaders van het bestuursbudget.

Artikel 18 Computer en internetverbinding
  • 1. Het stadsdeel verleent eenmalig per bestuursperiode aan lid van het dagelijks bestuur op aanvraag voor de uitoefening zijn ambt een eenmalige vergoeding voor:

    a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, of

    b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software

    Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van genoemde  voorzieningen zoals die gebruikelijk zijn voor dergelijke voorzieningen die het stadsdeel zelf in gebruik heeft.

  • 2. Op aanvraag vergoedt het stadsdeel het lid van het dagelijks bestuur diens aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding van de in het eerste lid bedoelde computerapparatuur.

  • 3. Een aanvraag in het laatste kalenderjaar van de bestuursperiode wordt niet in behandeling genomen, tenzij na de verkiezingen blijkt dat de aanvrager terugkeert als raadslid dan wel als bestuurder of als nieuwe bestuurder wordt benoemd.

Artikel 19 Mobiele telefoon
  • 1. Aan het lid van het dagelijks bestuur wordt uitsluitend voor de uitoefening van zijn ambt op aanvraag een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2. Het lid van het dagelijks bestuur ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met het stadsdeel. waaruit blijkt dat de telefoon voor meer dan 10 % voor zakelijke doeleinden wordt gebruikt.

  • 3. Indien het lid van het dagelijks bestuur dit niet kan aantonen zijn de fiscale gevolgen (naheffing, boeten en renten) voor diens rekening.

Artikel 20 Spaarloonregeling/levensloopregeling
  • 1. Het lid van het dagelijks bestuur kan op aanvraag deelnemen aan de voor het stadsdeelpersoneel geldende spaarloonregeling.

  • 2. Het lid van het dagelijks bestuur kan deelnemen aan de levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964.

  • 3. Het is niet toegestaan om tegelijkertijd deel te nemen aan de spaarloon- en de levensloopregeling.

  • 4. Gelet op het bepaalde in artikel 44 derde lid van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding van het stadsdeel.

Artikel 21 Fietsregeling
  • 1. Het lid van het dagelijks bestuur heeft de mogelijkheid af te zien van een deel van de bezoldiging dan wel de bruto kostenvergoeding. Naar keuze van het lid wordt de bezoldiging dan wel de vaste onkostenvergoeding verminderd met het bedrag van de vergoeding.

  • 2. De vergoeding voor de fiets wordt belastingvrij verstrekt indien het lid van het dagelijks bestuur voldoet aan de in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 gestelde voorwaarden.

  • 3. Het lid van het dagelijks bestuur tekent voor de verkrijging van de vergoeding een overeenkomst met het stadsdeel. Het dagelijk bestuur stelt het model van de overeenkomst vast

Artikel 22 Reis-, pensionkosten en verhuiskosten bij benoeming
  • 1. Het lid van het dagelijks bestuur dat bij benoeming nog niet over woonruimte in het stadsdeel beschikt heeft ten laste van het stadsdeel aanspraak op vergoeding van:

    • a.

      reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de Regeling rechtspositie wethouders, indien er sprake is van dubbele woonlasten en voor een periode van maximaal 2 jaar.

    • b.

      verhuiskosten in verband met de benoeming als lid van het  dagelijks bestuur overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de Regeling rechtspositie wethouders.

Hoofdstuk IV  Vergoeding voor commissieleden

Art. 23 Vergoeding bijwonen vergaderingen
  • 1. De vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies bedoeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de toepasselijke gemeenteklasse vastgestelde maximum.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 96 van de Gemeentewet ontvangt.

  • 3. Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie

    • a.

      als raadslid of lid van het dagelijks bestuur;

    • b.

      uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;

    • c.

      als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient.

  • 4. Uitbetaling geschiedt aan de hand van de presentielijsten van de vergaderingen, tweemaal per jaar.

  • 5. De betalingen worden in rekening gebracht bij de fracties die het commissielid heeft voorgedragen om te worden aangewezen als lid van een of meer commissies.

Art. 24 Toepasselijkheid

De artikelen 5, 6, 7 en 11 zijn van overeenkomstige toepassing op commissieleden.

Hoofdstuk V  De procedure van declaratie

Artikel 25 Betaling van kosten

Betaling van kosten op grond van deze regeling vindt plaats door:

  • a.

    betaling uit eigen middelen; of

  • b.

    rechtstreekse toezending van de factuur aan het stadsdeel.

Artikel 26 Declaratie van vooruit betaalde kosten
  • 1. Voor de vergoeding van kosten die vooruit zijn betaald, wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald en voorzover het past binnen de financiële kaders van het bestuursbudget.

  • 2. Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend en binnen twee maanden ingediend, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken

    * indien het een lid van het dagelijks bestuur betreft bij de stadsdeelsecretaris en

    * indien het een raads- of commissielid betreft bij de griffier

    * of een door hen aangewezen ambtenaar

Artikel 27 Rechtstreekse facturering bij het stadsdeel
  • 1. De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen 6, 16, 17 en 18  en 22 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van een factuur aan het stadsdeel.

  • 2. Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het desbetreffende begeleidingsformulier volledig in te vullen en te ondertekenen.

  • 3. De factuur wordt binnen twee maanden ingediend

    * indien het een lid van het dagelijks bestuur betreft bij de stadsdeelsecretaris en

    * indien het een raads- of commissielid betreft bij de griffier.

Hoofdstuk VI  Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 28 Intrekking oude regeling

De Verordening vergoeding bijwonen van een vergadering voor commissieleden die geen raadslid zijn van stadsdeel Amsterdam-Centrum en de Verordening declaratiemogelijkheden voor leden van het dagelijks bestuur van stadsdeel Amsterdam-Centrum (2003) worden ingetrokken.

Artikel 29 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2008 en werkt terug, voor wat betreft de artikelen 1 tot en met 9 11, 12 en 22,  tot 16 maart 2006, en voor wat betreft de artikelen 15 tot en met 21 ten aanzien van de op 13 april 2006 beëdigde leden van het dagelijks bestuur terug tot en met de dag van hun beëdiging .

Artikel 30 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Regeling voorzieningen leden stadsdeelbestuur. 

Toelichting

Inleiding

De grondslag voor het (moeten) vaststellen van deze regeling wordt gevormd door art. 44 (voor leden van het dagelijks bestuur) en artt. 96-97 (raads- en commissieleden) Gemeentewet. Voorheen was er een centrale verordening, die voor de deelraden bij een klein aantal onderwerpen de mogelijkheid over liet hierover zelf bij verordening een regeling te treffen. Nu moeten alle stadsdeelraden hun eigen verordening vaststellen sinds de gelijkstelling van de rechtspositie van deelgemeentebestuurders en gemeentebestuurders.

Er is gekozen voor één regeling voor de drie categorieën politieke ambtsdragers (leden van het dagelijks bestuur, deelraadsleden en bijzondere commissieleden(1). We gaan daarbij uit van de modelverordening van de VNG, het model dat de centrale stad heeft gemaakt voor de stadsdelen en het model van stadsdeel ZuiderAmstel, dat door die deelraad al is vastgesteld. Het model van de centrale stad en van ZuiderAmstel is een sobere. De Gemeenteraad (centrale stad) heeft ook voor zichzelf een relatief sobere regeling vastgesteld. Men heeft niet gekozen, voor zover er een keuze is, voor allerlei extra regelingen en voorzieningen dan de wettelijk voorgeschreven voorzieningen.

De raadsvoorzitters van de stadsdelen hebben afgesproken dat gestreefd wordt naar het zoveel mogelijk trekken van één lijn (dus niet dat in het ene stadsdeel allerlei voorzieningen voor raadsleden komen en in het andere stadsdeel niet) en om daarbij het reeds vastgestelde model van ZuiderAmstel te betrekken. Ook de portefeuillehouders van de stadsdelen hebben dit afgesproken voor wat betreft hun onderdeel van de verordening.

Wettelijke regelingen

De regeling van de rechtspositie van de leden van het dagelijks bestuur, de deelraad en de commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, Algemene Maatregel van Bestuur (AmvB), ministeriële regeling (alleen leden dagelijks bestuur) en (deel)gemeentelijke regeling. Voor leden van het dagelijks bestuur is in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van leden van het dagelijks bestuur, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij AMvB.  Daartoe zijn totstandgekomen het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. In deze wetten en nadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. De regelingen worden in artikel 1 omschreven. De toevoeging " zoals nadien gewijzigd" is gekozen om dit artikel in deze verordening niet aan elke wijziging in de regelgeving in de toekomst te hoeven aanpassen.

Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, zijn in beide rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen. Voor secundaire voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een uitkering bij aftreden als raadslid, geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen.

Gemeentelijke regeling en toestemming Gedeputeerde Staten

In de regeling zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van leden van het dagelijks bestuur, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten de leden van het dagelijks bestuur als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 derde lid van de Gemeentewet). Een soortgelijke bepaling is in artikel 99 van de Gemeentewet opgenomen voor raads- en commissieleden. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke regeling aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring vereist van Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie.

De arbeidsverhouding van de leden van het dagelijks bestuur en het raadslid

Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Raadsleden worden ook niet aangemerkt als werknemer in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet geen recht op vergoeding door de gemeente van de over de raadsvergoeding verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. Wel kan de raad in zijn regeling een (kleine) tegemoetkoming op dit punt uit eigen budget regelen. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is, vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap.

Leden van het dagelijks bestuur hebben, evenals raadsleden, geen dienstverband met de gemeente. Leden van het dagelijks bestuur zijn sinds de dualisering van het gemeentebestuur ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op leden van het dagelijks bestuur. Hun rechtspositie wordt, zoals hiervoor is aangegeven, beheerst door specifieke wet- en regelgeving. De aanstelling in openbare dienst  houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat leden van het dagelijks bestuur direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Er is sinds de dualisering van het gemeentebestuur derhalve geen mogelijkheid meer om wel of niet voor de loonbelasting te opteren. Leden van het dagelijks bestuur vallen niet onder de werking van de Ziektewet, Werkloosheidswet en WIA. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening bij het ABP. Wachtgeld na aftreden en ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor leden van het dagelijks bestuur geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). Leden van het dagelijks bestuur zijn werknemers in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet recht op vergoeding door de gemeente van de over hun bezoldiging  verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering.

De loon- en inkomstenbelasting

Opting in regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. De meeste raadsleden doen dat gewoonlijk. Het  stadsdeel houdt dan de loonheffing in en draagt af aan de fiscus. Dat wordt de "opting in regeling" genoemd. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de gemeente onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten en de zakelijke deelname aan cursussen en congressen. Er is ook maandelijkse onkostenvergoeding die niet belastingvrij kan worden verstrekt. Deze vergoeding worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert.Ook kan betrokkene deelnemen in de spaarloonregeling die er voor het gemeentelijk personeel is.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkenen moeten dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Zij kunnen niet deelnemen aan de spaarloonregeling. Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze regeling aan de Belastingdienst te melden. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek. Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding maakt het verschil uit of het raadslid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting.

Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

De vergoedingssystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Als vergoedingssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren:

* welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering en bestuurskosten);

* welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maar zijn niet rechtstreeks aan te bieden door de organisatie;

* kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste vergoeding worden aangeboden (indien de  loonbelasting geldt);

* voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een (bruto) vergoeding worden verstrekt.

Concreet betekent deze vergoedingssystematiek in het algemeen het volgende.

Voorzieningen die zijn ondergebracht in de bedrijfsvoering

- bruikleen van computer- en communicatieapparatuur;

- zakelijk gebruik van dienstauto's;

- deelname aan cursussen en congressen e.d. 

In ons stadsdeel wordt geen apparatuur in bruikleen gegeven noch worden dienstauto's ter beschikking gesteld.

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals bepaalde reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven aan de leden van het dagelijks bestuur of het raadslid op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed.

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal andere beroepskosten wordt een vaste (bruto) kostenvergoeding verstrekt. In de toelichting is aangegeven om welke beroepskosten het gaat.

Voor raadsleden die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd geldt dezelfde systematiek maar zijn de fiscale gevolgen anders. Zij dienen alle vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer als opbrengst te verantwoorden. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen verrekenen worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend.

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen - transparantie van groot belang. In verband hiermee is, in aanvulling op de in de beheers- en controleregeling vastgestelde regels, een aantal procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruit betaalde kosten.

(1) De wet kent de term duoraadslid noch burgerlid; in de Regeling Werkwijze deelraad Centrum zijn deze termen gecreëerd; de wet kent alleen de term 'commissielid'; in de praktijk elders worden ze veelal 'bijzonder commissielid' genoemd ter onderscheiding van raadsleden die ook commissieleden zijn. Bij ons zijn zowel burgerleden als duoraadsleden (bijzondere) commissieleden, het enige onderscheid is de benaming, nl. duoraadslid staat voor iemand die op een verkiezingslijst heeft gestaan en burgerlid voor iemand die niet op zo'n lijst heeft gestaan. Hun positie (beëdiging, vergoeding etc.) is verder hetzelfde. De wet eist niet dat een commissielid op een verkiezingslijst moet hebben gestaan, dat is zo bepaald in de Regeling Werkwijze van de deelraad Centrum.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2 vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij lokale regeling bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. De deelraad kan besluiten naar beneden af te wijken van het door de minister vastgestelde maximum. De afwijking naar beneden kan op twee manieren:

* de raad stelt de raadsvergoeding in algemene zin lager vast op een percentage tussen 80 en 100 van het door de minister vastgestelde maximum;

* de raad stelt vast dat een deel van de raadsvergoeding wordt uitbetaald als presentiegeld. Dat deel mag maximaal 20% van de raadsvergoeding zijn.

* de raad stelt een combinatie van bovenstaande mogelijkheden vast.

Wat er ook wordt vastgesteld, er mag geen onderscheid worden gemaakt tussen raadsleden, dus een presentievergoeding of een lagere raadsvergoeding geldt voor alle raadsleden.

In artikel 2 van deze regeling is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag zonder bovenstaande afwijkingen. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is geen nadere besluitvorming nodig omdat in de regeling in algemene zin is aangegeven dat de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum.  In 2007 bedraagt dit maximumbedrag € 1.213,48 bruto per maand.

De bezoldiging van leden van het dagelijks bestuur vloeit rechtstreeks voort uit de artikelen 2 en 3 van het Rechtspositiebesluit wethouders. Deze verordening bevat hierover daarom geen bepaling.

Artikelen 3 en 14 vaste onkostenvergoeding

Hierin  is de vaste vergoeding geregeld voor aan het raadslidmaatschap c.q. het ambt van leden van het dagelijks bestuur verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten:

* representatie

* vakliteratuur

* contributies, lidmaatschappen

* telefoonkosten

* bureaukosten, porti

* zakelijke giften

* bijdrage aan fractiekosten

* ontvangsten thuis

* excursies.

De kostensoorten fax/pc en cursussen en congressen worden als bedrijfskosten voor de gemeente (stadsdeel) gezien. De regeling regelt dit nader. De vaste kostenvergoeding kan niet onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering wordt niet gedaan voor raadsleden die niet gekozen hebben voor de opting in-regeling. Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij krijgen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering. Voor zover zij de uitgaven daaruit kunnen onderbouwen, blijft de raadsvergoeding onbelast. Wat niet kan worden aangetoond, zal alsnog worden belast bij de aangifte Inkomstenbelasting.

De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij lokale regeling bepaald. Wel is in de rechtspositiebesluiten voor leden van het dagelijks bestuur en raadsleden het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. Ook de onkostenvergoeding kan door de deelraad op een lager bedrag worden bepaald, dat echter voor de raadsleden niet lager mag zijn dan 80% van het door de minister vastgestelde maximum.

In de artikelen 3 en 14 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag zonder afwijkingen. Voor raadsleden bedraagt dit bedrag in 2007 € 293,78 bruto. Voor leden van het dagelijks bestuur is dit in 2007 €  585, 98 bruto per maand. Het bedrag van de kostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is geen nadere besluitvorming nodig omdat in de regeling in algemene zin is aangegeven dat de onkostenvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum.

Artikel 5 reis- en verblijfkosten raadsleden

De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor 'woon-werk-verkeer' voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente. Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en commissieleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van 'het gemeentebestuur' ( = deelraad en dagelijks bestuur). In de praktijk zullen de (duo)raadsleden veelal groepsgewijs op stap (werkbezoek) gaan en biedt het stadsdeel zelf al vervoer aan (bus), zodat dit weinig zal voorkomen. Aan commissieleden kan krachtens artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet echter wel een vergoeding worden gegeven de reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen de gemeente. In deze regeling wordt hiervoor niet gekozen.

In de regeling is voor wat betreft de hoogte van de vergoedingen aansluiting gezocht bij de vergoedingen uit de Regeling rechtspositie leden van het dagelijks bestuur. Om deze reden wordt in de artikelen 5 van de regeling verwezen naar Regeling rechtspositie leden van het dagelijks bestuur.

In art. 24 wordt dit artikel van overeenkomstige toepassing verklaard voor commissieleden.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een kilometervergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt (in 2006: € 0,28 bij gebruik van de eigen auto). De vergoeding van de reiskosten met het openbaar vervoer is onbelast. De kilometervergoeding is voor € 0,19 onbelast, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. In het Handboek loonheffingen 2006 wordt over de kilometervergoeding opgemerkt:

Vergoedingen voor reiskosten die u naast de € 0,19 per kilometer betaalt, zijn ook loon. Dat zijn bijvoorbeeld vergoedingen voor parkeer- en tolgelden, voor (extra) afschrijving en slijtage aan de auto, voor het inbouwen van een carkit of navigatiesysteem, voor extra benzineverbruik wegens gebruik van een aanhangwagen of voor schade aan de auto. Vergoedingen voor parkeer-, veer- en tolgelden en voor overeenkomstige verstrekkingen vallen onder de eindheffing.

Kilometervergoedingen die hoger zijn dan € 0,19 zijn voor dat hogere deel belast.

Artikelen 6 en 17 Cursus, congres, seminar of symposium

Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening (sinds 2001) in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de gemeente. Een onderscheid is gemaakt tussen cursussen, congressen e.d. die door of vanwege de gemeente in het gemeentelijk belang zijn georganiseerd en cursussen, congressen e.d. waaraan het individuele raadslid in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap op eigen initiatief deelneemt. In het laatste geval zijn er aanvullende voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatie over de cursus of het congres en een kostenspecificatie).

In art. 24 wordt dit artikel van overeenkomstige toepassing verklaard voor commissieleden.

De in deze artikelen bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de opting in-regeling, geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikelen 7 en 18  Computer en internetverbinding

Voor de uitoefening van het raadslidmaatschap, het ambt van leden van het dagelijks bestuur of het lidmaatschap van een commissie krijgt het lid desgevraagd een eenmalige vergoeding voor het gebruik van de eigen computer met bijbehoren of een vergoeding voor de aanschaf van een computer met bijbehoren. Bijbehorende apparatuur is apparatuur die is bestemd om aan de computer te worden gekoppeld om informatie uit te wisselen. Voorbeelden hiervan zijn een modem, een printer, een fax en een digitale fotocamera.

Het stadsdeel kan een computer met bijbehorende apparatuur en software alleen onbelast vergoeden indien deze geheel of nagenoeg geheel zakelijk wordt gebruikt. Er wordt vanuit gegaan dat in de praktijk de computer thuis nooit alleen zakelijk (voor het raads- en commissiewerk) wordt gebruikt maar ook voor andere zaken. Het raads- en commissielidmaatschap is ook een nevenfunctie. De vergoeding voor thuiscomputers behoort daarom tot het loon.

De gemeente bepaalt zelf de hoogte van de vergoeding. Als norm wordt uitgegaan van de aanschafwaarde van de computers die op het stadsdeelkantoor in gebruik zijn. Let wel: het gaat om voorzieningen op aanvraag. Leden van het dagelijks bestuur krijgen op het stadsdeelkantoor hun eigen computer, dus zullen niet gauw een huiscomputer aanvragen.

De aanleg- en abonnementskosten van de internetvoorziening kunnen ook ten laste van het stadsdeel komen indien een lid van het dagelijks bestuur, deelraad of commissie daarom vraagt. Het normbedrag gaat uit van de gemiddelde kosten. Voor de aanleg- en abonnementskosten is een zakelijk gebruik van 10% voldoende voor een belastingvrije vergoeding. Er is dus geen geheel of nagenoeg geheel zakelijk gebruik vereist. Betrokkene moet wel een verklaring tekenen dat de internetaansluiting voor 10% zakelijk zal worden gebruikt. Dit zal al gauw het geval zijn. Als een zakelijk gebruik van 10% later niet aantoonbaar blijkt te zijn, zal dat fiscale consequenties hebben, waar het stadsdeel verder buiten staat.

Het stadsdeel zal over de totale vergoeding aan raadsleden, wiens arbeidsverhouding door opting in als dienstbetrekking kan worden aangemerkt, en aan leden van het dagelijks bestuur en commissieleden belasting en premies inhouden en de netto vergoeding uitkeren.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting (opting in) geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

In art. 24 wordt dit artikel van overeenkomstige toepassing verklaard voor commissieleden.

Artikel 8 en 21 Fietsregeling

Raadsleden die gekozen hebben voor het fictieve werknemerschap en wethouders (en commissieleden) kunnen deelnemen aan de fietsregeling. Het gaat hier niet om een rechtspositionele aangelegenheid maar om een fiscale faciliteit voor werknemers. Het is niet mogelijk een 'werkgeversbijdrage' te verstrekken.

Het raadslid dat deel wenst te nemen aan de fiets regeling dient de Model overeenkomst voor de vergoeding van een fiets en de Verklaring gebruik fiets voor woon-werkverkeer te ondertekenen. Hierin zijn de in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 gestelde voorwaarden voor deelname opgenomen. Dit geldt ook voor leden van het dagelijks bestuur die aan de fietsregeling deelnemen.

Atikel 9  Spaarloon

Raadsleden die gekozen hebben voor het fictieve werknemerschap kunnen deelnemen aan de spaarloon-regeling. Het is niet mogelijk een 'werkgeversbijdrage' te verstrekken. Het gaat hier niet om een rechtspositionele aangelegenheid maar om een fiscale faciliteit voor werknemers.

Artikel  10  Ziektekostenvergoeding

Ongeacht of een raadslid gekozen heeft voor het fictieve werknemerschap of de status van fiscaal zelfstandige moet over de raads- en onkostenvergoeding een inkomensafhankelijke bijdrage worden betaald van 4,4%. Bij degenen die hebben gekozen voor het fictieve werknemerschap wordt deze door de gemeente ingehouden; zelfstandigen betalen deze via de inkomstenbelasting. Na afloop van het belastingjaar zal aan de hand van de vaststelling van het maximum inkomen waarover de bijdrage wordt geheven (dus alle belastbare inkomsten die in welke hoedanigheid dan ook zijn ontvangen) worden vastgesteld of te veel is ingehouden resp. betaald. In dat geval zal dat door de Belastingdienst worden terugbetaald, te beginnen bij de inhoudingen van 4,4%.

De raad kan op grond van artikel 11 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden besluiten dat deze tegemoetkoming wordt verstrekt, hetgeen in dit artikel is gebeurd. Dit geldt alleen voor raadsleden die de positie van fictief werknemerschap hebben gekozen. De ziektekostenvergoeding is belast.

Artikel 11 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

In de motie Slob (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 VII, nr. 21) is aangegeven dat een (deel)gemeenteraad een brede afspiegeling van de bevolking dient te vormen. Om deze reden moeten drempels om raadslid te worden of te blijven, worden weggenomen. In WAO en WIA geldt het algemene principe dat indien een persoon inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit omdat een dergelijke uitkering is bedoeld om het als gevolg van arbeidsongeschiktheid ontstane verlies aan verdienvermogen te vergoeden. Voor raads- en commissieleden kan dit ertoe leiden dat een geringe verhoging van het inkomen door een raads- of commissievergoeding een grote teruggang betekent voor de hoogte van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van de anticumulatieregeling. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij aanvaarding van een raads- of commissiezetel of bij verhoging van de vergoeding voor de werkzaamheden. Op grond van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden kan het stadsdeel hiervoor een voorziening treffen. In art. 9 is nu geregeld dat op aanvraag een raadslid een lagere vergoeding voor de werkzaamheden wordt gegeven om te voorkomen dat de anticumulatieregeling zal leiden tot een verlaging van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering van het raadslid.

In art. 24 wordt dit artikel van overeenkomstige toepassing verklaard voor commissieleden.

Artikel 12 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

Artikel 20 van de Werkloosheidswet (WW) komt erop neer dat op het moment dat iemand een werkloosheidsuitkering op grond van die wet ontvangt, nieuwe werkzaamheden aanvangt, de WW- uitkering wordt gekort met het aantal uren dat in de nieuwe functie wordt gewerkt. Het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel kent een soortgelijke bepaling. De hoogte van het inkomen uit de nieuwe betrekking is daarbij niet relevant, het gaat om de uren. Indien derhalve iemand tot raadslid wordt benoemd, zal de WW-uitkering worden verlaagd met het aantal uren dat het UWV voor het raadsmaatschap in aanmerking neemt. Indien deze verlaging van de WW-uitkering groter is dan de vergoeding voor de werkzaamheden zal er een negatief inkomenseffect optreden. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt gemeenten de mogelijkheid dit nadeel te compenseren. Dat is geregeld in dit artikel.

In art. 24 wordt dit artikel van overeenkomstige toepassing verklaard voor commissieleden.

Artikel 15  zakelijke reiskosten

Ingevolge dit artikel worden zakelijke reiskosten, indien gemaakt met het openbaar vervoer of met een taxi, volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt) en indien gemaakt met de eigen personenauto in 2006 € 0,28 per afgelegde kilometer. De kilometervergoeding is belast, voor zover die meer bedraagt dan € 0,19.

Voor zakelijke kilometers  kan, zoals gezegd, een onbelaste vergoeding worden verleend van maximaal € 0,19 per kilometer, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. Vergoedingen die daarboven uitgaan zijn voor dat hogere deel belast. In het Handboek loonheffingen 2006 wordt over de kilometervergoeding opgemerkt:

Vergoedingen voor reiskosten die u naast de € 0,19 per kilometer betaalt, zijn ook loon. Dat zijn bijvoorbeeld vergoedingen voor parkeer- en tolgelden, voor (extra) afschrijving en slijtage aan de auto, voor het inbouwen van een carkit of navigatiesysteem, voor extra benzineverbruik wegens gebruik van een aanhangwagen of voor schade aan de auto. Vergoedingen voor parkeer-, veer- en tolgelden en voor overeenkomstige verstrekkingen vallen onder de eindheffing.

Voor leden van het dagelijks bestuur is nog van belang dat een vergoeding of verstrekking van maximaal 80 maaltijden per kalenderjaar onbelast is als de vergoeding of verstrekking een meer dan bijkomstig zakelijk karakter heeft. Daarvan is niet zonder meer sprake bij deelname aan raads- en commissievergaderingen, maar wel bij tot in de avond doorlopende vergaderingen waardoor men niet op de gewone tijd kan eten, alsmede tijdens dienstreizen. Voor zover het aantal maaltijden per kalenderjaar meer dan 80 is (vergoedingen en verstrekkingen samen), moet een normbedrag bij het loon worden geteld. Als de vergoeding of verstrekking gedeeltelijk tot het loon moet worden gerekend kan eindheffing plaatsvinden op basis van het tabeltarief.

Als het zakelijk karakter van niet meer dan bijkomstig belang is moet de vergoeding of de waarde in het economisch verkeer van de verstrekking tot het loon worden gerekend. Bij verstrekkingen in de vorm van maaltijden in bedrijfskantines met een privé-karakter wordt de waarde van een kantinemaaltijd vastgesteld op een forfaitair bedrag. Als de maaltijd in de bedrijfskantine een meer dan bijkomstig zakelijk karakter heeft geldt de hoofdregel. De vergoeding of verstrekking van maximaal 80 maaltijden per kalenderjaar is dan onbelast.

Artikel 16 Buitenlandse dienstreis

Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de leden van het dagelijks bestuur de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer. In de eerder genoemde gedragscode zijn nadere gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het dagelijks bestuur over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden. Maar ook om bijvoorbeeld de rekening en verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) privé-reis.

Ook deelraadsleden of commissieleden maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege het stadsdeel georganiseerd. Hetgeen hierboven is geschreven over buitenlandse dienstreizen van leden van het dagelijks bestuur geldt mutatis mutandis ook voor buitenlandse excursies en reizen van raad of commissies.

Artikel 19 mobiele telefoon

Met ingang van 1 januari 2007 zijn de vergoedingen of verstrekkingen van een mobiele telefoon geheel onbelast als het zakelijk gebruik meer dan 10% bedraagt. Hiertoe wordt een bruikleenovereenkomst afgesloten. Er dient voor een onbelaste vergoeding sprake te zijn van meer dan 10% zakelijk gebruik. Dat zal gauw het geval zijn. Indien betrokkene dit niet kan aantonen, zijn de fiscale gevolgen (naheffing, boeten en renten) voor diens rekening.

Artikel 20 Spaarloonregeling/levensloopregeling

Een lid van het dagelijks bestuur is een werknemer en kan dientengevolge gebruik maken van de spaarloonregeling dan wel de levensloopregeling. Wanneer het lid van het dagelijks bestuur gebruik maakt van de gemeentelijke levensloopregeling is het niet toegestaan een levensloopbijdrage ten laste van de gemeente te verstrekken. De opbouw van de levensloopvoorziening mag uitsluitend ten laste van de leden van het dagelijks bestuurwedde plaatsvinden. Aangezien leden van het dagelijks bestuur (noch raadsleden overigens) geen verlof kennen, is het slechts mogelijk dat de opgebouwde voorziening bij de beëindiging van het leden van het dagelijks bestuurschap wordt meegenomen naar een volgende werkgever of dat uitbetaling ineens plaatsvindt. Bij uitbetaling ineens wordt de aanspraak belast als loon uit vroegere dienstbetrekking.

Artikel 21  Fietsregeling

Zie toelichting op artikel 8.

Artikel 22  Reis- en pensionkosten en verhuiskosten

Sinds de dualisering van het gemeentebestuur kunnen personen van buiten de raad tot lid van het dagelijks bestuur worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de gemeente of het stadsdeel zelf wonen. Die zijn op grond van de Gemeentewet verplicht om te gaan wonen in het stadsdeel Amsterdam - Centrum. In dit artikel is geregeld dat zij bij verhuizing naar dit stadsdeel in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel voor vergoeding van reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizing.

Het lid van het dagelijks bestuur heeft voor een periode van maximaal 2 jaar recht op een vergoeding van pensionkosten indien het door de verplichting om binnen het stadsdeel te wonen dubbele woonlasten heeft.

De kosten voor het overbrengen van de inboedel vermeerderd met 12% van het jaarloon tot een maximum van € 5445,- mogen vrij van belasting vergoed worden. Indien het lid van het dagelijks bestuur op grond van artikel 2 van de regeling rechtspositie wethouders recht heeft op een hogere vergoeding is het hogere deel belast.

Artikel 23  Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen

In dit artikel is het presentiegeld voor commissieleden geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden en leden van het dagelijks bestuur die in de commissie zitten. Hun vergoeding is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze regeling. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren en bestuurders die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben. De hoogte van het presentiegeld wordt bij gemeentelijke regeling bepaald. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt jaarlijks per 1 januari het maximum vast zoals dat is herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid.

Er is voor gekozen de hoogte van de vergoeding te bepalen op het door de minister vastgestelde maximum, zonder afwijking naar beneden of naar boven. Het stadsdeel maakt twee ker per jaar de vergoeding over aan de betrokken commissielden op basis van de presentielijsten.

Artikelen  25 t/m 28 De procedure van declaratie

Declaratie van vooruitbetaalde kosten

Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten:

* reis- en verblijfkosten van raadsleden;

* zakelijke reis- en verblijfkosten van leden van het dagelijks bestuur

* reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van leden van het dagelijks bestuur

* reis- en pensionkosten en verhuiskosten van leden van het dagelijks bestuur ;

* reis- en verblijfkosten van leden van commissies.

Rechtstreekse facturering bij de gemeente

Rekeningen kunnen rechtreeks bij het stadsdeel in rekening worden gebracht in de volgende gevallen:

* deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door raadsleden en leden van het dagelijks bestuur;

* zakelijke reis- en verblijfkosten van leden van het dagelijks bestuur;

* reis- en pensionkosten en verhuiskosten van leden van het dagelijks bestuur;

* reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van leden van het dagelijks bestuur.