Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Slochteren

Maatregelenverordening IOAW en IOAZ gemeente Slochteren 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Slochteren
Officiële naam regelingMaatregelenverordening IOAW en IOAZ gemeente Slochteren 2013
CiteertitelMaatregelenverordening IOAW en IOAZ gemeente Slochteren 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Regeling vervangt Maatregelenverordening IOAW en IOAZ gemeente Slochteren 2010.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 147
  2. Gemeentewet, art. 108
  3. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, art. 35
  4. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, art. 20

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-07-201301-01-2015nieuwe regeling

04-07-2013

't Bokkeblad, 10-07-2013

2013/2762

Tekst van de regeling

Intitulé

Maatregelenverordening IOAW en IOAZ gemeente Slochteren 2013

De raad van de gemeente Slochteren;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 28 mei 2013;

gezien het advies van het Platform Werk en Inkomen d.d. 21 mei 2013;

gelet op artikel 147, eerste lid en artikel 108, tweede lid Gemeentewet, artikel 35, eerste lid, onderdeel b en artikel 20, tweede lid Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), alsmede artikel 35, eerste lid, onderdeel b en artikel 20, eerste lid Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende:

“MAATREGELVERORDENING IOAW EN IOAZ GEMEENTE SLOCHTEREN 2013”

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      IOAW: Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • b.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • c.

      IOAW/IOAZ: de IOAW alsmede de IOAZ, beide voor zover zij op belanghebbende van toepassing zijn;

    • d.

      uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 5, eerste lid IOAW/IOAZ;

    • e.

      uitkeringsnorm: de op belanghebbende van toepassing zijnde netto grondslag, bedoeld in artikel 5, vierde lid IOAW/IOAZ;

    • f.

      maatregel: het verlagen van de uitkeringsnorm op grond van artikel 20, tweede lid IOAW en artikel 20, eerste lid IOAZ alsmede het blijvend of tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van een uitkering op grond van artikel 20, eerste lid IOAW en artikel 20, tweede lid IOAZ;

    • g.

      inkomen: inkomen als bedoeld in artikel 8 IOAW/IOAZ;

    • h.

      belanghebbende: hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAW, voor zover hij is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking, alsmede hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAZ;

    • i.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Slochteren.

  • 2. Voor zover in deze verordening niet anders gedefinieerd, hebben de begrippen dezelfde betekenis als in de IOAW, de IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Verlaging van de uitkering

Als belanghebbende naar het oordeel van het college aan een uitkering verbonden verplichtingen schendt als bedoeld in hoofdstuk III IOAW/IOAZ, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd. Daarnaast wordt tevens een maatregel opgelegd indien belanghebbende onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ zich jegens het college ernstig misdraagt.

Artikel 3. Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt toegepast op de uitkeringsnorm.

Artikel 4. Afstemming van de maatregel

Het college stemt de maatregel af op de ernst van het feit, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden waarin belanghebbende verkeert.

Artikel 5. Duur van de maatregel

Tenzij anders bepaald in de verordening bedraagt de duur van de maatregel één maand. Dit laat onverlet dat het college op grond van artikel 4 van deze verordening tot een langere duur kan besluiten.

Artikel 6. Recidive

  • 1. Indien binnen een periode van twaalf maanden na verzending van het besluit tot oplegging van een maatregel opnieuw een verwijtbare gedraging plaatsvindt, waarvoor in deze verordening minimaal dezelfde standaardverlaging geldt, verdubbelt het college de duur van de maatregel.

  • 2. Voor de toepassing van het bepaalde in het eerste lid tellen de beschikkingen tot het afzien van een maatregel en oplegging van een waarschuwing mee.

  • 3. Bij een beschikking als bedoeld in dit artikel wordt aandacht besteed aan de ernst van het feit, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van persoon en gezin. Dit kan leiden tot een kortere of langere duur van de in het eerste lid genoemde duur van de maatregel.

Artikel 7. Besluit

In het besluit tot het opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd of geweigerd, dan wel het bedrag waarmee dit gebeurt en, indien van toepassing, waarom is afgeweken van de standaard maatregel.

Artikel 8. Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1. Indien het college de gedraging niet verwijtbaar acht, ziet het af van het opleggen van een maatregel.

  • 2. Verder ziet het college af van het opleggen van een maatregel als tussen een verwijtbare geachte gedraging en de constatering hiervan meer dan twaalf maanden zijn verstreken.

  • 3. Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht. Indien het college afziet van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende hiervan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 9. Ingangsdatum van de verlaging

  • 1. De maatregel wordt opgelegd met ingang van de kalendermaand volgende op de datum waarop het besluit tot het opleggen van een maatregel bekend is gemaakt.

  • 2. Voor zover de IOAW/IOAZ nog niet is betaald, kan de maatregel in afwijking van het bepaalde in het voorgaande lid toegepast worden op een nog uit te betalen periode uit het verleden.

  • 3. Indien de maatregel helemaal niet meer kan worden toegepast op een nog uit te betalen periode, kan deze worden opgelegd over de periode waarin de gedraging plaatsvond of aanving.

  • 4. Indien de uitkering is beëindigd, kan de maatregel worden toegepast dan wel gecontinueerd over een toekomstige periode, mits binnen drie maanden na de beëindiging een nieuwe uitkering op grond van de IOAW/IOAZ aanvangt.

  • 5. De verlaging wordt toegepast op de uitkeringsnorm geldend in de maand van effectuering van de verlaging.

Artikel 10. Cumulatie van gedragingen

Indien er sprake is van meerdere verwijtbare gedragingen, zoals bedoeld in hoofdstuk 2 van deze verordening, die zich tegelijkertijd voordoen, worden de percentages bij elkaar opgeteld, tenzij er bijzondere individuele omstandigheden zijn om hier van af te wijken.

Artikel 11. Waarschuwing

  • 1. Het college kan volstaan met een waarschuwing in plaats van een verlaging in de situatie bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel a van deze verordening.

  • 2. Indien binnen een periode van 24 maanden voorafgaande aan de verzending van het besluit houdende een waarschuwing al eerder een verlaging is opgelegd, dan wel een waarschuwing is gegeven, dan wel een beschikking inhoudende het afzien van een maatregel is verzonden, kan in beginsel niet volstaan worden met een waarschuwing.

Hoofdstuk 2. De verwijtbare gedragingen

Artikel 12. Tekortschieten in het naleven van de arbeidsverplichtingen

  • 1. De maatregel bedraagt 5% van de uitkeringsnorm indien de belanghebbende niet als werkzoekende geregistreerd is of blijft bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

  • 2. De maatregel bedraagt 50% van de uitkeringsnorm indien:

    • a.

      de belanghebbende niet of onvoldoende meewerkt aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot scholing, arbeidsinschakeling of medisch onderzoek;

    • b.

      de belanghebbende niet naar vermogen tracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden of anderszins de inschakeling in de arbeid belemmert;

    • c.

      de belanghebbende niet of onvoldoende gebruikmaakt van een aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder tevens begrepen sociale activering.

  • 3. In afwijking van voorgaande leden legt het college, indien belanghebbende een uitkering ontvangt op grond van de IOAW en de belemmerende gedragingen dusdanige vormen aannemen dat gesproken moet worden van het door eigen toedoen niet verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid, blijvend een maatregel op ter hoogte van het door eigen toedoen niet verkregen inkomen uit deze arbeid.

Artikel 13. Het door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid, alsmede het nalaten algemene arbeid te aanvaarden

  • 1. Onverminderd artikel 4, legt het college, met inachtneming van artikel 20, vierde lid IOAW/IOAZ, blijvend een maatregel op indien de belanghebbende door eigen toedoen een inkomen uit of in verband met arbeid is verloren en:

    • a.

      aan de beëindiging van zijn dienstbetrekking een dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 7:678 van het Burgerlijk Wetboek; dan wel:

    • b.

      de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van belanghebbende zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem zou kunnen worden gevergd.

  • 2. De hoogte van de maatregel is gelijk aan het door dit gedrag verloren netto inkomen.

Artikel 14. Niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid

  • 1. Onverminderd artikel 4 legt het college blijvend een maatregel op indien de belanghebbende een uitkering ontvangt op basis van de IOAW en hij weigert de hem aangeboden algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden.

  • 2. De hoogte van de maatregel is gelijk aan het door eigen toedoen niet verkregen netto inkomen uit deze arbeid.

Artikel 15. Zeer ernstige misdragingen

  • 1. indien de belanghebbende een uit de IOAW/IOAZ voortvloeiende verplichting niet of onvoldoende is nagekomen en deze daarnaast zich zeer ernstig heeft misdragen tegenover het college en de in zijn opdracht werkende ambtenaren en medewerkers, wordt het gedrag als volgt onderscheiden:

    • a.

      verbaal geweld (schreeuwen, schelden) en discriminatie;

    • b.

      intimidatie (uitoefenen van psychische druk) en zaakgericht fysiek geweld (vernielingen);

    • c.

      mensgericht fysiek geweld of een combinatie van de agressievormen, zoals genoemd in artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van deze verordening.

  • 2. De maatregel bedraagt:

    • a.

      20% van de uitkeringsnorm bij gedragingen zoals bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel a van deze verordening;

    • b.

      50% van de uitkeringsnorm bij gedragingen zoals bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel b van deze verordening;

    • c.

      100% van de uitkeringsnorm bij gedragingen zoals bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel c van deze verordening.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 16. Onvoorziene gevallen

Het college beslist in gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

Artikel 17. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als: Maatregelenverordening IOAW en IOAZ gemeente Slochteren 2013.

  • 2. Deze verordening treedt in werking per 11 juli 2013. Per die datum wordt ingetrokken de Maatregelenverordening IOAW en IOAZ gemeente Slochteren 2010.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 4 juli 2013.

De raad voornoemd,

Burgemeester G.J. ten Brink Raadsgriffier S. van den Veen