Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Naarden

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats Oude Begraafplaats van de gemeente Naarden 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Naarden
Officiële naam regelingVerordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats Oude Begraafplaats van de gemeente Naarden 2013
CiteertitelVerordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats Oude Begraafplaats van de gemeente Naarden 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpVerordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats Oude Begraafplaats van de gemeente Naarden 2013

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. bronvermelding
  2. bronvermelding

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-06-201310-09-2013Nieuwe regeling

30-01-2013

Gemeenteblad, Jaargang 20, nummer 8, 20 juni 2013 en NaarderNieuws 20 juni 2013

RV 13.003

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Naarden,

gelezen het voorstel van het college van 10 december 2012, nr. RV 13.003;

overwegende dat het gewenst is om een nieuwe verordening op het gebruik en het beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen vast te stellen;

gelet op artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet;

Besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op het beheer en het gebruik van de Oude Begraafplaats van de gemeente Naarden 2013

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. begraafplaats:   Oude Begraafplaats, Amersfoortsestraatweg

    te Bussum;

b. gemeente:  de gemeente Naarden als eigenaar van de

    begraafplaats;

c. college:   het college van burgemeester en wethouders

    van de gemeente Naarden;

d. gemeenteraad:  de gemeenteraad van de gemeente Bussum;

e. graf:   een ruimte bestemd voor het begraven van

    lijken, het bijzetten van asbussen en/of het

    verstrooien van as;

f. grafkelder:  een betonnen of gemetselde constructie

    waarin een of meerdere lijken worden

    begraven of asbussen worden bijgezet;

g. particulier graf:   een graf waarvoor  aan een natuurlijk of

    rechtspersoon het uitsluitend recht is

     verleend tot:

- het doen begraven en begraven houden van lijken;

- het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

- het doen verstrooien van as;

h. algemeen graf:   een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt

    geboden tot het doen begraven van lijken;

i. particulier urnengraf:  een graf waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het

    uitsluitend recht is verleend tot:

- het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

- het doen verstrooien van as;

j. particulier urnennis:  een graf waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het

    uitsluitend recht is verleend tot:

- het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

k. urn:   een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;

l. asbus:    een bus ter berging van as van een overledene;

m. grafbedekking:   gedenkteken en grafbeplanting op een graf of verstrooiingsplaats;

n. reservering:  termijn waarbinnen de aanvrager als eerste in aanmerking komt

    voor verkrijging van het grafrecht van het betreffende particuliere

    graf;

o. grafrecht:  het recht op het begraven en begraven houden in een particulier

    graf;

p. grafrusttermijn:  de termijn die in de Wet op de Lijkbezorging is opgenomen, als

    minimale termijn waarin een lijk begraven dient te blijven;

q. beheerder:   de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de

    begraafplaats of degene die hem vervangt;

r. aanvrager:  degene die – al dan niet door tussenkomst van een uitvaartverzorger

    – opdracht geeft voor een begrafenis, of die de uitgifte van een graf

    of urnenruimte vraagt;

s. rechthebbende:  natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is

    verleend op een particulier graf, dan wel degene die redelijkerwijs

    geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

t. gebruiker:  natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik

    van een ruimte in een algemeen graf  of algemeen kindergraf is

    verleend, danwel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in

    diens plaats te zijn getreden.

Artikel 2 Uitbreiding begrippen particulier graf

1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voorzover van belang onder 'particulier graf' mede verstaan: particulier urnengraf en/of particulier urnennis.

Hoofdstuk 2 Beheer, openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3 Beheer begraafplaats

1. Het beheer van de begraafplaats berust bij het college. Het beheer omvat het onderhouden en exploiteren van het terrein en de gebouwen en het bieden van faciliteiten voor lijkbezorging en herdenking van overledenen.

2. Onder toezicht van het college worden een beheerder en zonodig een of meer daartoe hem vervangende personen belast met:

 De administratie van de begraafplaats;

 Het beheer en onderhoud van de begraafplaats;

 Het openen en sluiten van de graven voor een begraving, bijzetting, opgraving of ruiming;

 De verstrooiing van as.

Artikel 4 Administratie

1. Het college is verantwoordelijk voor de administratie van de begraafplaats;

2. De administratie bevat een register van alle op de begraafplaatsen begraven lijken, bijgezette asbussen c.q. uitgevoerde asvestrooingen met een nauwkeurige aanduiding van de plaats waar zij begraven zijn. De in dit register opgenomen gegevens zijn openbaar en worden op verzoek verstrekt;

3. De administratie bevat een register van alle rechthebbenden en gebruikers van de graven, met hun namen en adressen en zo mogelijk aantekening van hun relatie tot de overledene. Dit register is niet openbaar. Alleen rechthebbenden en gebruikers of hun rechtsopvolgers kunnen hiervan een uittreksel verkrijgen;

4. De rechthebbenden en gebruikers zijn verplicht de wijziging van hun adres aan het college door te geven.

Artikel 5 Openstelling begraafplaats

1. De begraafplaats is voor eenieder dagelijks toegankelijk van 0:00 tot 24:00 uur.

2. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaats kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats niet voor het publiek geopend is, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 6 Ordemaatregelen

1. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

2. Het is verboden op de begraafplaats:

a. Nodeloos rumoer te maken of zich anderszins onbetamelijk te gedragen;

b. Rijwielen mede te nemen;

c. Onaangelijnde honden mee te nemen;

d. Op de graven te lopen of, de begraafplaats te verontreinigen;

e. Beplantingen of materialen te beschadigen of te vernielen;

f. Gereedschappen, kledingstukken, potten of andere niet tot de graven behorende voorwerpen neer te leggen of te laten liggen op of achter de graven en de grafbedekking.

3. De beheerder kan personen die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzing of de in het tweede lid bedoelde voorschrift houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen.

4. Het is verboden met motorrijtuigen met uitzondering van invalidenwagens/scootmobielen op de begraafplaats te rijden:

a. zonder toestemming van de beheerder;

b. elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen. Motorrijtuigen zijn buiten de rijwegen (slechts) toegestaan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen;

c. sneller dan 10 km per uur.

5. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder a van het derde lid.

Artikel 7 Plechtigheden

1. Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze tenminste zes werkdagen tevoren zijn gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.

2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 8 Opgravingen en ruimen

Bij het opgraven van lijken en de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast.

Hoofdstuk 3 Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 9 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

1. Degene, die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12:00 uur van de werkdag voorafgaand aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

2. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

Artikel 10 Over te leggen stukken

1. Tot begraving wordt niet overgegaan dan nadat het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

2. Indien de begraving of de bezorging van as in een particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

3. Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.

4. De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

5. De beheerder onderzoekt of de overgelegde stukken toereikend zijn.

Artikel 11 Tijden van begraven en asbezorging

1. De tijd van begraven en het bezorgen van as is:

a. op werkdagen tussen 09:00 en 15:00 uur;

b. op zaterdag tussen 09:00 en 12:00 uur;

voor zover de werkdagen en zaterdagen niet vallen op algemeen erkende feestdagen. Onder feestdag wordt verstaan:

Nieuwjaarsdag, Goede Vrijdag, tweede Paasdag, de dag waarop de verjaardag van de koningin wordt gevierd, 5 mei, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, eerste en tweede Kerstdag.

2. Als gewone uren van begraving worden aangemerkt de uren tussen 09:00 en 15:00 uur op de dagen, bedoeld in het eerste lid onder a. De tijden genoemd onder lid 1 onder b worden aangemerkt als buitengewone uren van begraving.

3. De begraving of bezorging van as dient geheel binnen de onder lid 1 genoemde tijdsvensters te vallen.

4. Het college kan in bijzondere gevallen van de tijden genoemd in lid 1 afwijken. In die gevallen worden de uren aangemerkt als zon- en feestdagen.

Hoofdstuk 4 Indeling en uitgifte der graven

Artikel 12 Soorten graven

1. Op de begraafplaats kunnen worden uitgegeven:

a. particuliere graven;

b. particuliere urnengraven;

c. particuliere urnennissen.

2. Het college bepaalt bij nadere vast te stellen regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen met of zonder urnen kunnen worden bijgezet in een particulier graf en hoeveel verstrooiingen van as op een particulier graf kunnen plaatshebben.

3. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels de afmetingen en de uitgifteduur van de particuliere graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de Lijkbezorging.

4. Sommige typen graven of bepaalde diensten zijn soms niet, niet meer of nog niet, en niet voor alle termijnen, beschikbaar. Een aanvrager heeft geen recht op uitgifte of levering.

Artikel 13 Categorieën

Het college kan bij nader vast te stellen regels de particuliere graven onderverdelen in categorieën. Het college bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.

Artikel 14 Volgorde van uitgifte

1. Particuliere graven kunnen, met uitzondering van urnennissen, zowel voor directe begraving als op voorhand worden uitgegeven.

2. De particuliere graven, met uitzondering van urnennissen, worden door of namens het college uitgegeven op de daarvoor bestemde gedeelten van de begraafplaats waarbij een keuze kan worden gemaakt. Deze keuze wordt direct omgezet in een reservering.

3. Particuliere urnennissen kunnen alleen voor direct gebruik en op volgorde van ligging worden uitgegeven;

4. Het college kan afwijken in bijzondere gevallen afwijken van het bepaalde in lid 3.

5. Het college kan een particulier graf toewijzen buiten de volgorde van uitgifte en de bepaalde categorieën, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats niet bezwaarlijk is.

Artikel 15 Reserveren van particuliere graven

1. Een reservering geldt voor een termijn van vijf jaar;

2.   Na het afsluiten van een reservering heeft de aanvrager een bedenktijd van drie maanden op de gereserveerde locatie. Binnen deze termijn kan kosteloos de gereserveerde locatie worden gewijzigd in een andere op dat moment beschikbare locatie van hetzelfde graftype;

3. De in het eerste lid van dit artikel bedoelde reservering kan op aanvraag van de aanvrager worden verlengd telkens met een termijn van 5 jaren, mits de aanvraag maximaal 1 halfjaar voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

4. De reservering vervalt door:

a. de uitgifte van het graf;

b. het verlopen van de termijn waarvoor de reservering is verleend;

c. schriftelijke opzegging van de aanvrager;

5. In de gevallen als bedoeld in het vierde lid vindt geen terugbetaling plaats van (een deel van) de betaalde reservering.

6. Particuliere urnennissen kunnen niet worden gereserveerd.

Artikel 16 Termijnen particuliere graven

1. Het college verleent, voorzover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van twintig jaar het recht op een particulier graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particuliere graf is uitgegeven.

2. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht geldt voor een particuliere urnennis voor tien jaar. De termijn begint te lopen op de datum waarop de particuliere urnennis is uitgegeven.

3. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht kan op aanvraag van de rechthebbende worden verlengd telkens met een termijn van 10 jaren, mits de aanvraag maximaal 1 jaar voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

4. Het in het tweede lid van dit artikel bedoelde recht kan op aanvraag van de rechthebbende worden verlengd telkens met een termijn van 5 jaren, mits de aanvraag maximaal 1 halfjaar voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

5. De rechthebbende is verplicht ervoor zorg te dragen dat zijn adres of verblijfplaats te allen tijde bij het college bekend is.

6. Indien de rechthebbende niet aan de verplichting uit het vijfde lid van dit artikel voldoet, is het college bevoegd het recht op het particuliere graf te doen vervallen.

Artikel 17 Grafkelder

1. Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door het college te stellen voorwaarden.

2. Een aanvraag hiertoe dient minimaal 3 werkdagen, voorafgaand aan de dag waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kenbaar te zijn gemaakt aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag.

Artikel 18 Overschrijving van verleende rechten

1. Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon.

2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het particuliere graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

3. Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn van zes maanden, is het college bevoegd het recht op het particulier graf te doen vervallen.

4. Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van zes maanden kan het college het particuliere graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een particulier graf dat inmiddels is geruimd.

5. Indien het recht op een particulier graf in het verleden al op naam van de gemeente is geplaatst kan het college het particuliere graf op schriftelijk verzoek, indien het graf nog niet geruimd is, alsnog op naam stellen van verwanten van de begravenen. Dit wordt gezien als heruitgifte van het graf, waarbij aangepaste uitgiftetermijnen gelden.

6. In een geval zoals beschreven onder lid 5 geldt een uitgiftetermijn van veertig jaar indien het grafrecht op naam komt te staan van 1e of 2e graadsfamilieleden van de begravenen.

7. In een geval zoals beschreven onder lid 5 geldt een uitgiftetermijn van twintig jaar indien het grafrecht op naam komt te staan van 3e of 4e graadsfamilieleden van de begravenen of een ander rechtspersoon.

Artikel 19 Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particuliere graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet het college schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

Artikel 20 Vervallen grafrechten

1. De grafrechten vervallen:

a. door het verlopen van de termijn waarvoor het recht is verleend;

b. indien de rechthebbende afstand doet van het recht;

c. indien de begraafplaats wordt opgeheven.

2. Het college kan de grafrechten vervallen verklaren:

a. indien de betaling van het onderhoudsrecht ten behoeve van de vestiging of een verlenging van het grafrecht -ondanks een aanmaning- niet binnen drie maanden na aanvang van die termijn is geschied;

b. indien de rechthebbende of de gebruiker -ondanks een aanmaning- in verzuim blijft een op grond van deze verordening op hem rustende verplichting na te komen of daarmee in strijd handelt;

c. indien de rechthebbende van een eigen graf is overleden en het recht niet binnen de in artikel 19, lid 2, gestelde termijn is overgeschreven.

3. In de gevallen als bedoeld in het eerste lid en in het tweede lid vindt geen terugbetaling plaats van (een deel van) de betaalde rechten.

4. Het eventueel op het graf aanwezige gedenkteken en/ of beplanting kan gedurende één maand voor het vervallen van een grafrecht door de rechthebbende of gebruiker van het graf worden verwijderd. Na het vervallen van het grafrecht kunnen zij geen aanspraken op deze voorwerpen doen gelden. Het op het graf aanwezige gedenkteken en de beplanting kan na het vervallen van het grafrecht door of namens het college worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gedaan op schadevergoeding.

Artikel 21 Sluiting van graven

1. Op verzoek van de rechthebbende kan het college in bijzondere gevallen een particulier graf voor gesloten verklaren. In dit geval blijft het particuliere graf tot diens overlijden ten name van de rechthebbende staan. Gedurende de tijd dat een graf gesloten is, mag daarop geen andere begraving, bijzetting asbus of asverstrooiing plaatsvinden dan die van de stoffelijke overschotten van de personen die de rechthebbende in zijn verzoek met name heeft genoemd.

2. Het college bepaalt in overleg met de rechthebbende de periode waarvoor de in het eerste lid bedoelde sluiting zal geschieden. Het college kan overigens bijzondere voorwaarden vaststellen, waaraan moet zijn voldaan alvorens tot sluiting kan worden overgegaan.

Hoofdstuk 5 Grafbedekkingen

Artikel 22 Vergunning grafbedekking

1. Voor het hebben, wijzigen, restaureren en/of verwijderen van een grafbedekking is een schriftelijke vergunning nodig van het college.

2. De vergunning dient te zijn verkregen voordat de grafbedekking wordt geplaatst, gewijzigd, gerestaureerd of verwijderd. De rechthebbende/gebruiker vraagt de vergunning voor het hebben van een grafbedekking aan;

3. Het college kan nadere regels vaststellen omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen.

4. Het college kan de vergunning weigeren indien:

a. niet voldaan wordt aan de door hen vastgestelde nadere regels, genoemd in het derde lid;

b. de grafbedekking niet passend is binnen de status van de begraafplaats als Rijksmonument;

c. de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

d. de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

e. de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is;

f. geen monumentenvergunning als bedoeld in de Monumentenwet 1988 aanwezig is;

5. Geen vergunning als bedoeld in het eerste lid is nodig indien een wijziging van het gedenkteken beperkt blijft tot het toevoegen van tekst op het bestaande monument als gevolg van een volgende bijzetting van een lijk in een particulier graf tenzij de toevoeging betrekking heeft op een Rijksmonument.

Artikel 23 Onderhoud door de gemeente

1. Het college voorziet in het algemeen onderhoud van de begraafplaats met uitzondering van de grafoppervlakken.

Artikel 24 Onderhoud door de rechthebbende of gebruiker

1. Het (doen) plaatsen, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van de grafbedekking geschiedt door, voor rekening van en voor risico van de rechthebbende of de gebruiker.

2. De rechthebbende of de gebruiker is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen.

3. Indien de rechthebbende of de gebruiker nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende dertien weken ter beschikking van de rechthebbende of de gebruiker en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

4. De verwijdering vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende of de gebruiker door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de rechthebbende of de gebruiker niet bekend is, maakt het college de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

5. Het college kan de rechthebbende of de gebruiker per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de door het college gestelde termijn indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar oplevert voor derden.

6. Indien door een ondeugdelijk geworden constructie naar het oordeel van de beheerder een situatie is ontstaan die gevaar oplevert voor het omvallen of inzakken van een grafmonument, kan de beheerder direct maatregelen treffen.

Artikel 25 Niet-blijvende grafbeplanting

Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert, kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende dertien weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende of de gebruiker indien deze daartoe tevoren een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.

Artikel 26 Tijdelijke verwijdering grafbedekking

1. Het afnemen en herplaatsen van een gedenkteken respectievelijk afdekplaat ten behoeve

van de begraving van een lijk of de bijzetting van een asbus in een eigen graf geschiedt namens de rechthebbende en is voor rekening en risico van de rechthebbende.

2. Een rechthebbende of gebruiker is verplicht te gedogen dat de op een graf aanwezige

gedenktekens, beplanting en voorwerpen vanwege de gemeente op kosten van de gemeente

tijdelijk geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd en herplaatst, indien dit voor een begraving

of bijzetting in de nabijheid van het graf of om een andere reden noodzakelijk is.

Artikel 27 Verwijdering grafbedekking

1. De grafbedekking kan na het verstrijken van de termijn van uitgifte van het graf door het college worden verwijderd.

2. Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maakt het college ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende of de gebruiker bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of de gebruiker niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende ten minste een jaar voorafgaand aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend.

3. Indien de grafbedekking niet binnen dertien weken na de verwijdering is afgehaald, vervalt deze aan de gemeente, zonder dat de gemeente tot enige vergoeding verplicht is.

4. De grafbedekking kan door de rechthebbende alleen met een vergunning worden verwijderd, conform artikel 22 lid 1 van deze verordening.

Hoofdstuk 6 Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen

Artikel 28 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

1. Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden per brief aan de rechthebbende of de gebruiker bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of de gebruiker niet bekend is, maakt het college het voornemen tot ruiming gedurende ten minste een jaar voorafgaan aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het te ruimen graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. 

2. De beheerder draagt er zorg voor dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten te allen tijde respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van de begraafplaats niet met menselijke resten worden geconfronteerd.

3. De bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten worden begraven en de as wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde gedeelten van de begraafplaats.

4. Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de menselijke resten, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor een crematie of een herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.

5. De rechthebbende van een particulier graf kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de menselijke resten te doen verzamelen om deze te cremeren of elders opnieuw te doen begraven.

6. De rechthebbende op een particulier urnengraf of particuliere urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

Artikel 29 Schudden van graven

De rechthebbende van een particulier graf kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de menselijke resten te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen. Dit wordt gezien als nieuwe uitgifte van het graf, waarbij een aangepaste uitgiftetermijn van veertig jaar geldt.

Hoofdstuk 7 Instandhouden historische graven en opvallende grafbedekking

Artikel 30 Lijst

1. Het college houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

2. Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven. Het beheerplan graven en opstallen van de Oude Begraafplaats vormt hiervoor de leidraad.

3. De gemeenteraad van Naarden beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

Artikel 31 Behoud monumentale waarden Oude Begraafplaats

1. Bij deze verordening hoort ‘Deelplan Graven en Opstallen Oude Begraafplaats’, vastgesteld d.d. 11 april 2012. Dit deelplan vormt de grondslag voor het beleid ten aanzien van de (her-)uitgifte van graven.

2. Tevens hoort bij deze verordening een grafkaart met legenda, gebaseerd op het deelplan genoemd in lid 1 van dit artikel, welke geacht wordt integraal onderdeel uit te maken van deze verordening.

3. Op de in het tweede lid genoemde grafkaart met legenda, zijn de graven voorzien van een nummer en een kleur. De nummers en de kleuren hebben de volgende betekenis:

a. De graven voorzien van nummer 1 in de legenda worden niet opgevuld:

i. Roze/oranje/ paars/grijs: behouden, geen (her-) uitgifte van graven of wijziging van de grafbedekking mogelijk;

ii. Donkerblauw: behouden, geen (her-) uitgifte van graven of grafbedekking mogelijk, wel behoud van grafbedekking en mogelijk restauratie van grafbedekking uitvoeren. Bij restauratie de richtlijnen uit deelplan ‘Graven en opstallen’ volgen;

iii. Rood: behouden (=graf met rechthebbende), bij het vrijkomen van graven dient het graf door de werkgroep grijs beoordeeld te worden conform de richtlijnen uit deelplan ‘Graven en opstallen’;

b. De graven voorzien van nummer 2 in de legenda kunnen opnieuw worden uitgegeven:

i. Groen: respecteren, (her-)uitgifte bestaande graven en grafbedekkingen met behoud van de bestaande grafbedekking. Bij restauratie dient aanvullende grafbedekking onder hoge kwaliteitseisen conform artikel 22 en de richtlijnen uit deelplan ‘Graven en opstallen te worden gerealiseerd’. Het graf dient nog wel geruimd te worden (zie artikel 15 lid 4);

ii. Bruin: inspireren, (her-)uitgifte van bestaande graven mogelijk, nieuwe grafbedekking onder hoge kwaliteitseisen conform artikel 22 en de richtlijnen uit deelplan ‘Graven en opstallen’. Het graf dient nog wel geruimd te worden (zie artikel 15 lid 4);

iii. Lichtblauw: inspireren, (her-)uitgifte van bestaande graven mogelijk, nieuwe grafbedekking onder hoge kwaliteitseisen conform artikel 22 en de richtlijnen uit deelplan ‘Graven en opstallen’. Het graf dient nog wel geruimd te worden (zie artikel 15 lid 4);

iv. Geel: inspireren, (her-)uitgifte van bestaande graven mogelijk, nieuwe grafbedekking onder hoge kwaliteitseisen conform artikel 22 en de richtlijnen uit deelplan ‘Graven en opstallen’;

c. Graven voorzien van een arcering op de kaart zijn ten behoeve van de niet Israëlische partner/echtgeno(o)t(e)

d. Graven voorzien van een “R” op de kaart zijn rijksmonumenten. Deze graven kunnen niet worden gewijzigd zonder monumentenvergunning.

e. Graven voorzien van een kruis zijn in onderhoud bij de gemeente.

4. De afdelingen ROBM en CWG en de beheerder worden geacht deze grafkaart met legenda, het deelplan graven en opstallen en de richtlijnen voor monumenten te hanteren als grondslag voor hun beslissingen.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 32 Overgangsbepaling

1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de ingevolge artikel 34 ingetrokken verordening gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de ‘Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats Oude Begraafplaats van de gemeente Naarden 2010’ is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 33 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met de artikelen 5 lid 3 en artikel 6 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 34 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de datum van de openbare bekendmaking in het NaarderNieuws.

Op dat tijdstip vervalt de ‘Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats Oude Begraafplaats van de gemeente Naarden 2010’.

Artikel 35 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats Oude Begraafplaats van de gemeente Naarden 2013.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 30 januari 2013.

De griffier,

De voorzitter,

Toelichting 1 “VERORDENING OP HET BEHEER EN HET GEBRUIK VAN DE OUDE BEGRAAFPLAATS VAN DE GEMEENTE NAARDEN 2013”

INLEIDING

In 2010 is de Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats Oude Begraafplaats van de gemeente Naarden 2010 vastgesteld. Nieuwe ontwikkelingen maken een volgende herziening van de verordening noodzakelijk. De wijziging van de Wet op de lijkbezorging van 12 juni 2009 (ingangsdatum 1 januari 2010), naast andere nieuwe of gewijzigde wet- en regelgeving, zoals de Europese Dienstenrichtlijn waren al in de verordening van 2010 verwerkt.

Bij de verordening uit 2010 is bewust gekozen voor een aparte verordening voor de Oude Begraafplaats. De situatie op de Oude Begraafplaats is zo bijzonder dat alleen een aparte verordening recht kan doen aan deze situatie en de waarde van de begraafplaats kan beschermen. De Oude Begraafplaats is gelegen in de gemeente Bussum en sinds 2005 aangewezen als Rijksmonument. Voor deze begraafplaats is een beheervisie vastgesteld en is deelplan groen en een deelplan graven en opstallen ontwikkeld. Met name het laatstgenoemde deelplan heeft gevolgen voor de bedrijfsvoering van de begraafplaats. In dit deelplan is de mogelijkheid van het reserveren en opnieuw uitgeven van graven opgenomen. Dit zijn redenen dat de verordening moest worden aangepast.

De toelichting bestaat uit twee delen waarbij deel A de algemene toelichting vormt en deel B een artikelsgewijze toelichting. In deze toelichting wordt gesproken over de ´verordening Oude Begraafplaats´, hiermee wordt de ´verordening op het beheer en gebruik van de gemeentelijke begraafplaats Oude Begraafplaats van de gemeente Naarden 2013´ bedoeld.

A. ALGEMENE TOELICHTING

1 BEGRAAFPLAATS OP GRONDGEBIED VAN EEN ANDERE GEMEENTE

Indien de begraafplaats is gelegen op het grondgebied van een andere gemeente doet zich met betrekking tot het uitoefenen van de verordenende bevoegdheid een ietwat gecompliceerde situatie voor. Het is gemeenterechtelijk niet zonder meer mogelijk dat een gemeente een verordening vaststelt die werkt buiten het grondgebied van de gemeente.

Volgens artikel 36 van de Wet op de lijkbezorging moet de verordenende bevoegdheid door de – ter zake bevoegde - gemeenteraad worden uitgeoefend in overeenstemming met de bevoegdheid van de andere gemeente. De ter zake bevoegde gemeenteraad is de raad van de gemeente waar de begraafplaats is gelegen. De beide betrokken gemeenten zullen daarom overeenstemming moeten bereiken over de verordening die uiteindelijk wordt vastgesteld door de gemeente waar de begraafplaats is gelegen.

Bij voorgaande verordeningen is de verordening allereerst door de gemeenteraad van Naarden vastgesteld. Daarna is aan de gemeenteraad van Bussum verzocht om de verordening voor zover deze betrekking heeft op de Oude Begraafplaats vast te stellen. Nu is gekozen voor een aparte verordening voor de Oude Begraafplaats. Aan de gemeenteraad van Naarden wordt gevraagd om in te stemmen en daarna wordt aan de gemeenteraad van Bussum gevraagd om de verordening vast te stellen. In artikel 1 lid b van de verordening is opgenomen dat waar in de verordening college staat hiermee het college van Naarden wordt bedoeld. Op die manier kan het bestuur van de gemeente, die eigenaar is van de begraafplaats  en de begraafplaats beheert en in stand houdt, bevoegdheden uitoefenen op het grondgebied van de andere gemeente. Het gaat daarbij om bevoegdheden op grond van de in onderlinge overeenstemming tot stand gekomen verordening van de gemeente waar de begraafplaats is gelegen. Deze bevoegdheden strekken zich ook uit tot de handhaving door strafbedreiging.

2. GEMEENTELIJK BEGRAAFPLAATSENBELEID

De verordening Oude Begraafplaats bevat verschillende regels die de gemeente hanteert voor de instandhouding van en de dienstverlening op de begraafplaats. In dit hoofdstuk schenken wij aandacht aan enkele van deze regels.

De burgers hebben vaak een emotionele betrokkenheid met de begraafplaatsen en alles wat zich daarop afspeelt. Daarbij stelt de dienstverlening hen voor financiële lasten. Dit maakt het nodig om de rechten en verplichtingen duidelijk vast te leggen. Er is naar gestreefd om overbodige regelgeving te voorkomen en procedures kort te houden.

De verantwoordelijkheid van de gemeente voor de begraafplaats kan worden vergeleken met de verantwoordelijkheid die zij heeft bij de zorg voor andere collectieve voorzieningen zoals wandelgebieden en fietspaden.

Het is voor nabestaanden, maar ook voor uitvaartondernemers, hoveniers en steenhouwers gewenst dat de overboeking van een grafruimte of de goedkeuring voor een grafbedekking snel verloopt. Daarom kunnen de aanvragen om grafuitgiften het best worden ingediend bij de beheerder van de begraafplaats.

3. WIJZIGINGEN IN WET- EN REGELGEVING

3.1. Wet op de lijkbezorging

De Wet op de lijkbezorging is op 12 juni 2009 gewijzigd. De wijziging werd van kracht op 1 januari 2010. Deze wijziging heeft gevolgen voor de model-beheersverordening begraafplaatsen, zoals deze was opgesteld in 2003. Bij het opstellen van de Verordening Oude Begraafplaats is de model-beheersverordening als leidraad gebruikt.

De wijzigingen die aanpassing van de model-beheersverordening noodzakelijk maken betreffen de volgende wetsartikelen:

Artikel 16: ‘Begraving of verbranding geschiedt niet eerder dan 36 uren na het overlijden en uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden.’

In de oude wetstekst werd als laatst mogelijke dag de vijfde dag na het overlijden genoemd. De verlenging van deze termijn heeft gevolgen voor de termijn van aanmelding van herdenkingsbijeenkomsten e.d. op de begraafplaats, die doorgaans niet kunnen samenvallen met een begrafenis. Dit wordt geregeld in artikel 5 (‘Plechtigheden’) van de model-beheersverordening. (artikel 7 in de verordening Oude Begraafplaats)

Artikel 23, tweede lid: ‘Begraving geschiedt in een algemeen graf, waarbij de houder van de begraafplaats bepaalt wie daarin wordt begraven, dan wel in een particulier graf, zijnde een graf waarop een uitsluitend recht is gevestigd, waarbij de rechthebbende bepaalt wie daarin wordt begraven.’

De term ´algemeen graf´ kwam in de oude wetstekst niet voor, maar werd al wel gebruikt in de model-beheersverordening. Daarentegen sprak het model van een ´eigen graf´ wanneer het een graf betrof waarop een uitsluitend recht was gevestigd. In het nieuwe model wordt de terminologie van de gewijzigde wet gevolgd.

Artikel 27a. In dit nieuwe artikel wordt bepaald dat de houder van de begraafplaats ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte van een algemeen graf schriftelijk mededeling daarvan doet aan de belanghebbende bij het graf. Nu dit bij wet is geregeld is de noodzaak dit op te nemen in de model-beheersverordening vervallen.

Artikel 28. Het eerste lid van dit artikel is gewijzigd in die zin, dat de minimumtermijn voor verlening van het uitsluitend recht op een graf van twintig jaar is teruggebracht tot tien jaar.

De laatste zin van dit lid betreft de verlenging en luidt: ‘Het voor bepaalde tijd verleende recht wordt op verzoek, mits gedaan binnen twee jaar voor het verstrijken van de termijn, telkens verlengd, met dien verstande dat de houder van de begraafplaats kan bepalen dat een periode van verlenging niet korter is dan vijf jaar en niet langer is dan twintig jaar.’

Een en ander heeft gevolgen voor artikel 15 (‘Termijnen particuliere graven’) van de model-beheersverordening. (artikel 16 in de verordening Oude Begraafplaats)

Het vierde, vijfde, zesde en zevende lid van artikel 28 bevatten nieuwe bepalingen betreffende kennelijke verwaarlozing van het onderhoud van een graf:

Lid 4: ‘In geval van kennelijke verwaarlozing van het onderhoud van een particulier graf, kan de houder van de begraafplaats, voor zover de plicht tot onderhoud niet bij hem ligt, deze verwaarlozing vastleggen in een schriftelijke verklaring, die hij toezendt aan de rechthebbende, die binnen één jaar na ontvangst in het onderhoud voorziet.’

Lid 5: ‘Indien de ontvangst van de verklaring, bedoeld in het vierde lid, niet bevestigd wordt, maakt de houder van de begraafplaats de verklaring bekend bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats, gedurende een periode van vijf jaar dan wel totdat in die periode in het onderhoud is voorzien.’

Lid 6: ‘Indien toepassing is gegeven aan het vierde of vijfde lid en niet alsnog in het onderhoud van het graf is voorzien, vervalt het recht op het graf op het moment dat de periode van één dan wel vijf jaar, bedoeld in het vierde respectievelijk vijfde lid, is verstreken.’

Lid 7: ‘Indien het recht op het graf nog geen twintig jaar is gevestigd op het moment dat de periode, bedoeld in het vijfde lid is verstreken, blijft de bekendmaking in stand totdat de periode van twintig jaar is verstreken dan wel totdat in die periode in het onderhoud is voorzien. Indien niet voordien in het onderhoud van het graf is voorzien, vervalt het recht op het graf zodra de termijn van twintig jaar is verstreken.’

Deze bepalingen geven de houders van de begraafplaatsen de mogelijkheid de grafrechten van verwaarloosde graven vijf jaar na constatering en bekendmaking te laten vervallen, met dien verstande dat de minimale uitgiftetermijn (tien jaar) wordt gerespecteerd. Vóór de wetswijziging kon het recht pas dertig jaar na de laatste begraving vervallen. Voor de model-beheersverordening heeft dit overigens geen directe gevolgen. Wel wordt de formulering van de wijze van bekendmaking steeds gevolgd in het model.

Artikel 32. Dit artikel gaf in de ongewijzigde wet de minister de mogelijkheid bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen omtrent de wijze van begraven, de inrichting van het graf en de afstand van de graven onderling. Dit is uitgebreid met de mogelijkheid regels te stellen omtrent het ruimen van de graven, het verwijderen van de grafmonumenten en de teraardebestelling van de overblijfselen der lijken. Deze wijziging kwam tot stand nadat was gebleken dat de samenleving behoefte had aan bepaalde richtlijnen voor met name het ruimen en de teraardebestelling van de overblijfselen.

Met het oog hierop is in de verordening Oude Begraafplaats een lid toegevoegd aan het artikel betreffende de ruiming en de bezorging van overblijfselen (artikel 28). Volgens dit lid heeft de beheerder de plicht er zorg voor te dragen dat er altijd met respect en piëteit wordt omgegaan met menselijke resten.

Artikel 32a. In dit nieuwe artikel wordt bepaald dat gedurende de periode dat een graf niet geruimd mag worden het artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e en f, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is op hetgeen op het graf is geplaatst. Dit artikel van het Burgerlijk Wetboek betreft de natrekking. In 2002 heeft de Hoge Raad de uitspraak gedaan dat graftekens (van graven met uitsluitend recht als bedoeld in artikel 28 Wet op de lijkbezorging) middels natrekking in eigendom toebehoren aan de eigenaar van de grond. De consequentie van deze uitspraak was dat de begraafplaats als eigenaar van grafmonumenten aansprakelijk was voor de schade die het grafmonument aan een ander grafmonument of aan een ander object, mens of dier aanbrengt (risicoaansprakelijkheid). Het nieuwe wetsartikel legt de eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van de graftekens bij de rechthebbende.

3.2. Vermindering administratieve lasten

Vele zaken zijn in de verordening geregeld door middel van een meldingsplicht, zoals het houden van plechtigheden (art. 7), het doen begraven en het doen bijzetten of doen verstrooien van as en het door de nabestaanden zelf openen en sluiten van een graf (art. 9). Een melding genereert weinig administratieve lasten.

Slechts in twee gevallen dient in het model een vergunning te worden aangevraagd, i.e. voor het aanbrengen van een grafkelder (art. 17) en voor het hebben van een grafbedekking (art. 22).

De vergunningsplicht voor het hebben van een grafbedekking is in de verordening Oude Begraafplaats gehandhaafd. Controle achteraf met als uiterste consequentie correctie is, juist bij grafbedekkingen, ongewenst. Het ontwerpen, de aanschaf en de plaatsing van een grafmonument gaat doorgaans met emoties gepaard. Wanneer achteraf blijkt dat het monument niet aan de eisen voldoet, is het ondoenlijk om nabestaanden alsnog te vragen het gedenkteken aan te passen of te verwijderen.

3.3. Lex silencio positivo

In een voorgestelde nieuwe wijziging van de Wet op de lijkbezorging wordt in artikel 29 voor de vergunning tot opgraving een Lex silencio positivo (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) opgenomen. Dat wil zeggen dat wanneer op een aanvraag tot opgraving niet op tijd wordt beslist, de vergunning van rechtswege is verleend.

Bij de beide vergunningen die de verordening Oude Begraafplaats regelt (i.e. voor het grafmonument en voor de grafkelder) is niet voor een Lex silencio positivo gekozen. Op zich is hier tegen een Lex silencio positivo weinig bezwaar. De vergunningen worden doorgaans tijdig verleend of afgewezen. Daarbij kunnen ook van tevoren regels worden gesteld die voor een vergunning van rechtswege gelden (bijvoorbeeld over maatvoering en materiaalgebruik). Vanuit de model-beheersverordening is aangegeven dat bij gemeenten echter veel zorg bestaat over het ontstaan van situaties waarbij toch niet aan deze regels wordt voldaan, zoals hiervoor al is uiteengezet. Gemeenten wensen één situatie te allen tijde te vermijden, namelijk dat nabestaanden worden geconfronteerd met een handhavingsactie waarbij een grafmonument (of kelder) weer moet worden verwijderd omdat deze niet aan de regels voldoet. Om die reden is in de model-beheersverodening en deze verordening Oude Begraafplaats afgezien van de Lex silencio positivo.

3.4. Europese Dienstenrichtlijn

De Europese Dienstenrichtlijn (Richtlijn 2006/123/EG) schrijft de Lex silencio positivo dwingend voor bij vergunningsstelsels die onder de reikwijdte van deze richtlijn vallen. Dat is bij de vergunningen die in deze verordening zijn opgenomen echter niet het geval. Het al dan niet toepassen van de Lex silencio positivo is dus een autonome keuze van de gemeente.

3.5. Verouderde regels

Artikel 36 van het model betreft de inwerkingtreding van de verordening. In het oude model werd de inwerkingtreding gesteld op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin de verordening is geplaatst. De beheersverordening begraafplaatsen behoorde tot de verordeningen waarover op grond van de Tijdelijke referendumwet (Trw) een referendum kon worden gehouden. De termijn van zes weken was voorgeschreven in art. 22 van de Trw. De Trw is echter per 1 januari 2005 vervallen. Vanaf dat tijdstip geldt artikel 142 van de Gemeentewet: Alle verordeningen treden in werking op de achtste dag na bekendmaking, tenzij daarvoor een ander tijdstip was aangewezen.

B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

ARTIKEL 1.

In dit artikel worden de begrippen die in de verordening Oude Begraafplaats worden gebruikt gedefinieerd.

f. Grafkelders worden in de praktijk steeds vaker gebruikt. Wanneer een of meerdere lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet in een grafkelder, spreekt men van een keldergraf, in tegenstelling tot een zandgraf.

g., i. en j. Een particulier graf werd in de oude verordening aangeduid als ‘eigen’ graf. Ook in het algemeen spraakgebruik wordt de term ‘eigen graf’ nog altijd gebezigd. De verordening Oude Begraafplaats volgt echter de terminologie van de Wet op de lijkbezorging.

g. en i. De mogelijkheid wordt geboden as te doen verstrooien in of op de particuliere graven. Bij grafkelders is dit niet goed mogelijk. Regels voor het verstrooien van as op particuliere graven zijn opgenomen in de nadere regels voor de graven en asbezorging Oude Begraafplaats.

s. en t. De termen rechthebbende en gebruiker zijn nader gedefinieerd.

ARTIKEL 2.

Voor een particulier graf, particulier urnengraf en particuliere urnennis gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten.

ARTIKEL 3.

Dit artikel spreekt voor zich.

ARTIKEL 4.

Het register van de bezorgde as is niet opgenomen in het model, aangezien artikel 10 van het Besluit op de lijkbezorging van 4 december 1997 gedetailleerde voorschriften voor dit register geeft. Daarnaast heeft de Oude Begraafplaats geen algemeen strooiveld en zijn verstrooiingen alleen mogelijk in of op particuliere graven.

ARTIKEL 5.

Dit artikel maakt het de beheerder mogelijk de begraafplaats geheel of gedeeltelijk te sluiten wanneer dit voor het uitvoeren van werkzaamheden, zoals bijvoorbeeld het ruimen van graven, noodzakelijk is.

ARTIKEL 6.

De verordening bevat gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruik maken, in het belang van orde, rust en netheid. Tegen overtreding van de voorschriften is straf bedreigd. De politie kan als gevolg van de strafbedreiging tegen ordeverstoringen optreden en zo nodig proces verbaal opmaken.

De in de oude verordening opgenomen bepaling dat personen die werkzaamheden aan grafbedekkingen op de begraafplaats hebben te verrichten daarvoor toestemming van het college dienen te vragen is geschrapt. De eis was gesteld in het kader van de openbare orde: Steenhouwers en hoveniers moeten zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwenden en tijdens uitvaartplechtigheden. De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden biedt echter, samen met de verbodsbepalingen, voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te treden. Denkbaar is dat men ter controle een bewijs moet kunnen overleggen dat men in opdracht van de rechthebbende van het graf aan het werk is.

Aan een uitzondering op de regel als bedoeld in het derde lid onder a bestaat behoefte omdat men soms dichtbij een graf moet kunnen komen met een motorrijtuig. Aangezien een dergelijke handeling niet overeenstemt met het beeld van orde en rust dient met het verlenen van de ontheffing uiterst terughoudend te worden omgegaan.

ARTIKEL 7.

Met dit artikel wordt beoogd plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling zes werkdagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis dient volgens de wet uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden te geschieden.

Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties van 1988 en mogelijk van toepassing zijnde APV-bepalingen, zoals artikel 2.1 van de model-APV.

ARTIKEL 8.

Uitdrukkelijk is gesteld dat bij opgraving van een lichaam of bij ruiming van een of meer graven alleen de personen aanwezig mogen zijn die met deze werkzaamheden zijn belast.

ARTIKEL 9.

Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd.

De as kan volgens artikel 62 van de Wet op de lijkbezorging worden bijgezet in of op een graf dan wel op een afzonderlijke plaats, meestal een urnennis. In Naarden is gekozen voor bijzetting in het graf of een asverstrooiing op het graf ter voorkoming van losse voorwerpen op het graf die de stoffelijke overblijfselen van een persoon bevatten.

In de vorige verordening was de bepaling opgenomen dat het lijk bij aankomst op de begraafplaats of in het crematorium voorzien diende te zijn van een identiteitskenmerk. Deze bepaling is geschrapt, aangezien dit vereiste volgt uit artikel 8 van de Wet op de lijkbezorging.

Indien de nabestaanden alle of bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten zijn, ook om redenen van veiligheid, de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats nodig. Het gaat dan vooral om het openen en sluiten van het graf. De werkzaamheden kunnen eventueel door de nabestaanden en het personeel van de begraafplaats samen worden verricht. Zo kunnen de nabestaanden bijvoorbeeld een begin maken. Vervolgens kan het personeel de handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabestaanden te zware lichamelijke inspanning vragen. Werkzaamheden als het aanbrengen van de grafranden ter stutting van de grond om het geopende graf en het verwijderen van die randen voor het sluiten van het graf zullen door het personeel moeten worden verricht.

ARTIKEL 10.

De Wet op de lijkbezorging schrijft voor dat de behandelende arts of de gemeentelijke lijkschouwer een verklaring van overlijden afgeeft aan de ambtenaar van de burgerlijke stand (artikel 12). Vervolgens geeft de ambtenaar van de burgerlijke stand schriftelijk verlof tot begraven of cremeren (artikel 11). Dit verlof dient te worden overlegd aan de beheerder. Door de medewerking aan de begrafenis te weigeren wanneer dit verlof niet in zijn bezit is, voldoet de beheerder aan de wettelijke vereisten.

Vanuit het oogpunt van vermindering van administratieve lasten verdient het aanbeveling het hierboven genoemde traject zo soepel mogelijk te doen verlopen. Sommige gemeenten slaan één stap over: de ambtenaar van de burgerlijke stand is tevens de beheerder van de begraafplaats. Dit is in Naarden niet het geval. Een digitalisering van de genoemde processen en voorgeschreven formulieren zal aanzienlijk bijdragen aan de reductie van administratieve lasten. Volgens de memorie van antwoord aan de Eerste Kamer, ontvangen op 15 mei 2009 bij de behandeling van de Wijziging van de Wet op de lijkbezorging, werkt de minister van Justitie aan een wetsvoorstel elektronische burgerlijke stand dat hierin voorziet.

De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing.

Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het particuliere graf mag worden bijgezet (lid 2). Het verzoek tot overschrijving van het recht dient in dit geval wel vóór de bijzetting te worden gedaan volgens artikel 19, tweede lid.

De wettelijke minimum grafrusttermijn (lid 3) is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd. Het is voorgekomen dat in particuliere graven begravingen of bijzettingen betrekkelijk kort voor het aflopen van de uitgiftetermijn plaatsvonden. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of bijzetting alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Uiteraard zal die verlenging dan een periode moeten omvatten die de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk maakt aan de wettelijke minimum grafrusttermijn, i.e. 10 jaar.

ARTIKEL 11.

Artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd, met uitzondering van zon- en feestdagen. Gemeenten zijn vrij te bepalen dat ook op zondag of een algemeen erkende feestdag wordt begraven. Joodse begrafenissen vinden niet plaats op de sabbat (i.e. zaterdag). Het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap heeft er daarom belang bij dat de begraafplaatsen op zondagen en niet-Joodse feestdagen voor een begrafenis kunnen worden opengesteld. Daarnaast zijn er ook andere gevallen denkbaar waarin de nabestaanden er een belang bij hebben om op een zon- of feestdag een begrafenis of asbezorging te kunnen doen plaatshebben. In de praktijk is het mogelijk om de begraafplaats alleen in bijzondere gevallen hiervoor open te stellen.

Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een lijk binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen om deze toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.

De bezorging van as omvat zowel het bijzetten van een asbus als de verstrooiing van as.

ARTIKEL 12.

Gelet op de specifieke situatie op de Oude Begraafplaats is het mogelijk dat niet alle graftypen te allen tijde beschikbaar zijn.

Op een grafkaart, die is in te zien bij de beheerder, staan alle beschikbare graven. Jaarlijks wordt deze kaart geactualiseerd.

ARTIKEL 13.

Een indeling in categorieën is nodig als het college verschillende regels wil vaststellen voor de grafbedekkingen op de graven die liggen op de verschillende delen (categorieën) van de begraafplaats. Bij de Oude Begraafplaats is dit het geval. In het deelplan ‘Graven en opstallen’ is uitgewerkt welke graven voor uitgifte in aanmerking komen. Voor sommige graven geldt dat het aanwezige grafmonument behouden moet blijven, bij andere graven kan het grafmonument vervangen worden of ontbreekt een grafmonument. Dat is de reden dat verschillende categorieën aanwezig zijn op de begraafplaats.

De keuze voor een urnengraf wordt op het moment van uitgifte bepaald en vastgelegd. Deze keuze is tijdens de uitgifte van het graf niet meer te wijzigen. Bovengronds kan geen verschil zichtbaar zijn tussen particuliere graven en particuliere urnengraven. Alleen enkele graven komen in aanmerking voor een urnengraf.

In nadere regels zijn deze categorieën verder uitgewerkt.

ARTIKEL 14.

Alle graven op de Oude Begraafplaats zijn al uitgegeven geweest. Bij een nieuwe uitgifte kan de aanvrager kiezen uit de op dat moment beschikbare graven. De lijst beschikbare graven verandert door reservering en uitgifte van graven voortdurend.

Jaarlijks wordt de lijst beschikbare graven in overleg met de beheerder en de werkgroep Oude Begraafplaats beoordeeld en indien nodig geactualiseerd of aangepast.

Alleen in uitzonderingsgevallen kan worden afgeweken van de lijst beschikbare graven. Dit kan alleen door het college worden besloten na het uitbrengen van een advies door de werkgroep Oude Begraafplaats. Het is alleen mogelijk als de uitgifte niet bezwaarlijk

is voor de situatie op de begraafplaats. Hierbij kan worden gedacht aan het aanzien van de

begraafplaats en de gesteldheid van de bodem.

ARTIKEL 15.

Dit artikel spreekt voor zich.

ARTIKEL 16.

Volgens artikel 28, eerste lid van de Wet op de lijkbezorging kan het recht op een graf voor ten minste tien jaar worden verleend. In Naarden is gekozen voor een termijn van twintig jaar voor de meeste typen graven. Alleen de particuliere urnennissen worden voor een termijn van tien jaar uitgegeven. Voorts kan, wanneer sprake is van verlenging, de houder van de begraafplaats bepalen dat de periode van verlenging niet korter is dan vijf jaar en niet langer dan twintig jaar. In de verordening Oude Begraafplaats is gekozen voor een verlenging van tien jaar en een termijn van vijf jaar indien het een verlenging van een urnennis betreft.

Soms verkeren rechthebbenden in de onjuiste veronderstelling dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting. Daarom is de laatste zin in het eerste lid van artikel 16, betreffende de aanvang van de termijn, opgenomen.

De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28 dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn verlenging van de termijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moet, volgens het tweede lid van genoemd wetsartikel, het college de rechthebbende op het graf mededelen dat de termijn gaat aflopen. Volgens het oude wetsartikel diende deze mededeling schriftelijk te geschieden ‘aan de rechthebbende wiens adres de houder van de begraafplaats bekend is of redelijkerwijs bekend kan zijn’. Het laatste deel van de zin (‘of redelijkerwijs bekend kan zijn’) is bij de wijziging van de wet geschrapt. In het kader van de vermindering van administratieve lasten komt de verantwoordelijkheid voor het geven van het juiste adres nu uitdrukkelijk bij de rechthebbende te liggen. Van de houder van de begraafplaats wordt dan niet méér verlangd dan dat hij het adres uit zijn eigen administratie gebruikt. Tevens ontslaat dit de beheerder van de plicht het GBA-netwerk te (doen) raadplegen. Wanneer niet binnen drie maanden om verlenging van het recht is verzocht, dient de mededeling bekend te worden gemaakt bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen.

Zie verder voor de bekendmakingen de toelichting op artikel 28.

Indien er ten tijde van de opheffing van de begraafplaats nog rechten op particuliere graven bestaan, zal in overleg met de rechthebbenden moeten worden bezien welke beslissingen er ten aanzien van die graven zullen worden genomen.

ARTIKEL 17.

In het verleden zijn op de Oude Begraafplaats grafkelders aangebracht. In enkele gevallen is het mogelijk om onder strikte voorwaarden de bestaande grafkelders te vervangen door een nieuwe grafkelder. Nieuwe grafkelders zijn gezien de situatie op de Oude Begraafplaats niet mogelijk aangezien de graven vaak dicht op elkaar liggen en het risico op schade aan andere grafmonumenten zeer groot is. Met het verlenen van een vergunning wordt terughoudend omgegaan.

ARTIKEL 18.

Het recht op een particulier graf wordt verleend door een beschikking van het college. Hierin wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om lijken in een bepaald graf te doen begraven. In juridisch opzicht is een vergelijking mogelijk met de vergunning een standplaats in te nemen op de openbare weg. De koopman mag op een bepaalde plaats staan. Net als bij de standplaatsvergunning steunt het recht om lijken in een bepaald graf – vroeger aangeduid als 'eigen graf' – te begraven op een persoonlijke beschikking. De eigenaar kan zijn recht dus niet verkopen. Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden overgeschreven op een ander.

Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. De termijn, waarbinnen de aanvraag tot overschrijving kan worden gedaan, is gesteld op zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Er is geen reden een langere termijn aan te houden.

Het vierde lid van dit artikel geeft het college de mogelijkheid zo nodig van de genoemde termijn af te wijken.

In het geval dat de stoffelijke resten van de rechthebbende in het graf moeten worden bijgezet dient het verzoek tot overschrijving vóór de bijzetting te worden gedaan. Doorgaans worden, na een overlijden, door de nabestaanden meteen al de noodzakelijke regelingen getroffen. Logischerwijs is dan het aanwijzen van een nieuwe rechthebbende daar één van.

Wanneer nabestaanden ontbreken is er de mogelijkheid de rechten over te schrijven een rechtspersoon bijvoorbeeld op naam van de notaris die de nalatenschap beheert, of op naam van de Stichting Grafzorg Nederland.

In uitzonderingsgevallen is het mogelijk om de rechten van een graf over te schrijven op naam van een stichting (bijvoorbeeld de Stichting tot Behoud van de Oude Begraafplaats). In zo’n geval moet een duidelijke relatie tussen het graf, de begravenen en de stichting aantoonbaar zijn. Statuten kunnen bijdragen aan het aantonen van de relatie.

Op de Oude Begraafplaats is een onderzoek naar rechthebbenden uitgevoerd in 2006/2007. Op 30 januari 2008 heeft het college besloten om de grafrechten van de graven waarvan geen rechthebbenden meer bekend waren vervallen te verklaren. Deze grafrechten zijn op naam van de gemeente Naarden geplaatst. Op het moment dat zich alsnog een verwant van de begraven personen meldt en het graf nog niet geruimd is, kunnen de grafrechten weer op naam van de familie geplaatst worden waarbij wel de uitgiftetermijn wordt aangepast. De nieuwe uitgiftetermijn is afhankelijk van de verwantschap met de in het graf begraven personen. Dit is in overeenstemming met het deelplan ‘Graven en opstallen’ dat op 11 april 2012 is vastgesteld door de gemeenteraad van Naarden.

ARTIKEL 19.

Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen.

ARTIKEL 20.

Dit artikel spreekt voor zich.

ARTIKEL 21.

Dit artikel spreekt voor zich.

ARTIKEL 22.

Als elke regelgeving voor grafbedekkingen ontbreekt kan het aanzien van begraafplaatsen chaotisch worden. Ook en vooral dienen de veiligheidsaspecten te worden genoemd. Het andere uiterste, een strak keurslijf van bepalingen die elke persoonlijke of kunstzinnige uiting aan banden legt of onmogelijk maakt, moet worden voorkomen. De eisen waaraan een grafbedekking moet voldoen zijn uitgewerkt in de nadere regels van het college.

Zie ook de Algemene toelichting, hoofdstuk 3.2 (‘Vermindering administratieve lasten’).

Gelet op de monumentale status van de Oude Begraafplaats zijn de eisen ten aanzien van de grafbedekkingen strikt. De grafbedekking moet rekening houden met de reeds aanwezige grafbedekkingen in de directe omgeving van het graf en de grafbedekking mag zeker geen afbreuk doen aan het aanzien van de begraafplaats. De eisen voor de grafbedekkingen kunnen per blok verschillen. In het deelplan ‘Graven en opstallen’ zijn deze eisen per blok opgenomen

De vergunningseis geldt voor de grafbedekkingen op algemene en voor die op particuliere graven. Op de Oude Begraafplaats worden echter geen algemene graven meer uitgegeven. Op bestaande algemene graven waarvan de uitgiftetermijn van twintig jaar is verstreken is het niet mogelijk om een nieuw grafmonument aan te brengen.

In bijna alle gevallen dient de bestaande grafbedekking behouden te blijven en er moet altijd een vergunning worden aangevraagd voor het wijzigen/aanpassen/restaureren/verwijderen  van de grafbedekking. Ook als de bestaande grafbedekking verwijderd mag worden en vervangen mag worden voor een nieuwe grafbedekking dient u een vergunning aan te vragen. Hiermee wordt dat een rechthebbende een grafbedekking die op de lijst te beschermen grafmonumenten staat kan verwijderen.

Voor de vergunning dienen een overzicht te worden aangeleverd van o.a. foto’s van de bestaande situatie, een tekening van de nieuwe situatie en informatie over de restauratiewijze van de bestaande grafbedekking en het welk materiaal u gaat gebruiken Indien iets wordt toevoegt aan de bestaande grafbedekking (zoals een gedenkplaat, of letters op de bestaande zerk), geldt dit als een wijziging van het grafmonument. In het deelplan “Graven en opstallen”zijn richtlijnen opgenomen over de wijze waarop gerestaureerd dient te worden.

ARTIKEL 23.

In dit artikel is duidelijk omschreven welke onderdelen van het onderhoud door de gemeente worden verzorgd. Het onderhoud door de gemeente is een minimale zorg met de bedoeling dat de begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien heeft.

Het onderhoud van de grafoppervlakken dient de rechthebbende zelf te (laten) verzorgen. Dit kan eventueel via de Stichting tot behoud van de Oude Begraafplaats.

ARTIKEL 24.

In dit artikel worden de rechten en de plichten van de rechthebbende of, in het geval van algemene graven, van de gebruiker ten aanzien van de grafbedekking omschreven. Alleen in dit artikel is sprake van plichten voor (bepaalde) nabestaanden van overledenen die zijn bijgezet in een algemeen graf. Daarom wordt hier de in artikel 1 (‘Begripsbepalingen’) gedefinieerde term ‘gebruiker’ gebezigd in plaats van de ruimer op te vatten term ‘belanghebbende’, die voorkomt in verband met het begrip ‘algemeen graf’ in de Wet op de lijkbezorging (artikel 27a).

De eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van wat op het graf is geplaatst ligt, volgens art. 32a van de Wet op lijkbezorging, bij de rechthebbende. Van natrekking is geen sprake zolang het graf niet geruimd mag worden.

Indien er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder van de begraafplaats de rechthebbende of de gebruiker aanspreken en sommeren tot het verrichten van herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking. De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28, het vierde tot en met het zevende lid, dat het recht op het graf vervalt wanneer vijf jaar na constatering en bekendmaking van de verwaarlozing niet in het onderhoud is voorzien. Hierbij wordt rekening gehouden met de termijn van grafrust en de uitgiftetermijn van het graf. Zie ook de algemene toelichting, hoofdstuk 3.1.

ARTIKEL 25.

In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel eens problemen over verwijderde bloemen en eenjarige planten zoals afrikanen en geraniums. Omdat de bloemen en planten eigendom zijn van de rechthebbenden of de belanghebbenden is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou echter veel te omslachtig zijn genoemde personen steeds per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd. Het verdient aanbeveling om het beleid ten aanzien van de planten en bloemen mee te delen bij de afgifte van de vergunning voor het hebben van een grafbedekking en bekend te maken op het mededelingenbord op de begraafplaats. Het is gewenst om verwelkte bloemen niet te snel te verwijderen omdat gesteld mag worden dat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats.

ARTIKEL 26.

Het spreekt voor zich dat de grafbedekking voorafgaand aan een bijzetting moet worden verwijderd. De rechthebbende dient hiervoor (via de uitvaartondernemer) zelf tijdig zorg voor te dragen.

Op de Oude Begraafplaats liggen graven dicht naast elkaar, in sommige gevallen zonder ruimte tussen de graven. Hierdoor is het in bepaalde gevallen onmogelijk om een graf te openen indien de nabijstaande grafmonumenten niet (tijdelijk) verplaatst kunnen worden. Met het tijdelijk verwijderen van monumenten wordt terughoudend omgegaan maar is soms onvermijdelijk om schade aan het monument te voorkomen.

ARTIKEL 27.

De rechthebbende dient volgens artikel 28, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging ten minste een jaar voor het verstrijken van de termijn van het recht op de hoogte te worden gesteld van dit feit, en van de mogelijkheid verlenging van het recht te vragen. In veel gevallen kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat, wanneer niet om verlenging wordt verzocht, het college opdracht zal geven de grafbedekking na het verstrijken van de termijn te verwijderen en het graf te ruimen. Tevens kan worden medegedeeld dat de grafbedekking dertien weken na verwijdering aan de gemeente vervalt.

De bordjes bij de graven met een mededeling dienen alleen aan de bezoekers van die graven op te vallen. Op enkele begraafplaatsen zijn goede ervaringen opgedaan met bordjes van 15 x 10 cm in een onopvallende kleur.

De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het college het grafrecht vervallen heeft verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 18, derde lid van de verordening), of omdat het onderhoud van het graf is verwaarloosd (artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging). In dat geval geldt eveneens het vereiste van de voorafgaande mededeling per brief of door het plaatsen van een bordje bij het graf gedurende minstens een jaar.

In de verordening uit 2007 was voor de recht- of belanghebbende de mogelijkheid opgenomen een aanvraag in te dienen om de grafbedekking na verwijdering een bepaalde periode ter beschikking te houden. Dit bracht veel administratieve lasten met zich; daarom is deze mogelijkheid reeds in de verordening 2010 niet meer opgenomen. Voor relevante wetgeving omtrent eigendom van roerende zaken zie artikel 8, Burgerlijk Wetboek Boek 5 en artikel 5:30 Algemene wet bestuursrecht.

ARTIKEL 28.

Volgens artikel 31, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging kan een particulier graf alleen geruimd worden met toestemming van de rechthebbende. Het recht op een graf kan echter vervallen na het verstrijken van de termijn, of omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 18, derde lid van deze verordening). Ook kan het recht vervallen na verwaarlozing van het onderhoud, volgens artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging.

Eenieder kan van zijn zienswijze doen blijken, bijvoorbeeld omdat het graf van historische betekenis is (zie artikel 30).

Volgens het vijfde lid van artikel 28 kan de rechthebbende vragen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze te cremeren, dan wel bij te zetten in een ander graf op dezelfde begraafplaats of over te brengen naar een andere begraafplaats.

Het vierde lid van artikel 28 opent de mogelijkheid ook bij ruiming van algemene graven de stoffelijke overblijfselen dan wel de as een andere bestemming te geven dan die welke genoemd is in het derde lid.

Met betrekking tot het ruimen is in de verordening Oude Begraafplaats gekozen voor een zorgplicht voor de gemeente, als beheerder van de begraafplaats. Op de beheerder rust de plicht er zorg voor te dragen dat met de menselijke resten welke bij de ruiming van een graf worden aangetroffen te allen tijde respectvol wordt omgegaan. Op de begraafplaats wordt een verzamelgraf gerealiseerd waarin menselijke resten kunnen worden bijgezet.

ARTIKEL 29.

Volgens dit artikel kan de rechthebbende vragen om de overblijfselen te doen verzamelen om de overblijfselen in dezelfde grafruimte te doen plaatsen (het zogenaamde schudden). Het graf wordt dan extra diep uitgegraven, en de overblijfselen worden onderin geplaatst. De rechthebbende kan dan vervolgens het graf bestemmen voor andere overledenen. Op deze wijze kan het graf gedurende langere tijd in dezelfde familie blijven.

Dit wordt gezien als een nieuwe uitgifte van het graf. In het deelplan graven en opstallen is gekozen om in deze gevallen de uitgiftetermijn aan te passen van eeuwigdurend naar een eerste uitgiftetermijn van veertig jaar met de mogelijkheid van verlengen. Hiervoor wordt het tarief van de uitgifte van een graf en een begrafenis voor in rekening gebracht.

Bij graven die reeds een uitgiftetermijn van bepaalde duur hebben verandert er niets aan de looptijd.

Schudden kan alleen plaatsvinden indien gelijktijdig een bijzetting plaatsvindt.

ARTIKEL 30.

Het is in Nederland voorgekomen dat graven die van bijzondere waarde zijn ondoordacht werden geruimd. Een graf kan van betekenis zijn vanwege de persoon die er is begraven, maar ook uitsluitend vanwege het gedenkteken. De overledene kan voor de plaatselijke gemeenschap van betekenis zijn geweest. Het gedenkteken kan opvallen door zijn vormgeving en door het gebruikte materiaal. Als voorbeeld kunnen gietijzeren gedenktekens worden genoemd, vaak subtiel voorzien van symbolen van de dood. Het materiaal herinnert aan een reeds lang verdwenen nijverheid en is alleen al daardoor van waarde. Er dienen maatregelen te worden getroffen zodat graven van bekende overledenen niet meer ondoordacht worden geruimd en zeldzame voorwerpen op een terrein dat zozeer aan het verleden herinnert, behouden blijven. Bij twijfel over de betekenis van het gedenkteken verdient het aanbeveling een deskundige te raadplegen.

Dit artikel is zeker op de Oude Begraafplaats van betekenis gezien de status van de begraafplaats als Rijksmonument. Enkele graven zijn specifiek aangewezen als Rijksmonument maar andere graven genieten, behoudens de algemene status van de begraafplaats, geen bescherming. In vervolg op de Beheervisie uit 2004 is een deelplan graven en opstallen ontwikkeld en vastgesteld door de gemeenteraad van Naarden op 11 april 2012. In dit deelplan is een overzicht opgenomen van graven die extra bescherming verdienen.

ARTIKEL 31.

Op de Oude Begraafplaats is in beeld gebracht welke graven wel en welke graven niet opnieuw kunnen worden uitgegeven. Daarnaast is geïnventariseerd welke grafmonumenten behouden dienen te blijven in de toekomst en op welke wijze. Dit heeft geleidt tot het zogenaamde deelplan grijs en een grafkaart, welke een onlosmakelijk onderdeel is van de verordening. Met de grafkaart borgen we de aanwezige monumentale waarden van de Oude Begraafplaats.

De verschillende kleuren per graf geven aan welk regime we toepassen. In het deelplan grijs zijn deze regimes uitgewerkt en zijn richtlijnen ten behoeve van onderhoud en restauratie opgenomen.

ARTIKEL 32.

Dit artikel spreekt voor zich.

ARTIKEL 33.

De verordening Oude Begraafplaats is een besluit van het gemeentebestuur op overtreding waarvan straf is gesteld. Een dergelijk besluit wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als alle overige besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden (zie artikel 139 van de Gemeentewet). Voorts is de gemeente gehouden dit besluit mede te delen aan het parket van het arrondissement waarin de gemeente is gelegen, volgens artikel 143 van de Gemeentewet.

ARTIKEL 34.

Dit artikel spreekt voor zich.

ARTIKEL 35.

In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.