Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Skarsterlân

Beleidsregels Wmo Individuele Voorzieningen De Friese Meren 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Skarsterlân
Officiële naam regelingBeleidsregels Wmo Individuele Voorzieningen De Friese Meren 2013
CiteertitelBeleidsregels Wmo Individuele voorzieningen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201301-01-2015Nieuwe regeling

15-01-2013

De Jouster Courant, 10 april 2013

Onbekend

Tekst van de regeling

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), Besluit maatschappelijke ondersteuning en hieraan gerelateerde jurisprudentie is leidend. Dit wordt niet opnieuw beschreven in deze Beleidsregels.

1.1 Noodzakelijke opmerking

Het streven is om zo weinig mogelijk regels vast te leggen in deze Beleidsregels. Er is genoeg omschreven in de Wmo, Besluit, maar ook in het Wmo beleidsplan 2013-2016 De beakens fersette, ek yn de Wmo en in de Verordening Wmo Individuele Voorzieningen De Friese Meren. Daarnaast is de aanwezige jurisprudentie ook leidend. Jurisprudentie kan met de dag wisselen. Om niet achter de feiten aan te lopen, wordt in deze Beleidsregels niet meer dan strikt noodzakelijk omschreven. Daarnaast is maatwerk van belang om te komen tot een goed resultaat.

In artikel 26 van de Wmo wordt een dubbele motivatieplicht opgelegd. Er moet een goed onderzoek worden gedaan en alle overwegingen en afwegingen moeten in de beschikking worden vastgelegd. Daarmee verkrijgt de burger de benodigde duidelijkheid.

Toch dienen bijzondere bepalingen benoemd te worden, die een uitzondering maken in bepaalde situaties. Ook bestaat er behoefte aan normeringen (algemene regels) die als uitgangspunt worden genomen.

1.2 De Wmo algemeen

Het maatschappelijke doel van de Wmo is: meedoen. Meedoen van álle burgers aan álle facetten van de samenleving, al of niet geholpen door vrienden, familie of bekenden. Dat is de onderlinge betrokkenheid tussen mensen. En als dat niet lukt, is er ondersteuning vanuit de Wmo.

Inclusief beleid

Zoals in het Wmo beleidsplan is aangegeven is het van belang dat alle burgers mee kunnen doen in de gemeente. Door inclusief beleid wordt rekening gehouden met de beperkingen en mogelijkheden van mensen. De mate waarin een beroep wordt gedaan op de Wmo is sterk afhankelijk van de (onderlinge) zorgzaamheid van de samenleving. Het versterken van een zorgzame samenleving is daarom een belangrijk doel binnen de Wmo. Een zorgzame samenleving is een samenleving van verbanden waar mensen vrijwillig deel van uitmaken. De verbanden in een zorgzame samenleving vallen buiten de sfeer van 'gevestigde' verbanden, zoals overheid, de markt en de verbanden van familie en vrienden. Een zorgzame samenleving gaat uit van betrokkenheid van burgers bij de publieke zaak, vergroting van maatschappelijk zelfbestuur, minder overheidsbemoeienis, beperking van commerciële invloeden en versterking van gemeenschapszin en tolerantie.

Eigen verantwoordelijkheid

De Wmo is uitsluitend bedoeld om mogelijkheden te bieden door middel van voorzieningen als het niet in iemands eigen vermogen ligt het probleem op te lossen. Indien de belanghebbende zijn probleem niet zelf (met behulp van de eigen omgeving, zorgzame samenleving, algemene (gebruikelijke) of collectieve voorzieningen) kan compenseren, geeft de compensatieplicht gemeenten de opdracht voorzieningen te treffen ter compensatie van diens beperkingen in de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie op het gebied van de Wmo. Compensatie betreft dus een resultaatverplichting.

De belanghebbende

Iedereen die ter compensatie van beperkingen een hulpvraag heeft, kan een aanmelding doen. Het is ook mogelijk namens de belanghebbende een aanmelding of een aanvraag in te dienen. Dit moet dan blijken uit een machtiging of uit het feit dat de belanghebbende een wettelijke vertegenwoordiger heeft. Een aanmelding kan slechts in behandeling worden genomen wanneer is vastgesteld dat de belanghebbende feitelijk in het dienstgebied van De Friese Meren woont of voornemens is in het dienstgebied van De Friese Meren te gaan wonen.

Voor hulpvraag met betrekking tot kinderen dienen de ouder(s)/verzorger(s) een aanmelding te doen.

Hoofdverblijf

Een aanmelding kan worden ingediend bij De Friese Meren als de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft in een bij De Friese Meren aangesloten gemeente. De vaststelling of iemand in die gemeente woonachtig is, gebeurt door het raadplegen van de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Er zijn situaties waarin het GBA geen uitsluitsel biedt. In dat geval is de feitelijke verblijfplaats leidend. Ook wanneer een belanghebbende voornemens is om op korte termijn in een bij De Friese Meren aangesloten gemeente te komen wonen, kan de aanmelding bij De Friese Meren worden gedaan. Voorwaarde is dan wel dat de belanghebbende dit aantoont door bijvoorbeeld een kopie van de huurovereenkomst of koopcontract over te leggen.

In het geval dat De Friese Meren een aanmelding ontvangt die door een niet aangesloten gemeente behandeld moet worden, stuurt zij deze door naar die andere gemeente en stelt de belanghebbende hiervan in kennis (artikel 2:3 Algemene wet bestuursrecht; Awb).

Keuzevrijheid

In de Wmo worden gemeenten verplicht om burgers de keuze te bieden tussen een voorziening in natura (VIN), een persoonsgebonden budget (PGB) of een financiële tegemoetkoming (FT). Dit geldt voor alle individuele voorzieningen.

Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Dit zijn voorzieningen (artikelen en/of spullen, dus geen diensten) die normaal in winkels te koop zijn, die door de gemiddelde Nederlander gewoon gebruikt kunnen worden en die een geaccepteerde prijsstelling hebben. Een fiets met lage instap is een goed voorbeeld van een algemeen gebruikelijke voorziening.

Een algemeen gebruikelijke voorziening voldoet aan tenminste één van de vier volgende criteria: Het aan te schaffen product:

  • 1.

    kan voor een persoon zonder beperkingen in een financieel vergelijkbare positie worden gerekend tot het normale aanschaffingspatroon;

  • 2.

    is gewoon te koop;

  • 3.

    is niet duurder dan soortgelijke producten;

  • 4.

    is niet speciaal bedoeld voor personen met beperking(en).

Als in het gesprek duidelijk wordt dat een algemeen gebruikelijke voorziening het probleem kan oplossen, de belemmering kan wegnemen, dan is er geen noodzaak tot het aanvragen van een individuele voorziening

Het is mogelijk dat een voorziening algemeen gebruikelijk is, maar dat de aanpassingen die daarop nodig zijn niet algemeen gebruikelijk zijn. In dat geval worden alleen de meerkosten gecompenseerd. Ook kan het voorkomen dat een voorziening algemeen gebruikelijk is, maar niet in de levensfase van de belanghebbende. Een voorbeeld hiervan is een autostoeltje voor kinderen waarvoor dit op basis van hun leeftijd niet meer verplicht is. In dat geval kan de voorziening in het kader van de Wmo worden verstrekt. Een ander voorbeeld is een verhuizing wanneer men voor het eerst op zichzelf gaat wonen.

Algemene voorzieningen

Een algemene voorziening is een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en compenserende oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt. Meestal gaat het hierbij om diensten. Als voorbeeld noemen we de maaltijdservice en de sociale alarmering.

De gemeenten hebben ook de taak gekregen om een maatschappelijke steunstructuur in de wijken en dorpen op te richten. Hieronder vallen ook de algemene voorzieningen.

Algemene voorzieningen zijn voor elke inwoner die er behoefte aan heeft beschikbaar. Er is geen uitgebreide aanvraagprocedure om deze voorzieningen te verkrijgen. Men ontvangt geen beschikking. Er is geen mogelijkheid tot bezwaar en beroep.

In de Wmo ontstaan langzamerhand meer nieuwe algemene voorzieningen. Bij dit soort algemene voorzieningen kan gedacht worden aan:

  • ·

    Boodschappendiensten. Op veel plaatsen bestaan al boodschappendiensten die opgezet zijn door plaatselijke supermarkten. De persoon die altijd al bij deze supermarkt de boodschappen haalt kan van deze dienst gebruik maken. Bezwaar kan zijn dat je beperkt bent tot die supermarkten. Goedkopere supermarkten kennen vaak geen boodschappenservice. Toch zullen veel belanghebbenden gewend zijn daar veel van hun boodschappen te doen. Als de gemeenten voor haar inwoners een boodschappenservice zou oprichten, is de gebruiker niet op een bepaalde supermarkt aangewezen.

  • ·

    Klussendiensten voor onder andere tuinonderhoud en/of om kleine technische klussen in of om de woning te realiseren. De WurkJouwer is in De Friese Meren de belangrijkste algemene voorziening. Door verbindingen te leggen met WerkVermogen bestaan er mogelijkheden nieuwe algemene voorzieningen te creëren.

  • ·

    Vervoersdiensten: In diverse plaatsen in De Friese Meren bestaan er particuliere initiatieven die het voor personen met beperkingen mogelijk maakt om tegen een gereduceerd tarief te worden vervoerd door een vrijwilliger.

Deze en andere algemene voorzieningen zullen als gevolg van de invoering van de Wmo voor steeds meer personen beschikbaar komen. Als in het gesprek duidelijk wordt dat een algemene voorziening het probleem kan oplossen, c.q. de belemmering kan wegnemen, dan is er geen noodzaak tot het aanvragen van een individuele voorziening.

Collectieve voorzieningen

Collectieve voorzieningen zijn voorzieningen die individueel worden verstrekt maar die toch door meerdere personen tegelijk worden gebruikt. Tot nu toe is het collectief vervoer het meest duidelijke voorbeeld van een collectieve voorziening.

Individuele voorzieningen

Individuele voorzieningen zijn voorzieningen die geregeld worden in het kader van prestatieveld 6 van de Wmo, de voorzieningen waarover de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning handelt. Om voor een individuele voorziening in aanmerking te komen, zal een aanvraagprocedure moeten worden doorlopen waarin het wel of niet toegekend krijgen wordt medegedeeld in een beschikking. Tegen de beschikking kan bezwaar en beroep aangetekend worden.

1.3 Regelgeving ten grondslag liggend aan de verlening van voorzieningen

De verlening van de voorzieningen is vastgelegd in:

1) de Verordening Wmo Individuele Voorzieningen(hierna te noemen de verordening); is gebaseerd op de wet en geeft het raamwerk aan waarbinnen de verlening van voorzieningen moet plaatsvinden;

  • 2)

    het Financieel Besluit Wmo Individuele Voorzieningen(hierna te noemen het financieel besluit); bevat de bedragen zijnde normbedragen en eigen bijdragen, de hoogte van de persoonsgebonden budgetten en de financiële tegemoetkomingen;

  • 3)

    deze Beleidsregels Wmo Individuele Voorzieningen;betreffen de uitvoeringsregels van de Verordening.

HOOFDSTUK 2 RESULTAATGERICHTE COMPENSATIE

2.1 Resultaatverplichting

De te bereiken resultaten, die afgeleid zijn uit de doelstellingen van de compensatieplicht, vormen het hart van de Wmo. Hieruit zijn 8 te bereiken resultaten afgeleid:

  • 1.

    een schoon en leefbaar huis;

  • 2.

    wonen in een geschikt huis;

  • 3.

    beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

  • 4.

    beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

  • 5.

    het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

  • 6.

    zich verplaatsen in en om de woning;

  • 7.

    zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

  • 8.

    de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

Op deze 8 terreinen hebben de colleges van de aangesloten gemeenten van De Friese Meren een resultaatverplichting: door de te nemen algemene of individuele maatregelen moet het gestelde resultaat bereikt kunnen worden.

2.2 Aanmelding

Een aanmelding kan zowel schriftelijk als mondeling (telefonisch of op een andere manier) worden gedaan. Hetgeen in principe niet automatisch als een formele aanvraag geldt.

Als een aanmelding is gedaan zal binnen 5 werkdagen een afspraak voor een gesprek gemaakt worden. Een aanmelding geeft aan dat de belanghebbende een probleem ervaart.

2.3 Het gesprek

In een drietal situaties dient het gesprek vooraf te gaan aan een aanvraag. Die situaties zijn wanneer:

  • 1.

    iemand zich voor het eerst bij De Friese Meren meldt;

  • 2.

    er sprake is van gewijzigde omstandigheden;

  • 3.

    de belanghebbende of De Friese Meren dit gewenst acht.

Globaal kan gesteld worden dat een aanvraag voor een individuele voorziening pas gedaan kan worden als op basis van het gesprek een uitgebreide inventarisatie van het probleem heeft plaatsgevonden en alle mogelijke niet-individuele Wmo-voorzieningen al zijn overwogen. Dit betekent dat het voor De Friese Meren duidelijk moet zijn dat er geen andere oplossingen zijn die de beperkingen kunnen wegnemen dan een individuele voorziening. Ook moet duidelijk zijn dat de te bereiken resultaten en de manier waarop die bereikt kunnen worden zijn vastgelegd en beoordeeld als vallend onder de compensatieplicht van de Wmo.

Het gesprek is het logische startpunt voor iedereen die voor het eerst een beroep doet op de compensatieplicht in het kader van de Wmo. Voor de belanghebbende die door eerdere aanvragen en/of een eerder gesprek al bekend is kan de fase van het gesprek wellicht worden over geslagen. Na een gewijzigde situatie kan het ook van belang zijn een nieuw of een aanvullend gesprek te houden.

Tijdens het gesprek wordt -geheel uitgaande (van de behoeften) van de belanghebbende- een complete inventarisatie gemaakt. Hierin wordt geïnventariseerd:

  • a.

    De beperking, het chronisch psychisch probleem of het psychosociaal probleem dat de basis vormt van de behoefte aan compensatie;

  • b.

    De eigen mogelijkheden die de belanghebbende ondanks dit probleem heeft;

  • c.

    De belemmeringen die de belanghebbende ondervindt als gevolg van het ondervonden probleem of de ondervonden problemen;

  • d.

    De wensen die de belanghebbende heeft op de verschillende in deze Beleidsregels weergegeven terreinen;

  • e.

    De stappen die de belanghebbende inmiddels zelf heeft ondernomen om bestaande belemmeringen op te lossen;

  • f.

    De mogelijkheden die de belanghebbende heeft om deze resultaten via eigen oplossingen of met behulp van algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen en/of collectieve voorzieningen te bereiken;

  • g.

    De mogelijkheden die De Friese Meren biedt om de problemen via een individuele voorziening op te lossen.

Het gesprek staat in eerste instantie los van een aanvraag voor een individuele voorziening. Dit is van groot belang om te voorkomen dat er een claimgerichte invulling van de Wmo plaatsvindt, welke invulling in strijd is met de doelstelling van de Wmo. Wanneer iemand met een claimgerichte aanvraag komt en die uitsluitend claimgericht behandeld wil zien, kan dit betekenen dat De Friese Meren moeilijk maatwerk kan leveren. Er wordt wel van de belanghebbende verwacht mee te werken aan het onderzoek.

Het gesprek wordt bij voorkeur bij de belanghebbende thuis gevoerd, omdat het de vertrouwde omgeving van de belanghebbende is en het voor de deskundige van De Friese Meren dan wel externe deskundige relevant kan zijn om de leefomgeving van de belanghebbende te zien voor het beter te begrijpen van de problemen. Het gesprek kan ook plaatsvinden op andere beschikbare en daartoe geschikte locatie. Dit omdat bijvoorbeeld in de thuissituatie door bepaalde omstandigheden een gesprek niet mogelijk of gecompliceerd is. Verder is het mogelijk dat de belanghebbende aangeeft het gesprek liever elders te willen voeren, zoals bij een vertrouwenspersoon of een naast familielid. Het is altijd mogelijk dat een derde persoon bij het gesprek aanwezig is.

2.4 Verslag

Het gesprek wordt samengevat in een verslag. Het verslag zal zo spoedig mogelijk maar binnen 4 werkdagen beschikbaar worden gesteld aan de belanghebbende. De belanghebbende heeft de mogelijkheid om in het verslag correcties en aanvullingen aan te brengen. Deze komen niet in de plaats van het oorspronkelijke verslag, maar worden aan het oorspronkelijke verslag toegevoegd.

Als de uitkomst van het gesprek (mede) is dat er een aanvraag voor individuele voorziening(en) ingediend wordt, kan het verslag (eventueel met aanvulling) dat voorzien is van een handtekening als aanvraagformulier functioneren voor een aanvraag individuele voorzieningen.

2.5 Aanvraag individuele voorzieningen

Een aanvraag voor een individuele voorziening wordt door De Friese Meren schriftelijk bevestigd om deze aanvraag formeel te maken.

Van belang is dat de termijn waarbinnen de aanvraag moet uitmonden in een beschikking (in principe 8 weken) pas begint te lopen vanaf het moment dat het aanvraagformulier, volledig ingevuld en voorzien van alle benodigde bijlagen bij De Friese Meren is binnengekomen.

HOOFDSTUK 3 DE BEOORDELING

3.1 De wijze van aanvragen

De aanvraag moet worden ingediend bij De Friese Meren, dan wel tijdens het huisbezoek van een bevoegde medewerker van of namens De Friese Meren. De aanvraag kan alleen in behandeling worden genomen wanneer:

  • 1.

    Het verslag van het gesprek ondertekend en/of aangevuld door de belanghebbende bij De Friese Meren is ingeleverd of het daarvoor beschikbaar gestelde formulier volledig ingevuld en ondertekend bij De Friese Meren is ingeleverd;

  • 2.

    Alle noodzakelijke en beschikbare informatie bij het aanvraagformulier is gevoegd.

De datum waarop de aanvraag juist en volledig is ontvangen, geldt als aanvraagdatum. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt wanneer er sprake is van een spoedsituatie.

Op het hierboven genoemde punt 2 wordt een uitzondering gemaakt wanneer niet van de belanghebbende kan worden verwacht dat de gevraagde informatie in zijn bezit is of kan komen. Dit geldt met name bij medische of andere informatie die voor de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag van belang is.

3.2 Beoordeling van aanvragen

Maatwerk

De Friese Meren heeft een compensatieplicht voor mensen die op de een of andere manier belemmerd zijn c.q. worden in de zelfredzaamheid en bij het participeren in de samenleving. Die compensatie kan van geval tot geval verschillen. Het is, met andere woorden, niet meer zo dat de belanghebbende recht heeft op een bepaalde vooraf omschreven voorziening(en). Belanghebbenden hebben er wel recht op om bijgestaan te worden door De Friese Meren om ook samen de meest geschikte oplossing te zoeken om te kunnen participeren. De eigen kracht van de belanghebbende staat centraal in het gesprek. Het doel hiervan is om de belanghebbende te stimuleren tot en betere kansen te bieden om volwaardig mee te kunnen doen in de samenleving. Dit vraagt om individueel maatwerk waarbij de eigen kracht van de belanghebbende en zijn omgeving ook wordt meegenomen in de overweging. Er is dus sprake van een verschuiving van claimgericht naar resultaatgericht handelen. Er wordt een integrale afweging gemaakt, waarbij het inschakelen van externe partijen mogelijk is.

De eisen aan een deskundige

De bevoegde medewerker van De Friese Meren, dan wel de externe deskundige, dient ten minste de kennis te bezitten welke noodzakelijk is voor de beoordeling van de aanvraag. Hieronder kan worden verstaan:

  • 1.

    Medische kennis ten behoeve van het beoordelen/interpreteren van de medische situatie;

  • 2.

    Sociale kennis vanwege het inzicht in de gevolgen van de aanwezigheid van beperkingen.

De deskundige moet het vermogen hebben om de beperkingen in de individuele situatie te vertalen naar belemmeringen.

Om inzicht te krijgen in de aard en de mate van het probleem dient men kennis te vergaren over het individu, zijn omgeving en de rol van het individu in zijn omgeving.

Daarmee wordt het dan mogelijk om een globale vertaalslag te maken naar mogelijke oplossingen.

Tevens is ergonomische kennis, kennis over de menselijke eigenschappen, kennis van hulpmiddelen en kennis van bouwkundige (on)mogelijkheden noodzakelijk.

Volledigheid en zorgvuldigheid

De conclusie uit het verslag of het onderzoeksrapport wordt als volledig en zorgvuldig beoordeeld wanneer:

  • ·

    de totstandkoming ervan duidelijk is;

  • ·

    het inzichtelijk en transparant is;

  • ·

    de relevante aandoeningen worden benoemd en de belemmeringen zijn gekwantificeerd;

  • ·

    blijkt of er sprake is van een naar verwachting stationaire situatie dan wel progressief ziektebeeld;

  • ·

    blijkt welke mate van urgentie aan de orde is voor de verlening van de gevraagde voorziening;

  • ·

    de selectie van voorzieningen past binnen het beleid van De Friese Meren.

    • 3.

      3 Algemene uitgangspunten bij de beoordeling van aanvragen

Een voorziening kan worden toegekend wanneer de volgende uitgangspunten zijn doorlopen:

Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid gaat primair uit van eigen mogelijkheden en niet van afhankelijkheid. Uiteindelijk blijft over datgene dat niet anders dan met een voorziening kan worden opgelost en ook hiervoor zal dan de goedkoopst en meest compenserend oplossing worden gezocht.

Wat voor de ene belanghebbende telt wil nog niet zeggen dat dit ook voor een andere belanghebbende telt. De ene belanghebbende is verzekerd bij een ziektekostenverzekering die bijvoorbeeld wel een klussendienst verzorgt. De Wmo-deskundige zal daarom ook verder kijken en contacten leggen met de omgeving van de belanghebbende.

Ter illustratie:

Eigen kracht

De belanghebbende en zijn directe omgeving. Hierbij wordt gekeken naar o.a. gebruikelijke zorg, mantelzorgers, zorgverzekering en overige verzekeringen, lidmaatschappen van de belanghebbende. Het is heel goed mogelijk dat een belanghebbende gebruik kan maken van in zijn directe omgeving aanwezige hulp of dienst om zijn of haar probleem op te lossen.

Voorbeelden zijn o.a.:

  • -

    Burenhulp

  • -

    Hulp van (klein)kinderen

  • -

    Hulpdiensten van een zorgverzekeraar of woningbouwvereniging

Sociaal netwerk

Naast de directe hulp van anderen speelt de woonomgeving van de belanghebbende een belangrijke rol. Hiermee wordt bedoeld welke voorzieningen zijn in het dorp aanwezig. Is er een supermarkt? Bezorgt deze supermarkt ook boodschappen aan huis? Is er een buurthuis? Welke activiteiten worden aldaar verzorgt? Zijn er verenigingen en/of stichtingen die van belang kunnen zijn voor de belanghebbende?

Algemene voorzieningen

De Friese Meren waar de belanghebbende woonachtig is. Hiermee kijk je over de grenzen van de woonplaats. Je maakt contact met o.a. de vrijwilligerscentrale, welzijnsstichting, verenigingen en stichtingen die betrekkingen hebben op het probleem van de belanghebbende.

Individuele voorzieningen

Indien de oplossing niet uit de eigen kracht, sociaal netwerk en algemene voorzieningen gehaald kan worden, kom je uit bij de individuele voorzieningen van De Friese Meren.

Individuele voorzieningen

In de Verordening is bepaald dat indien er geen algemene voorziening aanwezig is, of indien deze algemene voorziening onvoldoende oplossing biedt, men in aanmerking kan komen voor VIN, PGB en/of FT, te besteden aan de individuele voorziening. Ook in deze situatie moet er sprake zijn van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek of van problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg.

Er dient allereerst te worden nagegaan of er sprake is van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of aandoening. Die ziekte of aandoening kan liggen op de terreinen als vermeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de Wmo: mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem. De vaststelling hiervan zal op objectieve wijze plaats moeten vinden of op basis van een medische beoordeling.

Individuele voorzieningen worden slechts verleend voor zover die in overwegende mate op het individu zijn gericht. Wel zal bij de bepaling van de mate of geschiktheid van de voorziening rekening worden gehouden met diens partner, gezinsleden, mantelzorg(st)er of verzorgende.

De Friese Meren streeft er naar om zo min mogelijk individuele voorzieningen letterlijk te benoemen. Individuele voorzieningen blijven in ontwikkeling. Het is aan De Friese Meren om de compensatie dubbel te motiveren. Hiermee wordt een tweeledige motivering bedoeld; namelijk inzake de beslissing om de gevraagde voorziening wel of niet toe te kennen plus de mate waarin de gevraagde voorziening een compenserende bijdrage zou leveren. Zie verder § 5.1

Goedkoopst compenserende voorziening

Er wordt altijd uitgegaan van de goedkoopst compenserende voorziening. Indien de belanghebbende een duurdere voorziening wil verkrijgen is dit toegestaan mits deze voorziening compenserend is. In dergelijke situaties zal de verstrekking uitsluitend plaatsvinden in de vorm van een PGB of FT gebaseerd op de goedkoopst compenserende voorziening. De meerkosten blijven voor rekening van de belanghebbende.

Keuzemogelijkheid

De belanghebbende heeft over het algemeen een keuzemogelijkheid bij de individuele voorzieningen welke in de vorm van een VIN of PGB verstrekt worden.

Uitzonderingen hierop zijn:

  • a.

    Collectieve voorzieningen;

  • b.

    Bouwkundige woningaanpassingen;

  • c.

    Wmo-vervoerspas.

Bouwkundige woningaanpassingen

Het gaat hier om een woningaanpassingdie de ergonomische beperkingen van de belanghebbende geheel of ten dele wegneemt. Dergelijke voorzieningen worden in eigendom aan de woningeigenaar van de aan te passen woning verstrekt.

Een bouwkundige woningaanpassing wordt als een VIN, PGB of als een FT toegekend. Indien de woningeigenaar ook de belanghebbende is, wordt er een PGB toegekend. Indien de woningeigenaar een derde betreft wordt de woningaanpassing aan de belanghebbende (huurder) in de vorm van VIN verstrekt en aan de woningeigenaar in de vorm van een FT toegekend en uitbetaald aan de woningeigenaar.

Eerder gemaakte kosten

Uitgangspunt is dat kosten die voorafgaand aan het moment van aanvragen zijn gemaakt, niet voor een PGB of een FT in aanmerking komen. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt wanneer er sprake was van een spoedeisende situatie of als de noodzaak alsnog aantoonbaar is. Risico blijft bij de belanghebbende, maar ook elke aanmelding en aanvraag blijft maatwerk.

3.4 Aanvullende bepalingen bij de beoordeling van aanvragen

Bij de beoordeling van de aanvraag houdt het college rekening met de hierna genoemde

aanvullende bepalingen.

Resultaat 1: een schoon en leefbaar huis

Tot een schoon en leefbaar huis behoort het zwaar en licht huishoudelijk werk. Het gaat daarbij concreet om het stofzuigen van de woning, het schoonmaken van badkamer, keuken, toilet, het dweilen van vloeren en het overigens schoonhouden van de ruimten die onder de compensatieplicht vallen.

Deze ruimten zijn die ruimten die - op het niveau sociale woningbouw - voor dagelijks gebruik noodzakelijk zijn. Niveau sociale woningbouw betekent dat dit niveau als uitgangspunt wordt genomen. Daarbij kunnen persoonskenmerken en behoeften het noodzakelijk maken hiervan af te wijken.

Het gaat om alle activiteiten om het huis, exclusief de tuin, maar inclusief balkon en berging, schoon en leefbaar te houden.

Het college beoordeelt of er sprake is van gebruikelijke zorg.

Van gebruikelijke zorg is sprake indien er een huisgenoot aanwezig is, die in staat kan worden geacht het huishoudelijk werk over te nemen. Een huisgenoot is bijvoorbeeld een inwonend kind, maar zijn ook inwonende ouders. Of sprake is van inwonendheid wordt naar de concrete feitelijke situatie beoordeeld. Bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende een aantal dagen en nachten zullen de niet-uitstelbare taken overgenomen kunnen worden. Bij het zwaar en licht huishoudelijk werk gaat het veelal om uitstelbare taken. Alleen als schoonmaken niet kan blijven liggen (regelmatig geknoeide vloeistoffen en eten) zal dat direct moeten gebeuren. Hier zal dan ondanks de gedeeltelijk gebruikelijke zorg wel voor geïndiceerd worden.

In bijlage 1 (Wmo richtlijn “Indicatieadvisering voor Hulp bij het Huishouden”) worden alle regels aangegeven met betrekking tot de indicering van Hulp bij het Huishouden en hoe met gebruikelijke zorg om moet worden gegaan.

Ook bij mantelzorgers kan sprake zijn van problemen met een schoon huis. Dit is een afgeleid recht van de verzorgde, zodat geen zelfstandig recht ontstaat.

In een bepaalde situatie komt de mantelzorger aantoonbaar niet toe aan een bijdrage tot een schoon en leefbaar huis van de verzorgde. Dat zou kunnen als gevolg van (dreigende) overbelasting. Dan kan op naam van de verzorgde hulp plaats vinden.

Resultaat 2: wonen in een geschikt huis

Dit resultaat is, evenals het eerste resultaat, afgeleid van de term ‘voeren van een huishouden’. Het betreft hier een voor de persoon en zijn kenmerken geschikte woning. Hieronder wordt niet verstaan dat de gemeente moet zorgen voor een woning, wel dat de woning waarin de persoon woont geschikt is. Dat betekent ook dat er met bestaande of bekende komende beperkingen rekening wordt gehouden. Als de woning niet geschikt is en de persoon kan het probleem niet met eigen mogelijkheden oplossen dan kan het college compenseren.

Ten aanzien van de eigen mogelijkheden worden alle aspecten meegewogen: financiële consequenties van de verhuizing, de termijn waarop een woning beschikbaar komt (in verband met de medische verantwoorde termijn), de argumenten pro en contra verhuizing ten aanzien van de betrokkene en argumenten op basis van eventueel aanwezige mantelzorg. Een zeer zorgvuldige afweging van alle argumenten zal aan het besluit ten grondslag worden gelegd.

Als voor het bereiken van het resultaat noodzakelijk is dat er een aanbouw geplaatst wordt besluit het college vanwege financieel-economische argumenten alleen tot een aanbouw als tevoren vast staat dat de aanbouw hergebruikt kan worden, zoals bij huurwoningen van woningcorporaties. Bij eigen woningen zal de kans op hergebruik miniem zijn. Daarom kiest het college bij eigen woningen als het maar enigszins kan voor het plaatsen van een herbruikbare losse woonunit en heeft aandacht voor de RO-vergunning.

Bij het verstrekken van een verhuiskostenvergoeding houdt het college rekening met de mate waarin de verhuizing te verwachten of te voorspellen was. Bij een te verwachten of voorspelbare verhuizing wordt in principe geen verhuiskostenvergoeding toegekend. Uitzondering kan worden gemaakt bij een plotselinge noodzaak.

Resultaat 3: goederen voor primaire levensbehoeften

In elk huishouden zijn boodschappen voor de dagelijkse activiteiten nodig. De compensatieplicht is beperkt tot de levensmiddelen en schoonmaakmiddelen, zaken die dagelijks/wekelijks gebruikt worden in elk huishouden. Niet hieronder vallen de grotere inkopen zoals kleding en duurzame goederen, zoals apparaten.

Het college beoordeelt of er sprake is van gebruikelijke zorg, zie hiervoor onder resultaat 1.

Er zal met de mantelzorger rekening worden gehouden met het oog op dreigende overbelasting. Als er een indicatie wordt gesteld, gebeurt dat als afgeleide van de verzorgde op zijn of haar naam.

De normtijden hiervoor worden weergegeven in bijlage 1 tenzij de feitelijke situatie tot een andere norm leidt. Deze normen worden uitgedrukt in uren.

Resultaat 4: beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

De dagelijkse kleding moet met enige regelmaat schoongemaakt worden. Dit betekent het wassen, drogen en in bepaalde situaties strijken van kleding. We spreken hier uitsluitend over normale kleding voor alledag. Daarbij is het uitgangspunt dat zo min mogelijk kleding gestreken hoeft te worden. Met het kopen van kleding kan hier rekening mee worden gehouden. Bij het wassen en drogen van kleding is het normaal gebruik te maken van de beschikbare - algemeen gebruikelijke - moderne hulpmiddelen, zoals een wasmachine en een droger.

Het college beoordeelt of er sprake is van gebruikelijke zorg, zie hiervoor onder resultaat 1.

Er zal met de mantelzorger rekening worden gehouden met het oog op dreigende overbelasting. Als er een indicatie wordt gesteld, gebeurt dat als afgeleide van de verzorgde op zijn of haar naam.

De inhoud van het resultaat schone en doelmatige kleding bestaat uit het wassen en drogen daarvan en eventueel licht verstelwerk.

Wat betreft het strijken van kleding worden er geen lakens, theedoeken, zakdoeken en ondergoed etc. gestreken. Wat betreft de kleding wordt uitgegaan van een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de keuze van kleding, die in principe niet hoeft te worden gestreken.

Resultaat 5: het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

De zorg voor kinderen die tot het huishouden behoren is in eerste instantie een taak van de ouders. Zo moeten werkende ouders er zorg voor dragen dat er op tijden dat zij beide werken opvang voor de kinderen is. Dat kan op de manier waarop zij dat willen maar het is een eigen verantwoordelijkheid. Dat is niet anders in de situatie dat beide ouders mede door beperkingen niet in staat zijn hun kinderen op te vangen. In die situatie zal men een permanente oplossing moeten zoeken.

De Wmo heeft vooral een taak om tijdelijk in te springen zodat de ruimte ontstaat om een al dan niet tijdelijke oplossing te zoeken. Dat wil zeggen: de acute problemen worden opgelost zodat er gezocht kan worden naar een permanente oplossing.

Voorliggende of algemeen gebruikelijke voorzieningen die meegewogen kunnen worden zijn bijvoorbeeld: voorschoolse, tussen-schoolse en naschoolse opvang, kinderopvang of opvang door grootouders.

Ook beoordeelt het college de mogelijkheden van zorgverlof (kortdurend), onbetaald verlof en ouderschapsverlof.

Bij de toekenning van de tijdelijke opvang stelt door het college bij beschikking vast om welke periode het gaat en op welke wijze gezocht dient te worden naar een definitieve oplossing.

Ten aanzien van mantelzorgers zal door het college rekening worden gehouden met hun belangen als het gaat om het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren.

Resultaat 6: verplaatsen in en om de woning

Bij dit resultaat wordt de rolstoel voor dagelijks zittend gebruik bedoeld. De sportrolstoel, als bovenwettelijke voorziening, en de rolstoel voor incidenteel gebruik, bijvoorbeeld voor uitstapjes, vallen onder bepaalde voorwaarden onder resultaat 8.

Het gaat om het zich verplaatsen in en om de woning. Dat betekent dat het om verplaatsingen gaat die direct vanuit de woning worden gedaan. Daarom gaat het hier om belanghebbenden die voor het dagelijks zittend verplaatsen zijn aangewezen op een rolstoel.

Ten aanzien van mantelzorgers zal door het college rekening worden gehouden met hun belangen. Als de mantelzorger niet in staat is de rolstoel in alle omstandigheden te duwen, kan er een ondersteunende motorvoorziening (duwondersteuning) verschaft worden.

Resultaat 7: lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Het lokaal verplaatsen per vervoermiddel is de mogelijkheid om in de eigen woon- en leefomgeving te gaan en staan waar men wil. Er wordt gesproken over lokaal verplaatsen, waarbij gedacht moet worden aan verplaatsingen in een straal van 25 kilometer rond de woning. Buiten dit gebied kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van het boven-regionale vervoer, dat Valys in opdracht van het ministerie van VWS verricht.

Er wordt geen onbeperkte kosteloze vervoermogelijkheid aangeboden. Net als voor personen zonder beperkingen geldt, dient men voor het vervoer een ritbijdrage te betalen al dan niet in de vorm van een openbaar vervoer tarief.

Er kan een keuze gemaakt worden tussen het collectief vraagafhankelijke vervoer en het gebruik van eigen vervoer.

Bij het verstrekken van voorzieningen die af te leiden zijn van de auto, beoordeelt het college of er sprake is van meerkosten ten opzichte van de periode voordat de beperkingen ontstonden of voorafgaand aan de aanmelding. Alleen dan komt men in aanmerking voor een individuele voorziening.

Met een systeem voor collectief vervoer of met een andere individuele voorziening dient tenminste een afstand van 1500 km per jaar te kunnen worden afgelegd. Indien daar aanleiding voor is kan het college dit aantal ophogen of verlagen, bijvoorbeeld omdat er een lagere vervoersbehoefte aanwezig is.

De indicatie in kilometers wordt naar boven afgerond op 25%, 50%, 75% of 100% van 1500 kilometer, tenzij hiertoe in het individuele geval geen aanleiding voor bestaat.

Bij dit aantal kilometers kan het gebruik van een andere, verstrekte, voorziening zoals een scootmobiel, meegenomen worden hetgeen invloed kan hebben op het aantal kilometers.

Bij personen met een loopbeperking zal het college beoordelen of naast een voorziening als collectief vervoer ook nog een voorziening verstrekt moet worden voor de (zeer) korte afstand. Op grond van jurisprudentie is dwingend voorgeschreven dat op beide terreinen een oplossing moet worden geboden, omdat zij voor elke verplaatsing een hulpmiddel of een voorziening nodig hebben.

Bij personen waarbij collectief vervoer niet mogelijk is wegens een bepaalde (medische) reden, (bijvoorbeeld een dusdanig ernstig psychisch probleem, waardoor niet samen met anderen gereisd kan worden), kan gebruik worden gemaakt van een contra-indicatie. Hierover bestaan aparte afspraken met de taxibedrijven die het collectief vraagafhankelijk vervoer verzorgen.

Resultaat 8: hebben van contacten en deelname recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten

Het laatste op grond van artikel 4 lid 1 Wmo genoemde resultaat is een heel algemene. Het gaat daarbij om de mogelijkheid deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten, dat wil zeggen deel te kunnen nemen aan het leven van alledag.

Een belangrijke voorwaarde hiervoor zit in een ander te bereiken resultaat: het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

Rolstoelen voor incidenteel gebruik worden in principe niet gecompenseerd, omdat men eigen oplossingen kan benutten, zoals een tweedehands aanschaf op marktplaats.nl, het hulpmiddelencentrum, een rolstoelpool of bijvoorbeeld huur bij de hulpmiddelenleverancier. Regelmatig gebruik (iets anders dan dagelijks gebruik) wordt wel gecompenseerd. Dit laatste is dan ook maatwerk. Zie ook inleiding resultaat 6.

De sportrolstoel wordt niet gerekend tot een rolstoel voor het verplaatsen in en rond de woning, maar wordt gerekend tot dit resultaat. De sportrolstoel wordt als PGB verstrekt.

Noodzakelijke reiskosten om een sport uit te kunnen oefenen vallen eveneens onder dit resultaat. Alvorens wordt overgegaan tot compenseren beoordeelt het college of er een voorliggende of algemene voorziening voorhanden is.

HOOFDSTUK 4 VERSTREKKINGVORMEN

We onderscheiden de volgende vormen van verstrekking:

  • a.

    Voorziening in natura (VIN);

  • b.

    Persoonsgebonden budget (PGB);

  • c.

    Financiële tegemoetkoming (FT).

    4.1 VIN

    Bij een VIN wordt onderscheid gemaakt tussen:

    Dienstverlening

    Het betreft hier een aanbieder die zorg levert welke door De Friese Meren is gecontracteerd.

    Producten/hulpmiddelen

    Bij verstrekking van een VIN vindt afname plaats bij een door De Friese Meren gecontracteerde leverancier. Als een voorziening wordt gehuurd door De Friese Meren, dan sluit de leverancier namens de gemeente een bruikleenovereenkomst af met belanghebbende. Als een voorziening wordt gekocht door De Friese Meren, dan sluit De Friese Meren een bruikleenovereenkomst af met belanghebbende.

    Bij deze voorziening zijn inbegrepen de kosten van (wettelijk verplichte) verzekering, onderhoud, keuringen en reparaties. De kosten van reparaties als gevolg van grove schuld of nalatigheid van de belanghebbende komen voor diens eigen rekening.

    Levering van producten/hulpmiddelen in eigendom

    Het betreft hier voorzieningen welke door een door De Friese Meren gecontracteerde leverancier worden geleverd. Wanneer De Friese Meren geen leverancier heeft gecontracteerd voor deze specifieke voorziening, kan deze ook door een andere leverancier worden geleverd. Dit geldt ook in situaties waarin de voorziening niet kan worden geleverd door de gecontracteerde leverancier.

    Gebruik maken van het collectief vervoer

    Een belanghebbende die beperkingen ondervindt bij het lopen en/of bij het gebruik van het openbaar vervoer kan in aanmerking komen voor collectief vervoer. Dit houdt in vervoer van deur tot deur tegen gereduceerd tarief. De hoogte van het gereduceerde tarief is gelijk aan de kosten voor openbaar vervoer (OV). Dit gereduceerd tarief is de eigen ritbijdrage en wordt door de CRvB niet gezien als een eigen bijdrage.

    4.2 PGB

    Een PGB is een mogelijke keuze van de belanghebbende (lees hier ook gemachtigde, (wettelijke) vertegenwoordiger of benoemde vertegenwoordiger te weten curator, bewindvoerder of mentor). Het kan mogelijk verstrekt worden voor individuele voorzieningen en komt in de plaats van een VIN (of FT in verband met bouwkundige woningaanpassing wanneer de belanghebbende ook de eigenaar is van de woning).

    Wanneer de PGB betrekking heeft op een hulpmiddel dan is het PGB gebaseerd op een gebruiksduur van 7 jaar.

    Redenen voor weigering van een PGB

    Ondanks het feit dat iedere belanghebbende het recht heeft te kiezen voor een PGB kunnen er redenen zijn om de verstrekking van een PGB te weigeren en de voorziening in een andere vorm te verstrekken. Een PGB wordt niet verstrekt als:

    • ·

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de belanghebbende problemen zal hebben bij het omgaan met een PGB, tenzij belanghebbende iemand heeft die het budgetbeheer voor hem/haar kan uitvoeren;

    • ·

      uit onderzoek is gebleken dat een belanghebbende een PGB eerder niet in overeenstemming met het doel heeft aangewend;

    • ·

      van een belanghebbende bekend is dat er schulden en/of schuldeisers zijn;

    • ·

      er anderszins aanleiding is te kiezen voor een andere vorm van verstrekking dan een PGB. Deze situatie doet zich bijvoorbeeld voor bij te verwachten kortdurend gebruik, wanneer verwacht wordt dat de beperkingen vrij snel zullen toenemen (zoals bij een progressief ziektebeeld) of bij spoed (zoals ontslag uit het ziekenhuis);

    • ·

      De Friese Meren al gecompenseerd heeft. Dit kan het geval zijn als er al een VIN is verstrekt of als er al eerder een PGB is afgegeven;

    • ·

      dit voor een periode korter dan 3 maanden aangevraagd wordt.

    Keuzemoment voor PGB

    De keuze voor een PGB dient bij de aanvraag kenbaar gemaakt te worden, waarbij door De Friese Meren aangegeven wordt wat de rechten en plichten zijn. Op basis van deze informatie moet de belanghebbende de vrije keuze hebben voor een VIN of PGB of een combinatie hiervan.

    Indien een cliënt bij een hulpmiddel een uitvoering (kleur, type en/of accessoires) wenst te hebben die niet meer valt onder het criterium goedkoopst compenserend, dan zijn niet alleen de meerkosten voor cliënt, maar dan is ook diens keuze beperkt tot een PGB.

    De belanghebbende wordt budgethouder en krijgt navenante administratieve lasten. Deze lasten verschillen per voorziening. De Friese Meren vindt het van belang dat de klant goed is voorgelicht.

    Het laatste moment waarop de belanghebbende haar of zijn keuze kenbaar kan en mag maken, is het moment vóór beschikken. In de beschikking wordt immers de wijze van verstrekken opgenomen.

    Het kan voorkomen dat de belanghebbende terug willen komen op deze keuze. De Friese Meren hanteert hierbij het volgende uitgangspunt: zodra met het toegekende PGB nog geen voorziening is aangeschaft (het PGB is dus nog niet benut) en er is geen overeenkomst aangegaan met een leverancier (betalingsverplichting), kan deze wijze van verstrekken omgezet worden in een VIN.

    Aandachtspunt bij het keuzemoment is het PGB voor kindvoorzieningen. Kinderen groeien snel uit voorzieningen waardoor de gebruiksduur vele malen korter zal zijn dan de budgetperiode. Uit kostenoverweging is het dan ook raadzaam om kindvoorzieningen in VIN te verstrekken, tenzij de ouders staan op een PGB. In dergelijke gevallen wordt in het PGB contract c.q. beschikking een restitutiebepaling opgenomen. De restitutie is gelijk aan het nog af te schrijven bedrag van de voorziening. De afschrijvingstermijn is bekend bij de leverancier.

    Omvang

    De omvang van het PGB is de tegenwaarde van de “goedkoopst en compenserende” oplossing. Uitgangspunt bij de vaststelling van de hoogte van het PGB is, dat met het PGB de noodzakelijke zorg kan worden ingekocht. Dit vloeit voort uit de compensatieplicht van de Wmo. De omvang van het PGB bij HH wordt naar beneden bijgesteld ter correctie van de lagere overheadkosten voor een PGB-houder. Hiermee wordt aangesloten op de AWBZ-praktijk. De Friese Meren biedt de twee onderstaande mogelijkheden:

    Alfahulp

    Hulp in dienstverband

    Persoon komt in dienst bij de belanghebbende

    Overeenkomst tussen opdrachtgever en opdrachtnemer

    Werkt men meer dan 3 dagen dan ben je als werkgever verantwoordelijk voor de belastingafdracht en verplichte premies voor diverse verzekeringen, zoals doorbetaling bij ziekte of werkloosheid.

    Gaat meestal om zelfstandige zonder personeel (zzp-er) en ben je niet verantwoordelijk voor belastingafdracht, etc.

    Minimum (jeugd)loon moet uitbetaald worden

    Niet verplicht aan minimum (jeugd)loon

    De gemeente moet de belanghebbende in de gelegenheid stellen om met het toegekende PGB zelfstandig een voorziening aan te schaffen. Hierbij gelden verscheidene voorwaarden zoals vastgelegd in deze Beleidsregels. Het PGB bestaat uit een aanschafdeel en een instandhoudingdeel.

    Indien een eigen bijdrage telt op de voorziening, mag deze eigen bijdrage niet van het PGB worden afgetrokken. Zie hiervoor § 4.5.

    De hoogte van het PGB is bepaald in het financieel besluit.

    Beëindiging van het PGB voor periodieke zorg

    Het PGB wordt beëindigd als er sprake is van:

    • ·

      permanente opname van de belanghebbende in een AWBZ-instelling;

    • ·

      opname van 2 maanden of langer van de belanghebbende in een AWBZ-instelling of ziekenhuis;

    • ·

      dat de belanghebbende zich niet houdt aan de verplichtingen van gebruik, verantwoording en administratie van het PGB;

    • ·

      overlijden van de belanghebbende;

    • ·

      dat de belanghebbende de voorzetting van de voorziening wil omzetten in een VIN;

    • ·

      verhuizing van de belanghebbende buiten het werkgebied van De Friese Meren.

    • ·

      einde indicatie en er geen compensatie verder meer nodig is.

    Een PGB voor periodieke zorg wordt per maand uitgekeerd.

    Bouwkundige individuele voorzieningen

    Voor de woningaanpassingen wordt een pakket van eisen opgesteld.

    Voor veelvoorkomende eenvoudige woningaanpassingen kan gebruik worden gemaakt van standaardprijzen volgens de richtlijnen aanvaardbare aanpassingskosten. Deze richtlijnen zijn als bijlage opgenomen in het financieel besluit. De woningeigenaar heeft altijd de keuze om de tegenwaarde conform de richtlijnen aanvaardbare aanpassingskosten te accepteren of een of meerdere offerte(s) in te dienen.

    De woningeigenaar is verantwoordelijk voor het indienen van de offerte(s) en de verdere afhandeling. Wanneer de woningaanpassing gereed wordt gemeld – bijvoorbeeld door het indienen van een factuur door de woningeigenaar - verzoekt de woningeigenaar om een (definitieve) vaststelling van de FT en uitbetaling hiervan.

    De hoogte van het PGB bij een bouwkundige woningaanpassing is gelijk aan de tegenwaarde van de door het college goedgekeurde richtlijnen aanvaardbare aanpassingskosten of offerte. Voor de volledigheid: een woningeigenaar is dus een privé persoon of een (sociale) verhuurder.

    De ingediende offerte is gebaseerd op een door De Friese Meren afgegeven programma van eisen. Het verschil met een FT als wijze van verstrekken is hierbij niet groot te noemen. Alleen de keuze van uitvoerder is bij het PGB vrij.

    Wanneer er sprake is van periodiek onderhoud aan de voorziening waarvoor een PGB wordt gevraagd, dienen de kosten hiervan te worden meegenomen in de offerte en de vaststelling van het instandhoudingdeel van het PGB.

    De bepaling van de hoogte van het PGB bij eenmalige individuele voorzieningen geschiedt aan de hand van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening.

    Voor de bepaling van het instandhoudingdeel geldt dat het bedrag voor onderhoud en reparatie van een hulpmiddel jaarlijks op declaratiebasis wordt uitbetaald.

    Verplichtingen

    Bij de verlening van een PGB wordt de belanghebbende budgethouder, waarbij de volgende verplichtingen opgelegd worden. De budgethouder:

    • a.

      gebruikt het PGB uitsluitend voor betaling van de voorziening en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten;

    • b.

      besteedt het PGB uitsluitend aan een kwalitatief verantwoorde en compenserende voorziening conform het programma van eisen;

    • c.

      zorgt voor een goede en controleerbare vastlegging van ontvangsten, uitgaven en verplichtingen en houdt deze gedurende 5 jaar beschikbaar vanaf de ingangsdatum van de toekenning van het PGB (dit wordt vastgelegd in de PGB overeenkomst);

    • d.

      dient de op grond van het PGB aangeschafte voorziening terug te geven aan De Friese Meren als de voorziening niet meer volgens de opgelegde voorwaarden wordt gebruikt.

    Beperkingen

    Een PGB wordt alleen verstrekt voor de zogenaamde individuele voorzieningen. Dit sluit het verstrekken van een PGB voor het collectief vervoer en algemene voorzieningen uit. Eveneens eist De Friese Meren dat de voorziening wordt aangeschaft bij een erkende leverancier of met een aanschafbewijs of ander soortgelijk bewijsstuk. Dit geeft ruimte voor de aanschaf van tweedehands voorzieningen. Bij de aanschaf moet de budgethouder zich echter wel realiseren dat het PGB is verstrekt voor een gebruiksduur van 7 jaar. Het aanschaffen van een tweedehands voorziening kan dan risicovol zijn. En in een dergelijk geval kan er ook sprake zijn van maatwerk waardoor bijvoorbeeld de gebruiksduur wordt verlaagd.

    Wat ontvangt de belanghebbende?

    Iemand waaraan een individuele voorziening is toegekend in de vorm van een PGB, ontvangt de volgende zaken:

    Beschikking

    In deze beschikking wordt de formele beslissing op de aanvraag voor een voorziening neergelegd. Hierbij wordt de beslissing dubbel gemotiveerd. In de beschikking wordt ten minste opgenomen: de toegekende voorziening, omvang en looptijd van het PGB, verwijzing naar programma van eisen en PGB overeenkomst, betaling eigen bijdrage en bezwaar en beroepsmogelijkheid.

    Programma van eisen

    Dit programma beschrijft waaraan de toegekende voorziening moet voldoen om als compenserende voorziening aangemerkt te worden. Bijvoorbeeld bij doorlopende individuele voorzieningen kan de nadruk worden gelegd op de zwaarte en de omvang van de zorg.

    PGB overeenkomst

    Bij de toekenning van een voorziening in de vorm van een PGB, wordt in de beschikking verwezen naar de voorwaarden, neergelegd in een PGB overeenkomst. Deze overeenkomst kan per voorziening verschillen en bevat onder andere de volgende onderwerpen:

    • ·

      de administratieve verantwoordelijkheid van de belanghebbende c.q. budgethouder

    • ·

      wijze van aanschaf

    • ·

      inkoop van voorziening bij erkende leverancier

    • ·

      conform programma van eisen

    • ·

      aankoopbewijs

    • ·

      wijze van verantwoording

    • ·

      hoe om te gaan bij beëindiging binnen gebruiksperiode

    Zowel het programma van eisen als de PGB overeenkomst zijn onlosmakelijk verbonden met de beschikking.

    Betaling van het PGB

    Het PGB wordt betaalbaar gesteld na verzending van de beschikking en ontvangst van de getekende PGB overeenkomst. Het toegekende bedrag wordt gestort op het aangegeven rekeningnummer van de belanghebbende. De belanghebbende is de budgethouder en zelf verantwoordelijk voor uitbetaling van het PGB aan een derde.

    Betaling van een doorlopende individuele voorziening geschiedt vooraf (voorschot) per maand. Betaling van een eenmalige individuele voorziening geschiedt ineens.

    Verantwoordingvan het PGB

    De Friese Meren vraagt de budgethouder de besteding van het PGB te verantwoorden. De verantwoording van het PGB voor periodieke zorg vindt plaats door toezending van een verantwoordingsformulier. Jaarlijks vindt er een afrekening plaats en wordt het PGB definitief vastgesteld.

    Bij een PGB voor HH is 1,5% van het PGB vrij besteedbaar. In het financieel besluit is het maximum vrij besteedbaar bedrag opgenomen.

    In geval een PGB welke door omstandigheden vroegtijdig wordt beëindigd (bijvoorbeeld opname in een AWBZ instelling of bij overlijden), loopt de belanghebbende of nabestaande risico voor de doorlopende werkgeversverplichtingen. De budgethouder of nabestaande moet de werkgeversverplichtingen nakomen.

    De verantwoording van het PGB voor eenmalige individuele voorzieningen vindt direct na aanschaf van de voorziening plaats maar maximaal binnen 6 maanden na datum van de beschikking, door een kopie van het bewijs van aanschaf te overleggen. Daarnaast dient een jaarlijkse opgave van het onderhoud gedaan te worden.

    Controlevan het PGB

    Voor de controle van het PGB voor periodieke zorg kan bij de budgethouder worden gevraagd naar:

    • ·

      de overeenkomst met een zorgaanbieder;

    • ·

      de factuur van de geleverde zorg; of

    • ·

      de overeenkomst met de gecontracteerde zorgverlener;

    • ·

      een verantwoording van geleverde en uitbetaalde uren (de salarisadministratie);

    • ·

      overige in de beschikking genoemde bescheiden die het college voor de verantwoording noodzakelijk acht.

    Op basis van steekproeven wordt jaarlijks 5% van de toegekende en uitbetaalde PGB’s voor periodieke zorg (HH) gecontroleerd.

    Bij eenmalige individuele voorzieningen kan de budgethouder worden gevraagd naar:

    • ·

      de nota/factuur van de voorziening;

    • ·

      betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening;

    • ·

      onderhoudscontract;

    • ·

      afgesloten garantiebepalingen;

    • ·

      overige in de beschikking genoemde bescheiden die het college voor de verantwoording noodzakelijk acht.

    4.3 FT

    Een FT is een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening. Periodieke of eenmalige vergoedingen kunnen worden verstrekt in de vorm van een FT. De wijze van verstrekking verschilt per FT.

    Bij de verlening van een FT voor een eenmalige individuele verstrekking wordt de belanghebbende de volgende verplichtingen opgelegd:

    • 1.

      bij het vaststellen van de hoogte van de FT kan afschrijving van bepaalde voorzieningen in mindering worden gebracht;

    • 2.

      de belanghebbende gebruikt de FT uitsluitend voor betaling van de voorziening die in de beschikking is genoemd en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten;

    • 3.

      de belanghebbende zorgt voor een goede en controleerbare vastlegging van ontvangsten, uitgaven en verplichtingen.

    4.4 Het onderscheid tussen PGB en FT

    Het is niet altijd even duidelijk wat het onderscheid is tussen een PGB en FT. Dat wordt nog ingewikkelder gemaakt doordat soms een FT als forfaitaire FT verstrekt wordt. De verschillen tussen een PGB, een FT, een forfaitaire FT zijn het best als volgt aan te geven.

    PGB

    Dit is een (toereikend) geldbedrag bedoeld om zelf een voorziening mee aan te schaffen of te betalen.

    FT

    Dit is een geldbedrag bedoeld om een individuele voorziening mee te realiseren. Het begrip FT wordt in de wet gebruikt in artikel 7, lid 2 waar gesproken wordt over een FT voor een bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan een woonruimte.

    Forfaitaire FT

    Dit is een geldbedrag dat los staat van de werkelijke kosten. Het is dus geen kostendekkend bedrag. Te denken valt aan een vergoeding voor verhuizing of (meerkosten) auto- c.q. taxikosten.

    Verschillen tussen PGB, FT en forfaitair FT

    Voorziening

    Begunstigde

    Kosten-gerelateerd

    Volledig compenserend

    Eigen bijdrage

    Eigen aandeel

    PGB

    Belang-hebbende

    Ja

    Ja

    Ja

    Nee

    FT

    Belang-hebbende of woning-eigenaar

    Ja

    Nee

    Nee

    Ja

    Forfaitaire FT

    Belang-hebbende

    Nee

    Nee

    Nee

    Ja

    Het verschil tussen een PGB en FT is zoals blijkt wel klein. Helder is wel dat een bouwkundige woningaanpassing die aan de woningeigenaar, niet de belanghebbende, moet worden uitbetaald, niet gesproken kan worden van een PGB. Daarnaast mag op een FT geen eigen bijdrage geïnd worden.

    4.5 Eigen bijdragen en eigen aandelen

    Er wordt een eigen bijdrage of eigen aandeel gevraagd op vrijwel alle individuele voorzieningen. Uitzonderingen hierop zijn:

    • ·

      collectief vervoer (De belanghebbende betaalt zelf per zijn bijdrage. Dat bedrag is geen eigen bijdrage in de zin van de Wmo, maar een algemeen gebruikelijk tarief, zoals ook gebruikers van elk openbaar vervoersysteem een tarief betalen. Daarom mag het in de Wmo te vragen tarief het reguliere tarief niet te boven gaan, met uitzondering van de kortingsregeling van het ministerie van VWS is;

    • ·

      voorzieningen voor kinderen tot 18 jaar (Vanaf 18 jaar wordt het zelf aangeschreven als belanghebbende en wordt er een eigen bijdrage of eigen aandeel geïnd);

    • ·

      verblijf in een AWBZ-instelling door de partner en/of belanghebbende;

    • ·

      een financiële tegemoetkoming voor vervoerskosten (hierin zijn de kosten voor het OV- vervoer al verwerkt).

    Bij de vaststelling van eigen bijdragen en eigen aandelen wordt aangesloten bij het ingevolge de Algemene Maatregel van Bestuur gestelde maximum.

    De hoogte van de door de belanghebbende te betalen eigen bijdragen en eigen aandelen in de kosten, is inkomensafhankelijk en wordt mede vastgesteld op basis van de laagste (huur)prijs van de voorziening.

    Het Centraal Administratiekantoor (CAK) verzorgt de inning van de eigen bijdragen. Zie hiervoor ook www.hetcak.nl.

    Indien een woonvoorziening bestaat uit het in eigendom verschaffen van een roerende zaak dan wel een bouwkundige of woontechnische aanpassing of bij een individuele voorziening welke is verstrekt in de vorm van een PGB zal gedurende maximaal 39 perioden van 4 weken een eigen bijdrage of eigen aandeel in rekening worden gebracht.

    De eigen bijdrage en eigen aandeel mag niet hoger zijn dan de kosten van de voorziening.

    De bedragen worden genoemd in het financieel besluit.

    Het CAK maakt gebruik van het verzamelinkomen van 2 jaar terug ten opzichte van het zorgjaar, omdat de inkomensgegevens in het zorgjaar nog niet bekend zijn. Het CAK ontvangt de inkomensgegevens van de Belastingdienst.

    Kosten die in aanpassing en aanschaf als algemeen gebruikelijk worden beschouwd of meerkosten betreffen in verband met een voorziening welke luxer/duurder is, worden niet vergoed.

HOOFDSTUK 5 DE BESCHIKKING

5.1 Dubbele motiveringsplicht

Met dubbele motiveringsplicht, zoals bedoeld in artikel 26 van de Wmo, wordt bedoeld dat De Friese Meren verplicht is aan te geven in haar besluit (1) waarom een voorziening al of niet wordt toegekend en (2) in hoeverre de al of niet toegekende voorziening bijdraagt aan de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie.

5.2 Goedkoopst compenserend

De Friese Meren biedt een verantwoorde voorziening aan die in het specifieke geval de goedkoopst compenserende oplossing betreft. Een verantwoorde voorziening is doeltreffend, doelmatig en op de belanghebbende gericht.

5.3 Wijziging situatie

Bij een gewijzigde situatie bestaat voor de belanghebbende de plicht het college hiervan op de hoogte te stellen als men kan vermoeden dat de wijzigingen invloed kunnen hebben op de verstrekte voorziening.

Bijvoorbeeld bij verkoop van een aangepaste woning dient dit gemeld te worden bij De Friese Meren in verband met de terugbetalingsregeling. Bij overlijden wordt de voorziening stopgezet en dienen de erven dit zo snel mogelijk te melden.

5.4 Intrekking

Een besluit, genomen op basis van de Verordening en deze Beleidsregels, kan in bepaalde omstandigheden geheel of gedeeltelijk ingetrokken worden. Dit zal gebeuren als bij de toekenning voorwaarden gesteld zijn en daar op enig moment niet of niet meer aan is voldaan. In die situatie bestaat ook de mogelijkheid tot terugvordering, indien de voorziening zich daartoe leent.

Ook de situatie dat er beslist is op onjuist verstrekte gegevens biedt de verordening de mogelijkheid een genomen beschikking geheel of ten dele in te trekken. Ook in deze situatie kan terugvordering een mogelijkheid zijn.

Een beslissing wordt genomen met de bedoeling dat men daar een voorziening mee treft. Als binnen 6 maanden na het nemen van de beslissing de voorziening nog niet is getroffen, is er ook de mogelijkheid een beslissing geheel of ten dele in te trekken.

5.5 Terugbetaling

Bij verhuizing, overlijden of geen gebruik meer maken van een voorziening welke in de vorm van een PGB of FT is verstrekt dient de belanghebbende of erven de meerwaarde of de marktwaarde bij een eventuele verkoop terug betalen aan De Friese Meren, tenzij de voorziening binnen de daarvoor gestelde termijn is afgeschreven.

Mocht uit de ingediende PGB verantwoording blijken dat er reden is om het toegekende PGB geheel of gedeeltelijk terug te vorderen dan bestaat hiervoor de mogelijkheid. Hierbij moet gedacht worden aan de aanschaf van niet toegekende of niet compenserende voorziening(en), voorzieningen die niet voldoen aan de eisen die daaraan gesteld worden en/of misbruik van het PGB of voorzieningen. Bij misbruik wordt het recht op een PGB ingetrokken.

5.6 Terugvordering

Indien een besluit door De Friese Meren is ingetrokken of beëindigd kan eventueel tot terugvordering worden overgegaan. Voorwaarde is dat het recht op de voorziening is ingetrokken of beëindigd. De voorziening op basis van een VIN, een PGB of een FT wordt teruggevorderd. Terugvordering kan ook als later blijkt dat de verstrekking onterecht is geweest doordat er onjuiste gegevens zijn verstrekt. Wanneer het is gebleken dat een PGB of FT niet volledig is besteed wordt het overgebleven bedrag teruggevorderd.

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN

Deze Beleidsregels Wmo Individuele Voorzieningen van De Friese Meren 2013 treedt in met

ingang van 1 januari 2013 onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels Wmo

2010 Gaasterlân-Sleat, Beleidsregels Wmo 2011 Lemsterland en Beleidsregels

maatschappelijke ondersteuning Skarsterlân 2010.

BIJLAGE 1 WMO RICHTLIJN “INDICATIEADVISERING VOOR HULP BIJ HET

HUISHOUDEN (HH)”

Activiteiten HH

HH kan opgedeeld worden in HH1 en HH2.

HH1 betekent dat men alleen hulp nodig heeft bij de uitvoering van de huishoudelijke werkzaamheden. Men heeft geen hulp nodig bij de organisatie van het huishouden.

HH2 betekent dat men naast hulp bij de uitvoering van de huishoudelijke werkzaamheden ook hulp nodig heeft bij de organisatie van het huishouden.

Hieronder volgen de activiteiten waarop geïndiceerd kan worden:

Functie

Huishoudelijke werkzaamheden

Indicatie

1.1

boodschappen doen

boodschappen inkopen en opslaan

boodschappenlijst samenstellen

HH1 of HH2

1.2

broodmaaltijden bereiden

broodmaaltijd klaarzetten

tafeldekken en afruimen

koffie/thee zetten

afwassen

opslaan en beheer levensmiddelen voorraad

HH1 of HH2

1.3

warme maaltijd bereiden

eten voorbereiden

eten koken

tafeldekken en afruimen

afwassen

opslaan en beheer levensmiddelen voorraad

HH1 of HH2

1.4

licht huishoudelijk werk

stof afnemen

afwassen

hand– en spandiensten

bedden opmaken

HH1 of HH2

1.5

zwaar huishoudelijk werk

sanitair schrobben, dweilen, soppen

bedden opmaken en verschonen

stofzuigen

opruimen huishoudelijke afval

HH1 of HH2

1.6

de was doen

was sorteren

was in wasmachine doen

centrifugeren

ophangen, afhalen

in droger doen

vouwen

strijken

opbergen

HH1 of HH2

1.7

huishoudelijke spullen op orde houden

lampen vervangen

kranten/tijdschriften opruimen

knoop aanzetten

HH1 of HH2

Organisatie van het huishouden

2.1

Anderen helpen met de zelfverzorging

kinderen wassen en aankleden

hulp bij eten en drinken

sfeer scheppen

opvoedingsactiviteiten

HH2

2.2

(dagelijkse) organisatie van het huishouden

 

HH2

Hulp bij ontregelde huishouding

3.1

eenvoudige kortdurende psychosociale hulp

en observatie

formuleren of bijstellen van doelen met betrekking tot het huishouden

helpen handhaven/verkrijgen/ herkrijgen van structuur in het huishouden

HH2

3.2

kortdurend advies, instructie, voorlichting gericht op het huishouden

instructie omgaan met hulpmiddelen

instructie licht huishoudelijk werk en textielverzorging

boodschappen doen en koken

HH2

Tijdnormering HH

Tijdsnormering is indicatief. Door maatwerk worden er individuele afwegingen gemaakt. Als er reden is om af te wijken van de normering, kan dat altijd, mits onderbouwd

Alleenstaande

Nr

Activiteiten

Minuten

Uren

1.1

boodschappen doen voor het dagelijks leven

60 min per week

1 uur

1.2

broodmaaltijd bereiden

15 min per dag

1 uur en 45 min

1.3

warme maaltijd bereiden

30 min per dag

3 uur en 30 min

1.4

licht huishoudelijk werk (kamers opruimen, etc.)

60 min per week

1 uur

1.5

zwaar huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen, etc.)

180 min per week

3 uur

1.6

de was doen (kleding/linnengoed wassen)

60 min per week

1 uur

1.7

huishoudelijke spullen in orde houden

-

 

Bij bewoning van een tweekamerwoning of het gebruik van twee kamers wordt de tijdnormering voor zwaar huishoudelijk werk van 180 minuten gehalveerd.

Veel voorkomende combinaties

Minuten

Uren

1.4 + 1.5

licht + zwaar

60 + 180 = 240 min per week

4 uur

1.4 + 1.6

licht + was

60 + 60 = 120 min per week

2 uur

1.5 + 1.6

zwaar + was

180 + 60 = 240 min per week

4 uur

1.4 + 1.5 + 1.6

licht + zwaar + was

60 + 180 + 60 = 300 min per week

5 uur

1.2 + 1.4 + 1.5 + 1.6

brood (7x) + licht + zwaar + was

7*15 + 60 + 180 + 60 = 400 min per week

6 uur en 45 min

Meerdere personen

Nr

Activiteiten

Minuten

Uren

1.1

boodschappen doen voor het dagelijks leven

60 min per week

1 uur

1.2

broodmaaltijd bereiden

15 min per dag

1 uur en 45 min

1.3

warme maaltijd bereiden

30 min per dag

3 uur en 30 min

1.4

licht huishoudelijk werk (kamers opruimen, etc.)

90 min per week

1 uur en 30 min

1.5

zwaar huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen, etc.)

180 min per week

3 uur

1.6

de was doen (kleding/linnengoed wassen)

90 min per week

1 uur en 30 min

1.7

huishoudelijke spullen in orde houden

-

 

Eventueel kan extra tijd geïndiceerd kan worden bij grotere leefeenheden, aanwezigheid van kleine kinderen, extra bewassing, etc.

Veel voorkomende combinaties

Minuten

Uren

1.4 + 1.5

licht + zwaar

90 + 180 = 270 min per week

4 uur en 30 min

1.4 + 1.6

licht + was

90 + 90 = 180 min per week

3 uur

1.5 + 1.6

zwaar + was

180 + 90 = 270 min per week

4 uur en 30 min

1.4 + 1.5 + 1.6

licht + zwaar + was

90 + 180 + 90 = 360 min per week

6 uur

1.2 + 1.4 + 1.5 + 1.6

brood (7x) + licht + zwaar + was

7*15 + 90 + 180 + 90 = 465 min per week

7 uur en 45 min

Overige activiteiten

Nr

Activiteiten

Minuten

Uren

2.1

anderen helpen in huis met zelfverzorging

Tot maximaal 40 uur per week

2.2

anderen helpen in huis bij bereiden maaltijd

2.3

dagelijkse organisatie van het huishouden

30 min per week

0 uur en 30 min

3.1

psychologische begeleiding

30 min per week

0 uur en 30 min

3.2

advies, instructie, voorlichting

30 min per keer (max. 3 keer per week, 6 weken)

1 uur en 30 min

Normtijden:

Bij de bepaling van de omvang van de indicatie worden de onderstaande normen gehanteerd.

  • ·

    De tijd waarmee de huishoudelijke verzorging wordt geïndiceerd is noodzakelijk en niet meer dan nodig om verantwoorde huishoudelijke zorg (op het gebied van hygiëne, voeding en dergelijke) te bieden in de directe leefruimten van de belanghebbende.

  • ·

    De normtijden zijn gebaseerd op ‘normale’ huishoudens. Als er sprake is van bijvoorbeeld medische of praktische problematiek bij de belanghebbende en/of het huishouden, zoals dieet, (ernstige) vervuiling van het huis, incontinentie, speekselvloed, overmatige transpiratie, allergie, COPD en dergelijke wordt aanvullend op de basisminuten extra tijd berekend.

  • ·

    Het is niet mogelijk om extra tijd te berekenen vanwege de persoonlijke voorkeur van de belanghebbende zonder dat daar een noodzaak voor is.

Factoren voor meer of minder uren

De Wmo-deskundige of extern adviseur kan de tijdsnormeringen (paragraaf 1.10) uitbreiden. Hieronder wordt uitgewerkt welke factoren een rol spelen bij het indiceren van meer of minder uren.

Functie 1.1 Boodschappen doen

De tijdsnormering voor boodschappen doen is 60 minuten per week. Deze indicatie kan worden uitgebreid met 30 minuten, zodat er – indien noodzakelijk - twee maal per week boodschappen gedaan wordt. Een van de volgende factoren kan reden zijn voor uitbreiding van de indicatie:

  • ·

    de afstand tot de winkels is groot;

  • ·

    het huishouden bestaat uit meer dan vier personen;

  • ·

    de kinderen zijn jonger dan twaalf jaar.

Functie 1.2 + functie 1.3 Broodmaaltijd bereiden en warme maaltijd bereiden

De tijdsnormering voor het bereiden van een warme maaltijd is 30 minuten per dag, voor een broodmaaltijd wordt 15 minuten per dag geïndiceerd. De indicatie kan worden uitgebreid met 20 minuten per dag.

De volgende factor kan reden zijn voor uitbreiding van de indicatie:

·aanwezigheid van kinderen jonger dan twaalf jaar.

Functie 1.4 Licht huishoudelijk werk

De tijdsnormering voor licht huishoudelijk werk is 60 tot 90 minuten per week.

Een van de volgende factoren kan reden zijn voor uitbreiding van de indicatie:

  • ·

    psychogeriatrische problemen (bijvoorbeeld dementie);

  • ·

    communicatieproblemen (bijvoorbeeld doofheid);

  • ·

    huisdieren (bij allergie moet de woning eerst gesaneerd worden);

  • ·

    allergie voor huisstofmijt, COPD of astmatische klachten (de woning moet eerst gesaneerd worden);

  • ·

    ernstige beperkingen in het gebruik van armen en handen;

  • ·

    aantal kinderen onder de twaalf jaar.

Functie 1.5 Zwaar huishoudelijk werk

De tijdsnormering voor zwaar huishoudelijk werk is per week 180 minuten. Bij bewoning van een tweekamerwoning of het gebruik maken van maximaal twee kamers wordt de tijdsnorming van 180 minuten gehalveerd.

Een van de volgende factoren kan reden zijn voor uitbreiding van de indicatie:

  • ·

    een grote woning waarin veel bewoner(s) leven;

  • ·

    astmatische klachten (nadat de woning is gesaneerd);

  • ·

    aanwezigheid van jonge kinderen (onder de twaalf jaar);

  • ·

    eventueel kan het verzorgen van huisdieren meegenomen worden.

Functie 1.6 De was doen

De tijdsnormering voor de was doen is 60 of 90 minuten per week. De indicatie kan worden uitgebreid met 30 minuten.

Een van de volgende factoren kan reden zijn voor uitbreiding van de indicatie:

  • ·

    kinderen jonger dan zestien jaar, er komt 30 minuten per kind per week bij;

  • ·

    kinderen jonger dan vijf jaar, de zorgaanbieder kan maximaal 3 keer per week komen;

  • ·

    bedlegerige patiënten, er mag 30 minuten bijgeteld worden;

  • ·

    door de beperking, bijvoorbeeld overmatige transpiratie, incontinentie, speekselverlies, moet er extra gewassen worden, er mag 30 minuten bijgeteld worden.

Functie 2.1 en functie 2.2 Opvang en/of verzorging van kinderen/volwassen

huisgenoten (anderen helpen met zelfverzorging) en anderen helpen bij het

bereiden van maaltijden

De tijdsnormering voor de opvang of verzorging van huisgenoten is maximaal 40 uur per week aanvullend op eigen mogelijkheden. Deze functie wordt alleen geïndiceerd als de ouder tijdelijk niet in staat is om de ouderrol op zich te nemen. Bij een huishouden met kinderen jonger dan zes jaar kan in combinatie met andere huishoudelijke werkzaamheden tot maximaal veertig uur per week geïndiceerd worden. Toch dient eerst gekeken te worden naar de mogelijkheden binnen de Wet kinderopvang.

Een van de volgende factoren kan reden zijn voor uitbreiding van de indicatie:

  • ·

    aantal kinderen leidt tot meer of minder uren;

  • ·

    leeftijd van de kinderen leidt tot meer of minder uren;

  • ·

    gezondheidssituatie of het functioneren van de huisgenoten;

  • ·

    gedragsproblematiek;

  • ·

    activiteiten die tegelijkertijd uitgevoerd kunnen worden, dit leidt tot minder uren;

  • ·

    voorliggende voorziening niet voor handen of compenserend is.

Factoren van mindering van tijd

Er kan ook tijd in mindering worden gebracht. Een van de volgende facturen kan reden zijn tot mindering van de indicatie:

  • ·

    nog gedeeltelijk zelf kunnen uitvoeren van bepaalde handelingen;

  • ·

    het uitvoeren van handelingen door derden (partner, mantelzorger, etc.);

  • ·

    het niet gebruiken van een gedeelte van de woning (bijvoorbeeld boven verdieping);

  • ·

    men kan zelf aangeven dat een bepaalde tijd voldoende is.

Voor de activiteiten voor de verzorging van kinderen is de volgende normering vastgesteld:

Activiteiten

Minuten

Naar bed brengen

Uit bed halen

Wassen en kleden

Eten en/of drinken geven

Babyvoeding (flesje/potje)

Naar school/kinderdagverblijf brengen/halen

10 min per keer per kind

10 min per keer per kind

30 min per dag per kind

20 min per maaltijd

10 min per keer per kind

15 min per keer per gezin

Functie 2.3 Dagelijkse organisatie van het huishouden

De tijdsnormering voor de dagelijkse organisatie van het huishouden is 30 minuten per week. De indicatie kan worden uitgebreid tot eenmaal per week.

Een van de volgende factoren kan reden zijn voor uitbreiding van de indicatie:

  • ·

    communicatieproblemen (bijvoorbeeld doofheid);

  • ·

    aantal huisgenoten, met de nadruk op kinderen jonger dan zestien jaar;

  • ·

    (psychosociale) problemen bij meerdere huisgenoten.

Functie 3.1 Advies, instructie, voorlichting, gericht op het huishouden

De tijdsnormering voor advies, instructie of voorlichting is 30 minuten per keer. De indicatie kan worden uitgebreid naar driemaal per week gedurende maximaal zes weken.

Een van de volgende factoren kan reden zijn voor uitbreiding van de indicatie:

·communicatieproblemen.

Onder advies, instructie of voorlichting valt tevens psychosociale begeleiding of observatie. De indicatie hiervoor is 30 minuten per week, de zorgverlener neemt dan de volgende taken op zich:

  • ·

    formuleren doelen/bijstellen doelen met betrekking tot het huishouden;

  • ·

    helpen handhaven/verkrijgen/herkrijgen structuur in het huishouden;

  • ·

    helpen handhaven vergroten van zelfredzaamheid m.b.t. budget;

  • ·

    begeleiden ouders bij opvoeding kinderen (naar school brengen);

  • ·

    begeleiden kinderen.

Keuze VIN of PGB

De belanghebbende heeft de keuze om de HH in de vorm van VIN of PGB te ontvangen. Indien er een indicatie voor HH2, dient de belanghebbende met de keuze voor een PGB er van bewust te zijn dat de HH2 functies meer inhoudt dan alleen het schoonmaken. Bij de HH2 functies onderscheidt het werk zich met het schoonmaken van de woning en de advies, instructie en voorlichting geven gericht op het huishouden. Deze zorgverlener geeft professionele ondersteuning. De belanghebbende dient deze functie dan ook door een professionele zorgverlener uit te laten voeren en te verantwoorden.