Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Menterwolde

Boeteverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Menterwolde
Officiële naam regelingBoeteverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013
CiteertitelBoeteverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 8 Wet werk en bijstand (WWB)
  2. artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW)
  3. en artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201301-01-2015n.v.t.

31-01-2013

Tussenklappen

Boeteverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013

Tekst van de regeling

No: 6 /1

De raad van de gemeente Menterwolde;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Menterwolde

d.d. 19 december 2012;

gelet op artikel 8 Wet werk en bijstand (WWB) alsmede artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

overwegende, dat het noodzakelijk is de Maatregelenverordening WWB, IOAW en IOAZ Gemeente Menterwolde in overeenstemming te brengen met de Wet aanscherping handhaving- en sanctiebeleid SZW-wetgeving;

B E S L U I T :

vast te stellen de:

BOETEVERORDENING WWB, IOAW EN IOAZ 2013

In verband met het Besluit van 13 oktober 2012, houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur betreffende de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (Besluit aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving)

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1 In deze verordening wordt verstaan onder:

    a. WWB: Wet werk en bijstand;

    b. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.

    c. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

    d. WWB/IOAW/IOAZ: de WWB alsmede de IOAW en de IOAZ, beiden voor zover zij op belanghebbende van toepassing zijn.

    e. Uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 11 WWB en artikel 5, eerste lid IOAW/IOAZ.

    f. Uitkeringsnorm: de op belanghebbende van toepassing zijnde netto uitkering be-doeld in artikel 20, 21, 22, 23, 25 en 26 WWB en de netto grondslag, bedoeld in art 5, lid vier IOAW/IOAZ.

    g. (Recidive)boete: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de wet.

    h. Inkomen: inkomen als bedoeld in artikel 31 en 32 WWB en artikel 8 IOAW/IOAZ.

    i. Belanghebbende: hij die recht heeft op een uitkering op grond van de WWB of de IOAW, voor zover hij is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking, alsmede hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAZ.

    j. College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Menterwolde

  • 2 Voor zover in deze verordening niet anders is gedefinieerd, hebben de begrippen dezelfde betekenis als in de WWB, IOAW, de IOAZ en de Algemene wet be-stuursrecht (Awb).

Artikel 2 Boete bij niet of niet tijdig nakomen van de inlichtingenplicht

  • 1 Indien naar het oordeel van het college de belanghebbende niet tijdig de verplichting als bedoeld in artikel 17 WWB of artikel 13 van de IOAW/IOAZ is nagekomen, en dit niet nakomen aan hem verwijtbaar is, legt het college een boete op. 

  • 2 Indien, in verband met de (mogelijke) overschrijding van de fraudegrens (€ 50.000) aangifte wordt gedaan bij het Openbaar Ministerie en zij tot vervolging overgaat, wordt geen boete opgelegd. Indien de zaak wordt geseponeerd gaat het college alsnog over tot het opleggen van een bestuurlijke boete.

  • 3 De hoogte van de boete is gelijk aan het netto benadelingbedrag.

  • 4 Ingeval er een bestuurlijke boete wordt opgelegd wegens schending van de inlichtingenverplichting ex artikel 17 WWB of artikel 13 IOAW/IOAZ, terwijl de overtreding niet heeft geleid tot een benadelingbedrag, bedraagt de boete ten-minste € 150,--.

Artikel 2 Berekeningsgrondslag

De boete wegens schending van de inlichtingenverplichting zoals bedoeld in artikel 2 van deze verordening wordt toegepast op de netto uitkering.

Artikel 4 Afstemming van de boete

Het college stemt de boete mede af op de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden waarin belanghebbende verkeert.

Artikel 5 Recidive

  • 1 Indien binnen een periode van zestig maanden na verzending van het besluit tot oplegging van een boete opnieuw een verwijtbare gedraging ex artikel 17 WWB of artikel 13 IOAW/IOAZ plaatsvindt, verhoogt het college de boete naar 150% van de teveel ontvangen netto uitkering.

  • 2 Bij een beschikking als bedoeld in dit artikel wordt aandacht besteed aan de ernst van het feit, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van persoon en gezin. Dit kan leiden tot een lager boetebedrag.

Artikel 6 Besluit

In het besluit tot het opleggen van een boete worden in ieder geval vermeld: de reden van de boete, de hoogte van de boete en het percentage van de uitkeringsnorm die in aan-merking wordt genomen ter verrekening van de boete gedurende de eerste drie maanden na verzending van de beschikking.

Artikel 7 Afzien van het opleggen van een boete

  • 1 Indien het college de gedraging niet verwijtbaar acht, ziet zij af van het opleggen van de boete.

  • 2 Verder ziet het college af van het opleggen van een recidiveboete als tussen een huidige envoorgaande verwijtbaar geachte gedraging ex artikel 17 WWB of artikel 13 IOAW/IOAZ meer dan 60 maanden zijn verstreken. 

  • 3 Het college kan afzien van het opleggen van een boete indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht waarvan de maatschappelijke kosten die van de boete verre overstijgen (onvoorwaardelijke huisuitzetting, ernstige gevolgen i.v.m. ziekte etc). 

  • 4 Indien het college afziet van het opleggen van een boete op grond van dringende redenen, wordt/worden belanghebbende(n) hiervan schriftelijk mededeling gedaan.

Hoofdstuk 2 Boete in verband met gedragingen van schending van de inlichtingen verplichting.

Artikel 8 Maatregel, ingeval van verlies van een passende en toereikende voorliggende voorziening, door toepassing van bestuurlijke boete.

  • 1 In afwijking van het bepaalde in artikel 18 WWB of artikel 20 IOAW/IOAZ wordt, indien belanghebbende(n) geen beroep meer kan doen op een passende en toereikende voorliggende voorziening, omdat deze volledig wordt verrekend met een bestuurlijke boete in het kader van het bij herhaling schenden van de inlichtingenplicht een maatregel opgelegd van 100% gedurende de eerste drie maanden vanaf de start van de verrekening.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, wordt de maatregel in de tweede en derde maand, gerekend vanaf de start van de verrekening, gematigd tot 20% indien belanghebbende(n) redelijkerwijs niet kan (kunnen) beschikken over gelden ter hoogte van ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm.

Hoofdstuk 3 Verrekening bestuurlijke boete bij recidive.

Artikel 9 Verrekenen met beslagvrije voet bij voldoende gelden.

  • 1 Indien belanghebbende(n) redelijkerwijs over gelden kan (kunnen) beschikken ter hoogte van ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm, verrekent het college de recidiveboete met de algemene bijstand zonder inachtneming van de beslagvrije voet.

  • 2 De verrekening, bedoeld in het eerste lid, geschiedt gedurende een tijdvak van drie maanden te rekenen vanaf het moment van daadwerkelijke verrekening en dus niet vanaf dagtekening van de beschikking waarop de bestuurlijke boete is opgelegd.

Artikel 10 Verrekenen bij geen of onvoldoende gelden.

  • 1 Indien belanghebbende(n) redelijkerwijs niet kan (kunnen) beschikken over gelden ter hoogte van ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm, verrekent het college de (recidive)boete gedurende één maand zonder inachtneming van de beslagvrije voet. De verrekening geschiedt vanaf het moment van de dagtekening waarop de bestuurlijke boete is opgelegd. 

  • 2 Aansluitend op verrekening als bedoeld in het eerste lid, verrekend het college de recidiveboete in de daarop volgende twee maanden op een dusdanige wijze dat belanghebbende(n) blijft (blijven) beschikken over een inkomen ter hoogte van 80% van de toepasselijke bijstandsnorm.

Artikel 11 Verrekenen met inachtneming beslagvrije voet.

In afwijking van de artikelen 9 en 10 kan het college de recidiveboete met inachtneming van de beslagvrije voet verrekenen indien:

a. aannemelijk is dat verrekening op de wijze, bedoeld in de artikelen 9 en 10, zou leiden tot huisuitzetting van belanghebbende(n) of

b. anderszins sprake is van dringende redenen.

 

Artikel 12 Eerder opgelegde bestuurlijke boetes.

De artikelen 9, 10 en 11 zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de wet, indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van de recidiveboete.

Artikel 13 De uitoefening van de bevoegdheid tot verrekening

Het college verrekent het openstaande boetebedrag met de algemene bijstand ingevolge de WWB      of de netto uitkering IOAW/IOAZ gedurende de eerste drie maanden na dagtekening van het besluit tot oplegging van een recidiveboete zonder dat het bepaalde in artikel 4:93 vierde lid van de Awb in acht wordt genomen.

Artikel 14 Verzoek tot doorbetaling huur/hypotheekrente

  • 1 Belanghebbende kan verzoek om, in afwijking van het bepaalde in artikel 13, de huur dan wel de hypotheekrente na aftrek van de Huurtoeslag respectievelijk hypotheekrenteaftrek, gedurende de in artikel 13 genoemde periode direct vanuit de netto uitkering te voldoen. Indien dit verzoek wordt toegekend wordt de verrekening daarop aangepast.

  • 2 Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval afgewezen indien de belanghebbende(n) redelijkerwijs over voldoende gelden kan/kunnen beschikken om de genoemde drie maanden in zijn levensonderhoud te voorzien dan wel redelijkerwijs deze gelden op korte termijn kan verwerven.

Artikel 15 Verrekenen met inachtneming van artikel 4:93 vierde lid Awb

In afwijking van artikel 13 verrekent het college het openstaande boetebedrag met in-achtneming van artikel 4:93, vierde lid Awb voor zover:

a. toepassing van artikel 13 en 14 onaanvaardbare consequenties heeft voor de eventuele minderjarige belanghebbende(n), dan wel

b. de gezondheidstoestand van (een van de) belanghebbende(n) naar het oordeel van het college ernstig wordt bedreigd doordat mogelijkheden ontbreken om de noodzakelijke medicatie of behandeling te financiering.

 

Artikel 16 Zeer ernstige misdragingen

Indien de belanghebbende zich naar de mening van het college zeer ernstig misdraagt jegens medewerkers werkzaam bij de gemeente Menterwolde of schade toebrengt aan eigendommen van de gemeente Menterwolde, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de WWB/IOAW/IOAZ, verlaagt het college de norm met een door het college vast te stellen percentage gedurende een door het college vast te stellen periode, met een maximum van 30% gedurende drie maanden.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 17 Onvoorziene gevallen

Het college beslist in gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

Artikel 18 Nieuw Artikel

  • 1 Deze verordening wordt aangehaald als “Boeteverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013”.

  • 2 Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Ondertekening

Muntendam, 31 januari 2012.

De raad voornoemd,

De voorzitter,  De griffier,

E.A. van Zuijlen)  (F.A.P. Grit)

Algemene Toelichting 1

Per 1 januari 2013 treedt de Wet aanscherping handhaving- en sanctiebeleid SZW-wetgeving in werking. Met de wet krijgt het college de plicht om een boete op te leggen indien sprake is van schending van de inlichtingenplicht.

De eerdere bevoegdheid om een maatregel  in deze situatie op te leggen (het schenden van de inlichtingenverplichting) verdwijnt. De hoogte van de boete is daarbij in beginsel gelijk aan het bedrag dat belanghebbende te veel aan bijstand heeft ontvangen.

Is sprake van het bij herhaling schenden van de inlichtingenplicht (recidive) dan wordt deze boete in beginsel verhoogd tot 150% van het teveel ontvangen bedrag. Naast deze verhoging krijgt het college daarbij ook de bevoegdheid om in de eerste drie maanden na oplegging van de boete de bijstand volledig te verrekenen met de openstaande boete-vordering.

In eerste instantie had de wetgever voorzien in een plicht tot volledige verrekening van de boetevordering. Bij amendement is deze verplichting echter omgezet in een bevoegdheid, zodat de gemeente de mogelijkheid heeft om daar waar volledige verrekening on-wenselijke effecten heeft (denk b.v. aan hogere maatschappelijke kosten vanwege uit-huisplaatsing) de verrekening aan te passen, dan wel bij de verrekening de beslagvrije voet volledig te respecteren. De WWB/IOAW/IOAZ verplicht de gemeenteraad in dit kader bij verordening nadere regels te stellen met betrekking tot het gebruik van deze bevoegdheid.

Opgemerkt zij nog dat de verordening enkel de verrekening regelt van uitkeringsgerech-tigden die te maken krijgen met een door het college zelf opgelegde recidiveboete. Is de recidiveboete opgelegd op het moment dat belanghebbende elders een uitkering krachtens WWB/IOAW/IOAZ ontvangt, dan kan het boete opleggende college het uitkeringsverstrekkende college verzoeken om conform de regels van het boete opleggende college tot verrekening over te gaan. Mocht belanghebbende tussentijds het uitkeringsverstrekkende college verzoeken de beslagvrije voet alsnog te respecteren, dan is dit college bij de verrekening daaraan gehouden.

 

 

Artikelsgewijze toelichting wijzigingsbesluit

Het wijzigingsbesluit voorziet in de wijziging van de maatregelenverordening Wet Werk en Bijstand (Wet werk en bijstand) en de maatregelverordening IOAW en IOAZ. In de maatregelverordening Wet werk en bijstand zijn naast de bepalingen die voorzien in de regeling van de bevoegdheid tot verrekening van de recidiveboete ook wijzigingen op-genomen die enerzijds verband houden met het wegvallen van de maatregel bij schending van de inlichtingenplicht en anderzijds verband houden met het wegvallen van rechten op passende en toereikende voorliggende voorzieningen (zoals b.v. de WW) zodra aldaar een bestuurlijke boete wordt opgelegd vanwege het herhaaldelijk schenden van de inlichtingenplicht. De wijzigingen in de maatregelverordening IOAW en IOAZ houden enkel en alleen verband met het wegvallen van de mogelijkheid om een maatregel op te leggen bij schending van de inlichtingplicht.

Artikel 1

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2 t/m 7

Het hoofdstuk inzake maatregelen in verband met de schending van de inlichtingenplicht en de daarin opgenomen bepalingen komt te vervallen. Zo in de toekomst schending van de inlichtingenplicht wordt geconstateerd, levert dit een beboetbare gedraging op. De in de verordening opgenomen bepalingen rond de maatregel vanwege schending inlichtingenplicht kunnen daarom komen te vervallen.

Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 2 van de Maatregelverordening IOAW en IOAZ Gemeente Menterwolde (versie 2012) draagt in de uitwerking nog vaak de term van de maatregel. Nu het maatregelwaardig gedrag als terminologie in de nieuwe verordening vervalt is daarmee in de titel van het hoofdstuk rekening gehouden door daarin de term boete op te nemen.

Artikel 11

Zoals reeds in de inleiding aangegeven wordt door de huidige wet ook het sanctieregime in de overige sociale zekerheidswetten aangescherpt. In wezen wordt een vergelijkbaar boeteregime ingevoerd (boete ter hoogte van de te veel ontvangen uitkering en bij recidive 150% daarvan) zij het dat de uitvoeringsinstanties UWV, SVB en Gemeente (voor wat betreft de IOAW en IOAZ) het uitstaande boetebedrag binnen de termijn van vijf jaren in beginsel dienen te verrekenen zonder rekening te houden met de beslagvrije voet. Dit houdt in dat belanghebbenden, zodra de verrekening wordt geëffectueerd, in beginsel geen beschikking hebben over hun uitkering en indien andere middelen ontbreken, zullen zij dan een beroep moeten doen op de bijstand.

Artikel 12

Dit artikel voorziet in de invoering van een afwijkende verrekeningsbevoegdheid.

Van de gebruikelijke verrekeningsbevoegdheid is afgeweken om deze zo duidelijk mo-gelijk los te koppelen van de mogelijkheid om bij (een nieuwe) schending, (wederom) over te gaan tot het opleggen van een boete

 

Artikel 13 en 14

In beginsel wordt het feit dat het recht op een passende en toereikende voorliggende voorziening teloor is gegaan, aangemerkt als tekortschietend besef van verantwoorde-lijkheid. Een en ander levert daarom maatregel/boete waardig gedrag op, op basis waarvan de bijstand kan worden verlaagd. De huidige maatregelverordening mist echter een bepaling die volledig is toegesneden op deze situatie. De hier voorgestelde artikelen willen in de leemte voorzien. De artikelen zijn daarbij zo geredigeerd dat belanghebbende in beginsel in een feitelijk met de recidiverende bijstandsgerechtigde vergelijkbare situatie terecht komt. Dat houdt in dat belanghebbende in beginsel drie maanden vanaf datum effectuering verrekening geen bijstand toekomt. Het staat hem daarbij vrij om- gelijk de recidiverende bijstandsgerechtigde- een verzoek te doen tot doorbetaling van de vaste lasten. Specifiek is de effectuering van de verrekening en niet de datum van oplegging van de boete gekozen als startpunt van de drie maandentermijn. Een en ander houdt verband met het feit dat de verrekeningstermijn in deze vijf jaren bedraagt. Ook wanneer de boete wordt opgelegd op een tijdstip dat hij niet afhankelijk is van enige uitkering, is de kans, dat hij vanwege de verrekening op een bepaald moment rechten niet te gelde kan maken, reëel.

Opgemerkt zij nog dat de bepaling in welke situaties worden genoemd op basis waarvan de verrekening enkel met in acht name van de beslagvrije voet wordt toegepast, niet van overeenkomstige toepassing is verklaard. Dit houdt verband met het feit dat het hier niet om verrekenen maar om het verlagen van de bijstand gaat. Bij verlaging van de bijstand is artikel 18, eerste lid, van de Wet werk en bijstand van toepassing. Dit houdt in dat de verlaging zal moeten worden afgestemd op de omstandigheden, mogelijkheden en mid-delen van belanghebbende. In dat kader kan ook rekening worden gehouden met situaties die om een beperktere verlaging vragen.