Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Centrum

Subsidieverordening Kleine Welstand Binnenstad 2001

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Centrum
Officiële naam regelingSubsidieverordening Kleine Welstand Binnenstad 2001
CiteertitelSubsidieverordening Kleine Welstand Binnenstad 2001
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpMonumenten en welstand

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Vastgesteld bij besluit van de Gemeenteraad van 21 februari 2001, nr 80 (Gemeenteblad 2001,afd 3, volgnr 8) en in werking getreden op 1 maart 2001

Op grond van art 26, eerste lid, Verordening op de Stadsdelen overgenomen door stadsdeel Centrum

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Gemeenteblad 2001, afd. 3, volgnr. 76

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200201-01-200001-01-2016nieuwe regeling

01-01-2002

Gemeenteblad 2001, afd. 3, volgnr. 76

raadsvoordracht, gemeenteblad 2001, nr 80

Tekst van de regeling

inhoud

Art. 1

Begripsomschrijvingen.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    reclameobject: een vast voorwerp of een vaste constructie, bestemd voor het maken van handelsreclame;

  • b.

    rolluik: een constructie die ter afsluiting van een raamof deuropening is aangebracht en die kan worden neergelaten (en opgehaald) om diefstal na braak of molest te voorkomen;

  • c.

    onderpui: het ondergedeelte van de gevel waarin zich de etalage en/of de toegang tot een bedrijf bevinden;

  • d.

    rechthebbende: degene die krachtens een zakelijk of persoonlijk recht de zeggenschap heeft over het gebouw waarin het bedrijf is gevestigd;

  • e.

    binnenstad: het deel van de stad dat niet behoort tot het grondgebied van een stadsdeel als bedoeld in art. 1 van de Verordening op de stadsdelen.

Art. 2

Werkingsgebied.

Deze verordening is van toepassing op de binnenstad met uitzondering van gebieden die zijn aangewezen als grootstedelijk project.

Art. 3

Voor subsidie in aanmerking komende activiteiten.

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt aan de rechthebbende ten behoeve van:

    • a.

      de verwijdering van een reclameobject dat in strijd is met redelijke eisen van welstand en is aangebracht vóór 1 september 1994;

    • b.

      de verwijdering van een rolluik dat in strijd is met redelijke eisen van welstand en is aangebracht vóór 1 september 1998;

    • c.

      het bouwen of herstellen van de onderpui die in de huidige staat in strijd is met redelijke eisen van welstand en voorzover de bouw of het herstel voldoet aan redelijke eisen van welstand.

  • 2. Subsidie kan eveneens worden verstrekt voor een reclameobject of een rolluik dat is aangebracht respectievelijk op of na 1 september 1994 dan wel op of na 1 september 1998 en dat op het moment van aanbrengen niet in strijd was met redelijke eisen van welstand, maar dat op het moment van de aanvraag om subsidie door gewijzigd beleid inmiddels wel in strijd is met redelijke eisen van welstand.

  • 3. Strijd met redelijke eisen van welstand is aanwezig, indien het reclame-object, het rolluik of de onderpui niet in overeenstemming is met de door Burgemeester en Wethouders daartoe vastgestelde richtlijnen, zoals deze gelden op het moment van de aanvraag om subsidie.

Art. 4

Subsidieplafond.

  • 1. Het subsidieplafond wordt bepaald door het door de Gemeenteraad jaarlijks vastgestelde krediet ten behoeve van de kleine welstand, verhoogd met de nog beschikbare middelen van de voorgaande jaren.

  • 2. Aanvragen worden behandeld in volgorde van binnenkomst.

  • 3. Aanvragen die betrekking hebben op een gebied waarvoor door de Gemeenteraad een projectkrediet is vastgesteld, hebben echter voorrang boven aanvragen die betrekking hebben op andere delen van de binnenstad.

  • 4. De gebieden waarvoor een projectkrediet is vastgesteld, worden in reserveringsbijlagen, behorende bij deze verordening, gespecificeerd.

  • 5. Aanvragen buiten het in het derde lid bepaalde prioriteitsgebied worden beschouwd als aanvragen als bedoeld in het zesde lid.

  • 6. Aanvragen die wegens het bereiken van het subsidieplafond niet kunnen worden gehonoreerd, worden aangehouden voor ten hoogste 15 maanden na mededeling van de aanhouding aan de rechthebbende.

Art. 5

Maximale subsidie.

  • 1. De subsidie bedraagt:

    • a

      € 500 voor de verwijdering van een reclameobject, vermeerderd met € 500 indien en voorzover het reclameobject meer dan 1 meter boven de vloer van de eerste verdieping is bevestigd;

    • b

      € 700 voor het verwijderen van een rolluik, vermenigvuldigd met het aantal strekkende meters van de breedte van het rolluik, gemeten in de voorgevelrooilijn;

    • c

      € 950 voor het bouwen of herstellen van een onderpui, vermenigvuldigd met het aantal strekkende meters van de breedte van het te vernieuwen gedeelte van de onderpui, gemeten in de voorgevelrooilijn.

  • 2. Aan de rechthebbende of zijn rechtsopvolger kan ten hoogste € 11.500 subsidie worden verstrekt.

Art. 6

Aanschrijven met subsidie.

Indien de rechthebbende wordt aangeschreven tot het voldoen aan redelijke eisen van welstand, mede ter voldoening aan de terzake geldende richtlijnen, kan naast de subsidie voor de uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in art. 5, lid 1, een extra subsidie worden verleend voor de in die aanschrijving opgenomen verplichtingen voor 50% van de kosten op basis van een door of namens Burgemeester en Wethouders goedgekeurde begroting, met een maximum van € 11.500.

Het in art. 5, lid 2, bedoelde maximum kan met dit bedrag worden overschreden.

Art. 7

Voldoen aan welstandseisen met subsidie.

Indien een rechthebbende vrijwillig voldoet aan redelijke eisen van welstand, mede ter voldoening aan de terzake geldende richtlijnen, en de uitvoering daarvan naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders wenselijk is, kan naast de subsidie voor de uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in art. 5, lid 1, een extra subsidie worden verleend voor de door of namens Burgemeester en Wethouders aan te geven verbeteringen uit een oogpunt van welstand, voor 50% van de kosten op basis van een door of namens Burgemeester en Wethouders goedgekeurde begroting, met een maximum van € 11.500.

Het in art. 5, lid 2, bedoelde maximum kan met dit bedrag worden overschreden.

Bij een samenloop met het bepaalde in art. 6 is het maximum van de extra subsidie niettemin € 11.500.

Art. 8

Subsidieaanvraag.

  • 1. Voor het aanvragen van een subsidie wordt gebruikgemaakt van een door of namens Burgemeester en Wethouders vastgesteld formulier.

  • 2. Indien een aanvraag een activiteit behelst zoals bedoeld onder art. 5, lid 1, sub c, van deze verordening, wordt deze aanvraag slechts in behandeling genomen indien daarbij voor de voorgenomen wijzigingen tenminste een melding wordt gevoegd als bedoeld in art. 9.9 van de Bouwverordening Amsterdam 1993.

  • 3. Bij de aanvraag wordt tevens overgelegd:

    • a.

      een bewijs dat de aanvrager rechthebbende op het bedrijf is door middel van een gewaarmerkt recent uittreksel uit het handelsregister of door middel van een gewaarmerkt recent uittreksel uit de kadastrale legger;

    • b.

      een foto of een schematische tekening van de gevel met daarop aangegeven het te verwijderen reclameobject of rolluik, of de te wijzigen onderpui in de oude staat.

  • 4. De ontvangst van de aanvraag wordt binnen twee weken bevestigd.

Art. 9

Subsidievaststelling.

  • 1. Burgemeester en Wethouders stellen de subsidie vast binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag dan wel binnen dertien weken nadat de melding is geaccepteerd. Deze termijn kan met zes weken worden verdaagd.

  • 2. Binnen twee weken na voltooiing van de werkzaamheden waarvoor subsidie is toegekend, doet de rechthebbende daarvan mededeling op een daartoe door of namens Burgemeester en Wethouders vastgesteld formulier.

  • 3. De subsidie wordt betaalbaar gesteld uiterlijk zes wekenna ontvangst van deze mededeling.

Art. 10

Weigering subsidie.

  • 1. Burgemeester en Wethouders weigeren subsidie, indien:

    • a

      de melding als bedoeld in art. 7, tweede lid, niet is geaccepteerd en/of een bouwvergunning is geweigerd;

    • b

      de aanvraag is aangehouden en de Gemeenteraad in de periode als bedoeld in art. 4 van deze verordening niet alsnog voldoende middelen beschikbaar heeft gesteld.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen subsidie weigeren, indien hetgeen waarvoor subsidie wordt aangevraagd, op het moment van aanbrengen, installeren of wijzigen, in strijd was met de daarvoor geldende wettelijke voorschriften of richtlijnen.

Art. 11

Intrekken en terugvorderen subsidie.

  • 1. De subsidievaststelling wordt ingetrokken en de subsidie wordt teruggevorderd, indien de rechthebbende binnen vijf jaar na de vaststelling van de subsidie:

    • a

      een rolluik of reclameobject aanbrengt, dat in strijd is met redelijke eisen van welstand;

    • b

      een onderpui aanbrengt in strijd met de daartoegeaccepteerde melding of verleende bouwvergunning en in strijdmet redelijke eisen van welstand.

  • 2. De subsidievaststelling kan worden ingetrokken en de subsidie kan worden teruggevorderd, indien de rechthebbende binnen vijf jaar na de subsidievaststelling inzake de subsidie op grond van de artikelen 6 en/of 7 wordt aangeschreven wegens strijd met redelijke eisen van welstand.

  • 3. De subsidievaststelling kan worden ingetrokken:

    • a

      indien de werkzaamheden als bedoeld in art. 5 niet binnen dertien weken na vaststelling van de subsidie zijn uitgevoerd;

    • b

      indien de werkzaamheden als bedoeld in de artikelen 6 en/of 7 niet geheel dan wel onvoldoende binnen zesentwintig weken na vaststelling van de subsidie zijn uitgevoerd.

Art. 12

Afwijking van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 1998.

Hoofdstuk 3 en de artikelen 4.2 en 5.3 van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 1998 zijn niet van toepassing.

Art. 13

Evaluatie.

Binnen twee jaar na vaststelling van deze verordening wordt een verslag aan de commissie van advies aangeboden over de doeltreffendheid en effecten van de werking van deze verordening.

Art. 14

Afwijkingsbevoegdheid.

Indien vanwege bijzondere omstandigheden de strikte toepassing van deze regeling naar het oordeel van Burgemeester enWethouders tot een onaanvaardbare gehele of gedeeltelijke afwijzing zou leiden, kunnen Burgemeester en Wethouders, gehoord de raadscommissie ex art. 91 van de Gemeentewet belast met de stedelijke vernieuwing in de binnenstad, niettemin een subsidie verstrekken, mits de aard en de strekking van deze regeling niet worden aangetast.

Art. 15

Inwerkingtreding.

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van bekendmaking in het Gemeenteblad en werkt terug tot en met 1 januari 2000.

Art. 16

Citeertitel.

Deze verordening kan worden aangehaald als: Subsidieverordening Kleine Welstand Binnenstad 2001.

Artikelsgewijze toelichting

Art. 1. Begripsomschrijvingen.

Het begrip reclameobject is gerelateerd aan de Reclamerichtlijnen Binnenstad 1994.

Bij de begrippen onderpui en rolluik gaat het om die gevelelementen waarvoor in de Welstandsrichtlijnen Binnenstad 1998 onder 2.2 (de gevels), eventueel in samenhang met 2.4 (luifels), en onder 3.1 (rolluiken) richtlijnen zijn of worden gegeven.

Het begrip rechthebbende duidt erop dat zowel de eigenaar als de exploitant subsidie kan aanvragen, zij het dat uiteraard de objectsubsidie slechts aan één van beiden wordt verleend.

Art. 2. Werkingsgebied.

Met het weergegeven werkingsgebied sluit de Subsidieverordening Kleine Welstand Binnenstad 2001 aan bij de Reclamerichtlijnen Binnenstad 1994 en de Welstandsrichtlijnen Binnenstad 1998.

Met betrekking tot de werkingsduur wordt nog opgemerkt, dat deze verordening geldt tot die wordt ingetrokken, met dien verstande dat aanvragen ingediend v››r dat tijdstip met inachtneming van het in deze verordening bepaalde zullen worden afgedaan.

Art. 3. Voor subsidie in aanmerking komende activiteiten.

Voor de subsidiabele verwijdering van rolluiken en reclameobjecten is ervoor gekozen alleen die zaken te subsidi%ren die v››r de inwerkingtreding van de toepasselijke richtlijnen zijn aangebracht. De subsidie is immers met name een stimulans om 'oude zaken' die strikt genomen op grond van overgangsrecht zouden kunnen worden gehandhaafd, toch te doen verwijderen. Daarbij is als uitgangspunt genomen de inwerkingtreding van de richtlijnen zoals die gelden op het moment van vaststelling van deze verordening.

Om niettemin een beoogde verscherping van het beleid ook met subsidie te kunnen ondersteunen, is in het tweede lid daarvoor nog een tweede mogelijkheid opgenomen.

In het derde lid wordt gesproken over 'vastgestelde richtlijnen'. Met deze richtlijnen worden bedoeld de Reclamerichtlijnen Binnenstad 1994 en de Welstandsrichtlijnen Binnenstad 1998, met inbegrip van de eventuele herzieningen van deze richtlijnen.

Art. 4. Subsidieplafond.

Jaarlijks wordt bij de vaststelling van de begroting bezien hoeveel gelden voor deze subsidie beschikbaar worden gesteld.

Indien daarvan 'over' is, blijft dit gereserveerd voor het volgende jaar en vormt dat samen met het nieuwe krediet het nieuwe subsidieplafond.

Blijkt het bedrag tekort, dan worden de daardoor dan niet te honoreren aanvragen aangehouden, om indien alsnog gelden beschikbaar worden gesteld, deze aanvragen alsnog te kunnen honoreren.

Om met de beschikbare middelen prioriteit te kunnen geven aan gebiedsgerichte projectmatige aanpak, is er een voorrangsregeling ingebouwd in het derde lid. Aanvragen buiten het projectgebied worden volgens het vierde lid dan aangehouden als ware het subsidieplafond bereikt.

Is er projectgeld over of zijn er voldoende nieuwe gelden beschikbaar gesteld, dan kunnen die aanvragen alsnog worden gehonoreerd.

Art. 5. Maximale subsidie.

De subsidie is een vast bedrag voor de omschreven werkzaamheden, dat alleen wordt gemaximaliseerd voor de totale gevel. Dat is in wezen een eenvoudige optelsom van de vaste bedragen voor de subsidiabele onderdelen, waarbij ter bepaling van het maximumbedrag is uitgegaan van één te verwijderen rolluik en één te herstellen onderpui bij een gevelbreedte van 5 meter, alsmede twee te verwijderen reclameobjecten.

Art. 6. Aanschrijven met subsidie.

Als er op basis van vrijwilligheid sprake blijkt van onvoldoende verbetering en bij de beoogde projectmatige aanpak er alsnog wordt overgegaan tot (bestuurs)dwang/aanschrijven, biedt deze bepaling de mogelijkheid om naast de vaste subsidiemogelijkheden een aanvullende subsidie toe te kennen voor andere gevelelementen die uit een oogpunt van welstand ook aanschrijvenswaardig zijn. In zo'n aanpak kan worden bereikt dat de gehele gevel in zijn totaliteit wordt aangepakt en verbeterd.

De zinsnede "mede ter voldoening aan de terzake geldende richtlijnen" duidt erop dat niet alle welstandsaspecten worden ondervangen door de richtlijnen, maar kunnen zijn gebaseerd op een advies van de welstandscommissie.

Aangezien voor de ruimere gevelaanpak niet bij voorbaat een vast bedrag is te bepalen, is die extra subsidie wel kostenafhankelijk en zal maatwerk moeten worden geleverd.

Met deze aanvullende subsidie kan het in het voorgaande artikel gestelde maximum worden overschreden.

Art. 7. Voldoen aan welstandseisen.

Dit artikel moet worden gezien als een aanvulling op art. 6 waarbij sprake is van aanschrijven. Het kan echter voorkomen dat een situatie inzake de kleine welstand niet wenselijk is maar juridisch niet aanschrijfbaar. Dan biedt deze bepaling de mogelijkheid om naast de vaste subsidiemogelijkheden een aanvullende subsidie toe te kennen voor andere gevelelementen die uit een oogpunt van welstand niet gewenst zijn maar ook niet aanschrijvenswaardig. In zo'n aanpak kan worden bereikt dat de gehele gevel in zijn totaliteit wordt aangepakt enverbeterd.

Overigens kunnen ook de op zich wel aanschrijvenswaardige gevelelementen hiermee worden gesubsidieerd als de belanghebbende reeds bij het voornemen tot een aanschrijving C op basis van een gevelinventarisatie C te kennen geeft die verbeteringen vrijwillig te willen uitvoeren.

De zinsnede "mede ter voldoening aan de terzake geldende richtlijnen" duidt erop dat niet alle welstandsaspecten worden ondervangen door de richtlijnen, maar kunnen zijn gebaseerd op een advies van de welstandscommissie.

Door middel van dit artikel kan een rechthebbende alsnog min of meer vrijwillig aanspraak maken op een extra subsidie indien de aanpassing door het College van Burgemeester en Wethouders gewenst is en past in het kleine-welstandsbeleid.

Aangezien voor de ruimere gevelaanpak niet bij voorbaat een vast bedrag is te bepalen, is die extra subsidie wel kostenafhankelijk en zal maatwerk moeten worden geleverd.

Met deze aanvullende subsidie kan het in het voorgaande artikel gestelde maximum worden overschreden.

Het maximum van de extra subsidie blijft echter bij een samenloop van aanschrijving en vrijwilligheid toch ƒ 25.000.

Art. 8. Subsidieaanvraag.

In het tweede lid is bepaald dat als het gaat om een subsidieaanvraag voor de bouw of het herstel van een onderpui, er dan 'tenminste' een melding moet zijn gedaan op grond van de Bouwverordening Amsterdam 1993. Op zichzelf gaat het daarbij om een facultatieve melding, maar deze wordt voor het kunnen beoordelen van de subsidieaanvraag op zichzelf voldoende geacht.

Dit betekent niet dat er voor de beoogde te maken of te herstellen onderpui geen bouwvergunning zou zijn vereist.

Als een bouwvergunning is vereist (en dus een melding op formele gronden niet wordt geaccepteerd) en deze wordt verleend, is dit uiteraard ook een grondslag voor het verlenen van de subsidie.

Art. 9. Subsidievaststelling.

De subsidievaststelling wordt niet voorafgegaan door een subsidieverlening; de toekenning geschiedt op basis van de aanvraag. Dit is voor deze vaste objectsubsidies mogelijk omdat er geen sprake behoeft te zijn van een financi%le controle. Wel dient uiteraard de (correcte) uitvoering te kunnen worden gecontroleerd voordat tot betaling wordt overgegaan.

Art. 10. Weigering subsidie.

Met het niet accepteren van de hier bedoelde melding wordt bedoeld óf dat deze niet beoordeelbaar is, óf dat niet kan worden volstaan met een dergelijke melding (bouwvergunningplichtig), dan wel dat deze inhoudelijk niet aanvaardbaar is op grond van de geldende richtlijnen. Als een melding niet is geaccepteerd omdat een bouwvergunning wordt vereist, wordt de subsidie echter slechts geweigerd als ook die bouwvergunning is geweigerd.

De weigeringsgrond in het tweede lid beoogt het subsidiëren van kenbaar illegaal aangebrachte reclameobjecten en rolluiken en gewijzigde onderpuien tegen te gaan. De subsidie is immers juist gericht op het verwijderen en verbeteren van zaken die strikt genomen niet illegaal tot stand zijn gekomen, maar die het geldende kwaliteitsbeleid wel frustreren.

Niettemin is hier sprake van een beoordelingsmarge, voor gevallen waarbij de oorspronkelijke 'illegaliteit' niet meer helder is vast te stellen of voor gevallen waarbij het doel van een (projectmatig ge<nitieerde) totale gevelaanpak zwaarder zou wegen dan het oorspronkelijk illegaal handelen.

Art. 11. Intrekken en terugvorderen subsidie.

Dit artikel sluit nauw aan bij de regeling in art. 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit artikel bindt de mogelijkheid van terugvordering aan een termijn van vijf jaar.

Na deze periode wordt geen direct verband meer gelegd tussen de verleende subsidie en de mogelijkheid dat vervolgens toch een 'ongewenst' rolluik of reclameobject wordt ge<nstalleerd of een 'ongewenste' onderpui wordt gerealiseerd, waartegen dan toch met bestuursdwang kan worden opgetreden.

Art. 12. Afwijking van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 1998.

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 1998 geeft een algemeen kader voor subsidies tot uitwerking van de subsidiebepalingen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Deze specifieke subsidieregeling voor de kleine welstand vergt echter enkele uitzonderingen, zonder welke de toepassing onduidelijkheden zou opleveren in de relatie tussen deze verordening, de Algemene Subsisieverordening Amsterdam 1998 en de bepalingen ingevolge de Algemene wet bestuursrecht.

Art. 13. Evaluatie.

De evaluatietermijn is gesteld op twee jaar na inwerkingtreding van deze verordening, omdat de daadwerkelijke projectmatige aanpak kleine welstand pas met inwerkingtreding van deze verordening kan beginnen en de ervaring is dat in een eerste projectjaar door aanloopproblemen veelal geen sprake kan zijn van een reële evaluatie.

Niettemin zal een eerste evaluerende inventarisatie worden gedaan in 2001 ten behoeve van de behandeling van de begroting voor 2002.

Art. 14. Afwijkingsbevoegdheid.

Deze hardheidsclausule is onmisbaar voor de altijd in de uitvoeringspraktijk voorkomende onvoorziene gevallen, waarbij de formele regels oplossingen die inhoudelijk passen in het doel van de regeling, kunnen frustreren.

Het ligt voor de hand dat dit met name kan gebeuren bij de beoogde projectmatige aanpak en dat eventuele voorstellen hiertoe zonodig vanuit die aanpak worden ge<nitieerd mits het om incidentele gevallen gaat. Structurele afwijkingen moeten uiteraard leiden tot een aanpassing van de regeling zelf.

Art. 15. Inwerkingtreding.

De subsidieverordening werkt terug tot het moment waarop de gelden beschikbaar waren en de projectaanpak Nieuwendijk wasbegonnen.

Het is daarmee mogelijk om verzoeken om subsidie die vooruitlopend op deze regeling reeds zijn gedaan en die aan de regeling voldoen, te honoreren zodra de verordening is vastgesteld.