Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

MINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 13de april 2010 tot uitvoering van artikel 3, zesde lid van de Landsverordening funderend onderwijs

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingMINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 13de april 2010 tot uitvoering van artikel 3, zesde lid van de Landsverordening funderend onderwijs
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorMinister van Onderwijs en Cultuur
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Landsverordening funderend onderwijs, artikel 3, zesde lid

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-04-2010Nieuwe regeling

13-04-2010

P.B. 2010, no. 17

n.v.t.

Tekst van de regeling

Intitulé

MINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 13de april 2010 tot uitvoering van artikel 3, zesde lid van de Landsverordening funderend onderwijs

Afdeling BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1
  • 1. Voor de begrippen die in deze landsverordening worden gehanteerd gelden de begripsomschrijvingen die zijn opgenomen in artikel 1 van de Landsverordening funderend onderwijs.

  • 2. Onder uitvoeringsbureau wordt verstaan het uitvoeringsbureau, bedoeld in artikel 16, eerste lid.

  • 3. Deze regeling heeft uitsluitend betrekking op de bevoegde leerkrachten, directeuren en adjunct-directeuren verbonden aan een school voor funderend onderwijs. De nascholing van het overig personeel verbonden aan een school voor funderend onderwijs wordt door het desbetreffende bevoegd gezag bepaald.

Afdeling INHOUD NASCHOLING

Artikel 2
  • 1. Het bevoegd gezag is verantwoordelijk voor de inhoud van de nascholing van het personeel dat is verbonden aan de onder zijn gezag staande scholen voor funderend onderwijs.

  • 2. Het jaarlijks aangeboden nascholingsprogramma moet gericht zijn op de realisering van de kerndoelen van de acht educatiegebieden van het funderend onderwijs zoals vastgesteld in het Landsbesluit kerndoelen funderend onderwijs (P.B. no 2009 no. 8), naast alle andere voor het funderend onderwijs relevante pedagogische en onderwijskundige aspecten.

  • 3. In het jaarlijks aangeboden nascholingsprogramma moet rekening worden houden met eventuele door de Minister van Onderwijs en Cultuur gestelde nadere eisen aan de nascholing.

  • 4. In het jaarlijks aangeboden nascholingsprogramma wordt ook rekening gehouden met de nascholingsbehoeften van leerkrachten, directeuren en adjunct-directeuren van het speciaal onderwijs.

Artikel 3
  • 1. Elk schooljaar worden, uiterlijk in de maand oktober, door het bevoegd gezag de behoeften van het personeel van de onder zijn gezag staande scholen voor funderend onderwijs vastgesteld, ten behoeve van het nascholingprogramma voor het daarop volgend schooljaar, op basis van het resultaat van het functioneringsgesprek van het voorafgaande schooljaar en/of een door het bevoegd gezag uitgevoerde behoeftepeiling.

  • 2. Jaarlijks worden, uiterlijk in januari, conform artikel 31 van de Landsverordening funderend onderwijs, de verschillende nascholingsplannen door de bevoegde gezagsorganen vastgesteld, met inachtneming van het budget dat ter beschikking staat op grond van artikel 46 van de Landsverordening funderend onderwijs. Deze nascholingsplannen worden ingediend bij het uitvoeringsbureau ter voorbereiding van het nascholingsprogramma van het daarop volgend schooljaar.

  • 3. Uiterlijk april van elk jaar wordt door het uitvoeringsbureau een nascholingsprogramma aan de bevoegde gezagsorganen aangeboden ten behoeve van de nascholing van hun personeel in het daarop volgend schooljaar.

  • 4. In het aangeboden nascholingsprogramma wordt voor elke nascholingsactiviteit de tijdsduur, de inhoud, de eisen aan de praktijkopdrachten en de eindopdrachten of eindtoetsen en het aantal creditpoints, zoals bedoeld in artikel 7, aangegeven.

  • 5. Uiterlijk juni van elk jaar dient het personeel in de scholen van funderend onderwijs zich in te schrijven voor een of meer van de verschillende aangeboden nascholingscursussen van het daarop volgend schooljaar bij het uitvoeringsbureau.

  • 6. De nascholing start elk schooljaar in de maand augustus en kan per school en/of per groep van scholen worden aangeboden.

Artikel 4
  • 1. Het jaarlijkse nascholingsprogramma bestaat uit de som van de conform artikel 31 van de Landsverordening funderend onderwijs door de diverse schoolbesturen vastgestelde nascholingsplannen.

  • 2. Het nascholingsprogramma komt tot stand op grond van de behoeften van het personeel in de scholen voor funderend onderwijs, de wensen van de schoolbesturen, het resultaat van het functioneringsgesprek van het personeel en/of een door het bevoegd gezag uitgevoerde behoeftepeiling, indien aanwezig de CAO en eventuele door de Minister van Onderwijs en Cultuur nader gestelde eisen op grond van ontwikkelingen in het onderwijs.

  • 3. Het jaarlijkse nascholingsprogramma moet zodanig zijn samengesteld dat elk personeelslid van een school voor funderend onderwijs zoveel mogelijk op basis van het functioneringsgesprek en de eigen nascholingsbehoeften keuzes kan maken.

Artikel 5
  • 1. Elk jaar wordt het nascholingsprogramma voor de komende drie jaar vastgesteld door het uitvoeringsbureau.

  • 2. Bij onvoldoende inschrijving voor een bepaalde nascholingsactiviteit kan die specifieke in het nascholingsprogramma aangeboden nascholingsactiviteit komen te vervallen dan wel uitgesteld tot een volgende schooljaar.

Afdeling KWALITEITSEISEN NASCHOLING

Artikel 6
  • 1. De kwaliteitseisen waaraan, de nascholing moet voldoen, zijn gebaseerd op competenties voor de leerkracht funderend onderwijs en de kerndoelen van het funderend onderwijs, zoals vastgesteld in het Landsbesluit kerndoelen funderend onderwijs (P.B. no 2009, no 8).

  • 2. De nascholing dient tevens te voldoen aan de door de Minister van Onderwijs en Cultuur voorgeschreven deugdelijkheid- en kwaliteiteisen.

  • 3. Jaarlijks worden zowel de deugdelijkheid- als de kwaliteiteisen door de Minister van Onderwijs en Cultuur getoetst en waar nodig kunnen nadere eisen worden gesteld.

Artikel 7
  • 1.

    Voor de waardering van de aangeboden nascholingscursussen wordt gebruik gemaakt van een puntensysteem, welke punten worden aangeduid als creditpoints.

  • 2.

    Aan elke nascholingsactiviteit wordt een waarde toegekend in creditpoints, die worden verkregen bij succesvol afronden van de betreffende nascholingsactiviteit conform artikel 13 van deze regeling.

  • 3.

    Elk personeelslid in een school voor funderend onderwijs moet in een periode van 5 achtereenvolgende schooljaren nascholing hebben gevolgd ter waarde van 450 creditpoints, rekening houdend met hetgeen is opgenomen in artikel 3 en artikel 8, vierde lid, van deze regeling.

  • 4.

    Elk personeelslid in een school voor funderend onderwijs ontvangt van het bevoegd gezag jaarlijks in de maand april een overzicht van de tot op dat moment behaalde aantal creditpoints en het nog te behalen aantal creditpoints in de lopende nascholingscyclus van 5 achtereenvolgende schooljaren.

  • 5.

    Het aantal opgebouwde creditpoints is persoonsgebonden en vervalt niet bij verandering van school of van bevoegd gezag.

Artikel 8
  • 1.

    Bij de nascholing wordt uitgegaan van een verdieping en uitbreiding van kennis, inzicht, vaardigheden en beroepshoudingen direct verband houdende met de beroepsuitoefening van het personeel van een school voor funderend onderwijs, op basis van een belasting van 6% van de individuele jaartaak per schooljaar.

  • 2.

    Uitgaande van een maximale belasting van 6% van de individuele jaartaak omvat de nascholing per schooljaar voor elk personeelslid in een school voor funderend onderwijs een tijdsduur van 54 klokuren aan contacturen en 36 klokuren aan praktijkopdrachten.

  • 3.

    Een leerkracht kan in een schooljaar, na goedkeuring van de directeur van zijn school, minder nascholing volgen zolang het vereiste aantal creditpoints binnen de lopende nascholingscyclus van 5 achtereenvolgende schooljaren redelijkerwijze kan worden gehaald.

  • 4.

    Elk personeelslid dient binnen de lopende nascholingscyclus van 5 achtereenvolgende schooljaren creditpoints te hebben behaald voor alle educatiegebieden.

Artikel 9
  • 1. Elk personeelslid moet een aanwezigheid van minimaal 80% van het totaal aantal vereiste klokuren hebben en een afsluiting met de waardering voldoende niveau om in aanmerking te komen voor de creditpoints van de desbetreffende nascholingsactiviteit.

  • 2. Personeelsleden die minder dan 80% van de vereiste klokuren aanwezig zijn, dienen binnen twee achtereenvolgende bijeenkomsten een doktersbrief en/of schriftelijke verklaring van het bevoegd gezag aan de directeur van het uitvoeringsbureau te overleggen. Zij kunnen dan nog in aanmerking komen voor de creditpoints van betreffende nascholingsactiviteit.

  • 3. Bij 20% of minder aanwezigheid van de cursustijd worden geen creditpoints voor de desbetreffende nascholingsactiviteit afgegeven. Indien het personeelslid later dan dertig minuten na aanvangstijd van een bijeenkomst aankomt en/of eerder dan dertig minuten voor eindtijd de bijeenkomst verlaat, wordt hij op de presentielijst genoteerd als afwezig voor de bijeenkomst.

  • 4. Personeelsleden die uiteindelijk niet voldoen aan het voor een bepaalde nascholingsactiviteit gestelde eisen en de daarbij behorende creditpoints niet halen, komen niet in aanmerking voor het certificaat van desbetreffende nascholingsactiviteit.

Afdeling VASTSTELLING DEELNAME PERSONEEL

Artikel 10
  • 1. Het personeel heeft elk schooljaar recht op een nascholingsprogramma van het betreffende bevoegd gezag.

  • 2. Het bevoegd gezag kan, de directeur van de desbetreffende school voor funderend onderwijs gehoord, rekening houdend met het resultaat van het functioneringsgesprek van het personeel dan wel op grond van een door het bevoegd gezag uitgevoerde behoeftepeiling, bepalen aan welke nascholingsactiviteiten een personeelslid van de school moet deelnemen.

  • 3. De directeur van de school bepaalt, na overleg met het betreffende personeelslid op basis van een of meer functioneringsgesprekken dan wel op grond van een door het bevoegd gezag uitgevoerde behoeftepeiling, welke nascholing noodzakelijk is en neemt dit op in het schoolontwikkelingsplan.

  • 4. Het niet kunnen deelnemen aan een bepaalde nascholingsactiviteit door het vervallen of het uitstellen van een bepaalde nascholingsactiviteit door onvoldoende inschrijving, kan geen gevolgen hebben voor de jaarlijkse beoordeling van een leerkracht.

Afdeling VRIJSTELLINGEN

Artikel 11
  • 1.

    Elk personeelslid van een school voor funderend onderwijs kan bij het bevoegd gezag een verzoek indienen om vrijgesteld te worden van een bepaalde nascholingsactiviteit of onderdelen daarvan, op basis van elders verworven competenties met overlegging van de nodige bekwaamheidsbewijzen.

  • 2.

    Elk bevoegd gezag kan, met instemming van het uitvoeringsbureau en de Inspectie van Onderwijs, vrijstelling verlenen voor een bepaalde nascholingsactiviteit of onderdelen daarvan, in de vorm van een aantal creditpoints.

  • 3.

    De procedure voor het afhandelen van vrijstellingen op basis van elders verworven competenties wordt door het uitvoeringsbureau opgesteld en ter goedkeuring aangeboden aan de Inspectie van Onderwijs waarna deze in het jaarlijks aan te bieden nascholingsprogramma wordt opgenomen.

Afdeling SANCTIONERING

Artikel 12
  • 1.

    Het aantal ontvangen creditpoints kan, naast het beoordelingsgesprek, meewegen voor een beloning volgens het vigerende beloningsstelsel.

  • 2.

    Het niet behalen van het vereiste aantal creditpoints in de lopende nascholingscyclus van 5 achtereenvolgende schooljaren kan leiden tot diverse gradaties van negatieve sanctionering door het bevoegd gezag met als ultieme maatregel de toepassing van artikel 30 van de landsverordening Funderend Onderwijs.

Afdeling AFSLUITING

Artikel 13
  • 1.

    Voor elke nascholingsactiviteit wordt door het uitvoeringsbureau een certificaat uitgereikt bij:

    • a.

      een deelname van ten minste 80% aanwezigheid, en

    • b.

      een afronding van de eindopdracht dan wel eindtoets van betreffende nascholingsactiviteit en de vereiste praktijkopdrachten met de waardering ‘voldoende niveau’, en

    • c.

      een positieve beoordeling door de betreffende trainer, de directeur of een andere functionaris van zijn school voor wat betreft de toepassing van het geleerde gedurende desbetreffende nascholingsactiviteit.

Indien een certificaat is verkregen voor alle bovengenoemde nascholingsactiviteiten, wordt het desbetreffende aantal creditpoints verleend door het uitvoeringsbureau.

  • 2.

    Op basis van een door het uitvoeringsbureau afgegeven bewijs over de gevolgde nascholing en de behaalde creditpoints in een periode van 5 achtereenvolgende schooljaren, beoordeelt het bevoegd gezag in hoeverre een personeelslid in een school voor funderend onderwijs bekwaam geacht kan worden, op grond waarvan een verklaring wordt afgegeven waarmee de bevoegdheid conform artikel 30, derde lid, van de landsverordening funderend onderwijs is bestendigd.

  • 3.

    Elk personeelslid ontvangt, voor het verstrijken van genoemde periode van 5 achtereenvolgende schooljaren, het genoemde bewijs over de gevolgde nascholing en het behaalde aantal creditpoints en de genoemde verklaring van het bevoegd gezag, dat een kopie van beide documenten naar de bekostigende instantie opstuurt.

Afdeling NASCHOLINGSREGISTER

Artikel 14
  • 1.

    Door het uitvoeringsbureau wordt het in dit artikel genoemde nascholingsregister opgericht en bijgehouden waarin alle bevoegde leerkrachten van het desbetreffende eilandgebied zijn geregistreerd.

  • 2.

    Om in het nascholingsregister als leerkracht funderend onderwijs te kunnen worden ingeschreven, wordt minimaal vereist het bezit van het diploma funderend onderwijs dan wel het diploma applicatiecursus funderend onderwijs eerste en/of tweede cyclus afgegeven door de opleidingsinstituten zoals opgenomen in de Ministeriële Beschikking met algemene werking van de 23ste oktober 2009 tot uitvoering van artikel 3, zesde lid, en artikel 4, tweede lid, van de Landsverordening funderend onderwijs (P.B. 2009, no. 58).

  • 3.

    Leerkrachten werkzaam in het speciaal onderwijs die de bevoegdheid hebben verkregen tot het geven van onderwijs in het funderend onderwijs, worden ook in het nascholingsregister geregistreerd.

  • 4.

    Leerkrachten met een buitenlands diploma, die volgens artikel 3, derde of vierde lid, van de Landsverordening funderend onderwijs de bevoegdheid hebben verkregen tot het geven van onderwijs in het funderend onderwijs, worden ook in het nascholingsregister geregistreerd.

  • 5.

    Alleen degene die in het nascholingsregister is ingeschreven, kan deelnemen aan de in deze beschikking genoemde nascholing.

  • 6.

    Het bevoegd gezag draagt zorg dat de in dit artikel bedoelde personeelsleden verbonden aan de onder haar beheer staande scholen opgenomen zijn in het nascholingsregister.

Artikel 15
  • 1. In het nascholingsregister worden naast de persoonsgegevens zoals die zijn opgenomen in het Bevolkingsregister ook opgenomen de door het desbetreffende personeelslid gevolgde nascholingsactiviteiten en het aantal daarmee behaalde creditpoints.

  • 2. De informatie in het nascholingsregister is openbaar en wordt beheerd door het uitvoeringsbureau.

  • 3. Elk ingeschreven personeelslid kan elk moment inzage hebben in de door hem gevolgde nascholingsactiviteiten en het aantal daarmee behaalde creditpoints. Het uitvoeringsbureau dient hem op zijn verzoek een bewijs te verstrekken van de tot op dat moment door hem gevolgde nascholingsactiviteiten en behaalde aantal creditpoints.

Afdeling UITVOERING EN TOEZICHT NASCHOLING

Artikel 16
  • 1. Per eilandgebied wordt door de Minister van Onderwijs en Cultuur één uitvoeringsbureau aangewezen dat belast wordt met de nascholing voor het personeel in een school voor funderend onderwijs.

  • 2. In het uitvoeringsbureau kunnen alle bevoegde gezagsorganen van de van overheidswege bekostigde scholen voor funderend onderwijs vertegenwoordigd zijn in de hoedanigheid van werkgever van het personeel dat is verbonden aan de onder hun beheer staande scholen.

  • 3. Door het uitvoeringsbureau worden, met inachtneming van de autonomie van de participerende bevoegde gezagsorganen, afspraken gemaakt die moeten leiden tot een nascholingsprogramma gebaseerd op een zodanige organisatie en uitvoering van het nascholingsplan van elk van de participerende bevoegde gezagsorganen, dat het mogelijk wordt voor het personeel van het ene bevoegd gezag om desgewenst deel te nemen aan nascholingsactiviteiten uit het nascholingsplan van een ander bevoegd gezag.

  • 4. Het uitvoeringsbureau kan door de afzonderlijke bevoegde gezagsorganen belast worden met de voorbereiding van het nascholingsplan van het desbetreffende bevoegde gezag.

  • 5. Het uitvoeringsbureau dient te functioneren op basis van de gelden die ter beschikking staan van de verschillende bevoegde gezagsorganen op grond van artikel 46 Landsverordening funderend onderwijs.

Artikel 17
  • 1. Het uitvoeringsbureau zorgt voor de certificatie van alle nascholingsactiviteiten ten behoeve van het funderend onderwijs, hetgeen inhoudt dat het vaststelt of voldaan is aan in de artikelen 6 tot en met 9 in deze beschikking opgenomen kwaliteitseisen.

  • 2. De certificatie vindt plaats volgens een door het uitvoeringsbureau opgestelde en door de Minister van Onderwijs en Cultuur goedgekeurde procedure, die openbaar is.

Artikel 18
  • 1. Het uitvoeringsbureau kan nascholingsactiviteiten laten verzorgen door de, conform de Ministeriële Beschikking met algemene werking van de 23ste oktober 2009 tot uitvoering van artikel 3, zesde lid, en artikel 4, tweede lid, van de Landsverordening funderend onderwijs, aangewezen opleidingsinstituten van initiële opleidingen leerkracht funderend onderwijs.

  • 2. Andere door het uitvoeringsbureau aan te trekken aanbieders van nascholing moeten door de Minister van Onderwijs en Cultuur erkend zijn en geregistreerd zijn volgens een vastgelegde beoordelingsprocedure en kwaliteitscode.

Afdeling GESCHILLENCOMMISSIE

Artikel 19
  • 1. Er wordt een geschillencommissie ingesteld door de Minister van Onderwijs en Cultuur bestaande uit:

    vertegenwoordigers voorgedragen door de overheid;

    vertegenwoordigers voorgedragen door de bevoegde gezagsorganen;

  • 2. vertegenwoordigers voorgedragen door de vakbond;

    een door commissieleden voorgedragen onafhankelijke voorzitter.

    De geschillencommissie heeft een adviserende rol bij geschillen met betrekking tot de nascholing, rekening houdend met de klachtenregeling bedoeld in artikel 18 van de landsverordening funderend onderwijs.

Afdeling OVERGANGSBEPALING

Artikel 20
  • 1. Deze regeling heeft geen betrekking op de nascholing die wordt ontvangen en gegeven in de periode vanaf de inwerkingtreding van deze ministeriële beschikking tot 1 augustus 2010.

  • 2. De periode van 5 achtereenvolgende schooljaren, bedoeld in de artikelen 8, derde en vierde lid, 12, vijfde lid, en 13, tweede en derde lid, vangt aan met ingang van 1 augustus 2010.

Afdeling INWERKINGTREDING

Artikel 21

Deze ministeriële beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die der uitgifte van het Publicatieblad, waarin de afkondiging is geschied.

Nota van toelichting

behorende bij de Ministeriële Beschikking met algemene werking van de 13de april 2010.

§ 1. Algemeen

Op 21 november 2008 is de Landsverordening funderend onderwijs gepubliceerd waarin nieuwe regels zijn opgenomen omtrent de nascholing van het personeel werkzaam in het funderend onderwijs. Op grond van artikel 3, zesde lid, van genoemde landsverordening is de Minister van Onderwijs en Cultuur bevoegd om bij ministeriële beschikking met algemene werking een regeling vast te stellen voor verplicht door elke personeelslid te volgen nascholing. De onderhavige beschikking strekt ter uitvoering van genoemd artikel 3, zesde lid, en is tevens van belang voor de bevoegde gezagsorganen van de scholen voor funderend onderwijs, die op grond van artikel 31 van deze landsverordening jaarlijks een nascholingsplan moeten vaststellen. waaraan personeelsleden in een periode van 5 achtereenvolgende schooljaren moeten deelnemen opdat de bevoegdheid tot het geven van onderwijs niet van rechtswege op grond van artikel 30, derde lid, komt te vervallen.

Nascholing wordt in deze landsverordening gedefinieerd als “een vorm van scholing, gegeven aan leden van het personeel van een school voor funderend onderwijs om hun kennis, inzicht, vaardigheden en beroepshoudingen direct verband houdend met de uitoefening van hun beroep, voortbouwend op de in de genoten opleiding verworven aanvangsbekwaamheid te verdiepen en uit te breiden”. In de landsverordening wordt nascholing tevens opgevat als een proces van continue professionalisering van personeelsleden, uitgaande van de principes van “Lifelong Learning” oftewel leven lang leren. Immers, een leven lang leren is voor iedereen een noodzaak geworden om actief lid te kunnen zijn van de samenleving waarin wij leven. Elke burger zal moeten beschikken over een breed scala van sleutelcompetenties om zich flexibel en soepel te kunnen aanpassen aan de snel en voortdurend veranderende wereld. Aangezien het onderwijs, en daarmee vooral de personeelsleden, een cruciale rol speelt bij de verwerving van deze sleutelcompetenties, is het noodzakelijk zorg te dragen dat personeelsleden zich voortdurend nieuwe kennis en vaardigheden eigen maken en over actuele kwalificaties blijven beschikken. Kennis en vaardigheden verouderen. Voor succesvol functioneren is up to date kennis nodig. Informatie vermenigvuldigt zich vandaag de dag iedere 12 uur. Door de vergrijzing van het leerkrachtenkorps gaat competentieveroudering nog sneller. Oudere personeelsleden hebben een grotere scholingsbehoefte, simpelweg omdat het langer geleden is dat zij initieel onderwijs hebben genoten, waardoor hun kennis meer verouderd kan zijn dan bij jongere personeelsleden.

In de landsverordening funderend onderwijs is het belang van levenslang leren dan wel continue nascholing op verschillende wijzen benadrukt. De nascholing is verplicht en behoort tot één van de door de eilandelijke overheid verplicht te vergoeden kosten van het funderend onderwijs. Bevoegde gezagsorganen dienen jaarlijks een nascholingsplan vast te stellen. De nascholing moet een onderdeel zijn van het schoolontwikkelingsplan van elke school en het bevoegde gezag is als werkgever verantwoordelijk gesteld voor de nascholing van het personeel op de onder haar beheer ressorterende scholen voor funderend onderwijs. Elk personeelslid heeft het recht gekregen op een nascholingsaanbod van bevoegd gezag. Het niet volgen van nascholing kan leiden tot het vervallen verklaren van de bevoegdheid tot het geven van onderwijs. Met de nadere invulling van de verplichte nascholing in onderhavige beschikking wordt het bewerkstelligen van uniformering en standaardisering voor wat betreft de verplichte nascholing beoogd, zodat helderheid en rechtszekerheid wordt gecreëerd voor het onderwijzend personeel in de scholen voor funderend onderwijs.

Het vervolg van deze toelichting volgt de opbouw van de MB die als volgt is opgebouwd:

Begripsbepalingen: artikel 1

Inhoud nascholing: artikel 2 t/m 5

Kwaliteitseisen nascholing: artikel 6 t/m 9

Vaststelling deelname personeel: artikel 10

Vrijstellingen: artikel 11

Sanctionering: artikel 12

Afsluiting: artikel 13

Nascholingsregister: artikel 14 en 15

Uitvoering en toezicht nascholing: artikel 16 t/m 18

Geschillencommissie: artikel 19

Overgangsbepaling: artikel 20

Inwerkingtreding: artikel 21.

§ 2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

De in deze beschikking gehanteerde begrippen, die in de landsverordening funderend onderwijs zijn gedefinieerd, zijn bijvoorbeeld: Minister, bevoegd gezag, eerste cyclus, tweede cyclus, schooljaar en nascholing. Voorts wordt het begrip uitvoeringsbureau gelijk gesteld met de beschrijving zoals opgenomen in artikel 16. Hoewel nascholing volgens de begripsbepaling in de landsverordening funderend onderwijs geldig is voor alle leden van het personeel van een school voor funderend onderwijs wordt in lid 3 van dit artikel bepaald dat de onderhavige beschikking slechts betrekking heeft op de nascholing van het onderwijzend personeel: de bevoegde personeelsleden de directeuren en de adjunct-directeuren. De nascholing voor het overige personeel wordt door het desbetreffende bevoegde gezagsorgaan geregeld.

Artikel 2

Volgens de landsverordening funderend onderwijs dient het bevoegd gezag jaarlijks een nascholingsplan vast te stellen. In dit artikel wordt in lid 1 benadrukt dat het bevoegd gezag verantwoordelijk is voor de inhoud van de nascholing. In lid 3 wordt aangegeven dat het bevoegd gezag in het jaarlijks aan te bieden nascholingsprogramma echter rekening moet houden met eventueel door de Minister nader te stellen eisen aan de nascholing, die geïntegreerd moeten zijn in dit nascholingsprogramma omdat er geen apart nascholingsprogramma meer is vanuit de overheid bijvoorbeeld in het kader van onderwijsvernieuwing.

Artikel 3

In dit artikel wordt de jaarlijks terugkerende cyclus ter voorbereiding en uitvoering van het nascholingsprogramma beschreven. De voorbereidingen starten steeds het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarin het aangeboden nascholingsprogramma wordt uitgevoerd. In lid 1 wordt aangegeven dat het bevoegd gezag rekening moet houden met het resultaat van het functioneringsgesprek, dat elk jaar moet plaatsvinden. Daarnaast kan het bevoegd gezag een eigen behoeftepeiling houden onder zijn personeel om hun behoeften aan nascholing te achterhalen.

Artikel 4

Volgens lid 1 wordt per jaar één nascholingsprogramma aangeboden aan alle personeelsleden in het funderend onderwijs waarin de nascholingsplannen van de afzonderlijke bevoegde gezagsorganen zijn verwerkt. In lid 2 wordt verder aangegeven op grond van welke input het nascholingsprogramma wordt samengesteld. Lid 3 geeft aan dat het individuele personeelslid de ruimte krijgt om te kiezen uit de in het nascholingsprogramma aangeboden nascholingscursussen. In tegenstelling tot een nascholingsprogramma bestaande uit cursussen waaraan alle personeelsleden moeten deelnemen, wordt hier gekozen voor een model waarbij de nascholing niet voor elk personeelslid gelijk behoeft te zijn, zolang het vereiste aantal creditpoints behaald wordt.

Artikel 5

Geen toelichting

Artikel 6

Zoals eerder gesteld zijn de bevoegde gezagsorganen verantwoordelijk voor de inhoud van het jaarlijks aangeboden nascholingsprogramma. Aangezien de kwaliteit van het onderwijs een taak is van de overheid, worden ook kwaliteitseisen geformuleerd waaraan de nascholing moet voldoen. Gedacht wordt hierbij aan eisen zoals de beoogde doelgroep, leerdoelen en leerinhoud, relevantie, didactische opzet, werkvormen, praktijkopdrachten, eindopdrachten, literatuur, organisatie, accommodatie, de trainers

aansluiting theorie en praktijk, recente ontwikkelingen in het vakgebied en derhalve passend in het kader van een moderne beroepsuitoefening, te behalen creditpoints en beroepscompetenties enz.

Deugdelijkheideisen moeten gericht zijn op aspecten zoals rechtmatigheid, doeltreffendheid en doelmatigheid; uitvoerbaarheid; onderlinge afstemming; mate van eenduidigheid en toegankelijkheid enz.. Voor een adequate uitvoering van de nascholing op grond van deze beschikking is het cruciaal dat de deugdelijkheid- en de kwaliteitseisen op zo kort mogelijk termijn na de inwerkingtreding van deze beschikking door de Minister worden vastgesteld. Het is aan te bevelen de in lid 3 genoemde jaarlijkse toetsing van deze eisen door de Onderwijsinspectie te laten uitvoeren.

Artikel 7

Er wordt gekozen voor een simpel en eenduidig puntensysteem gebaseerd op het aantal contacturen en het aantal klokuren, besteed aan praktijkopdrachten. De in lid 2 bedoelde waarde wordt door het uitvoeringsbureau in creditpoints toegekend aan elke nascholingsactiviteit op basis van het aantal klokuren aan contacturen en het klokuren aan praktijkopdrachten, rekening houdend met de deugdelijkheid- en kwaliteitseisen. Een creditpoint komt overeen met 1 klokuur. Een tijdsduur van 54 klokuren aan contacturen en 36 klokuren aan praktijkopdrachten per schooljaar komt neer op 90 creditpoints per schooljaar en 450 creditpoints in vijf jaar zoals aangegeven in lid 3. In het jaarlijks aangeboden nascholingsprogramma moet het aantal creditpoints per nascholingsactiviteit zijn vermeld.

Lid 4 en 5 behoeven geen toelichting.

Artikel 8

Bij de bepaling van de tijdsduur van de nascholing is de belasting van de individuele personeelslid op grond van de individuele jaartaak als uitgangspunt gehanteerd. Daarbij is uitgegaan van een schooljaar bestaande uit 36 effectieve schoolweken van 39,5 klokuren per week, wat neerkomt op 1422 klokuren. Een maximale belasting van 6% betekent 90 klokuren per schooljaar besteed aan nascholing, waarvan 54 aan contacturen en 36 aan praktijkopdrachten. Uitgaande van maximaal 4 middagen van elk 3 contacturen per week die effectief voor nascholing kunnen worden gebruikt, is de belasting voor wat betreft contacturen 4,5 week per schooljaar verspreid over 36 schoolweken. Volgens lid 3 kan de directeur van een school toestemming geven aan een personeelslid om minder nascholing te volgen gedurende een bepaald schooljaar. Dit betekent geen vrijstelling zoals opgenomen in artikel 11. De gronden voor een dergelijke toestemming dienen transparant te zijn en gelijk voor alle personeelsleden van de betreffende school. Lid 4 behoeft geen toelichting.

Artikel 9

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 10

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 11

Zoals eerder is aangegeven wordt in deze beschikking uitgegaan van het principe dat de nascholing niet voor elke personeelslid gelijk behoeft te zijn, zolang het vereiste aantal creditpoints behaald wordt. Een personeelslid kan echter op grond van artikel 10 lid 2 verplicht worden aan een bepaalde nascholingsactiviteit deel te nemen. Aan de andere kant kan een personeelslid bepaalde activiteiten hebben uitgevoerd die veel overeenkomen met in het nascholingsprogramma aangeboden nascholingscursussen, bijvoorbeeld een cursus hebben gevolgd of hebben deelgenomen aan een conferentie. In lid 1 wordt daarom de mogelijkheid gecreëerd om vrijstelling te vragen voor een bepaalde nascholingscursus of onderdelen daarvan, terwijl in lid 2 duidelijk wordt gesteld dat deze vrijstelling niet zonder instemming van het uitvoeringsbureau en de Inspectie van Onderwijs kan plaatsvinden. De vrijstelling omvat het aantal creditpoints zoals opgenomen in het nascholingsprogramma voor betreffende nascholingscursus. Lid 3 behoeft geen toelichting.

Artikel 12

Het is de bedoeling om nascholing als een instrument te gebruiken voor positieve sanctionering op grond van het vigerende beloningstelsel van het betreffende eilandgebied. Het bevoegd gezag in samenspraak met de vakbond, waar aanwezig, kan bepalen op welke wijze de nascholing meetelt bij een eventuele beloning. Als een personeelslid gedurende de lopende nascholingscyclus van 5 achtereenvolgende schooljaren onvoldoende creditpoints aan het halen is, dient het bevoegd gezag tijdig betreffende personeelslid hierop te attenderen om te voorkomen dat de ultieme maatregel, namelijk van toepassing van artikel 30 van Landsverordening funderend onderwijs, moet worden toegepast.

Artikel 13

Per nascholingsactiviteit dan wel nascholingscursus wordt een certificaat uitgereikt. Om in aanmerking te komen voor een certificaat moet de cursist voldaan hebben aan alle in lid 1 punt a t/m c gestelde voorwaarden. Bij het afgeven van het certificaat wordt door het uitvoeringsbureau het aantal bij de betreffende cursus vermelde aantal creditpoints aan het personeelslid verleend. Hiertoe wordt een bewijs afgegeven. Een personeelslid dient in een periode van 5 achtereenvolgende schooljaren een zodanig aantal certificaten te hebben gekregen, dat daarmee het vereiste totale aantal van 450 creditpoints wordt behaald. Lid 2 benadrukt dat het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid heeft om te boordelen of een bepaald personeelslid bekwaam geacht kan worden en indien van toepassing verplicht is het personeelslid een verklaring in deze strekking te geven. Lid 3 behoeft geen toelichting.

Artikel 14

Met de invoering van een nascholingsregister wordt beoogd zicht te krijgen en te behouden op alle bevoegde personeelsleden. Alleen bevoegde personeelsleden, dus alleen geregistreerde personeelsleden hebben recht op aanbod van een jaarlijks nascholingsprogramma en kunnen daaraan deelnemen. Het door de Minister van Onderwijs en Cultuur aangewezen uitvoeringsbureau is verantwoordelijk voor het beheer van genoemd nascholingsregister terwijl de bevoegde gezagsorganen volgens lid 6 verantwoordelijk zijn voor de inschrijving van hun personeel in dit register.

Lid 2 , 3 en 4 behoeven geen toelichting. De wijze waarop de in lid 3 en 4 genoemde personeelsleden hun bevoegdheid verkrijgen tot het geven van onderwijs in het funderend onderwijs moet via een andere beschikking worden geregeld.

Artikel 15

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 16

Lid 1 bepaalt dat de Minister van Onderwijs en Cultuur per eilandgebied slechts één instantie aanwijst die belast wordt met de voorbereiding en realisering van de nascholing voor het personeel in een school voor funderend onderwijs. Nascholing is een verantwoordelijkheid van de bevoegde gezagsorganen. Alhoewel zij niet wettelijk kunnen worden verplicht om deel uit te maken van genoemd uitvoeringsbureau, wordt dit in lid 2 ten zeerste aanbevolen aangezien zij voor de nascholing voor hun personeel in het kader van onderhavige beschikking afhankelijk zijn van dit uitvoeringsbureau. In lid 3 wordt benadrukt dat het personeel van het ene bevoegd gezag de ruimte krijgt om deel te nemen aan een nascholingsactiviteit van een ander bevoegd gezag, zolang dat gewenst en/of mogelijk is.

Lid 4 geeft aan dat er voor het uitvoeringsbureau geen extra middelen beschikbaar worden gesteld doch dat gebruik moet worden gemaakt van het beschikbare budget op grond van artikel 46 van de Landsverordening funderend onderwijs.

Artikel 17 t/m 21

Deze artikelen behoeven geen toelichting.

§ 3. Financiële gevolgen 

De kosten van de in deze beschikking genoemde nascholing worden door het eilandgebied vergoed conform artikel 46 van de Landsverordening funderend onderwijs. Voor het uitvoeringsbureau worden geen extra gelden beschikbaar gesteld; dit bureau moet functioneren op basis van de gelden die het van de bevoegde gezagsorganen ontvangt. De verwachting is dan ook dat de onderhavige beschikking geen financiële gevolgen zal hebben voor het Land de Nederlandse Antillen.