Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Bussum

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad 2003

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Bussum
Officiële naam regelingReglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad 2003
CiteertitelReglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad 2003
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-10-200328-05-2015Nieuwe regeling

11-09-2003

't Voorlicht, oktober 2003

RV2003-073

Tekst van de regeling

Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst

De raad van de gemeente Bussum;

gelezen het voorstel van de voorzitter van de raad en de griffier d.d.

20 augustus 2003, nummer. RV2003.073;

gelet op het bepaalde in de Gemeentewet (Wet dualisering gemeentebestuur)

  • a.

    het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van 14 februari 2002 in te trekken en

  • b.

    vast te stellen het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad 2003

    HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

    Artikel 1. Begripsomschrijvingen

    In dit reglement wordt verstaan onder:

    • §

      amendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig conceptbesluit, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

    • §

      subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

    • §

      motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of -verzoek wordt uitgesproken zonder dat daaraan rechtsgevolgen zijn verbonden;

    • §

      voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

    • §

      initiatiefvoorstel: voorstel, door een raadslid gedaan, buiten de agenda vallend, dat zo spoedig mogelijk op de agenda van de vergadering van de raad geplaatst wordt;

    Artikel 2. De voorzitter

    1.De voorzitter is belast met:

    a het leiden van de vergadering;

    b het handhaven van de orde;

    c het doen naleven van het reglement van orde;

    d wat de wet of dit reglement hem verder opdraagt.

    2.Hij verleent het woord, formuleert de conclusies, waarover zal worden gestemd en deelt de uitslag van de stemmingen mede.

    Artikel 3. De griffier

    • 1.

      De griffier is in elke vergadering van de gemeenteraad aanwezig.

    • 2.

      Bij verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door een door plaatsvervangend griffier.

    • 3.

      Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

      HOOFDSTUK 2. TOELATING NIEUWE LEDEN; FRACTIES

      Artikel 4. Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

      • 1.

        Het onderzoek van de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden geschiedt door een commissie, bestaande uit drie leden, daartoe telkenmale door de voorzitter te benoemen.

      • 2.

        De commissie brengt na gedaan onderzoek van de geloofsbrieven, van de andere bij de Kieswet vereiste stukken en van de eventuele bezwaarschriften schriftelijk verslag uit aan de vergadering en doet daarbij een voorstel tot het nemen van een besluit.

      • 3.

        De voorzitter roept een toegelaten lid op om in de eerste vergadering, waarin hij zijn betrekking volgens de Gemeentewet kan aanvaarden, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte, af te leggen.

      Artikel 5. Fracties

      1.a) Leden van de raad kunnen zich verenigen tot een groep, fractie genaamd.

      b) Zij doen hiervan schriftelijk mededeling aan de voorzitter, onder vermelding van de naam van de fractie en de namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger zullen optreden.

      • 2.

        a) Indien:

      • -

        één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

      • -

        twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

      • -

        één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

      wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

      b) Met de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

    Artikel 5a. Seniorenconvent

    • 1.

      Het seniorenconvent bestaat uit de voorzitter en de fractievoorzitters of hun plaatsvervangers. De griffier of diens plaatsvervanger is in elke vergadering van het seniorenconvent aanwezig.

    • 2.

      Plaatsvervangers zijn raadslid en worden aangewezen door de fractie voorzitter.

    • 3.

      Elke fractie heeft in het seniorenconvent één stem.

    • 4.

      De voorzitter roept het seniorenconvent bijeen voor procedurele zaken rond de raads– en commissievergaderingen, het vaststellen van de agenda en de vergaderdata op het tijdstip dat hem dit wenselijk voorkomt of indien ten minste twee fractievoorzitters hierom verzoeken.

    • 5.

      De vergaderingen van het seniorenconvent zijn niet openbaar.

      HOOFDSTUK 3. VERGADERINGEN VAN DE GEMEENTERAAD

      Paragraaf 1. Tijd van vergaderen; voorbereidingen

      Artikel 6. Tijd en plaats van vergaderen

      • 1.

        De vergaderingen vinden in de regel plaats op de tweede donderdag van de maand, vangen aan om 20.00 uur en worden gehouden in het gemeentehuis.

      • 2.

        De voorzitter kan in bijzondere gevallen, na overleg met het seniorenconvent, een andere dag en/of ander aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen.

        Artikel 7. Oproep (inclusief de agenda)

        • 1.

          De voorzitter zendt - spoedeisende vergaderingen uitgezonderd - zoveel mogelijk ten minste zeven dagen vóór een vergadering de leden een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag, tijd en plaats van de vergadering.

        • 2.

          De oproepingsbrief vermeldt de onderwerpen, die in de vergadering behandeld zullen worden in de volgorde waarin deze aan de orde zullen worden gesteld.

        • 3.

          Alvorens de oproepingsbrief wordt verzonden, stelt de commissie Bestuur de agenda van de vergadering vast.

        • 4.

          De raad kan besluiten de volgorde van behandeling te wijzigen.

        • 5.

          De raad kan besluiten in spoedeisende gevallen, op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter, onderwerpen die niet in de oproepingsbrief zijn vermeld, terstond in behandeling te nemen.

        • 6.

          De raad kan bij vaststelling van de agenda in de vergadering besluiten op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter, onderwerpen die niet in de oproepingsbrief zijn vermeld, aan de agenda toe te voegen of af te voeren.

        • 7.

          De voorzitter kan na het verzenden van de oproepingsbrief zo nodig een aanvullende agenda doen uitgaan. De daarop vermelde voorstellen worden zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk twee maal 24 uur voor de aanvang van de vergadering aan de leden gezonden. Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij besluiten tot verwijzing naar een commissie of tot terugzending naar burgemeester en wethouders om nadere inlichtingen of om advies.

        Artikel 8. Toezending voorstellen

        De voorzitter zorgt er voor dat - spoedeisende gevallen uitgezonderd - de te behandelen voorstellen ten minste 6 dagen voor de vergadering aan de leden worden gezonden.

        Artikel 9. Ter inzage leggen van stukken

        • 1.

          De stukken, welke dienen ter toelichting van de raadsvoorstellen, worden gelijktijdig met het verzenden van de voorstellen voor de leden ter inzage gelegd. Indien ná dit tijdstip stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden.

        • 2.

          Een lid van de raad mag een origineel van een ter inzage gelegd stuk niet buiten het gemeentehuis brengen. Een lid mag een kopie van een ter inzage gelegd stuk slechts voor eigen gebruik buiten het gemeentehuis brengen.

        • 3.

          De voorzitter kan toestaan, dat anderen dan de leden de ter inzage liggende stukken inzien.

        • 4.

          In afwijking van het bepaalde in het eerste lid blijven stukken, omtrent wier inhoud ingevolge artikel 25, eerste dan wel tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, onder berusting van de griffier, die de leden van de raad de inzage verleent.

        Artikel 10. Openbare kennisgeving

        • 1.

          De vergadering wordt door aankondiging in één of meer dag, nieuws-, of huis aan huisbladen, in het gemeentelijk informatieblad of op de voor afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en zo mogelijk door plaatsing op de internetsite van de gemeente ter openbare kennis gebracht.

        • 2.

          De openbare kennisgeving vermeldt:

        • a)

          de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

        • b)

          de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda en de daarbij behorende voorstellen kan inzien.

        Paragraaf 2. Orde der vergaderingen

        Artikel 11. Presentielijst

        Ieder ter vergadering komend lid tekent onmiddellijk na aankomst in de vergaderzaal de presentielijst.

        Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier gesloten.

        Artikel 12. Zitplaatsen

        • 1.

          De voorzitter, de leden, de griffier en de eventueel aanwezige wethouders, hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg met de fractievoorzitters bij iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

        • 2.

          De indeling kan, indien daartoe aanleiding bestaat, na overleg met de fractievoorzitters worden herzien.

        Artikel 13. Opening vergadering; quorum

        • 1.

          De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden blijkens de presentielijst aanwezig is.

        • 2.

          Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

        • 3.

          Onmiddellijk na de opening verzoekt de voorzitter aan de raad enige ogenblikken stilte voor overpeinzing of gebed.

        Artikel 14. Geluid en beeldregistraties

        Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- en/of beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

        Artikel 15. Primus bij hoofdelijke stemming

        Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen deelt de voorzitter mede, bij welk lid van de raad, de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.

        Artikel 16. Notulen

        • 1.

          De ontwerpnotulen van de voorgaande vergadering worden, zo mogelijk, aan de leden toegezonden gelijktijdig met de overige voorstellen.

        • 2.

          Bij het begin van de vergadering worden, zoveel mogelijk, de notulen van de vorige vergadering vastgesteld.

        • 3.

          De leden hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is.

        Een voorstel tot verandering dient ten minste 24 uur voor de betreffende vergadering schriftelijk bij de griffier te worden ingediend.

        • 4.

          De notulen moeten inhouden:

        • a)

          de namen van de voorzitter, de griffier en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren;

        • b)

          een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

        • c)

          een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen der leden die het woord voerden;

        • d)

          een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de gemeentewet van stemming hebben onthouden;

        • e)

          de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties en amendementen;

        • f)

          bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 24 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

        • 5.

          De notulen worden opgesteld onder de zorg van de griffier.

        • 6.

          De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

        Artikel 17. Ingekomen stukken; mededelingen

        Bij de raad ingekomen stukken respectievelijk schriftelijke mededelingen die burgemeester en wethouders aan de raad wensen te doen, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad toegezonden en bij de voorstellen ter inzage gelegd.

        Na de vaststelling van de notulen stelt de raad op voorstel van het college de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

        Artikel 18. Spreekregels

        • 1.

          De leden spreken vanaf hun plaats of vanaf hun spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.

        • 2.

          Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden vanaf een andere plaats spreken.

        Artikel 19. Volgorde sprekers

        Een lid voert slechts het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

        Artikel 20. Aantal spreektermijnen

        • 1.

          De beraadslaging over een voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

        • 2.

          Elke spreektermijn is afgesloten nadat burgemeester en wethouders of de voorzitter op het door de leden gesprokene hebben geantwoord.

        • 3.

          Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

        • 4.

          Het bepaalde in lid 3 is niet van toepassing op:

        • §

          het lid van het college van burgemeester en wethouders, dat in het bijzonder is belast met het in behandeling zijnde onderwerp;

        • §

          de rapporteur van een commissie;

        • §

          het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

        • 5.

          Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een persoonlijk feit of over een voorstel van orde.

        Artikel 21. Spreektijd

        De raad kan op voorstel van de voorzitter regelen stellen omtrent de spreektijd der leden.

        Artikel 22. Handhaving orde; schorsing

        • 1.

          Een spreker mag in zijn rede niet door de voorzitter worden gestoord, tenzij de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren. Interrupties zijn toegestaan, tenzij de voorzitter beslist, dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties zal afronden.

        • 2.

          Indien een lid zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het onderwerp in behandeling, een spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien het desbetreffende lid hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

        • 3.

          De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

        Artikel 23. Beraadslaging

        • 1.

          De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad besluiten voorstellen over één of meer onderdelen van een voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

        • 2.

          Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde burgemeester en wethouders of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

        Artikel 24. Deelname aan de beraadslaging door anderen dan de voorzitter of de raadsleden

        • 1.

          De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad of de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

        • 2.

          Een besluit daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

        • 3.

          Op degene die op grond van dit artikel is toegelaten deel te nemen aan de beraadslaging zijn de bepalingen van dit reglement van toepassing.

        Artikel 25. Stemverklaring

        Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

        Artikel 26. Beslissing

        Na de beraadslaging en beslissing over de eventuele amendementen wordt over het voorstel in zijn geheel, zoals het dan luidt, een eindbeslissing genomen.

        Paragraaf 3. Procedures bij stemmingen

        Artikel 27. Stemming over zaken

        • 1.

          Nadat de beraadslaging is gesloten of indien niemand het woord verlangt, brengt de voorzitter het voorstel tot besluitvorming.

        • 2.

          De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

        • 3.

          In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de notulen vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.

        • 4.

          Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

        • 5.

          De voorzitter (of de griffier) roept de leden bij naam op hun stem uit te brengen, beginnende bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 15 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

        • 6.

          Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

        • 7.

          De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

        • 8.

          Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft.

        Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

        9.De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

        Artikel 28. Stemming over amendementen en moties

        • 1.

          Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

        • 2.

          Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

        • 3.

          Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

        • 4.

          Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

        Artikel 29. Stemming over personen

        • 1.

          Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter 2 leden tot stembureau.

        • 2.

          Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

        • 3.

          Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen.

        De vergadering kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

        4.Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren.

        Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

        • 5.

          Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

        • §

          een blanco ingevuld stembriefje;

        • §

          een ondertekend stembriefje;

        • §

          een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

        • §

          een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

        • §

          een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

        • 6.

          In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

        • 7.

          Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

        Artikel 30. Herstemming over personen

        • 1.

          Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

        • 2.

          Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd (herstemming). Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

        • 3.

          Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

        Artikel 31. Beslissing door het lot

        • 1.

          Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

        • 2.

          Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

        • 3.

          Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

          HOOFDSTUK 4. RECHTEN VAN LEDEN VAN DE GEMEENTERAAD

          Artikel 32. Amendementen

          • 1.

            Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd tijdens de beraadslagingen wijzigingen voor te stellen op het voorgestelde besluit (amendement). Ook kan hij voorstellen, het voorgestelde besluit in een of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.

          • 2.

            Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

          • 3.

            Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

          • 4.

            Een (sub)amendement dient zodanig te zijn geformuleerd dat de tekst ervan geschikt is om in het ontwerpbesluit te worden verwerkt.

          • 5.

            Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is te allen tijde mogelijk voordat de besluitvorming door de vergadering heeft plaatsgevonden.

          Artikel 33. Moties

          1.Ieder lid kan ter vergadering een motie indienen.

          2. Een motie wordt om in behandeling te kunnen worden genomen schriftelijk bij de voorzitter ingediend.

          3.De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp vindt tegelijk met de beraadslaging daarover plaats.

          4 .De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

          Artikel 34. Voorstellen van orde

          • 1.

            De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

          • 2.

            Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

          • 3.

            Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

          Artikel 35. Initiatiefvoorstellen

          • 1.

            Ieder lid heeft het recht voorstellen aan de raad te doen, die buiten de agenda vallen.

          • 2.

            Zulk een voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

          • 3.

            De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de oproeping hiervoor reeds verzonden is.

          • 4.

            De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda behandelde voorstellen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel eerst dient te worden behandeld in een commissie of voor advies naar het college dient te worden gezonden. In het laatste geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

        Artikel 36. Interpellatie

        • 1.

          Indien een lid van oordeel is dat het college van burgemeester en wethouders over een onderwerp, dat niet op de agenda voorkomt, aan de gemeenteraad inlichtingen dient te verstrekken omtrent het door hem gevoerde bestuur, vraagt deze bij de voorzitter een interpellatie aan.

        • 2.

          Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de burgemeester voor het door hem als bestuursorgaan van de gemeente gevoerde bestuur.

        • 3.

          Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste tweemaal vierentwintig uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

        • 4.

          De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

        • 5.

          De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

        Artikel 37. Schriftelijke vragen

        • 1.

          Ieder lid kan aan de burgemeester of aan burgemeester en wethouders schriftelijk vragen stellen.

        • 2.

          De vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd.

        • 3.

          De vragen worden bij de voorzitter van de raad ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad worden gebracht.

        • 4.

          Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, krijgt de vragensteller daarvan gemotiveerd bericht, waarbij aangegeven wordt de termijn, waarbinnen beantwoording plaats zal vinden.

        Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

        • 5.

          De antwoorden worden door de voorzitter aan de leden van de raad medegedeeld.

        • 6.

          De vragen en antwoorden worden gelijktijdig met de stukken als bedoeld in artikel 17 aan de leden van de raad toegezonden.

        • 7.

          De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door burgemeester en wethouders gegeven antwoord.

        Artikel 38. Inlichtingen

        • 1.

          Indien een lid over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169 en 180 van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk ingediend bij het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester.

        • 2.

          Een afschrift van dit verzoek wordt door de indiener in afschrift toegezonden aan de raad.

        • 3.

          De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

        • 4.

          De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

          HOOFDSTUK 5. BEGROTING EN REKENING

          Artikel 39. Procedure begroting

          Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek en de behandeling van de begroting volgens een procedure die de raad vaststelt.

          Artikel 40. Procedure rekening

          Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek en de voorlopige vaststelling van de gemeenterekening volgens een procedure die de raad vaststelt.

          HOOFDSTUK 6. LIDMAATSCHAP VAN ANDERE ORGANISATIES

          Artikel 41. Verslag; verantwoording

          • 1.

            Een lid van de raad, dat door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken òf voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende commissie.

          • 2.

            Ieder lid van de raad kan aan een raadslid als bedoeld in lid 1 schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 37, zijn van overeenkomstige toepassing.

          • 3.

            Wanneer een lid van de raad het raadslid als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 38, zijn van overeenkomstige toepassing.

          • 4.

            Over een voorstel tot ontslag van een door de raad aangewezen lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, als bedoeld in het eerste lid, wordt niet beraadslaagd dan nadat in een vergadering, ten minste veertien dagen tevoren gehouden, is besloten te verklaren dat het betrokken raadslid niet meer het vertrouwen van de raad bezit als lid van het bedoelde bestuur.

          • 5.

            Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad een van zijn leden heeft benoemd.

          • 6.

            Dit artikel is eveneens van overeenkomstige toepassing indien de in het eerste lid bedoelde aanwijzing betrekking heeft op de burgemeester of de griffier.

          HOOFDSTUK 7. BESLOTEN VERGADERINGEN

          Artikel 42. Algemeen

          Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van toepassing die gelden voor een openbare vergadering.

          Artikel 43. Notulen

          • 1.

            De notulen van een besloten vergadering worden niet rondgedeeld, maar liggen uitsluitend voor de leden ter inzage.

          • 2.

            Deze notulen worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze notulen. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier is ondertekend.

          Artikel 44. Geheimhouding

          Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

          Artikel 45. Opheffing geheimhouding

          Indien de raad op grond van gestelde in artikel 55, tweede lid, of artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet, voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

          HOOFDSTUK 8. TOEHOORDERS EN PERS

          Artikel 46. Toehoorders en pers

          • 1.

            De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

          • 2.

            Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is niet toegestaan.

          Artikel 47. Maatregelen van orde

          Indien de voorzitter dit nodig oordeelt, kan hij de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen ter handhaving van de orde op de publieke tribune.

          HOOFDSTUK 9. SLOTBEPALINGEN

          Artikel 48. Uitleg reglement

          In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

          Artikel 49. In werking treden

          • 1.

            Dit reglement treedt in werking op 9 oktober 2003.

          • 2.

            Op dat tijdstip vervalt het Reglement van orde voor de vergaderingen van de gemeente Bussum vastgesteld bij raadsbesluit van laatstelijk 14 februari 2002.

          Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Bussum, gehouden op 11 september 2003.

          de griffier, de voorzitter,