Overheidsorganisatie | Gemeente Bellingwedde |
---|---|
Officiële naam regeling | Toeslagenverordening Wwb 2013 |
Citeertitel | Toeslagenverordening Wwb 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Toeslagenverordening Wwb 2013 |
Geen
artikel 30 van de Wet werk en bijstand
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-05-2013 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 07-05-2013 Streekblad 15 mei 2013 | Toeslagenverordening Wwb 2013 |
Raadsbesluit
Nr.
de r a a d van de gemeente Bellingwedde;
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 26 maart 2013,
gelet op artikel 30 van de Wet werk en bijstand,
b e s l u i t :
vast te stellen de “Toeslagenverordening Wwb 2013”,
1. Voor de betekenis van de in deze verordening genoemde begrippen wordt verwezen naar de begripsomschrijvingen in hoofdstuk 1, § 1.1 van de Wet werk en bijstand (de wet) met uitzondering van de in lid 2 van dit artikel genoemde begrippen.
2. In deze verordening wordt verstaan onder
belanghebbende:
degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;
woonkosten:
indien een huurwoning wordt bewoond:
de te betalen huur per maand; duidelijk moet zijn dat er een contract is waaruit de verplichting afgeleid kan worden dat er maandelijks huur moet worden betaald. Van deze verplichting tot het betalen van de huur dient op verzoek een bewijsstuk worden getoond.
indien een eigen woning wordt bewoond:
de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar de omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud;
onder zakelijke lasten wordt verstaan:
de rioolrechten, het eigenaarsdeel van de onroerend-zaakbelasting, de brandverzekering, de opstalverzekering, het eigenaarsaandeel van de waterschapslasten;
normbedrag
het normbedrag voor een echtpaar, beiden ouder dan 21 jaar maar beneden de AOW-gerechtigde leeftijd, als bedoeld in artikel 21 lid 1 van de wet.
1. Voor belanghebbenden aan wie bijstand kan worden verleend, geldt een categorieaanduiding.
2. De categorieën worden aangeduid als:
alleenstaande;
alleenstaande ouder;
echtpaar
1. De bijstandsnorm wordt verhoogd met een toeslag indien de alleenstaande of de alleenstaande ouder van 21 jaar of ouder, doch beneden de AOW-gerechtigde leeftijd, hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander.
2. De toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft en die de woonkosten niet met een ander kan delen, bepaald op het in artikel 25, tweede lid, van de wet genoemde maximumbedrag (20% van het normbedrag).
3. De toeslag als bedoeld in het eerste lid bedraagt 10% van het normbedrag voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder op wie het tweede lid niet van toepassing is.
4. De toeslag bedraagt 20% van het normbedrag voor de kostganger of onderhuurder die een commerciële kostprijs betaalt, dat wil zeggen tenminste 36% van het normbedrag aan kostgeld of 20% van het normbedrag aan onderhuur.
1. De bijstandsnorm wordt lager vastgesteld indien het echtpaar lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander.
2. De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt 10% van het normbedrag.
Het bepaalde in artikel 3, lid 3 en artikel 4 is niet van toepassing indien het hier enkel betreft :
één of meer thuiswonende meerderjarige eigen kinderen of stiefkinderen kinderen van 18 jaar tot 21 jaar die over een inkomen beschikken dat niet hoger is dan het in artikel 21, onder a van de wet genoemde bedrag.
1. De bijstandsnorm of de toeslag wordt lager vastgesteld indien de alleenstaande, de alleenstaande ouder of het gezin, lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm of de toeslag voorziet, als gevolg van zijn woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden (huren of in eigendom hebben) van een woning waarvoor woonkosten moeten worden betaald.
2. De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt 20% van het normbedrag.
3. De in het tweede lid bedoelde verlaging vindt bij voorrang plaats op de toeslag.
1. De toeslag als bedoeld in artikel 25 van de wet wordt voor een alleenstaande van 21 of 22 jaar in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft, in afwijking van artikel 3, lid 2 vastgesteld op 10% van het normbedrag.
2. De alleenstaande van 21 of 22 jaar op wie het eerste lid niet van toepassing is, ontvangt een toeslag van 5% van het normbedrag.
1. Indien voor de belanghebbende een combinatie van een toeslag op grond van artikel 3 en een of meer verlagingen op grond van de artikelen 4, 6 en 7 geldt, bedraagt de verlaging niet meer dan 25% van het normbedrag.
2. Indien voor de belanghebbende meer dan één verlaging op grond van de artikelen 4, 6, en 7 geldt, bedraagt de verlaging niet meer dan 25% van het normbedrag.
Burgemeester en wethouders zijn belast met de uitvoering van het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 9. Verhoging of verlaging van de norm of afwijkende vaststelling van de toeslag vindt plaats onverminderd artikel 18, eerste lid van de wet. Dit kan bijvoorbeeld als er sprake is van lagere kosten van levensonderhoud waarmee nog geen rekening is gehouden.
Deze verordening kan worden aangehaald als "Toeslagenverordening Wwb 2013", dan wel worden afgekort als “Toeslagenverordening”.
Deze verordening treedt in werking de dag na publicatie.
Gelijktijdig met de inwerkingtreding van de deze verordening, vervalt de "verordening toeslagen en verlagingen wet werk en bijstand” van 21 december 2006, alsmede het “Raadsbesluit Tijdelijke Regels aanscherping Wwb " van 22 december 2011.
Aldus besloten door de raad van de gemeente Bellingwedde
in zijn openbare vergadering van 7 mei 2013.
De griffier, De voorzitter,
P.D. Nap E.R. Triemstra
Algemene toelichting
Per 1 januari 2012 werd de zogenaamde huishoudinkomenstoets opgenomen in de bijstandswet. Op grond hiervan is de toeslagenverordening aangepast door middel van de “Raadsbesluit Tijdelijke Regels aanscherping Wwb” Nu deze huishoudinkomenstoets (met terugwerkende kracht) is ingetrokken dient ook de toeslagenverordening weer te worden aangepast. Bij de aanpassing van de verordening is getracht tegelijkertijd de leesbaarheid te vergroten door de begrippen uitgebreider te beschrijven.
Inhoudelijk is een wijziging aangebracht ten aanzien van de hoogte van de toeslagen voor 21 en 22 jarige bijstandsgerechtigden. Dit stond in artikel 6 en dat is in de nieuwe verordening artikel 7 geworden. De toeslag werd berekend als percentage van de toeslag terwijl voor overige bijstandsgerechtigden een percentage van het normbedrag geldt. Daarnaast is in de nieuwe verordening de aansluiting gezocht met de studiefinanciering. Het verschil in toeslag bedraagt als volgt:
Toeslag 21 jarige | Toeslag 22 jarige | |
Oude verordening | €26,73 | € 120,31 |
Nieuwe verordening | €66,84 | € 133,69 |
De toeslagen voor 21 en 22 jarige bijstandsgerechtigden is in de nieuwe verordening hoger. De financiële consequenties zijn beperkt, omdat de Wwb dusdanig is aangescherpt dat steeds minder jongeren onder de 27 jaar in de bijstand komen, omdat zij in principe met studiefinanciering (WSF) een opleiding moeten volgen.