Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Centrum

Subsidieverordening Stedelijke Vernieuwing 2005 van stadsdeel Amsterdam-Centrum

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Centrum
Officiële naam regelingSubsidieverordening Stedelijke Vernieuwing 2005 van stadsdeel Amsterdam-Centrum
CiteertitelSubsidieverordening Stedelijke Vernieuwing stadsdeel Amsterdam-Centrum 2005
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerpMaatschappelijke zorg, ondersteuning en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geconsolideerde versie (art. 2.9, tweede lid toegevoegd)

Oorspronkelijke versie vastgesteld bij besluit van 15 december 2005 (Publicaties Stadsdeelbestuur 2005, stadsdeelraad, besluiten, 15-12-05) en geldend met ingang van 16 december 2005.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-10-200609-03-2011nieuwe regeling

06-10-2006

Publicaties Stadsdeelbestuur 2006, Stadsdeelraad, Besluiten, 28 september 2006-7

Publicaties Stadsdeelbestuur 2006, Stadsdeelraad, vergaderstukken, 28 september 2006-7

Tekst van de regeling

hoofdstuk 1

Algemene bepalingen

Art. 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aanschrijving: een schriftelijke aanzegging van het Dagelijks Bestuur aan een eigenaar op grond van de Woningwet om binnen een gestelde tijd voorzieningen als bedoeld in de Woningwet aan diens gebouw te treffen of verbeteringen aan te brengen;

  • b.

    bedrijfsruimte: een besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, is bestemd tot of geschikt is voor opslagruimte en/of voor de uitoefening van een bedrijf of beroep en als zodanig omschreven is in het Rijkskadaster;

  • c.

    het Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van stadsdeel Amsterdam-Centrum;

  • d.

    casco: de hoofdstructuur van een pand, in ieder geval bestaande uit:

    * dragende onderdelen (funderingen, gevels, balkdragende muren, kapconstructies en balklagen);

    * vloeren en trappenhuizen;

    * buitenafwerkingen (schilderwerk, pleisterwerk en voegwerk);

    * dakbedekkingen, goten en hemelafvoeren;

    * schoorstenen, rookkanalen, dakkapellen, kozijnen, ramen en deuren;

  • e.

    raadscommissie: de commissie als bedoeld in art. 82 /m 83 en 8691 van de Gemeentewet;?? zie ook Verordening op de stadsdelen art 22;

  • f.

    detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen of leveren van goederen aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;

  • g.

    eigenaar:

    * de opstaller;

    * de erfpachter;

    * de vruchtgebruiker;

    * de gerechtigde tot een appartementsrecht;

    * degene aan wie een rechtspersoon deelnemings- of lidmaatschapsrechten heeft verleend die recht geven op het gebruik van een gebouw of een gedeelte van een gebouw;

  • h.

    gebouw: elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; onder gebouw wordt mede verstaan een gedeelte van een gebouw dat een zelfstandig geheel vormt;

  • i.

    milieuhinderlijk bedrijf: een bedrijf dat in ontoelaatbare mate gevaar, schade of hinder voor een woongebied veroorzaakt;

  • j.

    monument: een onroerende zaak die is opgenomen in het monumentenregister zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988, dan wel een onroerende zaak die is geplaatst op gemeentelijke monumentenlijst zoals bedoeld in de vigerende monumentenverordening van het stadsdeel;

  • k.

    onderhoudsplan: een door het Dagelijks Bestuur goedgekeurd overzicht van onderhoudswerkzaamheden die gedurende een vooraf vastgesteld aantal jaren nodig worden geacht om het bouwtechnische kwaliteitsniveau, dat met de voorzieningen is of zal worden bereikt, te handhaven;

  • l.

    ondernemer: een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die een bedrijf uitoefent, als zodanig is ingeschreven in het register van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam en voldoet aan de eisen die de branche waarin hij werkzaam is, stelt voor de uitoefening van dat bedrijf;

  • m.

    orde 2: bouwwerken van vóór 1940 die niet beschermd zijn op grond van de Monumentenwet of de gemeentelijke monumentenverordening, maar die  vanwege hun architectonische kwaliteit, hun plaats in de stedenbouwkundige structuur en/of als toonaangevend element in de gevelwand een belangrijke bijdrage leveren aan het stadsbeeld;

  • n.

    programma van eisen bouwkundige kwaliteit: een door het Dagelijks Bestuur vastgesteld handboek met toetsingscriteria en uitvoeringseisen ten aanzien van alle onderdelen die in geval van aanschrijving van een pand verbeterd dienen te worden;

  • o.

    programma van eisen Kwaliteit monumenten: door het Dagelijks Bestuur vastgestelde richtlijnen en uitvoeringseisen  voor  het behoud van de technische en monumentale kwaliteiten van beschermde gemeentelijke en rijksmonumenten.

  • p.

    restauratie: herstelwerkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van een monument en die het normale onderhoud te boven gaan;

  • q.

    sanering van milieuhinderlijke bedrijven: het treffen van maatregelen die noodzakelijk zijn om gevaar, schade of hinder tot een aanvaardbaar peil terug te brengen;

  • r.

    stedelijke vernieuwing: de stelselmatige inspanning, zowel op stedenbouwkundig als op sociaal, economisch, cultureel en milieuhygiënisch gebied, gericht op behoud, herstel, verbetering, herindeling of sanering van bebouwde en onbebouwde gedeelten van het gemeentelijk grondgebied;

  • s.

    subsidie op termijn: voorwaardelijke geldelijke steun welke na verloop van een vooraf vastgesteld aantal jaren wordt uitgekeerd, mits aan de door het Dagelijks Bestuur gestelde voorwaarden en verplichtingen is voldaan;

  • t.

    toegelaten instelling: een instelling als bedoeld in art. 70, lid 1, van de Woningwet, werkzaam in de gemeente Amsterdam;

  • u.

    voorziening: maatregelen strekkende tot herstel en verbetering van gebouwen, alsmede voorzover het monumenten of orde-2-panden betreft, maatregelen nodig om monumentale waarden of architectonisch waardevolle elementen daarvan te herstellen of in stand te houden;

  • w.

    winst: de winst die dient als grondslag voor de berekening van de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting, met dien verstande, dat, indien de ondernemer een rechtspersoon is, daaronder mede wordt verstaan de beloning van de bestuurder(s) en de daaraan verbonden ten laste van de rechtspersoon komende sociale lasten;

  • x.

    woningontsluiting: woningentrée/ woningdeur die rechtstreeks toegang geeft tot een  woning, al dan niet vanaf de straat.

  • y.

    woonruimte: een besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, is bestemd tot of geschikt is voor bewoning door een huishouden.

Art. 1.2 Werkingsgebied
  • 1. Deze verordening is van toepassing op het gebied van stadsdeel Amsterdam-Centrumde binnenstad zoals vastgesteld bij besluit van de Gemeenteraad van 4 juli 2001, nr 422,Gemeenteraad van 18 december 1996, nr. 753 met uitzondering van gebieden die zijn aangewezen als grootstedelijk project.

Art. 1.3 Vaststellen subsidieplafond

De Stadsdeelraad bepaalt jaarlijks, bij de vaststelling van de begroting, welke bedragen voor de uitvoering van deze verordening in het desbetreffende begrotingsjaar beschikbaar worden gesteld.

Art. 1.4 Aanvraagprocedure
  • 1. Voor het aanvragen van een subsidie wordt gebruikgemaakt van een door Het Dagelijks Bestuur vastgesteld formulier.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur stuurt de aanvrager een ontvangst-bevestiging.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur beslist binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag. Hij kan deze termijn eenmaal met acht weken verlengen; daarvan stelt hij de aanvrager tijdig in kennis.

Art. 1.5 Niet in behandeling nemen

Het Dagelijks Bestuur kan op grond van artikel 4:5 van de Awb besluiten om de aanvraag niet in behandeling te nemen.

Art. 1.6 Voorschot op subsidie

Indien een subsidie wordt verleend, kan aan de aanvrager onder voorwaarden een voorschot worden verstrekt tot een maximum van 70% van de vastgestelde bijdrage. Het voorschot wordt verrekend bij de uitbetaling van de subsidie.

Art. 1.7 Hardheidsclausule
  • 1. Het Dagelijks Bestuur kan deze verordening buiten toepassing laten dan wel daarvan afwijken, voorzover de toepassing daarvan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Art. 1.8 Uitzondering voor gebouwen van toegelaten instellingen
  • 1. Deze verordening is niet van toepassing op gebouwen die eigendom zijn van een toegelaten instelling.

  • 2. Deze verordening is niet van toepassing op instellingen en stichtingen waarvoor door de GemeenteraadGemeenteraad en/of Stadsdeelraad een aparte subsidieverordening is vastgesteld.

hoofdstuk 2

Subsidies aan eigenaren van gebouwen ter verbetering en restauratie van gebouwen.

Artikel 2.1 Vaststellen programma van eisen bouwkundige kwaliteit en programma van eisen kwaliteit monumenten

Het Dagelijks Bestuur stelt len een programma van eisen voor de bouwkundige kwaliteit van de panden vast. Slechts indien wordt voldaan aan de voorwaarden uit dit programma van eisen, kunnen eigenaren in aanmerking komen voor subsidie. Voor monumenten geldt het door het Dagelijks Bestuur vastgestelde Programma van eisen Kwaliteit monumenten.

Artikel 2.2 Vaststellen prioriteiten.
  • 1. Aanvragen worden afgehandeld naar volgorde van indiening.

  • 2. In het belang van stedelijke vernieuwing kan het Dagelijks Bestuur afwijken van het gestelde onder lid 1.

Artikel 2.3 Voorwaarden verlening subsidie
  • 1. Aan de eigenaar van een gebouw kan subsidie worden verleend in de kosten van het treffen van voorzieningen tot opheffing van gebreken aan het casco dan wel van het treffen van voorzieningen uit anderen hoofde als bedoeld in art. 14 en volgende van de Woningwet, alsmede in de kosten van voorzieningen die gericht zijn op het opheffen van ernstige strijdigheid met redelijke eisen van welstand als bedoeld in art. 19 van de Woningwet.

  • 2. De subsidie kan slechts worden verleend, indien:

    • a

      de eigenaar van het gebouw op grond van de artikelen 14 en volgende van de Woningwet kan worden aangeschreven;

    • b

      ingeval voor het treffen van de voorzieningen een bouw- of monumentenvergunning is vereist, de desbetreffende vergunning is verleend, en

    • c

      ten gevolge van de in het eerste lid bedoelde opheffing van gebreken de kwaliteit van het gebouw op een niveau komt dat op grond van hoofdstuk 2 van het Bouwbesluit is vereist dan wel op het rechtens verkregen niveau en overeenstemt met het door Het Dagelijks Bestuur vastgestelde programma van eisen bouwkundige kwaliteit, alsmede indien wordt voldaan aan redelijke eisen van welstand.

    • d

      voor dezelfde werkzaamheden reeds geen andere gemeentelijke subsidie is verleend.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur kan woon- en bedrijfsruimten aanwijzen waarvoor geen subsidie wordt verleend.

  • 4. Aanvragen worden afgehandeld naar volgorde van indiening.

  • 5. Indien de door de Stadsdeelraad ten behoeve van de uitvoering van deze verordening beschikbaar gestelde middelen niet toereikend zijn om alle aanvragen te honoreren, worden de aanvragen die niet kunnen worden gehonoreerd, aangehouden tot het volgende begrotingsjaar. Indien tot aanhouding wordt overgegaan, wordt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis gesteld.

  • 6. Deze aanhouding kan eenmaal worden verlengd voor de periode van een jaar. Indien de aanvraag  dan nog niet voor verlening van subsidie in aanmerking komt, wordt zij afgewezen.

Artikel 2.4 Voorwaarden in geval van projectmatige of complexmatige aanpak dan wel onteigening
  • 1. Geen subsidie wordt verleend, indien:

    • a

      er met aangrenzende gebouwen een stedenbouwkundige, bouwkundige en/of architectonische samenhang is en er voor het geheel van de gebouwen een gemeentelijke aanpak is gedefinieerd die tot gevolg heeft dat een gemeenschappelijke voorbereiding en uitvoering noodzakelijk is om de in het gemeentelijk plan beschreven kwaliteit te bereiken en de eigenaren van deze gebouwen niet bereid zijn  tot een gemeenschappelijke voorbereiding en uitvoering;

    • b

      van gemeentewege nog een onderzoek loopt naar de aard en de wijze van de te treffen voorzieningen en eventuele samenhang met andere gebouwen.

  • 2. Voor verlening van een subsidie komt eveneens niet in aanmerking de eigenaar van een gebouw ten aanzien waarvan het voornemen tot onteigening volgens de in art. 80 van de Onteigeningswet aangegeven wijze ter inzage is gelegd dan wel ten aanzien van welk gebouw de GemeenteraadStadsdeelraad een besluit tot beëindiging van de erfpachtrechten heeft genomen.

  • 3. Het in het tweede lid bepaalde inzake het voornemen tot onteigening is niet langer van toepassing, indien de GemeenteraadStadsdeelraad niet binnen negen maanden na de terinzagelegging een besluit tot onteigening heeft genomen.

Artikel 2.5 Over te leggen gegevens en bescheiden bij een aanvraag van de subsidie
  • 1. Naast het in art. 1.45 bedoelde, volledig ingevulde aanvraagformulier dient bij de aanvraag te worden overgelegd:

    • a.

      indien van toepassing, een afschrift van de akte van splitsing;

    • b.

      het bewijs van eigendom door middel van een gewaarmerkt recent uittreksel uit de kadastrale legger van het Rijkskadaster;

    • c.

      een recent uittreksel uit het bevolkingsregister met betrekking tot het woonadres van de aanvrager;

    • d.

      een gespecificeerde begroting van de kosten, met nauwkeurige omschrijving van de werkzaamheden, volgens een daartoe van gemeentewege vastgesteld model;

    • e.

      indien verzocht, tekeningen op een schaal van 1 : 50, aangevende de bestaande toestand en de toestand na het treffen van de voorzieningen;

    • f.

      detailtekeningen op een schaal van 1 : 10 met betrekking tot voorzieningen aan het dak, de gevels en de kozijnen van de woningen, waarvan naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur het monumentaal-historisch karakter dient te worden behouden;

    • g.

      indien van toepassing, de lijst van te treffen voorzieningen of de door het Dagelijks Bestuur uitgebrachte aanschrijving krachtens de Woningwet;

    • h.

      indien van toepassing, het afkeuringsbewijs van een energie leverend bedrijf;

    • i.

      indien van toepassing, een akoestisch onderzoeksrapport, opgesteld door een daartoe gecertificeerde instelling, waarin wordt opgegeven, of en, zo ja, in welke mate de grenswaarden die ingevolge de Wet geluidhinder aan de verschillende geluidsbronnen worden gesteld, worden overschreden;

    • j.

      in geval van overschrijding van de grenswaarden als bedoeld onder i, een akoestisch-bouwtechnisch rapport, opgesteld door een daartoe gecertificeerde instelling, waarin de te treffen geluidwerende maatregelen zijn aangegeven nadat deze aan een welstandstoets zijn onderworpen;

    • k.

      een onderhoudsplan zoals bedoeld in art. 1.1, onder k;

    • l.

      de naam en het adres van de aannemer;

    • m.

      indien van toepassing, een huurovereenkomst.

  • 2. Betreft het een monument, dan dient de aanvrager naast de in het eerste lid vermelde stukken de volgende bescheiden te overleggen:

    • a.

      een gedetailleerde werkomschrijving of bestek;

    • b.

      een bewijsstuk waaruit blijkt dat de eigenaar gedurende de termijn waarop de subsidie wordt uitgekeerd een contract heeft met, of een abonnement heeft bij de Stichting Monumentenwacht Noord-Holland dan wel een naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur gelijkwaardige onafhankelijke instelling die inspecties uitvoert naar de algehele bouwkundige en onderhoudssituatie van panden.

Artikel 2.6 Aan te wijzen voorzieningen bij subsidieverlening en nadere eisen aan voorzieningen
  • 1. Het Dagelijks Bestuur wijst de voorzieningen aan waarvoor aan de eigenaar van een gebouw subsidie kan worden verleend; tot voorzieningen worden mede gerekend de kosten van voorbereiding van het herstel, de kosten van uitvoering en toezicht, alsmede door de overheid in rekening gebrachte kosten.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur kan eisen stellen aan de aard en de kwaliteit van de te treffen voorzieningen, een en ander mede ten behoeve van de bescherming van het monumentaal-historisch karakter van gebouwen, alsmede nadere eisen stellen in het belang van de welstand.

Artikel 2.7 Verplichtingen met betrekking tot de uitvoering
  • 1. De subsidie wordt verleend onder oplegging van de verplichting dat:

    • a

      de eigenaar, alsmede een rechtsopvolger, het gebouw onderhoudt met inachtneming van een onderhoudsplan zoals bedoeld in art. 1.1, onder k, alsmede, indien het een monument betreft, een overeenkomst sluit met de Stichting Monumentenwacht Noord-Holland dan wel met een gelijkwaardige onafhankelijke instelling die periodiek inspecties uitvoert naar de algehele bouwkundige en onderhoudssituatie van dergelijke gebouwen; deze overeenkomst dient minimaal tien jaar na vaststelling van de subsidie in stand te blijven.

    • b

      binnen dertien weken na verlening of binnen een andere in de beschikking genoemde termijn een begin wordt gemaakt met de werkzaamheden en dit op een door het Dagelijks Bestuur beschikbaar gesteld formulier wordt gemeld aan de daartoe aangewezen instantie;

    • c

      binnen twee jaar na verlening van de subsidie de werkzaamheden zijn voltooid en de eindafrekening is ingediend;

    • d

      desgevraagd een verklaring van een registeraccountant wordt overgelegd, waaruit blijkt dat het overgelegde kostenoverzicht juist en volledig is;

    • e

      de te subsidiëren voorzieningen geheel zullen worden uitgevoerd door een ondernemer die beschikt over een vergunning als bedoeld in art. 3 van het Vestigingsbesluit bedrijven.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur kan op grond van onvoorziene omstandigheden desgevraagd toestaan dat een  langere termijn geldt dan die vermeld in het eerste lid, onder b en c.

Artikel 2.8 Weigering van de aanvraag
  • 1. Het Dagelijks Bestuur wijst een aanvraag om subsidie al dan niet gedeeltelijk af:

    • a

      indien aannemelijk is dat het gebouw na het treffen van voorzieningen niet voldoet aan het door het Dagelijks Bestuur vastgestelde programma van eisen bouwkundige kwaliteit van gebouwen; bij gemeentelijke of rijksmonumenten indien aannemelijk dat het monument na het treffen van voorzieningen bovendien niet voldoet aan het door het Dagelijks Bestuur vastgestelde programma van eisen Kwaliteit monumenten.          

    • b

      voorzover de te treffen voorzieningen dan wel onderdelen daarvan kwalitatief en financieel uitstijgen boven het niveau zoals omschreven in het programma van eisen bouwkundige kwaliteit;

    • c

      indien de kosten van de voorzieningen niet geacht kunnen worden in redelijke verhouding te staan tot het te bereiken kwaliteitsniveau na de verbetering;

    • d

      indien naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur het gebouw mede voorzieningen behoeft die niet in het plan van te treffen voorzieningen zijn opgenomen;

    • e

      indien de voorzieningen niet voldoen aan het bepaalde in het Bouwbesluit dan wel aan het bepaalde in de gemeentelijke Bouwverordening;

    • f

      indien de subsidie wordt aangevraagd voor werkzaamheden waarvoor in een periode van tien jaar, voorafgaand aan de aanvraag, reeds een subsidie van overheidswege is verkregen;

    • g

      indien - wanneer er meer eigenaren van het gebouw zijn - er naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur onvoldoende garanties zijn dat de uitvoering van de werkzaamheden op gemeenschappelijke en in financieel en juridisch opzicht deugdelijke wijze zal plaatsvinden.  

  • 2. De subsidie wordt bovendien geweigerd, indien met het treffen van de voorzieningen waarvoor subsidie wordt aangevraagd, wordt begonnen, voordat het Dagelijks Bestuur schriftelijk op de aanvraag hebben beslist.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, onder a en e, wordt subsidie verleend, indien, gelet op het bepaalde in art. 1.1 van het Bouwbesluit, vrijstelling van een voorschrift van hoofdstuk 2 van dat besluit doelmatig wordt geacht.

Artikel 2.9 Wijze van berekening van de subsidie
  • 1. De subsidie voor het treffen van voorzieningen aan gebouwen, woonruimten of bedrijfsruimten wordt slechts verleend voorzover de kosten die worden gemaakt in verband met het treffen van voorzieningen als bedoeld in art. 2.3 en art. 2.6, eerste lid, meer bedragen dan 15 x (h - k), waarbij h staat voor de werkelijk verschuldigde  jaarhuur en k voor de door het Dagelijks Bestuur vastgestelde lastennorm.

  • 2. De maximale subsidie per woning of eenheid bedraagt € 23.000,-.

  • 3. Bij de berekening van de subsidie voor het treffen van voorzieningen aan gebouwen wordt, indien van toepassing, de subsidie toegekend op grond van hoofdstuk 4 van deze verordening, betrokken.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de werkelijk verschuldigde jaarhuur niet als grondslag voor de berekening genomen, indien deze kennelijk onredelijk is. Deze wordt kennelijk onredelijk geacht, indien deze naar boven of beneden meer dan 10% afwijkt van de normhuur. Voor de bepaling van de subsidie wordt de jaarhuur in deze gevallen verlaagd respectievelijk verhoogd tot de normhuur.

  • 5. De normhuur wordt voor woonruimte berekend volgens het waarderingsstelsel zoals dat is neergelegd in het Besluit Huurprijzen Woonruimte en de daarbij behorende bijlage, en voor niet-woonruimten door als grondslag te nemen de referentiehuren van vergelijkbare ruimten in dezelfde buurt.

  • 6. Indien de aanvraag betrekking heeft op een door de eigenaar bewoonde woning, wordt de normhuur voor de woning als berekeningsgrondslag gehanteerd.

  • 7. De lastennorm wordt jaarlijks door het Dagelijks Bestuur vastgesteld waarbij verschil kan worden gemaakt afhankelijk van de grootte van de woon- of bedrijfsruimte.

Artikel 2.10 Wijze van betaling van de subsidie
  • 1. De in art. 2.3 bedoelde subsidie kan worden verleend in de vorm van een uitkering-ineens dan wel in zijn geheel in de vorm van een subsidie op termijn, zulks ter keuze van de aanvrager.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur stelt len de subsidie op termijn betaalbaar aan het einde van het lopend kwartaal van het jaar waarin een termijn van tien jaar na vaststelling van de subsidie is verstreken, mits is voldaan aan het gestelde in art. 2.7, eerste lid, onder a.

Artikel 2.11 Vaststelling van de subsidie
  • 1. De vaststelling van de subsidie vindt plaats nadat:

    • a

      de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden schriftelijk zijn gereed gemeld, onder indiening van de daarop betrekking hebbende gegevens; deze melding dient te bevatten: originele rekeningen en originele betaalbewijzen van deze rekeningen inzake de uitgevoerde werkzaamheden, alsmede de totale kostenopstelling waarin de verrichte werkzaamheden op dezelfde wijze zijn gerangschikt als in de begroting;

    • b

      de onder a bedoelde werkzaamheden door het Dagelijks Bestuur zijn gecontroleerd en akkoord bevonden;

    • c

      ingeval originele rekeningen en betaalbewijzen ontbreken, een accountantsverklaring is overgelegd.

  • 2. Indien bij deze controle blijkt dat de werkelijk gemaakte kosten lager zijn dan de geraamde kosten, wordt de subsidie dienovereenkomstig verlaagd.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur stelt de subsidie betaalbaar binnen vier weken na de vaststelling ervan dan wel indien het gaat om een subsidie op termijn binnen vier weken na het verstrijken van de daarvoor gestelde termijn, een en ander mits op het moment van betaling aan de gestelde voorwaarden en verplichtingen is voldaan.

  • 4. In afwijking van het derde lid wordt de subsidie niet uitbetaald, indien de voor de aanvraag van de subsidie verschuldigde leges niet is voldaan.       

Artikel 2.12 Intrekken en opnieuw vaststellen van de subsidie bij vervreemding
  • 1. In geval van vervreemding van het gebouw binnen één jaar na verlening van de subsidie wordt de beschikking ingetrokken en dient het volledige bedrag te worden terugbetaald dan wel, indien sprake is van een subsidie op termijn, vindt geen uitbetaling daarvan plaats.

  • 2. In geval van vervreemding van het gebouw na één jaar, maar binnen tien jaar na vaststelling van de subsidie, wordt het besluit tot vaststelling van de subsidie ingetrokken en de subsidie opnieuw vastgesteld als percentage van de eerder vastgestelde som volgens de hiernavolgende tabel:

    bij verloop van 1 jaar, doch minder dan 2 jaar.......25%;

    bij verloop van 2 jaar, doch minder dan 3 jaar.......40%;

    bij verloop van 3 jaar, doch minder dan 4 jaar.......50%;

    bij verloop van 4 jaar, doch minder dan 5 jaar.......60%;

    bij verloop van 5 jaar, doch minder dan 6 jaar.......60%;

    bij verloop van 6 jaar, doch minder dan 7 jaar.......70%;

    bij verloop van 7 jaar, doch minder dan 8 jaar.......70%;

    bij verloop van 8 jaar, doch minder dan 9 jaar.......80%;

    bij verloop van 9 jaar, doch minder dan 10 jaar.....90%;

hoofdstuk 3

Subsidies aan ondernemers voor het verbouwen van bedrijfs- en kantoorruimte en het initiëren van omgevingsprojecten.

Paragraaf 1.  Algemeen

Artikel 3.1 Soorten subsidie

Aan de ondernemer kan subsidie worden verleend in geval van:

  • a.

    verbouwing van de ruimte waarin de onderneming wordt uitgeoefend (verbouwingskosten);

  • b.

    ini tiëren van omgevingsprojecten.

Artikel 3.2 Gebieden

Het Dagelijks Bestuur kan voorrangsgebieden aanwijzen.

Paragraaf 2.  Verbouwingen

Artikel 3.3 Voorwaarden voor verlening van subsidie
  • 1. Een subsidie in de verbouwingskosten kan slechts worden verleend indien:

    • a

      bij de onderneming niet meer dan 30 personen werkzaam zijn, berekend naar voltijdsfuncties;

    • b

      de onderneming levensvatbaar is;

    • c

      de onderneming rechtmatig is gevestigd;

    • d

      de onderneming beschikt over de voor de te subsidiëren activiteit benodigde vergunning(en);

    • e

      de onderneming ten minste drie jaar onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van het indienen van de aanvraag, in hetzelfde pand is uitgeoefend;

    • f

      de oppervlakte van de ruimte waarin de onderneming wordt uitgeoefend, nagenoeg gelijk blijft.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur is bevoegd, af te wijken van het eerste lid, onder e, indien de aanwezigheid van de onderneming naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur van bijzonder belang is voor de stedelijke vernieuwing.

Artikel 3.4 Bijzondere weigeringsgronden
  • 1. Onverminderd art. 3.2 wordt subsidie in de verbouwingskosten niet verleend indien:

    • a

      de ondernemer een horecabedrijf uitoefent;

    • b

      de ondernemer een bedrijf uitoefent in een gebied als bedoeld in art. 3.5;

    • c

      stimulering van de ondernemer in het kader van stedelijke vernieuwing naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur ongewenst is:

    • d

      de ondernemer subsidie aanvraagt voor een verbouwing waarvoor in een periode van tien jaar, voorafgaand aan de aanvraag, reeds een subsidie van overheidswege is verkregen, tenzij:

      - de ondernemer binnen een termijn van drie jaar verschillende verbouwingen uitvoert die zijn te beschouwen als één verbouwing;

      - de ondernemer op verschillende locaties bedrijfsactiviteiten uitvoert en een subsidie aanvraagt voor een andere locatie dan waarvoor reeds een subsidie is toegekend;

    • e

      indien een activiteit waarvoor een subsidie wordt gevraagd, binnen één jaar nadat het Dagelijks Bestuur heeftbben meegedeeld dat de ondernemer in beginsel voor een subsidie in aanmerking komt, nog niet is uitgevoerd;

    • f

      indien met de werkzaamheden waarop de subsidie betrekking heeft, is begonnen voordat een nulopname  is verricht door een door het Dagelijks Bestuur aangewezen persoon;

  • 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1, onder e, kanunnen het Dagelijks Bestuur de daarin opgenomen termijn met ten minste één jaar verlengen ingeval de uitvoering nog niet heeft plaatsgevonden ten gevolge van overmacht aan de zijde van de aanvrager.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur is bevoegd om af te wijken van het eerste lid onder a, indien de aanwezigheid van de horecaonderneming naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur van bijzonder belang is voor de stedelijke vernieuwing.

Artikel 3.5 Uitgezonderde bedrijven

Het Dagelijks Bestuur kan gebieden aanwijzen waar het naar hun oordeel niet noodzakelijk dan wel onwenselijk iis dat subsidie op basis van dit hoofdstuk wordt verleend aan de ondernemer van een bedrijf.

Artikel 3.6 Aard van de verbouwingen

Subsidie in de verbouwingskosten kan worden verleend voor:

  • a.

    wijziging van de indeling door verwijdering, plaatsing of verplaatsing van binnenmuren en/of vloeren en tussenvloeren;

  • b.

    herstel van buitenmuren, voorzover nodig, in verband met het wegbreken van aanhorigheden;

  • c.

    voorzieningen in de buitenmuren, voorzover rechtstreeks samenhangend met het overige deel van de verbouwingen;

  • d.

    voorzieningen ter verbetering van de warmte-isolatie en ten behoeve van de noodzakelijke geluidsisolatie;

  • e.

    aanpassen van gas-, water- en elektriciteitsleidingen in verband met het verbouwen;

  • f.

    afwerking van het verbouwde gedeelte.

Artikel 3.7 Hoogte van de subsidie
  • 1. De subsidie in de verbouwingskosten is eenmalig en bestaat uit een redelijke tegemoetkoming in de kosten van de in art. 3.6 omschreven verbouwingen en bedraagt maximaal € 56.700.

  • 2. De subsidie in de verbouwingskosten wordt vastgesteld nadat de originele nota's en betaalwijzen zijn overgelegd en de werkzaamheden door een door het Dagelijks Bestuur aangewezen persoon zijn gecontroleerd.

  • 3. Het vastgestelde bedrag is niet hoger dan in het besluit tot subsidieverlening is vermeld, tenzij dat bedrag om dringende redenen tussentijds door het Dagelijks Bestuur is verhoogd.

  • 4. Andere subsidies en bijdragen die voor dezelfde verbouwing verworven worden, worden van het maximale subsidiebedrag afgetrokken.

Paragraaf 3.  Omgevingsprojecten midden- en kleinbedrijf

Artikel 3.8 Voorwaarden voor verlening subsidie
  • 1. Een subsidie als bedoeld in art. 3.1, onder b, kan slechts worden toegekend indien het project naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur het doel van de stedelijke vernieuwing dient.

  • 2. De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de investering en in totaal niet meer dan €  22.700.

hoofdstuk 4

Subsidies aan ondernemers voor een tegemoetkoming in de kosten bij schade in het kader van projecten

Artikel 4.1 Soorten subsidie
  • 1. Aan de ondernemer kan een subsidie worden verleend indien sprake is van schade ten gevolge van de uitvoering van een door Het Dagelijks Bestuur in het kader van de stedelijke vernieuwing aangewezen project.

  • 2. De subsidie kan bestaan uit een tegemoetkoming in de:

    • a.

      winstdaling ten gevolge van bedrijfsstagnatie;

    • b.

      winstdaling ten gevolge van de uitvoering van stadsvernieuwingsmaatregelen;

    • c.

      kosten van verplaatsing;

    • d.

      kosten van tijdelijke huisvesting;

    • e.

      kosten van herinrichting.

Artikel 4.2 Voorwaarden voor subsidieverlening
  • 1. Een subsidie op basis van dit hoofdstuk kan slechts worden verleend indien:

    • a

      sprake is van schade die rechtstreeks het gevolg is van de concrete uitvoering van het stedelijk vernieuwingsproject zoals bedoeld in art. 1;

    • b

      bij de onderneming niet meer dan 30 personen werkzaam zijn, berekend naar voltijdsfuncties;

    • c

      de onderneming levensvatbaar is;

    • d

      de onderneming rechtmatig is gevestigd;

    • e

      de onderneming ten minste drie jaar, onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van het indienen van de aanvraag, in hetzelfde pand is uitgeoefend.

  • 2. De voorwaarde van levensvatbaarheid zoals bedoeld in het eerste lid, onder c, is niet van toepassing indien een subsidie wordt aangevraagd in het kader van schade ten gevolge van de renovatie van het pand waarin een bedrijfsruimte is gelegen.

Artikel 4.3 Bijzondere weigeringsgronden

Subsidie op basis van dit hoofdstuk wordt in ieder geval niet  toegekend indien:

  • a.

    niet wordt voldaan aan de in dit hoofdstuk genoemde voorwaarden;

  • b.

    in de periode van tien jaar, voorafgaand aan de aanvraag, reeds van overheidswege subsidie is verkregen voor vergelijkbare schade.

Artikel 4.4 Winstdaling ten gevolge van bedrijfsstagnatie
  • 1. Een subsidie ter tegemoetkoming in de winstdaling kan slechts worden verleend, indien de onderneming langer dan een week moet worden stilgelegd of stagneert.

  • 2. De subsidie is eenmalig en bedraagt ten hoogste € 700 per week over de periode dat de ondernemingsactiviteiten stagneren, tot een maximum van € 4100.

Artikel 4.5 Winstdaling ten gevolge van de uitvoering van stedelijke vernieuwingsprojecten
  • 1. Aan de ondernemer wiens bedrijfswinst in het boekjaar waarin hij zijn aanvraag indient, lager is of dreigt te worden dan de gemiddelde winst over de drie boekjaren welke daaraan vooraf gingen, en tevens lager   is dan € 10.000, kan een subsidie worden verleend.

  • 2. De ondernemer dient aannemelijk te maken dat de winstdaling een rechtstreeks gevolg is van de concrete uitvoering van stedelijke vernieuwingsmaatregelen in een stedelijk vernieuwingsgebied, dat specifiek als zodanig is aangewezen door het Dagelijks Bestuur.                                                                                           

  • 3. De subsidie wordt ten hoogste vier opeenvolgende boekjaren verleend.

  • 4. De subsidie bestaat uit een redelijke tegemoetkoming in het verschil tussen de winst van de ondernemer in het boekjaar van zijn aanvraag, respectievelijk de daaropvolgende boekjaren, en zijn in het eerste lid bedoelde gemiddelde winst, voorzover deze winst van het boekjaar lager is dan  € 10.000; de bijdrage kan ten hoogste € 10.000 per boekjaar bedragen.

Artikel 4.6 Tijdelijke huisvesting
  • 1. Aan de ondernemer die zijn bedrijf tijdelijk elders moet huisvesten, kan subsidie in de hogere huisvestingskosten worden toegekend.

  • 2. De hogere huisvestingskosten mogen niet het gevolg zijn van wezenlijke veranderingen in de aard en de omvang van zijn bedrijfsactiviteiten.

  • 3. De subsidie bestaat uit een redelijke tegemoetkoming in het verschil tussen de oude en nieuwe huisvestingskosten.

Artikel 4.7 Verhuiskosten

De subsidie in de verhuiskosten is eenmalig en bestaat uit een volledige vergoeding van de redelijke kosten van vervoer van de bedrijfsmiddelen en voorraden.

Artikel 4.8 Verplaatsing van een bedrijf

Aan de ondernemer die zijn bedrijf verplaatst, kan worden verleend:

  • a.

    een subsidie in de hogere huisvestingskosten. Deze subsidie is eenmalig en bestaat uit een redelijke tegemoetkoming in het verschil tussen de oude en nieuwe huisvestingskosten;

  • b.

    een subsidie in de herinrichtingskosten, overeenkomstig het bepaalde in art. 4.9;

  • c.

    een subsidie ter tegemoetkoming in de winstdaling ten gevolge van bedrijfsstagnatie, overeenkomstig het bepaalde in art. 4.4;

  • d.

    een subsidie in de verhuiskosten, overeenkomstig het bepaalde in art. 4.7.

Artikel 4.9 Herinrichtingskosten
  • 1. De subsidie in de herinrichtingskosten bestaat uit een redelijke tegemoetkoming in de volgende kosten:

    • a.

      kosten van voorzieningen welke aard- of nagelvast dienen te worden aangebracht;

    • b.

      kosten wegens het vervangen van onderdelen van de inrichting welke niet passend zijn te maken voor het verbouwde, het tijdelijke, het gerenoveerde respectievelijk het nieuwe bedrijfspand.

  • 2. Geen subsidie wordt toegekend indien de herinrichting geheel of gedeeltelijk wordt uitgevoerd door een ondernemer die niet in het bezit is van de daarvoor vereiste vestigingsvergunningen.

Artikel 4.10 Hoogte van de subsidie
  • 1. De op basis van dit hoofdstuk toe te kennen subsidie bedraagt in totaal maximaal € 56.700.

  • 2. Andere subsidies en bijdragen die voor dezelfde schade worden verkregen, worden van het maximale subsidiebedrag afgetrokken.

hoofdstuk 5

Subsidies aan ondernemers voor de bouw of het verbeteren van bedrijfs- en kantoorruimte.

Hoofdstuk 5 is komen te vervallen.

hoofdstuk 6

Subsidies aan ondernemers ten behoeve van sanering van milieuhinderlijke bedrijven in de woonomgeving

Artikel 6.1 Soorten subsidie

Aan een ondernemer kan een subsidie worden toegekend in de kosten van de sanering van een milieuhinderlijk bedrijf.

Artikel 6.2

Subsidie op basis van art. 6.1 kan bestaan uit een tegemoetkoming in de:

  • a.

    kosten voor het aanbrengen van noodzakelijke voorzieningen in of bij de onderneming;

  • b.

    in de winstdaling ten gevolge van een bedrijfsstagnatie;

  • c.

    de kosten van het opstellen van een prognose van balans, liquiditeitspositie en winst- en verliesrekening van het bedrijf na de sanering.

Artikel 6.3

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de ondernemer van een horecabedrijf, tenzij er naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur sprake is van een bijzondere situatie die in het kader van de stedelijke vernieuwing een extra verantwoordelijkheid van de gemeente meebrengt.

Artikel 6.4

Een subsidie kan worden verleend in de kosten van sanering door maatregelen ter plaatse.

Artikel 6.5 Voorwaarden voor het verlenen van de subsidie

Een ondernemer komt slechts voor subsidie als bedoeld in art. 6.1 in aanmerking, indien:

  • a.

    de onderneming levensvatbaar is;

  • b.

    de onderneming ten minste drie jaar in het desbetreffende pand is gevestigd;

  • c.

    nog geen begin is gemaakt met de sanering waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

  • d.

    de onderneming beschikt over de vergunningen die op grond van de Wet milieubeheer voor de te verrichten activiteiten worden vereist.

Artikel 6.6

Een subsidie kan slechts worden verleend, indien de sanering geschiedt op de wijze die binnen de milieunormen het meest sober en doelmatig is, mede gelet op de bedrijfseconomische perspectieven van het bedrijf.

Artikel 6.7 Hoogte van de subsidie
  • 1. De bijdrage in de te treffen noodzakelijke voorzieningen is eenmalig en bedraagt ten hoogste 70% van de kosten van deze voorzieningen.

  • 2. Er kan een subsidie, bij wijze van tegemoetkoming in de winstdaling ten gevolge van bedrijfsstagnatie, worden verleend, indien en voorzover het bedrijf ten gevolge van de sanering moet worden stilgelegd.

  • 3. Een subsidie als bedoeld in lid 2, is eenmalig en bedraagt ten hoogste 70% van de stagnatiekosten.

    Een subsidie, bij wijze van bijdrage in de kosten van het opstellen van een prognose van balans, liquiditeitspositie en winst- en verliesrekening van het bedrijf na de sanering, is eenmalig en bedraagt ten hoogste 50% van deze kosten.

  • 4. De op basis van dit hoofdstuk toe te kennen subsidie bedraagt in totaal niet meer dan € 100.000 en wordt per onderneming slechts eenmaal verleend.

  • 5. Andere subsidies die voor dezelfde sanering verkregen worden, worden van het maximale subsidiebedrag afgetrokken.

Artikel 6.8 Bijzondere weigeringsgrond

Subsidie op basis van dit hoofdstuk wordt in ieder geval niet toegekend indien niet voldaan wordt aan de in dit hoofdstuk genoemde voorwaarden.

hoofdstuk 7

Subsidieregeling Wonen boven bedrijven stadsdeel Amsterdam-Centrum

Artikel 7.1 Werkingssfeer
  • 1. Het Dagelijks Bestuur kan een subsidie verlenen ten behoeve van het creëren van:

    • a.

      zelfstandige woningen in niet-woonruimten;

    • b.

      zelfstandige woningen in woonruimten waarvan de woonfunctie verloren is gegaan;

    • c.

      een ontsluiting voor de onder a. en b. genoemde woningen, wanneer deze ontsluiting niet aanwezig is.

    • d.

      Indien subsidie is verleend voor het ontsluiten van een aantal toekomstige woningen, dan kan voor deze woningen geen subsidie meer worden verleend, tenzij de verleende subsidie lager is dan het maximum.

  • 2. De subsidie kan uitsluitend worden verleend in het geval er kosten gemaakt moeten worden voor (de ontsluiting van) de te realiseren zelfstandige woningen.

  • 3. De subsidie kan uitsluitend worden verleend ten behoeve van het creëren van woningen boven winkels of bedrijven of voor de ontsluiting van de toekomstig te creëren woningen.

  • 4. Het Dagelijks Bestuur kan in afwijking van dit artikel, alsmede van art. 7.3 een subsidie verlenen in bijzondere gevallen waarin naar zijn oordeel herstel van de woonfunctie niet anderszins kan worden gerealiseerd.

Artikel 7.2 Hoogte van de subsidie
  • 1. Het Dagelijks Bestuur stelt bij zijn besluit tot verlening van de subsidie de hoogte ervan vast.

  • 2. De verlening van de subsidie geschiedt in de vorm van een eenmalige uitkering, met een maximum van: 

    • a.

      ten behoeve van woningen € 25.000 per woning en/of

    • b.

      ten behoeve van de ontsluiting € 25.000 per te ontsluiten woning.

Artikel 7.3
  • 1. De subsidie voor het maken van woningen en/of ontsluiting t.b.v. woningen wordt slechts verleend voorzover:

    • a.

      bij huurwoningen de kosten die worden gemaakt voor de woningen en/of ontsluiting meer bedragen dan 15 x (h-k), waarbij h staat voor de verschuldigde jaarhuur en k voor de lastennorm. Voor de jaarhuur wordt uitgegaan van de huurwaarde in het vrije verkeer.

    • b.

      bij koopwoningen er een tekort ontstaat tussen gemaakte kosten en de opbrengsten vanuit de verkoop.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur stelt de stichtingskosten van de woningen vast. Zij betrekken daarbij:

    • a.

      de werkelijke bouwkosten, voorzover deze door hem redelijk worden bevonden, uitgaande van soberheid en doelmatigheid;

    • b.

      de door hem aanvaarde getaxeerde waarde van het casco of van de tot woning te verbouwen lege verdiepingen.

  • 3. Onder de werkelijke bouwkosten zoals onder lid 2.a genoemd wordt verstaan de door het Dagelijks Bestuur goedgekeurde kosten die worden gemaakt ter zake van

    • de aanneemsom voor het verrichten van de werkzaamheden, inclusief die voor casco en fundering;

    • de risicoverrekening van materiaalprijsstijgingen en loonstijgingen;

    • het honorarium van de architect en de constructeur;

    • het toezicht op de uitvoering;

    • de aansluiting op de nutsvoorzieningen;

    • de verschuldigde en niet verrekenbare omzetbelasting;

    • technisch onderzoek aan het pand;

    • adviezen van deskundigen op het gebied van constructies of op installatietechnisch of bouwfysisch gebied;

    • administratieve begeleiding;

    • een bouwtechnisch garantiecertificaat;

    • de leges voor de bouwvergunning of melding.

  • 4. Onder de door het Dagelijks Bestuur aanvaarde getaxeerde waarde van het casco of van de tot woningen te verbouwen lege verdiepingen -zoals onder art. 2.b genoemd-  wordt verstaan de door een daartoe bevoegd makelaar vastgestelde waarde van het casco of de te verbouwen lege verdiepingen in het vrije handelsverkeer.

Artikel 7.4 Aanvraag van de subsidie
  • 1. Bij de aanvraag van de subsidie dienen in elk geval te worden overgelegd:

    • a.

      een aanvraagformulier

    • b.

      het bewijs van eigendom of een verklaring van geen bezwaar van de eigenaar tot het doen van de aanvraag;

    • c.

      een gespecificeerde begroting van de kosten, met nauwkeurige omschrijving van de werkzaamheden volgens een daartoe van stadsdeelwege vastgesteld model;

    • d.

      tekeningen met schaalaanduiding aangevende de bestaande toestand en de toestand na het treffen van de voorzieningen

    • e.

      door de eigenaar-verhuurder: een overzicht van de aanvangshuren na uitvoering van het plan;

    • f.

      indien van toepassing: de koopsom na uitvoering van het plan

    • g.

      indien van toepassing: een kopie van de (aanvraag tot de) bouwvergunning en (indien van toepassing) een kopie van de (aanvraag tot de) monumentenvergunning.

    • h.

      indien van toepassing: een afschrift van de akte van splitsing

Artikel 7.5 Vaststelling van de subsidie
  • 1. De vaststelling van de subsidie vindt plaats nadat:

    • a

      de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden schriftelijk zijn gereedgemeld, onder indiening van de daarop betrekking hebbende gegevens; deze melding dient te bevatten: originele rekeningen en originele betaalbewijzen van deze rekeningen inzake de uitgevoerde werkzaamheden, alsmede de totale totale kostenopstelling van alle werkzaamheden en bijkomende kosten;

    • b.

      de onder a bedoelde werkzaamheden door het Dagelijks Bestuur zijn gecontroleerd en akkoord bevonden;

    • c.

      ingeval originele rekeningen en betaalbewijzen ontbreken, een accountantsverklaring is overgelegd.

  • 2. Indien bij deze controle blijkt dat de werkelijk gemaakte kosten lager zijn dan de geraamde kosten, wordt de subsidie dienovereenkomstig verlaagd.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur stelt de subsidie betaalbaar binnen vier weken na de vaststelling mits op het moment van betaling aan de gestelde voorwaarden en verplichtingen is voldaan.

  • 4. Het Dagelijks Bestuur kan op verzoek van de aanvrager een voorschot op de bijdrage zoals bedoeld in art. 7.2  verstrekken. Dit verzoek dient gedaan te worden aan het Dagelijks Bestuur die hierover zal oordelen. Het voorschot bedraagt maximaal 70% van de toegekende bijdrage.

Artikel 7.6 Weigerings- en intrekkingsgronden

Onverminderd het bepaalde in art. 4:48 en art. 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht kan het Dagelijks Bestuur de subsidie weigeren te verlenen of  -al dan niet gedeeltelijk- intrekken, indien blijkt dat:

  • a.

    is aangevangen met het werk of het treffen van voorzieningen voordat op de aanvraag door het Dagelijks Bestuur schriftelijk is beslist;

  • b.

    niet binnen vier maanden na de toekenning van de geldelijke steun met de uitvoering van de voorzieningen is begonnen, dan wel de uitvoering van de werkzaamheden onnodig vertraging ondervindt;

  • c.

    de uitvoering niet geschiedt volgens het door het Dagelijks Bestuur goedgekeurde plan;

  • d.

    indien de voorzieningen niet voldoen aan het bepaalde in het Bouwbesluit, dan wel de gemeentelijke Bouwverordening zoals deze gelden ten tijde van de aanvraag;

  • e.

    de kosten van de voorzieningen niet kunnen worden geacht in redelijke verhouding te staan tot het te bereiken kwaliteitsniveau na het treffen van de voorzieningen.

Artikel 7.7 Terugvordering
  • 1. Bij verwijtbare leegstand van de woningen (zowel bij huur als koop) langer dan één jaar kan het Dagelijks Bestuur overgaan tot terugvordering van de uitbetaalde subsidie.

  • 2. Als de eigenaar van huurwoningen waarvoor subsidie in het kader Wonen boven Bedrijven is verstrekt  binnen een termijn van drie jaar splitst en verkoopt, kan het Dagelijks Bestuur overgaan tot het opnieuw vaststellen van de subsidie en indien daartoe aanleiding bestaat tot het terugvorderen van (een deel van) eerdergenoemde verstrekte subsidie.

hoofdstuk 8

Slotbepalingen

Artikel 8.1

OvergangsbepalingAanvragen waarop op grond van de Subsidieverordening Stadsvernieuwing Binnenstad Amsterdam 1999, inclusief alle latere wijzigingen, is beslist, worden op basis van die verordening afgehandeld.

Artikel 8.2 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Subsidieverordening Stedelijke Vernieuwing stadsdeel Amsterdam-Centrum 2005.

Artikel 8.3 Datum van inwerkingtreding
  • 1. De Subsidieverordening Stedelijke Vernieuwing stadsdeel Amsterdam-Centrum 2005 treedt in werking één dag na publicatie in de Publicaties Stadsdeelbestuur.

toelichting

Inleiding

Deze concept-Subsidieverordening is bedoeld ter vervanging van de Subsidieverordening Stadsvernieuwing 1999. Laatstgenoemde (indertijd nog als centraalstedelijke vastgestelde) verordening was om een groot aantal redenen aan vervanging toe.

 In de nu voorliggende concept-Subsidieverordening worden drie soorten subsidies geregeld:

1.    subsidies Behoud en Herstel (zie hoofdstuk 2),

2.    subsidies voor ondernemers (SOS, zie de hoofdstukken 3, 4 en 6) en

3.    subsidies voor Wonen boven bedrijven (zie hoofdstuk 7)

De subsidieverordening is zo opgesteld dat ook nadere uitwerkingen (zoals recent nog de Plintenregeling voor de Czaar Peterbuurt) eronder kunnen vallen.

Hoofdstuk 1.

Algemeen.

In dit hoofdstuk zijn de volgende bepalingen ondergebracht:

-     begripsbepalingen;

-     het gebied waarop de verordening van toepassing is;

-     de wijze waarop maximaal beschikbare budgetten worden vastgesteld;

-     de aanvraagprocedure.

De algemene bepalingen zijn op de gehele verordening van toepassing. In aanvulling daarop zijn in de afzonderlijke hoofdstukken specifieke bepalingen en voorwaarden opgenomen.

Monumenten en panden die in het kader van het beschermd stadsgezicht een orde-2-status hebben, vallen in de systematiek van deze subsidieverordening. (Daarnaast blijft van kracht de Subsidieverordening monumenten en beeldbepalende panden, die geheel Amsterdam als werkingsgebied heeft.)

Artikelgewijs.

Art. 1.1.

Het aantal begripsbepalingen is ruim. Nieuw zijn de begrippen “programma van eisen Kwaliteit monumenten”  en “woningontsluiting”. Woningontsluiting is opgenomen in verband met de subsidie daarvoor (zie hoofdstuk 7 “Wonen boven bedrijven”).

Art. 1.2.

Gezien de specifieke problematiek en het veelal afwijkende financiële regime wordt voor gebieden die nu of in de toekomst worden aangewezen zijn als grootstedelijk project een voorbehoud gemaakt ten aanzien van het toepassen van deze verordening.

Art. 1.3.

Conform het beleid reserves en voorzieningen voor stadsdeel Amsterdam-Centrum bepaalt de Stadsdeelraad jaarlijks de omvang van het Fonds Woningverbetering. Doel van dit fonds is behoud en herstel van gebouwen in de binnenstad. Verschillende budgetten worden hierin gebundeld. Jaarlijks wordt vooraf bepaald welke maximale budgetten aan het fonds gedoteerd worden.

Art. 1.4. en 1.5.

Ingevolge de Algemene wet bestuursrecht dienen bij de aanvraag de gegevens te zijn gevoegd die nodig zijn voor de beoordeling. Alvorens op de aanvraag te beslissen, kan het Dagelijks Bestuur binnen  één maand nadat de aanvraag is ingediend, nadere gegevens van de aanvrager verlangen.

Wanneer de aanvrager verzuimt deze nadere gegevens te verstrekken of wanneer de verstrekte gegevens nog steeds niet aan de gestelde eisen voldoen, kan Het Dagelijks Bestuur besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen.

Dit besluit wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag onvoldoende is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Indien mogelijk, beslist het Dagelijks Bestuur binnen acht weken over een aanvraag. In sommige gevallen zal dit niet mogelijk zijn, omdat een beslissing over de toekenning van een bijdrage afhangt van het jaarlijks vast te stellen programma voor de desbetreffende regeling. In die gevallen wordt de aanvrager in kennis gesteld van het tijdstip dat het programma naar alle waarschijnlijkheid zal worden vastgesteld.

Binnen zes weken na ontvangst van het besluit kan de aanvrager bezwaar aantekenen bij het Dagelijks Bestuur. De beslissing op het bezwaarschrift wordt gemotiveerd, ook als er sprake is van niet-ontvankelijkverklaring. In de beslissing op het bezwaarschrift wordt vermeld welke verdere beroepsmogelijkheid er is.

Art. 1.6.

Een voorschot op de subsidie kan worden verleend indien de eigenaar hiertoe een gemotiveerd verzoek indient. In dit verzoek dient aannemelijk te worden gemaakt dat het voorschot noodzakelijk is om de werkzaamheden van start te doen gaan. Er dient voorts gestart te zijn met de uitvoering en de aanvrager moet betaalbewijzen kunnen overleggen.

Art. 1.8.

Voor panden van toegelaten instellingen op grond van art. 70 van de Woningwet (woningcorporaties) is deze verordening niet van toepassing, aangezien in het kader van de Beleidsovereenkomst Wonen  aparte prestatieafspraken gemaakt zijn over  sociale huurwoningen tot de huursubsidiegrens.

Hoofdstuk 2. Subsidies aan eigenaren van gebouwen ter verbetering en restauratie van gebouwen.

Algemeen.

In het Programakkoord van het stadsdeel 2002-2006 (Gemeenteblad) wordt gesteld dat het beleid van behoud en herstel uitgangspunt dient te blijven.

Ook wijzigingen in de subsidiesystematiek van het rijk met ingang van 1 januari 2000 waarbij het Besluit Woninggebonden Subsidies plaatsmaakt voor het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing, nopen tot aanpassing van de hoofdstukken 2 en 3 van de oude Subsidieverordening Stadsvernieuwing Binnenstad Amsterdam 1999.

Uitgangspunten van deze verordening zijn:

-     subsidie wordt bepaald door het verschil tussen de noodzakelijke investering en het bedrag dat in redelijkheid ten laste van het pand kan worden gebracht;

-     verschillende bijdragen (stedelijke en stadsvernieuwingsfondsbijdragen voor particuliere verbetering, verbetering van monumenten, schadeloosstellingen voor ondernemers) worden gebundeld in één subsidieregime;

De combinatie van aanschrijven en subsidiëren is in de binnenstad een doeltreffend en noodzakelijk instrument om eigenaren van gebouwen te stimuleren en te ondersteunen bij het herstellen van hun bezit.  

Gezien de hoge kwaliteitseisen die in het kader van het historisch stadsbeeld worden gesteld aan de te treffen voorzieningen, is het gerechtvaardigd hiervoor subsidie in te zetten.

Leidend principe daarbij is dat het onrendabele deel van een investering voor subsidie in aanmerking komt. 

Artikelgewijs.

Art. 2.1.

Het historische karakter van de binnenstad en de specifieke bouwkundige situatie leiden tot een voorkeur voor duurzame instandhouding en daarmee voor een hoogkwaliteitsniveau.

Het door het Dagelijks Bestuur vastgestelde programma van eisen bouwkundige kwaliteit bevat toetsingscriteria en uitvoeringseisen ten aanzien van de verschillende bouwdelen van een gebouw. Het te bereiken kwaliteitsiveau wordt in het programma van eisen omschreven. Voor monumenten heeft het Dagelijks Bestuur een apart Programma van eisen Kwaliteit Monumenten vastgesteld.

Art. 2.2.

Het Dagelijks Bestuur kan besluiten gebouwen die in een bepaald gebied liggen en/of voldoen aan bepaalde criteria, voorrang te geven bij het verlenen van subsidie of daarvan juist uit te sluiten.

Art. 2.3.

In deze bepaling wordt een verband gelegd met het bepaalde in de Woningwet. Gebreken op grond waarvan kan worden aangeschreven, komen in aanmerking voor subsidie; dit geldt ook voor ernstige gebreken in het uiterlijk aanzien, strijdigheid met de welstand derhalve. Wel is aan het Dagelijks Bestuur opgedragen om de subsidiabele voorzieningen aan te wijzen (art. 2.6).

Art. 2.4.

In deze bepaling wordt een aantal situaties beschreven waarin geen subsidie wordt verleend. Het gaat hier niet zozeer om een beoordeling van het individuele geval, maar om een afwijzing op meer procedurele gronden. In geval een gemeenschappelijke aanpak is vereist om het gewenste niveau te bereiken, maar de eigenaren geen overeenstemming kunnen bereiken, is een verlening aan een individuele eigenaar niet doelmatig. Dit geldt in zekere zin ook ingeval het voornemen tot onteigening bekend is gemaakt.

Art 2.6

Tweede lid: voor monumenten heeft het Dagelijks Bestuur een apart Programma van eisen Kwaliteit Monumenten vastgesteld.

Art. 2.7

Eerste lid onder e: om voor subsidie in aanmerking te komen is zelfwerkzaamheid derhalve niet toegestaan.

Art. 2.8.

De omstandigheid dat een aanschrijving is uitgebracht en vervolgens niet binnen de gestelde termijn een aanvraag om subsidie is ingediend, is geen weigeringsgrond. Zolang niet is begonnen met het uitvoering geven aan een aanschrijving, kan nog altijd een aanvraag voor subsidie worden ingediend. Voorts voorziet deze bepaling uitdrukkelijk in de mogelijkheid een aanvraag gedeeltelijk te weigeren, hetgeen van pas kan komen, indien de voorzieningen kwalitatief en financieel uitgaan boven het voorgeschreven niveau.

Onder “juridisch deugdelijk” (eerste lid, onder g) wordt verstaan de wijze van organisatie van de aanvrager, zoals een stichting of vereniging.

Art. 2.9, lid 1.

In dit artikel is opgenomen op welke wijze de berekening van de hoogte van de subsidie plaatsvindt. Aan de berekening ligt het principe ten grondslag dat het onrendabele deel van een investering voor het treffen van voorzieningen aan een gebouw voor subsidie in aanmerking komt. Op deze wijze wordt alleen subsidie verleend waar dat nodig is om het ten doel gestelde kwaliteitsniveau te realiseren en waar dat ? in redelijkheid ? niet uit de exploitatie van het pand kan worden gehaald. De investering wordt bepaald door de kosten van de te treffen voorzieningen aan casco/fundering, monumentale aspecten en ? indien aanwezig ? de schadeloosstelling aan een ondernemer. De vermogenspositie van een eigenaar speelt geen rol bij de berekening.  

Art. 2.9, lid 2.

Wanneer er zich in een te herstellen gebouw een bedrijf bevindt en dit bedrijf schade ondervindt van het treffen van voorzieningen aan het pand, kan de eigenaar een beroep doen op een schadeloosstelling. Schadeloosstellingen aan ondernemers in panden waar een bouwkundige ingreep wordt uitgevoerd, vallen onder hoofdstuk 4 van deze subsidieverordening. Het betreft hier echter een wettelijke verplichting van een eigenaar ten opzichte van de ondernemer. Met andere woorden: de eigenaar van het pand is verantwoordelijk voor de (gedeeltelijke)  schadeloosstelling aan zijn huurder, de ondernemer. Subsidie die in het kader van een schadeloosstelling aan een ondernemer wordt uitgekeerd, zal daarom worden meegewogen bij de berekening van het onrendabele deel van de investering.

Art. 2.9, leden 3 en 4.

Bij de berekening van de opbrengsten uit een pand speelt de huur een belangrijke rol. In de berekeningen wordt een redelijke huur als uitgangspunt genomen, waarbij als redelijke huur wordt beschouwd de normhuur volgens het woningwaarderingsstelsel. Aangezien de werkelijke huur in belangrijke mate kan afwijken van hetgeen een redelijke huur zou zijn, bijvoorbeeld in het geval van ouders die hun studerende kinderen woonruimte ter beschikking stellen voor een veel te lage ? niet-reële – vergoeding, is een voorziening getroffen om dit soort situaties te kunnen corrigeren.

Art. 2.9, lid 6.

In de in het eerste lid genoemde berekeningsformule is sprake van een lastennorm. Hiermee wordt bedoeld een genormeerd bedrag aan exploitatielast van een gebouw. Deze norm wordt gebaseerd op de zakelijke lasten die aan het onroerend goed zijn te relateren. Het Dagelijks Bestuur heeft de vrijheid de lastennorm vast te stellen. Hij kan hierbij verschillende factoren meewegen. 

Art. 2.10.

Thans bestaat de mogelijkheid om de subsidie te verlenen in de vorm van een uitkering-ineens, waaraan veel eigenaren de voorkeur geven. De te verlenen subsidie is gemaximeerd, maar in de toekenning van een hogere subsidie is voorzien.

Art. 2.12.

Om speculatie te voorkomen, is een vervreemdingsbeding opgenomen. De termijn waarbinnen subsidie kan worden teruggevorderd in geval van vervreemding is vastgesteld op tien jaar. In de eerste jaren na  het toekennen van de geldelijke bijdrage zal bij vervreemding een verhoudingsgewijs groot bedrag door de eigenaar moeten worden terugbetaald. Daarna volgt het terug te betalen bedrag een glijdende schaal.

Hoofdstuk 3.

Algemeen.

In dit hoofdstuk is aangegeven voor wat voor subsidies gevestigde ondernemers van stadsdeel Amsterdam-Centrum in aanmerking kunnen komen om, hetzij hun bedrijfsruimte, hetzij de omgeving waarin zij gevestigd  zijn, te verbeteren.

Artikelgewijs.

Art. 3.1 onder a. 

Het moet gaan om de ruimte waaruit de onderneming daadwerkelijk wordt uitgeoefend. Het adres dat geregistreerd staat bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam is derhalve niet altijd doorslaggevend.

Art. 3.2. en 3.3.

De verlening, de vaststelling en de betaling zijn de drie belangrijkste rechtsmomenten in het proces van subsidiering. Artikel 3.2 bevat de voorwaarden om voor subsidieverlening in aanmerking te komen. De subsidieverlening geeft de ondernemer een voorwaardelijke aanspraak op financiële middelen. De aanspraak  is voorwaardelijk omdat het op dat moment nog niet zeker is of de aanvrager daadwerkelijk de gesubsidieerde activiteiten verricht en of hij zich aan de opgelegde verplichtingen houdt.

Lid 1, onder a.  Uit deze bepaling blijkt dat de subsidie bedoeld is voor de kleine onderneming. In art. 1.1 is het begrip “onderneming” niet gedefinieerd. Het begrip “ondernemer” echter wel (art.  1.1, onder l). Van een onderneming is sprake indien de ondernemer valt onder de begripsbepaling van art. 1.1, onder l van de verordening.

Bij het begrip onderneming wordt uitgegaan van de fiscale eenheid. Personen die bij verschillende bedrijfsonderdelen van dezelfde onderneming werkzaam zijn, worden derhalve bij de bepaling van het aantal werknemers betrokken. Deeltijdbanen worden naar rato meegenomen bij de bepaling van het aantal volledige dienstverbanden. Als peildatum van het aantal werknemers wordt uitgegaan van de situatie per 31 december, voorafgaand aan het moment van aanvraag.

Lid 1, onder b.  Bij het beoordelen van de levensvatbaarheid wordt niet alleen rekening gehouden met de bedrijfsresultaten die de onderneming in de oude situatie realiseerde. Ook wordt de nieuwe situatie ingeschat. De inkomsten uit de onderneming zullen voor de ondernemer de belangrijkste bron van inkomsten dienen te zijn en de hoogte van de winst moet de ondernemer in staat stellen om redelijkerwijs in de kosten van levensonderhoud te voorzien.

Lid 1, onder c. Onder rechtmatig gevestigd wordt verstaan dat het bedrijf over de juiste vestigingsvergunning dienst te beschikken en dat er sprake moet zijn van een huurrelatie met de eigenaar van het pand, dan wel eigendom van het pand waarin de onderneming is gevestigd. Daarnaast dient de onderneming te beschikken over de voor de uitoefening van de onderneming noodzakelijke vergunningen en ontheffingen.

Lid 1, onder d.  Hier moet worden gedacht aan een bouwvergunning, monumentenvergunning of een milieuvergunning.

Lid 1, onder e. Een bedrijf dient een zodanige periode gevestigd te zijn dat een beoordeling van de bedrijfsvoering mogelijk is. In het algemeen zal hiervoor een termijn van drie jaar gelden.

Lid 1, onder f.  Een ondernemer komt niet in aanmerking voor subsidie indien de verbouwing uitbreiding van de bedrijfsruimte omvat. Met de zinsnede “nagenoeg gelijk blijft” is tot uitdrukking gebracht dat een minimale uitbreiding subsidieverlening niet in de weg behoeft te staan. Van een minimale uitbreiding is in ieder geval geen sprake meer indien de oppervlakte met meer dan 5% wordt uitgebreid.

Lid 3.  De termijn genoemd in lid 1, onder e, is doorgaans nodig om de levensvatbaarheid van een bedrijf te kunnen beoordelen. Voorheen werd die eis ook gesteld om daarmee te voorkomen dat een onderneming een bedrijf vestigt met het oogmerk subsidie te verkrijgen. Er kunnen zich evenwel situaties voordien waarin het Dagelijks Bestuur de aanwezigheid van een onderneming van bijzonder belang acht voor de stedelijke vernieuwing. Voor de beantwoording van de vraag welk bedrijf meerwaarde heeft voor de stad zijn als richtinggevende criteria te noemen: hoogwaardigheid, bezoekersintensiteit, onderscheidend vermogen, katalyserend vermogen en creativiteit. Voor een stimuleringsbeleid is daarnaast vanzelfsprekend de beperking van toepassing dat de betreffende sector of branche op eigen kracht (nog) niet voldoende tot wasdom komt in de binnenstad, bijvoorbeeld omdat deze nog in ontwikkeling is en daardoor in de concurrentie met sterkere functies het onderspit zou delven.

Art. 3.4.

De opschrift van dit artikel “bijzondere weigeringsgronden” brengt tot uitdrukking dat er naast de weigeringsgronden in dit artikel ook nog andere weigeringsgronden zijn. Dit zijn de weigeringsgronden die opgenomen zijn in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht. Daarnaast zijn ook nog de weigeringsgronden van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam van toepassing.

Lid 1, onder a. horecabedrijven komen in principe niet in aanmerking voor subsidie. Zij behoeven in de binnenstad immers geen extra stimulans.

Lid 1, onder c.  Buiten horeca in de gehele binnenstad en bedrijven in bepaalde gebieden komen in beginsel alle soorten ondernemingen voor stimulering in aanmerking (ook dienstverleners, culturele of toeristische attracties en zelfstandige beroepen). Als uitgangspunt geldt dat het moet gaan om ondernemingen waarvoor een extra stimulans in het kader van de stedelijke vernieuwing wenselijk en ook nodig wordt geacht. In plaats van een opsomming van te stimuleren ondernemingen is gekozen voor het uitsluiten van bedrijvigheid waarvoor stimulering niet wenselijk of niet nodig is. Zo zijn de branches die in het kader van het bestemmingsplanbeleid zijn aangemerkt als ongewenste functies, zoals wisselkantoren en telefoonwinkels, van stimuleringssubsidie uitgesloten.

Lid 1, onder f.  Een goede beoordeling van een aanvraag om subsidie is alleen mogelijk indien nog niet begonnen is met de werkzaamheden. Om die reden kan de ondernemer niet meer in aanmerking komen voor subsidie indien al gestart is voordat een nulopname heeft plaatsgevonden. Ook met voorbereidende werkzaamheden mag nog niet begonnen zijn.

Art. 3.5.

Dit artikel biedt Het Dagelijks Bestuur de mogelijkheid om in bepaalde gebieden bedrijven uit te sluiten van subsidie. Het gaat dan om gebieden waar bedrijven in het kader van de stedelijke vernieuwing geen extra stimulans behoeven.

Art. 3.6.

In dit artikel is aangegeven voor welk soort verbouwingen subsidie kan worden verleend. Het gaat om structurele aanpassingen, zoals de wijziging van de indeling van het pand. Geen subsidie wordt verleend voor verdere verfraaiing van een pand dat reeds in een goede staat verkeert.

Art. 3.7.

Lid 1.  Onder een redelijke tegemoetkoming zal in het algemeen een bijdrage van 30% worden verstaan. In uitzonderlijke gevallen kan het percentage voor bepaalde onderdelen van de verbouwing hoger zijn.

Leden 2 en 3.  Bij de subsidievaststelling wordt uitgegaan van hetgeen bij de subsidieverlening is bepaald. Als de ondernemer de bij de verlening omschreven activiteit heeft verricht en de verplichtingen is nagekomen (en zich geen onregelmatigheden hebben voorgedaan), dan moet de subsidie worden vastgesteld op het bedrag dat bij de subsidieverlening in het vooruitzicht is gesteld. Een hoger subsidiebedrag kan alleen worden vastgesteld indien het Dagelijks Bestuur tussentijds het subsidiebedrag verhoogd heeft. De ondernemer dient een verzoek daartoe in te dienen bij het Dagelijks Bestuur. Toekenning van het verzoek door het Dagelijks Bestuur kan alleen indien daar dringende redenen voor zijn. Het moet gaan om een kostenpost die vooraf redelijkerwijs niet voorzienbaar  was en waarvan de uitvoering van het werk essentieel is voor de uitvoering van de gesubsidieerde verbouwing(en).

Om na te gaan of de verbouwing(en) verricht is conform de aanvraag van de ondernemer en het besluit tot subsidieverlening, moeten de originele nota’s en betaalwijzen zijn overgelegd. Tevens moeten de werkzaamheden door een door het Dagelijks Bestuur aangewezen persoon zijn gecontroleerd.

Lid 4.  Het is niet de bedoeling dat voor dezelfde verbouwing meerdere subsidies wordt ontvangen. Subsidies die voor dezelfde verbouwing verworven worden, worden dan ook van het maximale subsidiebedrag afgetrokken. Het woord “verworven” geeft aan dat alleen rekening wordt gehouden met subsidie die aan de ondernemer daadwerkelijk is verleend of waarvan in redelijk verwacht wordt dat aan de ondernemer die subsidie zal worden verleend.

Bij bijdragen valt bijvoorbeeld te denken aan een bijdrage verstrekt door de eigenaar aan de huurder.

Art. 3.8.

Voor het bevorderen van initiatieven vanuit het midden- en kleinbedrijf op het gebied van de stedelijke vernieuwing, wordt een subsidie mogelijk van 50% tot een maximum van € 22.700 per project. Te denken valt aan bijvoorbeeld investeringen ter verbetering van de openbare ruimte, de gevels en promotieactiviteiten, e.a. Veelal zullen de initiatieven uitgaan van collectieven van bedrijven of representanten van bedrijven, bijvoorbeeld winkeliers- en ondernemersverenigingen. Voorbeelden van projecten uit het verleden zijn het Chinatownfestival Nieuwmarkt voor bedrijven en bewoners en de verbetering van de verlichting van de stegen in het Kalverstraatgebied tot boven de norm.

Hoofdstuk 4.

Algemeen.

In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen teneinde ondernemers tegemoet te komen indien zij schade lijden ten gevolge van de uitvoering van een stedelijke vernieuwingsproject. In tegenstelling tot de subsidie van hoofdstuk 3 staat de regeling ook voor  horecabedrijven open. Derhalve gaat het om een regeling voor alle ondernemingen ongeacht de branche .

Bij schade in het kader van een gemeentelijk project, bijvoorbeeld uit het programma Behoud en Herstel, is het mogelijk om in aanmerking te komen voor subsidie. De ondernemer kan in aanmerking komen voor een subsidie in verband met gederfde winst en de eventuele kosten van tijdelijke huisvesting elders, alsmede de eventuele kosten van herinrichting.

Artikelgewijs.

Art. 4.1.

Lid 1.: Hierbij moet worden gedacht aan schade in het kader van een gemeentelijk project, bijvoorbeeld het programma Behoud en Herstel.

Lid 2.: In dit lid staat omschreven voor wat voor subsidie de ondernemer in aanmerking kan komen. Met het woord “tegemoetkoming” wordt tot uitdrukking gebracht dat de regeling niet beoogt een schadevergoedingsregeling te zijn.

Art. 4.2.

Lid 1, onder b tot en met e: Zie de toelichting op artikel 3.2, lid 1 onder a, b, c, en e.

Lid 2: De voorwaarde van levensvatbaarheid is niet van toepassing in geval van renovatieschade.

Art. 4.3.

De opschrift van dit artikel “bijzondere weigeringsgronden” brengt tot uitdrukking dat er naast de weigeringsgronden in dit artikel ook nog andere weigeringsgronden zijn. Dit zijn de weigeringsgronden die opgenomen zijn in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht. Daarnaast zijn ook nog de weigeringsgronden van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam van toepassing.

Art. 4.5.

De subsidie is een tegemoetkoming in de door de ondernemer aan te tonen reële inkomensschade. Het is aan de ondernemer aannemelijk te maken dat er een causaal verband bestaat tussen de activiteiten van stedelijke vernieuwing, resp. de bedrijfsstagnatie enerzijds en de winstdaling anderzijds.

Art. 4.6.

Dit artikel maakt het mogelijk, een bijdrage te verstrekken ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van een onderneming. Daarbij moet gedacht worden aan de situatie waarbij het pand waarin de onderneming is gevestigd in het kader van een stedelijk vernieuwingsproject moet worden gerenoveerd dan wel gesloopt en vervolgens weer opgebouwd.

Art. 4.8.

Dit artikel voorziet in subsidiemogelijkheden voor de ondernemer die zijn bedrijf definitief elders huisvest  als gevolg van een project in het kader van de stedelijke vernieuwing.

Art. 4.9.

Onder een redelijke tegemoetkoming zal in het algemeen een bijdrage van 30% worden verstaan. In uitzonderlijke gevallen kan het percentage voor bepaalde onderdelen van de herinrichting echter hoger zijn. Uitgangspunt bij de berekening is dat uitgegaan wordt van “oud”  voor “oud”. De situatie zoals die was is derhalve bepalend. Indien de ondernemer het moment van herinrichting wil benutten om zijn inrichting te verfraaien of uit te breiden, dan worden die extra kosten niet bij de berekening van de hoogte van de subsidie betrokken.

Art. 4.10.

Lid 2.  Het is niet de bedoeling dat voor dezelfde schade meerdere subsidies wordt ontvangen. Subsidies die voor dezelfde schade verworven worden, worden dan ook van het maximale subsidiebedrag afgetrokken. Het “woord” verworven geeft aan dat alleen rekening wordt gehouden met subsidie die aan de ondernemer daadwerkelijk is verleend of waarvan in redelijk verwacht wordt dat aan de ondernemer die subsidie zal worden verleend.

Bij bijdragen valt bijvoorbeeld te denken aan een bijdrage verstrekt door de eigenaar aan de huurder.

Hoofdstuk 5.

Dit hoofdstuk is geschrapt uit de subsidieverordening om de volgende redenen. Ondernemers kunnen voor objectsubsidie inmiddels  een beroep doen op andere subsidiemogelijkheden (zogeheten “Hermez-gelden”) in het kader van het Grote Steden Beleid (GSB-3). In de praktijk werd de in dit hoofdstuk genoemde objectsubsidie nauwelijks uitgekeerd. Tenslotte past het schrappen van het hoofdstuk in het beleid om overbodige regelgeving te saneren.

Hoofdstuk 6.

Algemeen.

Het Hoofdstuk Sanering milieuhinderlijke bedrijven beoogt een instrument te zijn voor de sanering van een situatie waarin bedrijven een onaanvaardbare milieubelasting veroorzaken voor de woonomgeving en waarvoor op grond van het overige milieuhygiënische instrumentarium geen oplossing wordt geboden.

Uitgangspunt is dat activiteiten ten behoeve van de economische bedrijvigheid nu in grotere mate erkend worden als belangrijk onderdeel van stedelijke vernieuwing. Sectoren en branches die in een binnenstadsmilieu kunnen floreren moeten dan ook een goede kans geboden worden. Horecabedrijven zijn in beginsel van deze subsidieregeling uitgesloten. De regeling is primair gericht op kleine bedrijven.

De regeling biedt het  Dagelijks Bestuur om bedrijven subsidie toe te kennen voor de te maken saneringskosten. Subsidie wordt verleend ten behoeve van een sanering door het treffen van maatregelen ter plaatse. Subsidie kan slechts worden verleend voor die vorm van sanering die het meest doelmatig is. Daaronder wordt verstaan, dat het vanuit milieuhygiënisch oogpunt gewenste doel (namelijk de bescherming van het milieu) wordt bereikt tegen de geringste kosten. Daarbij dient te worden gelet op de bedrijfseconomische perspectieven van het bedrijf. Slechts die bedrijven komen voor subsidie in aanmerking die daartoe  door het Dagelijks Bestuur in het milieuprogramma worden opgenomen.

Artikelgewijs.

Art. 6.3.

Horecabedrijven zijn van deze subsidie uitgesloten. Een uitzondering is van kracht wanneer de te treffen voorzieningen het gevolg zijn van door de gemeente geïnitieerde of ondersteunde activiteiten, zoals bijvoorbeeld de bouw van woningen naast een discotheek.

Art. 6.4.

Sommige bedrijven gelden als milieuhinderlijk maar kunnen door het treffen van voorzieningen blijven functioneren op de plaats van vestiging. De aanwezigheid van deze bedrijven draagt dikwijls bij aan de diversiteit van economische functies en vertrek is in veel gevallen niet wenselijk en niet noodzakelijk. Wanneer naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur van een dergelijke situatie sprake is, kan het bedrijf opgenomen worden in het programma. In dat geval is de subsidieregeling voor milieuhinderlijke bedrijven van toepassing. Als richtsnoer geldt dat door hem bezien wordt of de aanwezigheid van het betrokken bedrijf bijdraagt aan de doelstelling van het stedelijke vernieuwingsbeleid. De aanwezigheid van het bedrijf wordt dan ook bezien in het licht dat een voldoende heterogeen samengestelde economische structuur van belang wordt geacht.

Art. 6.8.

De opschrift van dit artikel “bijzondere weigeringsgrond” brengt tot uitdrukking dat er naast deze weigeringsgrond ook nog andere weigeringsgronden zijn. Dit zijn de weigeringsgronden die opgenomen zijn in de Algemene wet bestuursrecht in de artikelen 4:25 Awb en 4:35 Awb. Daarnaast zijn ook nog de weigeringsgronden van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam van toepassing.

Hoofdstuk 7.

Algemeen

Dit hoofdstuk gaat over subsidie in het kader van Wonen boven Bedrijven. Het stimuleren van eigenaren om over te gaan tot het realiseren van woningen op leegstaande etages boven winkel- en bedrijfsruimte, alsmede de ontsluitingen ervan, heeft nog steeds hoge prioriteit.

In de voorganger van deze subsidieverordening, die van 1999, is het maximale subsidiebedrag vastgesteld op fl. 50.000 (thans € 22.689). Dit bedrag wordt nu licht opgetrokken tot maximaal € 25.000,-.

Nieuw is een artikel inzake terugvordering van de subsidie (art.7.7.).

Art. 7.1. onder d

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat subsidies dubbel worden verstrekt. Een voorbeeld: een aanvrager doet eerst een subsidieaanvraag voor de ontsluiting van vier toekomstige woningen en ontvangt vier maal 25.000 euro.  Na drie maanden komt dezelfde aanvrager met een subsidieaanvraag voor het realiseren van vier hierboven genoemde zelfstandige woningen. Aangezien hij al de maximale subsidie heeft ontvangen, wordt dit verzoek afgewezen.

Art. 7.2.

De maximale subsidie bedraagt in alle gevallen maximaal 25.000 euro, ongeacht de ingrepen.

Art. 7.3.

De stichtingskosten dienen te worden aangetoond middels een gespecificeerde begroting van de kosten (zie daartoe art. 7.4.).

Art. 7.7. lid 1 en 2

Voor het Dagelijks Bestuur is er sprake van verwijtbare leegstand indien, naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur, de subsidieontvanger onvoldoende actie heeft ondernomen om de betreffende woningen te verhuren  en/of te verkopen.

Wanneer een eigenaar met subsidie huurwoningen realiseert, maar snel daarna splitst en verkoopt, heeft dat gevolgen voor de opbrengsten en daarmee voor de hoogte van het tekort, en daarmee weer voor de hoogte van de subsidie.

Hoofdstuk 8.

Artikel 8.1.

Bedoeld worden hier de volgende wijzigingen:

De Subsidieverordening Stadsvernieuwing Binnenstad Amsterdam 1999 is vastgesteld bij raadsbesluit van 3 maart 1999, nr. 83 (Gemeenteblad 1999, afd. 3, volgn. 22) en in werking getreden op 6 maart 1999; gewijzigd bij raadsbeluit van 19 april 2000, nr. 267 (Gemeenteblad 2000, afd. 3, volgn. 49); gewijzigd bij raadsbesluit van 4 juli 2001, nr. 452 (Gemeenteblad 2001, volgn. 76) en in werking getreden op 1 januari 2002; gewijzigd bij raadsbesluit van 27 februari 2002, nr. 185 (Gemeenteblad 2002, afd. 3A, nr. 147) en in werking getreden op 1 april 2002.