Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Leeuwarderadeel

Welstandsnota 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Leeuwarderadeel
Officiële naam regelingWelstandsnota 2011
CiteertitelWelstandsnota 2011
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Op grond van artikel 28 Wet algemene regels herindeling is deze nota per 1 januari 2020 vervallen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Woningwet, art. 12

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-04-201301-01-2020nieuwe regeling

20-04-2013

Geen.

Onbekend.

Tekst van de regeling

WELSTANDSNOTA

INHOUD

Artikel A: Beleidsregels

Inleiding

Artikel B: Overgangsbepaling

Bijlagen

ARTIKEL A

Beleidsregels

De raad der gemeente Leeuwarderadeel

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.

………………,

besluit:

De vernieuwde welstandsnota(2009) vast te stellen met de daarbijbehorende sneltoetscriteria, inhoudende de beleidsregels die burgemeester en wethouders toepassen:

INLEIDING

Redelijke eisen van welstand

Welstandstoezicht werd ooit ingesteld om te voorkomen dat bouwwerken de openbare ruimte zouden ontsieren. Nog steeds wordt bij iedere aanvraag om vergunning beoordeeld of het betreffende bouwwerk niet in strijd is met ‘redelijke eisen van welstand’.

De welstandsbeoordeling is gericht op het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk. Het bouwwerk moet zowel op zichzelf als ook in zijn omgeving worden beoordeeld, waarbij ook verwachte veranderingen van die omgeving een rol kunnen spelen.

De samenleving verwacht openheid en duidelijkheid rondom de welstandsbeoordeling. De meeste mensen willen best meewerken aan het instandhouden en bevorderen van de schoonheid van hun leefomgeving, mits vroegtijdig duidelijk wordt gemaakt wat dat betekent als zij bouwplannen hebben. Veel irritaties over het welstandstoezicht worden weggenomen als vooraf wordt aangegeven welke zaken een rol spelen bij de welstandsbeoordeling en binnen welke kaders die beoordeling zich afspeelt. Dat zijn politieke keuzes, die moeten worden gebaseerd op inhoudelijk onderzoek en een maatschappelijke discussie.

In de woningwet is bepaald dat de welstandsbeoordeling alleen kan worden gebaseerd op door de gemeenteraad vastgesteld beleid uitgewerkt in een welstandsnota vastgestelde welstandscriteria

Doel en uitgangspunten voor het welstandsbeleid van de gemeente Leeuwarderadeel

Het welstandsbeleid van de gemeente is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke bebouwde omgeving dient te behartigen. De gevels van gebouwen en andere bouwwerken vormen samen met de openbare ruimte de dagelijkse leefomgeving van de mensen in de gemeente.

Dat betekent dat de verschijningsvorm van een bouwwerk geen zaak is van de eigenaar alleen; elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd, of hij nu wil of niet. Een aantrekkelijke, goed verzorgde omgeving verhoogt bovendien de waarde van het onroerend goed en versterkt het vestigingsklimaat.

Het doel van het welstandstoezicht is om, in alle openheid, een bijdrage te leveren

aan de belevingswaarde van de gemeente.

Het welstandsbeleid geeft een gemeente de mogelijkheid om de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden die in een bepaald gebied aanwezig zijn te benoemen en een rol te laten spelen bij de ontwikkeling en de beoordeling van bouwplannen.

Door middel van deze gebiedsgerichte aanpak wil de gemeente de belangrijke karakteristieken van de bebouwing beschermen en zorgen dat nieuwe ontwikkelingen daarop voortbouwen.

Door het opstellen van welstandsbeleid wil de gemeente een helder, controleerbaar en klantgericht welstandstoezicht inrichten. Burgers, ondernemers en ontwerpers kunnen zo in een vroeg stadium worden geïnformeerd over de criteria die bij de welstandsbeoordeling een rol spelen. De uitgangspunten en algemene welstandsaspecten zijn wellicht voor de burger nog abstract, maar in deze welstandsnota is de uitwerking in gebiedsgerichte welstandscriteria en sneltoetscriteria voor kleine bouwplannen concreet en duidelijk.

De welstandsnota

De welstandsnota moet inhoudelijke kennis koppelen aan juridisch houdbare criteria en efficiënte procedures. Bovendien moet de nota leesbaar, begrijpelijk en opwekkend zijn voor verschillende ‘gebruikers’. Dit programma van eisen levert een gelaagde nota op waarin welstandscriteria in allerlei soorten en maten worden uitgewerkt.

Deze welstandnota(2010) is een vervolg op de nota van 2009 vanwege de Wabo. In hoofdlijnen zijn de uitgangspunten onveranderd echter op enkele punten zijn bepaalde spanningsvelden in de nota met ander beleid en visies(zoals bijv. bestemmingsplannen) op elkaar afgestemd.

Hoofdstuk 1 begint met een beschrijving van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid en de werkwijze van de welstandscommissie. Daarna volgen paragrafen over de verantwoordelijkheden van de gemeenteraad en burgemeester en wethouders bij respectievelijk de vaststelling en de uitvoering van het welstandsbeleid. Vervolgens wordt ingegaan op de betekenis en de inhoud van het advies van de welstandscommissie. In de volgende paragrafen komt de welstandscommissie aan de orde. Tot slot volgen paragrafen over de openbaarheid van de vergaderingen van de welstandscommissie, de mogelijkheden voor vooroverleg met de welstandscommissie, de werkwijze bij projecten waar planbegeleiding door een supervisor plaatsvindt en over de handhaving van het welstandsbeleid en de excessenregeling.

Hoofdstuk 2 van de welstandsnota geeft de criteria die burgemeester en wethouders en de welstandscommissie gebruiken bij het welstandsoordeel. Allereerst worden de algemene welstandsaspecten beschreven die gelden als uitgangspunt voor iedere welstandsbeoordeling. Daarna worden de gebiedsgerichte welstandscriteria gegeven. Deze worden bij iedere welstandsbeoordeling gebruikt om te beoordelen hoe het bouwwerk zich gedraagt in zijn omgeving.

Er zijn 10 gebiedstypen onderscheiden die elk een eigen set van welstandscriteria hebben gekregen. In de volgende paragraaf van het tweede hoofdstuk worden welstandscriteria gegeven voor specifieke bouwwerken (boerderijen). Daarna volgt een paragraaf over welstandscriteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen. De welstandscriteria voor deze kleine bouwplannen zijn vrijwel objectief zodat een ambtelijke toets mogelijk is. Alleen als zo’n bouwplan van de criteria afwijkt of als in een bijzondere situatie de criteria niet van toepassing kunnen zijn, wordt het plan aan de welstandscommissie voorgelegd. Deze welstandscriteria voor de kleine bouwplannen zijn opgenomen in een afzonderlijk document. In de laatste paragraaf wordt tot slot de procedure gegeven voor het opstellen van welstandscriteria voor grotere (her-) ontwikkelingsprojecten. De nota wordt afgesloten met een overgangsbepaling en bijlagen.

Gebruik van de welstandsnota en hardheidsclausule

Of een plan vergunningsvrij of vergunningplichtig is, is vastgesteld in het Besluit

Maart 2010; regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht(Bor).

Ter toelichting:

• Voor vergunningsvrije bouwwerken is geen preventief welstandstoezicht aan de orde.

• Voor vergunningsplichtige bouwplannen is dan de vraag op grond van welke welstandscriteria zij worden beoordeeld.

Een planindiener zal bij een “klein bouwplan” in eerste instantie kijken naar de sneltoetscriteria welke onderdeel zijn van de welstandsnota. De sneltoetscriteria geven voldoende informatie aan de planindiener om na te gaan of zijn bouwplan voldoet aan de redelijke eisen van welstand.

Wil een planindiener een “groter bouwplan” dan betreft dit meestal een aanvraag reguliere omgevingsvergunning onderdeel bouwen. De sneltoetscriteria zijn dan niet van toepassing. De in de nota opgenomen gebiedscriteria zijn dan de toetsingkaders.

Een uitgewerkt bouwplan wordt dan, eventueel in de vorm van een principeaanvraag, aan de

welstandscommissie voorgelegd, die het beoordeelt op grond van de gebiedsgerichte en de algemene welstandsaspecten.

• Voor bouwplannen die niet voldoen aan de sneltoetscriteria gelden de gebiedsgerichte en/of objectgerichte criteria. Deze welstandscriteria zijn minder ‘objectief’ dan de criteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen. Het zijn geen absolute maar relatieve welstandscriteria die ruimte laten voor interpretatie in het licht van het concrete bouwplan. Die interpretatie kan in een vroeg stadium al onderwerp van gesprek zijn met de welstandscommissie, dit wordt zeker

aanbevolen bij twijfel of grote afwijkingen van de criteria.

De welstandscriteria in deze nota vormen in de eerste plaats een vangnet en dienen om bouwplannen die het aanzien niet waard zijn, te weren. Dat is primair de bedoeling van het welstandstoezicht. Maar veel liever zien we bouwplannen waarbij de welstandscriteria worden gebruikt als opstapje, als middel om na te denken over de schoonheid van het bouwwerk in zijn omgeving. In zo’n geval kan het zelfs voorkomen dat de gebiedsgerichte en de objectgerichte welstandscriteria ontoereikend zijn.

Daarom kunnen burgemeester en wethouders, na schriftelijk en gemotiveerd advies van de welstandscommissie, afwijken van deze welstandscriteria. Dit wordt aangeduid als zogenaamde hardheidsclausule. De omschrijving hiervan luidt:

‘Het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk of standplaats is al dan niet in strijd met redelijke eisen van welstand – beoordeeld naar de criteria, conform art. 12 van de Woningwet en verwoord in de door de gemeenteraad vastgestelde Welstandsnota – indien Burgemeester en Wethouders daartoe op basis van een gemotiveerd advies besluiten.’

Daarbij geldt de stelregel: het is redelijk dat de gemeente hogere eisen stelt aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap naarmate een bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt.

HOOFDSTUK 1

1. Beleidsbepaling, participanten en procedures

Gezien de bestuurlijke en juridische hardheid van de verschillende plannen zal gewaakt moeten worden voor een welstandsnota die ‘strenger‘ is dan het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken ‘voor zover dat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening’. Datgene dat door het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt kan niet door welstandscriteria worden tegengehouden. De architectonische vormgeving van bouwwerken valt buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en wordt exclusief in de welstandsnota geregeld.

Relatie welstandsnota-bestemmingsplan

De welstandscriteria kunnen waar nodig de ruimte die het bestemmingsplan biedt invullen ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit. Het welstandsadvies kan zich dan richten op de gekozen invulling binnen het bestemmingsplan. In een situatie waarin een bouwplan bijvoorbeeld in overeenstemming is met het bestemmingsplan, maar het bestemmingsplan eveneens ruimte biedt voor alternatieven, kan een negatief welstandsadvies worden gegeven als de gekozen stedenbouwkundige of architectonische oplossing te sterk afbreuk doet aan de ruimtelijke beleving van het betreffende gebied. Uiteraard moet in zo’n geval de welstandsnota daartoe de

argumentatie leveren.

Relatie welstandsnota-beeldkwaliteitsplannen

In de welstandsnota kan worden verwezen naar welstandscriteria die zijn opgenomen in andere beleidsdocumenten, zoals een beeldkwaliteitsplan. Een dergelijk document (of het betreffende onderdeel daaruit) wordt daardoor geacht deel uit te maken van de welstandsnota. Uiteraard gelden daarvoor dezelfde eisen als voor de welstandsnota: vaststelling in de vorm van beleidsregels door de gemeenteraad, inspraak conform de gemeentelijke inspraakverordening en welstandscriteria die ‘zo veel mogelijk’ zijn toegespitst op het individuele bouwwerk en specifieke aspecten van het bouwwerk normeren.

Een beeldkwaliteitsplan kan ook worden opgesteld ter uitwerking van de welstandsnota. In dat geval worden de in de welstandsnota vastgestelde welstandscriteria ingebracht in een integrale visie op de beeldkwaliteit van een gebied, waarin ook stedenbouw, openbare ruimte, beplanting en landschap aandacht krijgen. Op die manier wordt het welstandstoezicht onderdeel van een

integraal ruimtelijk kwaliteitsbeleid.

Ruimtelijk kwaliteitbeleid in de gemeente Leeuwarderadeel

Het ruimtelijke beleid is weergegeven in een aantal gemeentelijke beleidsdocumenten. Daarnaast komt het ruimtelijke kwaliteitsbeleid tot uitdrukking in de door gemeente vastgestelde bestemmingsplannen en de (in voorkomende gevallen opgestelde)

beeld kwaliteitsplannen.

Bestemmingsplan Buitengebied

Met het opstellen van het herziene bestemmingsplan Buitengebied in 2006 heeft de gemeente als uitgangspunt overgenomen de globale regeling van het voorgaande bestemmingsplan buitengebied waarbij de agrarische bouwvlakken op de plankaart zijn vervangen door een uitbreidingsrichting waarbinnen de agrarische gebouwen moeten worden opgericht. Bij de indeling van het boerenerf dienen wel de belangen van het landschap te worden betrokken.

Ook de standpunten ten aanzien van de cultuurhistorisch waardevolle elementen in het landschap zijn weer meegenomen en zijn medebepalend geweest voor de bestemmingsplan voorschriften. Het gaat daarbij om terpen, kavelstructuren, kruinige percelen, dijken en dijkrestanten, ontsluitingspatronen en karakteristieke bebouwing.

Voor de bebouwing die in het buitengebied mag worden opgericht zijn maximale goot- en bouwhoogten aangegeven in de voorschriften. Binnen een indicatief agrarisch bouwvlak dient binnen een gebied van 1 ha de bebouwing te worden gerealiseerd. Daarbij kan door Burgemeester en Wethouders een nadere eis worden gesteld ten aanzien van de plaatsing van de gebouwen in dat bouwvlak. Hiermee kan worden voorkomen dat de bebouwing teveel wordt verspreid over het bouwvlak.

Op de bestemmingsplankaart is voor een aantal gebouwen een aanduiding als “karakteristieke bebouwing” opgenomen. Het beleid voor deze panden is gericht op het zoveel mogelijk handhaven van de karakteristieke kenmerken van de bebouwing. Middels de regels in het bestemmingsplan wordt gestreefd naar handhaving van de bouwhoogte, de goothoogte en de dakhelling.

Stiens (centrum)

Inmiddels is er gestart met de voorbereiding van een bestemmingsplan voor het gehele dorpsgebied van Stiens.

Nu grote projecten zoals Aldlân en de invullocaties zijn afgerond kan voornamelijk volstaan worden met het bestemmen van de bestaande situatie. Een inventarisatie van de te vervangen bestemmingsplannen laat hierbij zien dat er geen grote verschillen bestaan tussen de meest gebruikte voorschriften. Dit betekent dat het gelijktrekken van de bestemmingen goed te doen moet zijn.

Dit betekent niet dat er geen wijzigingen in de bestemmingsgrenzen of regels (voorschriften) komen. In ieder geval dient de bijgebouwenregeling nu integraal te worden opgenomen. Ook dienen alle regels tegen het licht te worden gehouden om te kijken of ze onder de nieuwe Wro nog voldoen. Ook dient maatvoering van bijvoorbeeld bebouwingsbepalingen indien nodig aangepast te worden aan huidig gangbare maatvoering (bijv. bouwhoogte 9m voor woningen).

Goede afstemming

Het bestemmingsplan Stiens zal vele functies in zich herbergen. Een goede afstemming tussen de vele functies zal nodig zijn. Op het moment voorziet de gemeente in het grootste deel van de gemeente geen problemen tussen de verschillende functies. Wel wenst de gemeente aandacht te schenken aan het centrum- en industriegebied van Stiens. In het ene dient aandacht geschonken te worden aan de hoeveelheid vrijheid die bijvoorbeeld horeca en sport geboden wordt, in het ander dient aandacht geschonken te worden aan de categorie III bedrijven die zich alhier bevinden.

Bewaken ruimtelijke kwaliteit

De gemeente heeft een inventarisatie gemaakt van beeldbepalende gebouwen. Deze wenst de gemeente in het bestemmingsplan Stiens te borgen middels een beschermende regeling. Deels reeds in de bestaande aanduiding ‘karakteristiek’ van Stiens Centrum gevangen, dient deze aanduiding de historische rijkdom van Stiens te bewaren.

Het bestemmingsplan Stiens dient rekening te houden met de mogelijkheden zoals aangegeven in de welstandsnota.

Nieuwe ontwikkelingen

Er worden nieuwe behoeften en wensen gesignaleerd. De gemeente wenst hier middels een degelijk bestemmingsplan, voor zover wenselijk, in mee te gaan. De gemeente staat positief tegenover een beleid dat zogenaamde kangoeroe­woningen toestaat. Dit houdt in dat er de mogelijkheid wordt gecreëerd voor het aan huis laten wonen van derden. Hiervoor wordt door de gemeente op het moment beleid opgesteld, welke in het bestemmingsplan verwerkt zal worden. Mogelijk is het op tijd om reeds in het voorontwerp te worden meegenomen, anders wordt het in de ontwerpfase geïmplementeerd.

Het voorgaande zal uitgewerkt worden in een concreet bestemmingsplan “Stiens”. Totdat dit het geval is blijven de huidige “deel” bestemmingsplannen van kracht. In hoofdlijnen hebben al deze deelplannen dezelfde grondslag en hebben een conserverende werking van de hoofdfunctie wonen en centrumgebied.

De dorpen rondom Stiens

Van de andere dorpen (Hijum, Feinsum, Alde Leie, Britsum, Koarnjum en Jelsum) zijn recente bestemmingsplannen beschikbaar. De bestemmingsplanvoorschriften zijn vooral gericht op de woonfunctie. In Jelsum geldt voor een groot deel van de kern een “Beschermd dorpsgezicht”.

Uitgangspunt voor deze bestemmingsplannen is het consolideren van de bestaande situatie als woonkern.

Bedrijventerreinen

Voor het bedrijventerrein Middelsee ten noordwesten van Stiens is in 2005 een bestemmingsplan opgesteld. Het bestemmingsplan heeft het karakter van een globaal eindplan. In de beschrijving op hoofdlijnen, is aangegeven op welke wijze het gebied zal moeten worden ingericht. Eén belangrijk (welstandelijk) aspect daarbij is dat de voorkeur wordt aangegeven voor het plaatsen van representatieve bedrijfsonderdelen aan de zichtzijden en de andere bedrijfsgedeelten meer achter in de kavels. Bovendien dient grootschalig laagwaardig terreingebruik (opslag van goederen bijvoorbeeld) te worden voorkomen.

Cultuurhistorie en monumentenbeleid

Binnen de gemeente Leeuwarderadeel is één beschermd dorpsgezicht. Het betreft de dorpskern van Jelsum en het daar omheen gelegen terpgebied. In de gemeente staan wel een aantal rijksmonumenten. In totaal zijn dat ongeveer 30. Op grond van de monumentenverordening is de adviserende taak van de gemeentelijke monumentencommissies ondergebracht bij de monumentencommissie van Hûs en Hiem. Ook dient hier melding te worden gemaakt van de aandacht die het rijk en provincie schenken aan het grondgebied van delen van de gemeente. In de rijksnota Belvedère zijn delen van de gemeente opgenomen in het belvedèregebied “het Fries terpengebied”.

Welstandstoezicht

Burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarderadeel hebben de advisering betreffende de bouwplannen opgedragen aan de welstandscommissie van Hûs en Hiem. Eens in de twee weken vindt er een kleine welstandscommissiezitting plaats op het gemeentehuis. De regioarchitect en een secondant van de welstandsorganisatie komen bij de gemeente langs en beoordelen de adviesaanvragen. De plannen waarover geen eenduidig standpunt door de twee commissieleden wordt ingenomen worden voorgelegd aan de grote welstandscommissie. Twee keer per maand houdt deze commissie zitting. De vergaderingen, zowel van de kleine als de grote commissie, zijn openbaar. Planindieners en ontwerpers kunnen desgewenst een toelichting geven op het plan.

Wanneer een bouwplan betrekking heeft op een rijks- of provinciaal monument wordt het plan tevens voorgelegd aan het Steunpunt Monumentenzorg.

De gemeentelijke ervaringen met deze werkwijze zijn overwegend positief. De meeste

adviezen worden overgenomen door burgemeester en wethouders. Alleen bij zwaarwegende andere belangen wordt incidenteel gemotiveerd afgeweken van het welstandsadvies.

Een punt dat niet direct is gerelateerd aan het functioneren van de welstandscommissie maar meer samenhangt met de dagelijkse praktijk, betreft de informatievoorziening. Regelmatig nemen burgers contact op met de gemeente om hun bouwplannen vroegtijdig kenbaar te maken. Dit contact is van groot belang omdat daar de eerste informatieoverdracht plaatsvindt. Met name de bepalingen uit het bestemmingsplan komen daarbij in beeld en tevens worden de kaders van de welstandsnota voorgelegd.

De gemeenteraad stelt het welstandsbeleid vast

Op grond van de Woningwet is een gemeentelijke welstandsnota een voorwaarde voor het uitvoeren van welstandstoezicht. Na vaststelling van de welstandsnota door de gemeenteraad mag de welstandsbeoordeling alleen nog maar worden gebaseerd op de criteria die in de welstandsnota zijn genoemd. De criteria in de welstandsnota moeten zo concreet mogelijk zijn en zo veel mogelijk zijn toegespitst op het individuele bouwwerk en specifieke aspecten van het bouwwerk normeren.

De welstandscriteria zijn niet algemeen verbindend maar vormen een stelsel van beleidsregels

waarbinnen burgemeester en wethouders het welstandstoezicht moeten uitvoeren. Dit geeft onder meer de mogelijkheid om de welstandscriteria per gebied op maat te snijden. Het blijft bij het welstandstoezicht gaan om redelijke eisen van welstand, maar de vraag wat precies ‘redelijk’ is wordt per gebied ingevuld.

Na vaststelling van de welstandsnota zal de werking ervan jaarlijks worden teruggekoppeld naar de gemeenteraad, aan de hand van het jaarverslag van de welstandscommissie en een rapportage van burgemeester en wethouders over de wijze waarop zij uitvoering hebben gegeven aan het welstandstoezicht.

Deze terugkoppeling is wettelijk verplicht. Naar aanleiding van de terugkoppeling kan de gemeenteraad besluiten dat aanpassing van de welstandsnota noodzakelijk is. Voor dergelijke aanpassingen is de gemeentelijke inspraakverordening van kracht. Na vaststelling van de welstandsnota zal de gemeenteraad soms ook tussentijds aanvullingen op de welstandsnota vaststellen. Dit is vooral het geval bij de grotere nieuwe projecten waarvoor de welstandscriteria voortaan in het kader van de stedenbouwkundige planvoorbereiding worden opgesteld. Voor dergelijke aanvullingen geldt dat de inspraak wordt gekoppeld aan de reguliere

inspraakregeling bij de stedenbouwkundige planvoorbereiding.

1.3 B & W voeren het welstandstoezicht uit

De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de afgifte van een omgevingsvergunning onderdeel bouwen ligt bij burgemeester en wethouders. Zij hebben een eigen verantwoordelijkheid voor het welstandsoordeel dat tot stand komt aan de hand van de in de welstandsnota opgenomen criteria. In vele gevallen speelt het advies van de onafhankelijke en deskundige welstandscommissie daarbij een belangrijke rol.

Burgemeester en wethouders vragen bij de plannen die niet vallen onder de loketcriteria een advies aan de welstandscommissie, tenzij bij voorbaat vaststaat dat de bouwvergunning reeds op een andere grond moet worden geweigerd. Naast de formele aanvraag omgevingsvergunning onderdeel bouwen blijft ook de mogelijkheid bestaan tot het voeren van vooroverleg met de welstandscommissie door middel van een principeaanvraag.

De kleinere bouwplannen worden getoetst aan de sneltoetscriteria. Voldoet een bouwplan aan de sneltoetscriteria dan voldoet het bouwplan aan de redelijke eisen van welstand. Waar wordt getwijfeld aan de toepasbaarheid van de sneltoetscriteria wordt een advies van de welstandscommissie gevraagd.

Wanneer kunnen B & W afwijken van het advies van de welstandscommissie?

Burgemeester en wethouders volgen in hun oordeel in principe het advies van de welstandscommissie. Daarop zijn de volgende uitzonderingsmogelijkheden:

• Afwijken op inhoudelijke grond:

Burgemeester en wethouders kunnen op inhoudelijke grond afwijken van het advies van de welstandscommissie indien zij tot het oordeel komen dat de welstandscommissie de van toepassing zijnde criteria niet juist heeft geïnterpreteerd, of de commissie naar hun oordeel niet de juiste criteria heeft toegepast. Indien burgemeester en wethouders op inhoudelijke grond afwijken van het advies van de welstandscommissie wordt dit in de beslissing op de aanvraag om vergunning gemotiveerd, onderbouwd door een ambtelijk advies en/of een second opinion.

• Afwijken om andere redenen:

Burgemeester en wethouders krijgen volgens artikel 44 lid 1d Ww de mogelijkheid om, bij strijd van een bouwplan met redelijke eisen van welstand, toch een vergunning te verlenen indien zij van oordeel zijn dat daarvoor andere redenen zijn, bijvoorbeeld van economische of

maatschappelijke aard. Deze afwijking wordt in de beslissing op de aanvraag van de omgevingsvergunning gemotiveerd. Burgemeester en wethouders zijn uiterst terughoudend met het gebruik van deze mogelijkheid omdat aspecten aangaande de ruimtelijke kwaliteit een lange termijn belang dienen.

Het indienen van bezwaar

Belanghebbenden kunnen binnen zes weken bezwaar indienen tegen de beslissing van burgemeester en wethouders op het verlenen van een omgevingsvergunning. Belanghebbenden zijn in de regel de planindiener en de direct omwonenden. In de bezwaarschriftprocedure heroverwegen burgemeester en wethouders het besluit, na advies van de Commissie Bezwaar en Beroepschriften. De belanghebbenden, die het met deze heroverweging niet eens zijn, kunnen hiertegen in beroep gaan.

Als een bezwaar te maken heeft met het welstandsoordeel richt de belanghebbende zich dus nadrukkelijk op het oordeel van burgemeester en wethouders en niet op het advies van de welstandscommissie. De welstandscommissie zelf kent geen bezwaarprocedure voor belanghebbenden. Natuurlijk kunnen de ontwerper en eventueel de planindiener via de gemeente wel om een toelichting op een uitgebracht advies vragen. Een dergelijke toelichting kan ook door de gemeente of door de Commissie van Bezwaar en Beroepschriften worden gevraagd.

Jaarlijkse rapportage over de uitvoering van het welstandstoezicht

Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks een verslag op voor de gemeenteraad van de wijze waarop zij met hun verantwoordelijkheid voor het uitoefenen van het welstandstoezicht zijn omgegaan. De rapportage over het voorgaande jaar is in principe gereed in maart van het volgende jaar zodat het daarna aan de gemeenteraad kan worden voorgelegd.

1.4 De welstandscommissie adviseert

Het advies van de welstandscommissie geeft aan of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk of een standplaats, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand. Dit wordt beoordeeld aan de hand van de criteria zoals opgenomen in de welstandsnota.

Het advies van de welstandscommissie wordt altijd schriftelijk vastgelegd in begrijpelijke taal in de vorm van een brief aan burgemeester en wethouders. Een welstandsadvies bevat een korte omschrijving van het ingediende plan, een verwijzing naar de van toepassing zijnde welstandscriteria en een samenvatting van de beoordeling van het plan op die punten, uitmondend in een integraal advies. Steeds moet de motivering op grond waarvan het advies wordt gegeven, duidelijk zijn. De welstandsadvisering is niet gericht op zaken die geen betrekking hebben op het welstandstoezicht. Het welstandsadvies kan wel suggesties bevatten voor beleid of procedurele zaken die naar mening van de commissie in acht genomen zouden

moeten worden.

1.5 De welstandscommissie

Taakomschrijving

De wettelijke en openbare taak van de welstandscommissie is het uitbrengen van adviezen aan burgemeester en wethouders ten aanzien van de vraag of het uiterlijk of de plaatsing van een bouwwerk of standplaats, waarvoor een aanvraag om vergunning is ingediend, in strijd is met redelijke eisen van welstand. Dit welstandsadvies is gebaseerd op de in deze welstandsnota genoemde welstandscriteria die zowel stedenbouwkundige als architectonische aspecten

omvatten. De tweede belangrijke wettelijke taak van de welstandscommissie is het opstellen

van een jaarlijks verslag van de werkzaamheden voor de gemeenteraad. In dit verslag komt ten minste aan de orde op welke wijze toepassing is gegeven aan de welstandscriteria uit deze nota. De gemeente Leeuwarderadeel wil daarnaast ook in het verslag lezen hoe de werkwijze van de

commissie is geweest en op welke manier zij uitwerking heeft gegeven aan de openbaarheid van vergaderen, wat de aard van de beoordeelde plannen was en hoe de advisering is verlopen bij spraakmakende of beeldbepalende projecten. Voorts kan de welstandscommissie in haar jaarverslag aanbeveling doen ten aanzien van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid in het algemeen en aanpassing van de welstandsnota in het bijzonder. Het jaarverslag van de welstandscommissie moet gereed zijn in maart van het volgend jaar.

Om deze twee belangrijke wettelijke taken optimaal te kunnen uitoefenen en de kennis die daarbij wordt vergaard ten goede te laten komen aan het lokale ruimtelijke kwaliteitsbeleid krijgt de welstandscommissie van de gemeente Leeuwarderadeel tevens de volgende taken mee:

  • Het onder regie van de gemeente voeren van noodzakelijk geacht overleg met betrokkenen bij de voorbereiding van bouwplannen en het beoordelen van principeaanvragen voor bouwplannen.

  • Het beoordelen van aanvragen voor een reclamevergunning.

  • Het beoordelen van aanvragen voor een monumentenvergunning.

  • Overleg met de betrokken ambtelijke afdelingen en burgemeester en wethouders over het opstellen van welstandscriteria en welstandsbeleid.

  • Het op verzoek van het gemeentebestuur uitbrengen van adviezen over de welstandsaspecten van de in voorbereiding zijnde ruimtelijke plannen.

  • Het bevorderen van de openbaarheid van het welstandstoezicht, het zorgdragen voor het maatschappelijk draagvlak en het stimuleren van de discussie over ruimtelijke kwaliteit in de gemeente.

  • Het zorgdragen voor regelmatig overleg met het gemeentebestuur.

  • Het gevraagd en ongevraagd signaleren van stedenbouwkundige en architectonische ontwikkelingen die van belang zijn voor de ruimtelijke kwaliteit in de gemeente.

  • Samenstelling van de welstandscommissie

    De welstandscommissie is een door de gemeenteraad benoemde onafhankelijke commissie . De gemeenteraad van de gemeente Leeuwarderadeel heeft de werkzaamheden betreffende het welstandstoezicht opgedragen aan de Gemeenschappelijke Regeling Hûs en Hiem en onderschrijft daarmee het Reglement op de Commissie.

    Het aan te leveren materiaal

    De kwaliteit van het aangeleverde materiaal (plattegronden, tekeningen, foto’s etc.) moet een goed beeld geven van het bouwplan en de planfilosofie. De welstandscommissie kan zich een goed oordeel vormen als tenminste de volgende zaken worden aangeleverd:

  • situatietekening inclusief aansluitende terreinen (minimaal schaal 1:1000),

  • tekeningen van bestaande en nieuwe plattegronden,

  • doorsneden en gevelaanzichten (minimaal schaal 1:100),

  • tekeningen van de principedetails die verband houden met het uiterlijk van het bouwwerk,

  • kleurenschema’s, materiaalmonsters en materiaallijst,

  • foto’s van de bestaande toestand van het bouwwerk en de omgeving.

    Bij grote projecten kan de welstandscommissie een werkmaquette van het bouwwerk en zijn omgeving vragen om de schaal en massa te kunnen beoordelen. De plantoelichter zorgt voor aanvullende informatie, bijvoorbeeld luchtfoto’s, een digitaal beeldregistratiesysteem, stedenbouwkundige plannen, bestemmingsplannen en eventueel maquettes. De leden van de

    welstandscommissie gaan indien noodzakelijk zelf ter plekke kijken.

    1.6 Openbaarheid

    De wettelijke taken van de welstandscommissie worden uitgevoerd in openbaarheid tenzij er zwaarwegende redenen zijn dit niet te doen (zoals gedefinieerd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur). Het jaarverslag van de welstandscommissie is openbaar en de advisering over de bouwplannen geschiedt in openbaarheid, dit betreft zowel de toelichting, de beraadslaging en het formuleren van het advies. Ook de daarop volgende schriftelijke adviezen over de bouwplannen in procedure zijn openbaar. Betrokkenen, dat wil zeggen ontwerpers, planindieners en andere belanghebbenden, zijn tijdens de behandeling van een plan welkom ‘aan tafel’ om een mondelinge toelichting te geven. Zij kunnen daarvoor een afspraak maken met de gemeentelijk plantoelichter.

    Belangstellenden kunnen de vergadering bijwonen als toehoorder. Zij hoeven daarvoor geen afspraak te maken. Belangstellenden hebben geen spreekrecht. Wel kan de voorzitter van de welstandscommissie gelegenheid geven voor het horen van de indiener en/of belangstellende, voorafgaand aan de planbeoordeling.

    1.7 Vooroverleg en principeplannen

    De gemeente Leeuwarderadeel biedt ontwerpers en planindieners de mogelijkheid om, voorafgaand aan de formele aanvraag omgevingsvergunning, vooroverleg te plegen met de welstandscommissie over de interpretatie van de welstandscriteria in het concrete geval van hun bouwplan. Hiertoe kan het schetsontwerp als principeplan worden ingediend bij de afdeling die belast is met de behandeling van de omgevingvergunning onderdeel bouwen. Het vooroverleg met de welstandscommissie kan in principe pas starten nadat duidelijkheid bestaat over de planologische aanvaardbaarheid van het plan. Omdat het vooroverleg diep kan ingrijpen in de planontwikkeling moet het met de nodige waarborgen worden omgeven. De volgende punten zijn daarbij van belang:

  • De kwaliteit van het aangeleverde materiaal moet een goed beeld geven van de bedoelingen en de planfilosofie. De welstandscommissie kan zich een goed oordeel vormen als de zaken die zijn genoemd in paragraaf 1.5 worden aangeleverd.

  • Het principeplan wordt geregistreerd, gedateerd en krijgt een nummer en een dossier. De welstandscommissie behandelt geen ongeregistreerde plannen. De welstandscommissie draagt uiterste zorg voor goede verslaglegging en consistente beoordelingen in de verschillende planfasen.

  • Bij het welstandsadvies over een principeplan moet de welstandscommissie altijd aangeven in welk stadium het plan is beoordeeld. Voor de welstandsadviezen over deze principeplannen gelden verder dezelfde uitgangspunten als voor de adviezen over een standaard bouwplan.

  • 1.8 Supervisie en ontwerpwedstrijden

    De gemeente kan voor bepaalde (nieuw te ontwikkelen) gebieden een supervisor aanstellen met als taak de ruimtelijke kwaliteit te stimuleren en initiatiefnemers in de vroege planvormingfasen reeds te informeren en te begeleiden. Bij het aanstellen van een supervisor zal de afdeling die belast is met de omgevingsvergunning onderdeel bouwen zorg dragen voor een heldere taakomschrijving en een goede afstemming tussen supervisie en welstandsbeoordeling.

    Daarbij gelden in principe de volgende uitgangspunten:

  • De supervisor formuleert de welstandscriteria voor het gebied (het gaat immers meestal om grotere nieuwe projecten waarvoor in deze welstandsnota nog geen gebiedsgerichte welstandscriteria zijn opgenomen).

  • De welstandscriteria gelden na vaststelling door de gemeenteraad als leidraad voor de planbegeleiding door de supervisor en als kader voor de welstandsbeoordeling.

  • Tijdens het planvormingsproces is de supervisor verantwoordelijk voor tijdige rapportage aan de welstandscommissie. Controversiële kwesties kunnen leiden tot plenair vooroverleg van de welstandscommissie met de ontwerper, de planindiener en/of de supervisor.

  • Wanneer uiteindelijk de vergunning wordt aangevraagd vindt de definitieve welstandsbeoordeling door de welstandscommissie plaats waarbij de commissie rekening houdt met wat er tijdens het begeleidingsproces is besproken en besloten.

    Sommige bouwprojecten komen tot stand na een ontwerpwedstrijd of een ontwikkelingscompetitie. Bij deze projecten vindt een deskundige beoordeling van het ontwerp plaats, vaak lang voordat de welstandsbeoordeling aan de orde is. Om misverstanden te voorkomen is het van belang de relatie tussen de planbeoordeling in het kader van de wedstrijd en de uiteindelijke welstandsbeoordeling door de welstandscommissie goed vast te leggen.

    Uitgangspunt is dat de gemeente en de leden van de welstandscommissie slechts actief medewerking verlenen aan ontwerpwedstrijden of ontwikkelingscompetities waarvan het wedstrijdprogramma is opgesteld volgens ‘Kompas’ * en die gemeld is bij het Steunpunt Ontwerpwedstrijden. De gemeente zal stimuleren dat in het wedstrijdprogramma expliciete welstandscriteria worden opgenomen. Deze kunnen specifiek door de gemeenteraad worden vastgesteld ofwel uit deze welstandsnota worden overgenomen.

    De beoordeling van inzendingen voor een ontwerpwedstrijd of een ontwikkelingscompetitie geschiedt door een speciaal aangewezen jury of beoordelingscommissie. Dit kan nooit de welstandscommissie als zodanig zijn. Een lid van de welstandscommissie kan wel op persoonlijke titel worden aangewezen als lid van een jury of beoordelingscommissie.

    Bij een welstandsbeoordeling voor een bouwplan dat het gevolg is van een ontwerpwedstrijd of een ontwikkelingscompetitie, gelden de in het wedstrijdprogramma genoemde welstandscriteria als (onderdeel van het) beoordelingskader.

    * ‘Kompas’ is de nationale richtlijn voor het uitschrijven van ontwerpwedstrijden en ontwikkelingscompetities op het gebied van architectuur, stedenbouw, landschapsarchitectuur en interieurarchitectuur. ‘Kompas’ is onderschreven door een groot aantal organisaties, waaronder de VNG. Het Steunpunt Ontwerpwedstrijden begeleidt het gebruik van ‘Kompas’.

    1.9 Handhaving en excessenregeling

    De gemeente geeft met deze welstandsnota regels voor het welstandstoezicht en zal zich ook inspannen voor de naleving daarvan. De gemeente Leeuwarderadeel zal prioriteit geven aan het handhavingsbeleid en illegale bouwwerken of gebruik dat strijdig is met het bestemmingsplan actief opsporen en daartegen optreden.

    Als voor een vergunningplichtig bouwwerk geen bouwvergunning is aangevraagd, dan wel het bouwwerk na realisering afwijkt van de tekeningen waarop de bouwvergunning is afgegeven, krijgt de eigenaar de gelegenheid om (alsnog of opnieuw) een vergunning aan te vragen, indien er geen directe weigeringsgronden zijn, voor het gerealiseerde bouwwerk. Als de vergunning toch moet worden geweigerd, bijvoorbeeld vanwege een negatief welstandsadvies, dan kunnen burgemeester en wethouders degene die tot het opheffen van de situatie bevoegd is, aanschrijven om binnen een door hen te bepalen termijn de strijdigheid op te heffen.

    Ook bouwwerken waarvoor geen omgevingsvergunning hoeft te worden aangevraagd moeten aan minimale welstandseisen voldoen. Burgemeester en wethouders kunnen de eigenaar van een bouwwerk dat ‘in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand’ aanschrijven om die strijdigheid op te heffen. De hiervoor geldende criteria moeten in de welstandsnota zijn opgenomen. De ‘excessenregeling’ is niet bedoeld om de plaatsing van het bouwwerk tegen te gaan.

    De excessenregeling luidt: ‘Het uiterlijk van een bouwwerk of standplaats is al dan niet in ernstige mate in strijd met redelijke eisen van welstand , beoordeeld naar de criteria verwoord in de door de gemeenteraad vastgestelde Welstandsnota, indien Burgemeester en Wethouders daartoe op basis van een gemotiveerd welstandsadvies besluiten’.

    De gemeente Leeuwarderadeel hanteert bij het toepassen van deze excessenregeling het criterium dat er sprake moet zijn van een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is en die afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied.

    Vaak heeft dit betrekking op:

  • het visueel of fysiek afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving;

  • het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden bij aanpassing van een bouwwerk;

  • armoedig materiaalgebruik;

  • toepassing van felle of contrasterende kleuren;

  • te opdringerige reclames;

  • een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is (zie daarvoor de gebiedsgerichte welstandscriteria);

  • gedeeltelijk afbraak of instorting of een ernstige mate van beschadiging van een gebouw of bouwwerk;

  • negatieve invloed van installaties aangebracht op gevels en andere oneigenlijke toevoegingen;

  • verwaarlozing van een gebouw of bouwwerk hetgeen zich vaak uit in slecht onderhouden schilderwerk, kapotte ramen ontbrekende dakpannen.

    Ten aanzien van vergunningsvrije bouwwerken mag nog worden opgemerkt dat deze in elk geval niet in strijd met redelijke eisen van welstand zijn wanneer ze voldoen aan de welstandscriteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen. Van een exces kan in ieder geval sprake zijn in de volgende gevallen:

  • gebouwen op opvallende wijze van kleur en/of textuur veranderen;

  • niet-passende bijgebouwen worden geplaatst zoals romney-loodsen of zeecontainers.

    De gemeente kan in deze situaties een advies van de welstandscommissie vragen.

    HOOFDSTUK 2

    Welstandscriteria

    2.1 Algemene welstandsaspecten

    Toelichting

    De uitwerking van de ‘zo concreet mogelijke welstandscriteria’ is te baseren op een stelsel van algemene welstandsaspecten. Deze algemene welstandsaspecten liggen (haast onzichtbaar) ten grondslag aan elke planbeoordeling. Met andere woorden: ze vormen het fundament onder de welstandstoets.

    In de praktijk zullen de uitwerkingen naar sneltoetscriteria, gebiedsgerichte en objectgerichte criteria meestal voldoende houvast bieden voor de planbeoordeling maar toch kunnen zich bijzondere situaties voordoen. In die situaties kan het dan wenselijk zijn om terug te grijpen op de algemene uitgangspunten. De welstandscommissie kan burgemeester en wethouders in zo’n geval gemotiveerd en schriftelijk adviseren van de hardheidsclausule gebruik te maken en af te wijken van de gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria. In praktijk betekent dit dat het betreffende plan alleen op grond van de algemene welstandsaspecten wordt beoordeeld en dat de bijzondere schoonheid van het plan met deze criteria overtuigend kan worden aangetoond. Het niveau van ‘redelijke eisen van welstand’ ligt dan uiteraard hoog, het is immers redelijk dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap naarmate een bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt.

    Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een bouwplan is aangepast aan de gebiedsgerichte welstandscriteria, maar het bouwwerk zelf zo onder de maat blijft dat het op den duur zijn omgeving negatief zal beïnvloeden. Ook wanneer een bouwplan afwijkt van de bestaande of toekomstige omgeving maar door bijzondere schoonheid wél aan redelijke eisen van welstand voldoet, kan worden teruggegrepen op de algemene welstandsaspecten.

    De algemene welstandsaspecten zijn in bijlage 1 ‘Uitgangspunten voor welstand’ opgenomen.

    2.2 Gebiedsgerichte welstandscriteria

    Toelichting

    Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen die zich voegen binnen de bestaande ruimtelijke structuur. Deze criteria zijn gebaseerd op de identiteit van Leeuwarderadeel en het architectonisch vakmanschap en de ruimtelijke kwaliteit zoals die in de bestaande situatie worden aangetroffen. Deze criteria geven aan hoe een bouwwerk ‘zich moet gedragen’ om in zijn omgeving niet teveel uit de toon te vallen, en welke gewaardeerde karakteristieken uit de omgeving in het ontwerp moeten worden gebruikt.

    Schets van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Leeuwarderadeel

    Het landschapsbeeld kan in de gemeente Leeuwarderadeel worden opgesplitst in drie typen. Aan de oostzijde wordt het beeld grotendeels bepaald door een open en wijds gebied van graslanden (het oude kweldergebied) en verspreid liggende boerderijen. De opgaande beplanting is in dit gebied beperkt tot de erfbeplanting. De bebouwing is grotendeels geconcentreerd op de oude kwelderwal. De compacte bebouwing van de dorpskernen wordt afgewisseld door relatief open lintbebouwing. Het oude Middelzeegebied (de westzijde van de gemeente) is, net als de oostzijde (het Aldlân) een open en wijds gebied van graslanden. In

    tegenstelling tot het Aldlân is in het westelijke deel van de gemeente wel sprake van lintbebouwing langs de oude dijken.

    Op de kwelderwal is de eerste bebouwing ontstaan. De dorpen Jelsum, Koarnjum, Britsum, Stiens, Feinsum en Hijum ontstonden als agrarische nederzettingen op terpen. De dorpen in de gemeente zijn in de periode 1850-1940 nauwelijks uitgebreid. De geringe groei kon worden opgevangen door het opvullen van open ruimten binnen de bestaande structuur en bouwen langs de uitvalswegen. Na de tweede wereldoorlog zijn vooral Stiens en Britsum sterk gegroeid.

    Stiens

    Omstreeks 1850 was een groot deel van de bebouwing van Stiens geconcentreerd rond de op de terp gelegen Grote of Sint Vitus kerk. Omdat ook ten zuiden van de terp veel bebouwing was gelegen Langebuorren en Uniawei) had het dorp een langgerekt karakter. Met de aanleg van het spoor groeide het dorp in oostelijke richting. Later (1887) werd aan de zuidzijde van het dorp een zuivelfabriek gebouwd. Rondom deze fabriek werden de kenmerkende “fabryks hûskes” gebouwd. Voor het overige kon de (geringe) bevolkingsgroei worden opgevangen door het bouwen van woningen langs de uitvalswegen. De grootschalige uitbreidingen dateren (zoals

    gezegd) van na 1950. Aan de zuidkant van het dorp werden grote nieuwbouwwijken gerealiseerd, Stiens-zuid en d’Oriënt. Daarna is Stiens uitgebreid aan de noordkant met de wijken it Skil en it Heechhof. Nog later (jaren ’90) is gestart met het bouwen van de wijk Aldlân.

    De overige dorpen

    In de dorpen Jelsum en Koarnjum was de bebouwing grotendeels geconcentreerd op de terp. In de beide dorpen wordt de structuur tevens bepaald door de aanwezige staten (respectievelijk Dekemastate en Martenastate) aan de rand van de dorpsterp. Koarnjum en Jelsum zijn verbonden middels een relatief dicht bebouwd lint. De na-oorlogse uitbreidingen zijn in Koarnjum aan de noordwestzijde gerealiseerd. In Jelsum is vanwege de geluidsproblematiek rond de luchthaven in de na-oorlogse periode geen dorpsuitbreiding gerealiseerd.

    De bebouwing in Britsum is deels geconcentreerd rond de kerk. Rond 1890 werd de Greate Buorren aangelegd en bebouwd. Na 1950 is het dorp aan de zuidzijde en nog later aan de oostzijde uitgebreid. Feinsum is ooit als terpdorp ontstaan, maar daarvan is in de huidige bebouwingsstructuur weinig meer te herkennen. Het dorp manifesteert zich momenteel als lintdorp langs de Hege Hearewei /Holdingawei). Uitbreidingen hebben tot op heden niet plaatsgevonden. Dit is wel het geval in Hijum. Aan de westzijde van de oorspronkelijk rond de kerk geconcentreerde bebouwing is nieuwbouw gepleegd. Het dorp Alde Leie is in tegenstelling tot de overige dorpen in de gemeente niet als terpdorp ontstaan, maar als zijldorp bij de zijl in de Stienzer Dijk. Het dorp breidde zich vervolgens uit langs de Stienzer Dyk, waardoor het dorp het karakter van een dijkdorp heeft gekregen. Na-oorlogse uitbreidingen hebben plaatsgevonden aan de oostzijde van het dorp.

    Verspreide bebouwing

    De verspreide bebouwing komt vooral voor in het Aldlân. Op enkele plaatsen, zoals op Tichelwurk, Finsterbuorren en de Tsjessingawei, is deze bebouwing geconcentreerd in lintbebouwing.

    Gebiedsindeling en welstandsambities

    Er zijn verschillende types welstandsgebieden onderscheiden. Voor elk type gebied (en in voorkomende gevallen uitgesplitst naar een onderverdeling) is een beoordelingskader opgesteld, waarin steeds de volgende onderdelen aan de orde komen:

  • Een korte beschrijving van het gebiedstype, waarbij aandacht wordt besteed aan de ontstaansgeschiedenis, de stedenbouwkundige of landschappelijke omgeving, een typering van de bouwwerken, het materiaal- en kleurgebruik en de detaillering;

  • Een samenvatting van het beleid, de te verwachten en/of gewenste ontwikkelingen en de waardering voor het gebied op grond van de belevingswaarde en eventuele bijzondere cultuurhistorische, stedenbouwkundige of architectonische werken;

  • De aanvullende beleidsinstrumenten die de gemeente inzet in het gebied;

  • De voor het gebied geldende welstandsambitie;

  • De welstandscriteria, steeds onderverdeeld in criteria betreffende de relatie met de omgeving van het bouwwerk, de massa, de opbouw en de detaillering.

    Elk gebied een eigen ‘ambitie’

    Het vaststellen van de welstandsambitie is een cruciaal element van het welstandsbeleid. De kwaliteit van de gebieden, het gevoerde ruimtelijk kwaliteitsbeleid en de verwachtte ontwikkelingen zijn bepalend. In theorie zijn vier welstandsambities mogelijk:

  • het door het Rijk aangewezen beschermde stads- of dorpsgezicht. Deze aangewezen gezichten worden van algemeen belang geacht wegens de schoonheid, de onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel de wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde. Deze waarden worden onder meer beschermd door een bestemmingsplan en doordat bouwwerken die elders vergunningsvrij zijn, in deze gebieden onder de lichte vergunningsplicht vallen. De algemene beleidsintentie zal hier vooral gericht zijn op het handhaven en versterken van de bestaande kwaliteiten.

  • het bijzondere welstandsgebied. Het gaat hier om de gebieden waar extra aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit wenselijk wordt geacht en de gemeente naast het welstandstoezicht ook aanvullende beleidsinstrumenten inzet (of dit in de nabije toekomst zal doen). In deze gebieden moet het welstandstoezicht een bijdrage leveren aan het versterken van de bestaande en/of gewenste kwaliteit. Dit betekent dat de beleidsintentie vooral is gericht op handhaving en respecteren.

  • het reguliere welstandsgebied. Deze gebieden kunnen afwijkingen van de bestaande ruimtelijke structuur en ingrepen in de architectuur van de gebouwen zonder al te veel problemen verdragen. De gemeente stelt hier geen aanvullende eisen ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit. In deze gebieden is het welstandstoezicht gericht op het respecteren van de basiskwaliteit. Incidentele veranderingen zijn over het algemeen goed mogelijk.

  • het welstandsvrije gebied. In deze gebieden wordt het welstandstoezicht niet van toepassing verklaard. Hiervoor kunnen verschillende redenen zijn: bijvoorbeeld omdat er in de planbegeleiding al voldoende garanties voor ruimtelijke kwaliteit zijn ingebouwd, of omdat het ruimtelijk karakter van het gebied een welstandstoets, naar de mening van de gemeenteraad, overbodig maakt.

  • De welstandsbeleidskaart

    De gemeente Leeuwarderadeel heeft één door het Rijk aangewezen beschermd dorpsgezicht. Het betreft het grootste deel van het dorp Jelsum en het daarom heen gelegen terpgebied.

    Het huidige beleidskader, de ambities van de gemeenteraden en de bestaande ruimtelijke kwaliteit rechtvaardigt een bijzonder welstandsambitieniveau voor een viertal gebiedstypen. Het gaat hier met name om de dorpskernen en de lintbebouwing. Bovendien zijn ook het landelijk gebied en het stateterrein van Martenastate (Koarnjum) als bijzonder welstandsgebied betiteld. Voor de overige onderscheiden gebieden geldt een regulier ambitieniveau. In deze gebieden, met name de na-oorlogse uitbreidingswijken (seriematig en individueel) en de sport- en bedrijventerreinen, kan de bestaande ruimtelijke structuur relatief veel verdragen.

    Het aanwijzen van welstandsvrije gebieden wordt door de gemeente niet als wenselijk beschouwd.

    De onderstaande gebiedsindeling is gebaseerd op veldwaarneming. Daarbij is gestreefd naar een typologische benadering zodat vergelijkbare gebiedstypen geclusterd kunnen worden. Deze benadering levert een sterke reducering van het aantal te onderscheiden gebieden op, zonder dat daarmee de specifieke kwaliteiten van bepaalde gebieden geweld wordt aangedaan.

    De volgende gebiedsindeling is van kracht:

    Gebiedsduiding Ambitieniveau

  • 1.

    beschermd dorpsgezicht beschermd

  • 2.

    dorpskernen bijzonder

  • 3.

    lintbebouwing bijzonder

  • 4.

    uitbreidingen (seriematig) regulier

  • 5.

    nieuwbouw (individueel) regulier

  • 6.

    bedrijventerreinen regulier

  • 7.

    sport- en groengebieden regulier

  • 8.

    stateterrein bijzonder

  • 9.

    landelijk gebied bijzonder

  • 10.

    landelijk gebied uitbreidingen bij buitendorpen

    De gebieden zijn op de welstandsbeleidskaart aangegeven. In de uitwerking van de gebieden zal meer specifieke achtergrond informatie aangegeven worden ter onderbouwing van deze welstandsambities.

    Uitwerking per gebied

    Voor de uitwerking van de gebiedstypen is afstemming gezocht op de systematiek van Hûs & Hiem. In de tabel zijn daarom kenmerkende aspecten van de bebouwing uit het gebied als criteria omschreven. Hierbij is gekeken naar:

    - plaatsing: de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de weg;

    - hoofdvorm: de massa-opbouw en vormgeving van de bouwmassa’s;

    - aanzichten: de indeling van de gevels;

    - opmaak: de detaillering en het kleur- en materiaalgebruik;

    Per gebied is een algemene beleidsintentie aangegeven. Deze intentie vloeit voort uit het ambitieniveau voor het betreffende gebied. Vervolgens is per criterium aangegeven of het criterium of kenmerk gehandhaafd dient te blijven of dat het gerespecteerd dient te worden of dat het incidenteel veranderbaar is. Bij een bijzonder ambitieniveau voor een gebied zullen de criteria vaker op handhaven zijn gericht, terwijl bij een regulier ambitieniveau de nadruk ligt op het respecteren van de criteria.

    Handhaven betekent niets anders dan het behouden van hetgeen als kenmerk van een gebied is aangeduid. Andere ontwikkelingen ten aanzien van dat criterium/kenmerk worden niet mogelijk geacht.

    Respecteren daarentegen biedt meer ruimte voor veranderingen, omdat de criteria gerespecteerd dienen te worden, zonder daarmee nieuwe ontwikkelingen direct op slot te zetten. Respecteren betekent wel dat de hoofdkarakteristiek van een gebied gehandhaafd dient te blijven.

    Incidenteel veranderbaar betekent dat wijzigingen best mogelijk zijn. Op het criteriumniveau betekent dit dat het criterium niet “heilig” is, maar dat het een leidraad biedt voor nieuwe ontwikkelingen, terwijl een andere richting ook (incidenteel) goed mogelijk wordt geacht.

    1 Beschermd dorpsgezicht

    Gebiedsbeschrijving

    Het dorp Jelsum wordt gekenmerkt door een ruimtelijke opbouw waarin de historische ontwikkeling goed herkenbaar is. De structuur van het dorp is qua wegenpatroon en verkaveling sinds de eerste kaart van 1718 eigenlijk nauwelijks veranderd. Een bindend element in de historisch ruimtelijke structuur vormt het wegenpatroon (de rond de terp liggende weg, met zijn vier uitvalswegen). In ruimtelijk opzicht valt de terp in drie delen uiteen. Het noordelijke deel heeft een open, sterk agrarisch karakter, het zuidelijke deel is de eigenlijke dorpskern. Het derde deel is het bijzondere complex Dekemastate.

    Noord : Aan de noordzijde van de terp is een concentratie van bebouwing die gezien kan worden als een voortzetting van de vroegere bebouwing van ’t Haantje aan de Brédyk. De bebouwing bestaat uit vrijstaande huizen met een tamelijk spits dak uit het begin van de twintigste eeuw. Het open gebied aan de noordzijde van de daar grotendeels afgegraven terp biedt een goed uitzicht op de midden op de terp gelegen kerk.

    Zuid : Het zuidelijke deel is de eigenlijke dorpskern. Door de verdichting van zowel de bebouwing als de beplanting heeft dit gedeelte een meer besloten karakter. Door afbraak van de school en de afbraak van huizen in de jaren ’60 is er een pleinachtige ruimte op de terp ontstaan. Aan de zuid- en oostzijde wordt deze ruimte begrensd door een tuinmuur, behorende bij Dekemastate.

    State : Aan het zuidelijke deel van de terpvoet wordt de structuur al eeuwen lang bepaald door Dekemastate, met het daarbij behorende park, de lanen en de open gronden. Daarnaast bepaalt ook de monumentale boerderij aan de zuidelijke toegangsweg van het dorp in belangrijke mate het historische karakter van het gebied.

    Bebouwing : Naast enkele bijzondere gebouwen, zoals de state en de kerk, bepalen de woningen in één bouwlaag met kap grotendeels het bebouwingsbeeld. De nokrichting van de woning is vrijwel in alle gevallen evenwijdig aan de straat. Hoewel de bouwperiode van de verschillende huizen varieert, is de samenhang in bouwwijze en de detaillering uit de 19e eeuw dominant aanwezig. Kenmerkend zijn voorts de lage goot en de duidelijke kap. De huizen zijn grotendeels opgebouwd uit rode baksteen en donkerblauwe dakpannen. De gevelopeningen zijn overwegend verticaal gericht. In enkele gevallen zijn op een later tijdstip grotere gevel openingen aangebracht.

    Beleid, waardebepaling en ontwikkeling

    Het beleid is voornamelijk gericht op behoud en versterking van de historische kwaliteiten. Het gebied is in het kader van de Monumentenwet aangewezen als Beschermd dorpsgezicht. Daartoe is een op bescherming gericht bestemmingsplan opgesteld. Het beleid is gericht op het behoud en waar mogelijk de versterking van de bestaande cultuurhistorisch waardevolle kenmerken. Nieuwe initiatieven dienen binnen de marges van de cultuurhistorische waarden tot ontwikkeling te komen.

    Welstandsambitieniveau

    Het gebied krijgt de welstandsbenadering van een beschermd stads- of dorpsgezicht. De algemene beleidsintentie zal hier vooral gericht zijn op het handhaven en versterken van de bestaande kwaliteiten.

    Gebiedsnummer: 1 Gebiedsnaam: Beschermd dorpsgezicht

    Hh = handhaven/herstel en restauratie, Re = respecteren en interpreteren, Iv = Incidenteel veranderbaar

    2 Dorpskernen

    Gebiedsbeschrijving

    De meeste dorpen in de gemeente kennen een duidelijk te onderscheiden dorpskern. De dorpen zijn veelal als terpdorp ontstaan. De bebouwing op deze terpen is in de loop van de tijd verder verdicht, waardoor in sommige delen van de dorpskern sprake is van een vrij hoge bebouwingsdichtheid. De bebouwingskarakteristiek in deze dorpskernen is, mede door de verschillende tijden waarin de bebouwing is gerealiseerd, vrij divers van karakter. De

    oorspronkelijke 19e eeuwse woonhuizen worden afgewisseld met dubbele woningen uit de na-oorlogse periode en hier en daar zijn, zoals in Hijum, rijenwoningen gerealiseerd in de dorpskern.

    In de dorpskern van Stiens is sprake van een grotere functiemenging dan in de overige dorpskernen. Met name de Langebuorren kent een veelheid aan detailhandel en kleinschalige horecavoorzieningen. Deze functiemenging heeft zijn weerslag op de gevels van de gebouwen. Deels zijn deze gemoderniseerd. Belangrijk daarbij is dat de verdieping middels massabehoud op de hoeken van deze gevels, een verbinding met de grond behouden. Met andere woorden: de

    verdiepingen zweven niet boven de eerste bouwlaag maar maken nog duidelijk deel uit van de voorgevel. In het centrum van Stiens is voorts een aantal bijzondere functies gesitueerd, zoals bijvoorbeeld het gemeentehuis. Ook neemt het nieuwbouwcomplex aan de noordzijde van het dorpscentrum, op de hoek van de Pieter Jellessingel en de Skilwei, een bijzondere plaats in met bebouwing in drie lagen met een kap. Middels dit gebouw is respectvol omgegaan met de historische parcellering. Het gebouw kent een gevel indeling die recht doet aan de

    gebiedskarakteristiek.

    Beleid, waardebepaling en ontwikkeling

    Het beleid is erop gericht het bestaande historische karakter te behouden. Voor deze gebieden wordt extra aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit wenselijk geacht. Een deel van deze extra aandacht is verwerkt in het welstandstoezicht.

    Welstands ambitieniveau

    De welstandsambitie voor deze gebieden is gericht op het behoud en waar mogelijk het versterken van de bestaande en/of gewenste kwaliteit. De klemtoon ligt op het handhaven en respecteren. Aan deze gebieden is dan ook een bijzonder ambitieniveau toegekend.

    Gebiedsnummer: 2 Gebiedsnaam: Dorpskern

    Hh = handhaven/herstel en restauratie, Re = respecteren en interpreteren, Iv = Incidenteel veranderbaar

    3 Lintbebouwing

    Gebiedsbeschrijving

    Vrijwel alle dorpen hebben een groei gekend langs belangrijkste uitvalswegen. Dit heeft geresulteerd in het ontstaan van de kenmerkende lintbebouwing. Feinsum manifesteert zich tegenwoordig zelfs geheel als lintbebouwing, ondanks dat het ooit als terpdorp is ontstaan. De lintbebouwing kenmerkt zich vaak door een vrij open bebouwingswand met individuele panden. Naarmate de woningen verder van het dorpscentrum zijn verwijderd neemt de bebouwingsdichtheid vaak af. Dit manifesteert zich ruimtelijke gezien in meer ruimte tussen de woningen. Ook in het buitengebied zijn enkele linten (langs dijken) ontstaan. Het gaat in dit

    geval om de lintjes aan de Finsterbuorren, de Tsjessingawei en Tichelwurk. In de loop van de tijd zijn enkele open ruimten in het lint bebouwd. Vaak gaat het hier om vrijstaande woningen, maar hier en daar zijn ook rijenwoningen gerealiseerd, zoals bijvoorbeeld in het lint tussen Koarnjum en Jelsum. In een enkel geval zijn ook bijzondere functies in het lint gesitueerd. Zo is in het lint van Feinsum een kerk gesitueerd en is in het lint nabij Jelsum een voormalige school aanwezig. In de lintbebouwing van Stiens is aan de Uniawei onder andere een karakteristieke molen gesitueerd, evenals enige bedrijvigheid. De bebouwing volgt met de voorgevel in grote lijnen het beloop van de weg, maar is niet altijd in een strakke rooilijn gebouwd. De 19e eeuwse en vroeg 20e eeuwse bebouwing overheerst in deze linten. De bebouwing is doorgaans in één bouwlaag met een kap gebouwd. Het materiaal- en kleurgebruik is overwegend traditioneel. Bijzondere functies wijken vaak af qua maat en schaal en soms qua materiaal- en kleurgebruik.

    Beleid, waardebepaling en ontwikkeling

    Het beleid in deze linten is gericht op het beheer van de bestaande situatie. Voor deze gebieden worden over het algemeen geen ingrijpende veranderingen verwacht. Het is wel denkbaar dat op een enkele plaats in de toekomst nog een verdichting van het lint plaatsvindt. Deze nieuwbouw dient zich te voegen in de kwaliteit van de bestaande omliggende bebouwing.

    Welstands ambitieniveau

    De welstandsambitie voor deze gebieden is gericht op het behoud en waar mogelijk het versterken van de bestaande en/of gewenste kwaliteit. De klemtoon ligt op het handhaven en respecteren. Aan deze gebieden is dan ook een bijzonder ambitieniveau toegekend.

    Gebiedsnummer: 3 Gebiedsnaam: Lintbebouwing

    Hh = handhaven/herstel en restauratie, Re = respecteren en interpreteren, Iv = Incidenteel veranderbaar

    4 Uitbreidingen (seriematig)

    Gebiedsbeschrijving

    In de na-oorlogse periode is een enorme bouwactiviteit op gang gebracht. Ook in de dorpen van de gemeente Leeuwarderadeel is in deze periode relatief veel gebouwd. Met name in Stiens zijn grote uitbreidingswijken gerealiseerd. Ook in de meeste andere dorpen zijn seriematige uitbreidingsgebieden ontwikkeld. De gebieden kennen een bebouwingskarakteristiek met straten en straatwanden met een repeterende bebouwing. Op sommige plaatsen zijn ook dubbele woningen en vrijstaande woningen gerealiseerd. Incidenteel zijn er woningen gebouwd met een individuele uitstraling. In Stiens zijn ook woningen van een zorginstelling seriematig gerealiseerd. Ook is in dit dorp een aantal appartementencomplexen gebouwd. In de na-oorlogse seriematig gebouwde wijken zijn ook voorzieningen zoals scholen, dorpshuizen, kerken en parken gesitueerd. Deze voorzieningen nemen vaak een prominente plaats in. De bebouwingsstructuur van deze wijken is vaak heel duidelijk; lange, rechte straten, met daaraan de repeterende bebouwing in rijen gebouwd en veelal met de nokrichting parallel aan de weg. Er is gebouwd in zowel één als twee bouwlagen met een kap. De detaillering van de woningen is over het algemeen sober.

    Beleid, waardebepaling en ontwikkeling

    Het beleid is gericht op het beheer van de bestaande situatie. Bijzondere ontwikkelingen worden voor deze gebieden niet verwacht.

    Welstandsambitieniveau

    Voor de gebieden is een regulier ambitieniveau van kracht. De nadruk ligt op het respecteren van de bestaande basiskwaliteit.

    Gebiedsnummer: 4 Gebiedsnaam: Seriematige bouw

    Hh = handhaven/herstel en restauratie, Re = respecteren en interpreteren, Iv = Incidenteel veranderbaar

    5 Nieuwbouw (individueel)

    Gebiedsbeschrijving

    Met name in het laatste kwart van de 20e eeuw ontstaat de behoefte aan een meer individuele uitstraling van de woningen. De woonwijken, waarin deze woningen zijn gerealiseerd zijn vaak royaal opgezet, met veel groen en water. In deze naoorlogse uitbreidingsgebieden staan verhoudingsgewijs veel vrijstaande woningen met steeds een eigen uitstraling op overwegend ruime kavels. Hoekkavels worden in sommige gevallen benut als stedenbouwkundig accent. Hier en daar zijn in deze na-oorlogse uitbreidingswijken ook projectmatig nieuwbouw woningen gerealiseerd, zoals bijvoorbeeld in Stiens-Aldlân. Deze woningen zijn per cluster of straatzijde gegroepeerd en in aantal ondergeschikt aan de individuele woningen. Dit neemt niet weg dat deze projectmatige bouw voor een deel het karakter van deze gebieden bepaalt. In de meeste gevallen is namelijk gestreefd naar een sterke architectonische uitstraling, met een belangrijke mate van samenhang. Het kleur- en materiaalgebruik varieert in deze wijken van traditioneel tot modern. De detaillering van de woningen is eenvoudig maar zorgvuldig. Bijgebouwen en aan- en uitbouwen zijn veelal in een afgeleide architectuur gerealiseerd.

    Beleid, waardebepaling en ontwikkeling

    Het beleid is gericht op het beheer van de bestaande situatie. Bijzondere ontwikkelingen worden voor deze gebieden niet verwacht.

    Welstandsambitieniveau

    Voor de gebieden is een regulier ambitieniveau van kracht. De nadruk ligt op het respecteren van de bestaande basiskwaliteit. Incidentele veranderingen worden mogelijk geacht, mits deze respect tonen voor het reeds aanwezige bebouwingsbeeld.

    Gebiedsnummer: 5 Gebiedsnaam: Nieuwbouw individueel

    Hh = handhaven/herstel en restauratie, Re = respecteren en interpreteren, Iv = Incidenteel veranderbaar

    6 Bedrijventerreinen

    Gebiedsbeschrijving

    De bedrijventerreinen in de gemeente zijn divers. Dit komt tot uitdrukking in de omvang, de aard van de bedrijvigheid en representativiteit van de bebouwing. Met name het bedrijventerrein Middelsee kent een zeer representatieve uitstraling, zowel langs de randen van het terrein alsook op het terrein zelf. Hieraan ligt dan ook een structuurschets ten grondslag. De overige bedrijventerreinen zijn ouder, maar kennen naar de openbare ruimte toe in de meeste gevallen een representatief gezicht. De bedrijfsgebouwen kennen veelal een duidelijk gelede gevel aan de voorzijde, ofwel door gevelopeningen, dan wel door materiaal- en/of kleurtoepassingen. Op de bedrijventerreinen is sprake van een menging van wonen en werken. De bedrijfswoningen zijn in de meeste gevallen voor de bedrijfsgebouwen gesitueerd, maar zijn soms ook inpandig gerealiseerd.

    Beleid, waardebepaling en ontwikkeling

    Het beleid is gericht op het beheer van de bestaande situatie. Bijzondere ontwikkelingen worden voor deze gebieden niet verwacht.

    Welstandsambitieniveau

    Voor de gebieden is een regulier ambitieniveau van kracht. De nadruk ligt op het respecteren van de bestaande basiskwaliteit. Incidentele veranderingen worden mogelijk geacht, mits deze respect tonen voor het reeds aanwezige bebouwingsbeeld.

    Gebiedsnummer: 6 Gebiedsnaam: Bedrijventerreinen

    .

    Hh = handhaven/herstel en restauratie, Re = respecteren en interpreteren, Iv = Incidenteel veranderbaar

    7 Sport- en groengebied

    Gebiedsbeschrijving

    De sport- en groengebieden zijn als afzonderlijk welstandsgebied op de welstandsbeleidskaart aangegeven. Deze gebieden kenmerken zich door de zeer lage bebouwingsdichtheid. Veelal is alleen een sportkantine aanwezig, die min of meer in een paviljoenachtige setting is gerealiseerd in de groene ruimte. De bebouwing is in één of twee bouwlagen, afhankelijk van de mogelijkheden in het bestemmingsplan. Het zwembad en de sporthal in Stiens zijn ook in dit

    welstandsgebied opgenomen.

    Beleid, waardebepaling en ontwikkeling

    Het beleid is gericht op het beheer van de bestaande situatie. Bijzondere ontwikkelingen worden voor deze gebieden niet verwacht.

    Welstandsambitieniveau

    Voor de gebieden is een regulier ambitieniveau van kracht. De nadruk ligt op het respecteren van de bestaande basiskwaliteit. Incidentele veranderingen worden mogelijk geacht, mits deze respect tonen voor het reeds aanwezige bebouwingsbeeld.

    Gebiedsnummer: 7 Gebiedsnaam: Sport- en groengebied

    Hh = handhaven/herstel en restauratie, Re = respecteren en interpreteren, Iv = Incidenteel veranderbaar

    8 Stateterrein

    Gebiedsbeschrijving

    Het terrein rond Martenastate heeft geen beschermde gebiedsstatus. Het gebied is vanwege de bijzondere ruimtelijke kwaliteiten daarom als afzonderlijk welstandsgebied op de welstandsbeleidskaart aangegeven. Het Cornjumerbos en het stateterrein vormen één geheel Martenastate bestaat uit twee woonhuizen die gebouwd zijn als een kasteeltje. Het kasteeltje wordt omringd door een gracht. Bij de poort van het kasteeltje is een tweetal woonhuizen gerealiseerd. Aan de oostzijde van het stateterrein staat eveneens een woonhuis.

    Beleid, waardebepaling en ontwikkeling

    Het beleid is erop gericht het bestaande historische karakter te behouden. Voor dit gebied wordt extra aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit wenselijk geacht. Een deel van deze extra aandacht is verwerkt in het welstandstoezicht.

    Welstands ambitieniveau

    De welstandsambitie voor dit gebied is gericht op het behoud en waar mogelijk het versterken van de bestaande en/of gewenste kwaliteit. De klemtoon ligt op het handhaven en respecteren. Aan dit gebied is dan ook een bijzonder ambitieniveau toegekend.

    Gebiedsnummer: 8 Gebiedsnaam: Stateterrein

    Hh = handhaven/herstel en restauratie, Re = respecteren en interpreteren, Iv = Incidenteel veranderbaar

    9 Landelijke gebied

    Gebiedsbeschrijving

    Kenmerkend voor het buitengebied van de gemeente Leeuwarderadeel is de openheid van het landschap, met daarin verspreid liggende bebouwingsconcentraties en solitaire boerderijen. Bebouwingsconcentraties zoals langs de Stienzer Hegedyk in het buitengebied kenmerken zich als lint met een vrij lage bebouwingsdichtheid en een zeer diverse bebouwing. De bebouwingsconcentraties die in de loop van de jaren zijn verdicht tot lintbebouwing zijn als lintbebouwing op de kaart aangegeven. Voor de beschrijving van de boerderijen en de daarbij behorende welstandscriteria wordt naar de objectgerichte criteria verwezen. Naast de authentieke boerderijen is er op het boerenerf vaak bebouwing gerealiseerd die ten dienste staat van het akkerbouwbedrijf of het veehoudersbedrijf. De maatvoering van deze bebouwing is fors en opvallend, waarbij met name de aardappelschuren opvallen door een hoge gootlijn. De nieuwe ontwikkelingen op het gebied van ligboxstallen geeft ook hogere gebouwen. Het gebruik van moderne en licht gekleurde plaatmaterialen zorgt voor sterk in het oog springende effecten. Ondanks de forse nieuwe agrarische bebouwing is de historische boerderij in de meeste gevallen nog beeldbepalend voor het erf. De nieuwe bebouwing is veelal op het achtererf geplaatst. In het buitengebied komen verspreid andere functies voor, zoals woonhuizen, enkele bedrijfslocaties en bouwwerken met een bijzondere civieltechnische functie zoals sluisjes en gemalen. Voor het gebied langs de Brédyk is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Hierin zijn onder andere ook welstandscriteria opgenomen. Kortheidshalve wordt dan ook voor dit gebied verwezen naar het betreffende beeldkwaliteitsplan opgenomen in het bestemmingsplan Brédyk.

    Beleid, waardebepaling en ontwikkeling

    Het beleid is gericht op het beheer van de bestaande situatie. Bijzondere ontwikkelingen worden voor deze gebieden niet verwacht. Wel zijn er ontwikkelingen te verwachten op het gebied van duurzaam werken en hergebruik van restproducten, zoals het oprichten van mestvergisters, windmolens e.d.. Daarnaast zullen in de toekomst als gevolg van de schaalvergroting in de landbouw, steeds meer boerderijen hun agrarische functie verliezen. Eventuele nieuwe functies in deze vrijkomende panden mogen geen afbreuk doen aan de verschijningsvorm van het boerenerf.

    Welstandsambitieniveau

    Voor dit gebied is een bijzonder ambitieniveau van kracht. De nadruk ligt hierbij op het behoud en waar mogelijk het versterken van de bestaande en/of gewenste kwaliteit. De klemtoon ligt daarbij op handhaven en respecteren.

    Gebiedsnummer: 9 Gebiedsnaam: Landelijk gebied

    Hh = handhaven/herstel en restauratie, Re = respecteren en interpreteren, Iv = Incidenteel veranderbaar

    10 Landelijk gebied uitbreidingen bij buitendorpen

    Gebiedsbeschrijving

    In de na-oorlogse periode is een enorme bouwactiviteit op gang gebracht. Ook in de dorpen van de gemeente Leeuwarderadeel is in deze periode relatief veel gebouwd. Met name in Stiens zijn grote uitbreidingswijken gerealiseerd. Ook in de meeste andere dorpen zijn seriematige uitbreidingsgebieden ontwikkeld. De ontwikkeling van uitbreidingen bij de buitendorpen is na de jaren negentig van de vorige eeuw sterk teruggelopen. Omdat de uitbreidingen aan de randen van de dorpen plaatsvinden is er een directe relatie met het landelijke gebied.

    Beleid, waardebepaling en ontwikkeling

    Het beleid is er gericht om de relatie van de uitbreidingen bij het dorp met het buitengebied in deze overgangszones goed op elkaar af te stemmen.

    Welstandsambitieniveau

    Voor dit gebied is een bijzonder ambitieniveau van kracht. De nadruk ligt hierbij op het behoud en het versterken van de bestaande en/of gewenste kwaliteit. De klemtoon ligt daarbij op handhaven en respecteren.

    Gebiedsnummer: 10 landelijk gebied uitbreidingen bij buitendorpen

    Hh = handhaven/herstel en restauratie, Re = respecteren en interpreteren, Iv = Incidenteel veranderbaar

    2.3 OBJECTGERICHTE CRITERIA

    Toelichting

    In deze paragraaf worden de objectgerichte welstandscriteria genoemd voor de bouwwerken die bijzonder specifiek en beeldbepalend zijn voor de gemeente Leeuwarderadeel.

    Voor sommige bouwwerken een eigen aandacht

    Ook voor specifieke categorieën bouwwerken kan het vaststellen van een welstandsambitie van belang zijn. Het moet aansluiten bij het gehanteerde ruimtelijk kwaliteitsbeleid en de gewenste ontwikkelingen. Het is de bedoeling dat het objectgerichte beleid en het gebiedsgerichte beleid elkaar aanvullen.

    In theorie zijn, analoog aan de gebiedsgerichte benadering, voor de specifieke bouwwerken vier welstandsambities mogelijk:

    • door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten. De aangewezen beschermde monumenten zijn erkend als bouwwerken van groot algemeen belang en genieten een wettelijke bescherming. Alle ingrepen aan monumenten zijn bouwvergunningsplichtig, dus ook de zaken die elders vergunningsvrij zijn. De welstandsbeoordeling is gericht op het op hoog kwaliteitsniveau handhaven, herstellen en versterken van de historische karakteristieken van de gevel en de samenhang van het monument met zijn omgeving.

    • de bijzondere welstandsobjecten. De bijzondere welstandsobjecten vragen een specifieke welstandsbeoordeling omdat ze karakteristiek zijn voor het gebied en in hoge mate mede bepalend voor het aanzien van de gemeente. Het welstandstoezicht wordt gericht op het voorkomen van aantasting van de karakteristieken en het versterken van de bestaande en/of gewenste kwaliteit. Het kwaliteitsniveau van ingrepen aan deze bouwwerken moet hoog zijn.

    • de reguliere welstandsobjecten. Deze objecten vragen een specifieke welstandsbeoordeling omdat ze een eigen verschijningsvorm hebben en niet geheel te vatten zijn in de gebiedsgerichte beoordelingskaders. De welstandscriteria zijn gericht op de basiskwaliteiten van deze bouwwerken.

    • de welstandsvrije objecten. Voor deze objecten wordt het welstandstoezicht niet van toepassing verklaard. Hiervoor kunnen verschillende redenen zijn: bijvoorbeeld omdat er in het planbegeleidingstraject al voldoende garanties voor ruimtelijke kwaliteit zijn ingebouwd, of omdat het karakter van het object een welstandstoets, naar de mening van de gemeenteraad, overbodig maakt.

    Uitwerking binnen de gemeente Leeuwarderadeel

    Voor de gemeenten wordt een nadere uitwerking voorgesteld voor de volgende bebouwingscategorie: boerderijen

    Boerderijen

    Objectbeschrijving

    Verspreid over het gemeentelijk grondgebied komen, zowel binnen als buiten de bebouwde kom, diverse historische boerderijen voor. Dat is niet verwonderlijk gezien het feit dat de agrarische functie binnen de gemeenten vanouds dominant is. Boerderijen zijn in sterke mate bepalend voor het ruimtelijk aanzien van de gemeente.

    Tegelijkertijd is het merkbaar dat de boerderijbebouwing steeds meer onder druk komt te staan. Zo blijkt dat de boerderijen die nog agrarisch in gebruik zijn, niet meer voldoen aan de eisen van deze tijd; nieuwe bedrijfsgebouwen worden bijgeplaatst en het oude bedrijfspand heeft dan vaak een ondergeschikte functie. Sommige boerderijen raken daardoor geleidelijk aan in verval. Daarnaast blijkt dat veel agrarische bedrijven zijn beëindigd. Deze panden lopen eveneens risico voor verval tenzij een gepaste herbestemming wordt gevonden.

    Door een set van aparte criteria te formuleren voor de boerderijen wordt getracht om eigenaren van boerderijen te helpen om respectvol met het gebouw om te gaan.

    Het bebouwingsbeeld wordt bepaald door een overwegend traditioneel ambachtelijke architectuur uit de 19e en begin 20e eeuw. Op enkele plekken zijn ook oudere boerderijen aanwezig.

    Beleid, waardebepaling en ontwikkeling

    Het beleid is gericht op beheer en versterking van de bestaande situatie. Het bebouwingsbeeld is cultuurhistorisch waardevol en in hoofdlijnen nog redelijk gaaf. Ingrijpende ontwikkelingen worden niet direct verwacht, maar wel zullen in de komende decennia nog veel verbouwingen en aanpassingen uitgevoerd worden. Verwacht mag worden dat het aantal agrarische bedrijven zal afnemen waardoor functiewijzigingen en bijkomende verbouwingen zich zullen aandienen.

    Welstandsambitie

    De boerderijen komen vanwege hun bijzondere betekenis voor de gemeenten in aanmerking voor een extra aandacht bij de planbeoordeling. De algemene lijn is gericht op het handhaven van de bestaande kwaliteiten. Bij nieuwe boerderijbouw ligt het accent op zorgvuldige inpassing in het landschap.

    Objecttype: Boerderijen

    Hh = handhaven/herstel en restauratie, Re = respecteren en interpreteren, Iv = Incidenteel veranderbaar

    2.4 SNELTOETSCRITERIA

    De sneltoetscriteria zijn opgenomen in een afzonderlijk bij deze welstandsnota behorende bijlage “Sneltoetscriteria”.

    2.5 WELSTANDSCRITERIA BIJ GROTERE (HER)ONTWIKKELINGSPROJECTEN

    De welstandsnota bevat geen welstandscriteria voor grotere (her)ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken. Dergelijke welstandscriteria kunnen namelijk niet worden opgesteld zonder dat er een concreet stedenbouwkundig plan aan ten grondslag ligt.

    Procedure

    Zodra er een (her)ontwikkelingsproject aan de orde is zal de gemeenteraad de welstandscriteria daarvoor vast moeten stellen, als aanvulling op de welstandsnota.

    Het opstellen van deze welstandscriteria wordt voortaan een vast onderdeel van de stedenbouwkundige planvoorbereiding. De criteria worden opgesteld door de stedenbouwkundige in overleg met de welstandscommissie. Voor dergelijke aanvullingen op de welstandsnota geldt dat de inspraak wordt gekoppeld aan de reguliere inspraakregeling bij de stedenbouwkundige planvoorbereidingen.

    ARTIKEL B

    Overgangsbepaling

    Op een aanvraag om bouwvergunning, vrijstelling of toestemming anderszins, die is ingediend vóór het tijdstip waarop deze beleidsregels van kracht worden en waarop op genoemd tijdstip nog niet is beschikt, zijn de bepalingen van de bouwverordening van toepassing, zoals deze luidden vóór de vaststelling van de onderhavige beleidsregels. Tenzij de aanvrager de wens te kennen geeft dat de onderhavige beleidsregels worden toegepast.

    Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad der gemeente Leeuwarderadeel, d.d.

    …………………………………

    BIJLAGE 1

    Uitgangspunten voor welstand

    Hieronder worden algemene uitgangspunten benoemd die zich richten op de zeggingskracht en het vakmanschap van het architectonisch ontwerp en zijn terug te voeren op vrij universele kwaliteitsprincipes (noot 1).

    1 De algemene welstandsaspecten zijn op verzoek van de Stichting Welstandszorg Noord Holland opgesteld in samenwerking met prof. ir Tj. Dijkstra en gebaseerd op de notitie ‘Architectonische kwaliteit, een notitie over architectuurbeleid’ die hij schreef als Rijksbouwmeester in 1985 (2001, uitgegeven door Uitgeverij 010).

    Relatie tussen vorm, gebruik en constructie

    Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat de verschijningsvorm een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is, terwijl de vormgeving daarnaast ook zijn eigen samenhang en logica heeft.

    Een bouwwerk wordt primair gemaakt om te worden gebruikt. Hoewel het welstandstoezicht slechts is gericht op de uiterlijke verschijningsvorm, kan de vorm van het bouwwerk niet los worden gedacht van de eisen vanuit het gebruik en de mogelijkheden die materialen en technieken bieden om een doelmatige constructie te maken. Gebruik en constructie staan aan de wieg van iedere vorm.

    Daarmee is nog niet gezegd dat de vorm altijd ondergeschikt is aan het gebruik of de constructie. Ook wanneer andere aspecten dan gebruik en constructie de vorm tijdens het ontwerpproces gaan domineren, mag worden verwacht dat de uiteindelijke verschijningsvorm een begrijpelijke relatie houdt met zijn oorsprong. Daarmee is tegelijk gezegd dat de verschijningsvorm méér is dan een rechtstreekse optelsom van gebruik en constructie. Er zijn daarnaast andere factoren die hun invloed kunnen hebben zoals de omgeving en de

    associatieve betekenis van de vorm in de sociaal-culturele context. Maar als de vorm in tegenspraak is met het gebruik en de constructie dan verliest zij daarmee aan begrijpelijkheid en integriteit.

    Relatie tussen bouwwerk en omgeving

    Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is. Bij het oprichten van een gebouw is sprake van het afzonderen en in bezit nemen van een deel van de algemene ruimte voor particulier gebruik. Gevels en volumes vormen zowel de externe begrenzing van de gebouwen als ook de wanden van de openbare ruimte die zij gezamenlijk bepalen. Het gebouw is een particulier object

    in een openbare context, het bestaansrecht van het gebouw ligt niet in het eigen functioneren alleen maar ook in de betekenis die het gebouw heeft in zijn stedelijke of landschappelijke omgeving. Ook van een gebouw dat contrasteert met zijn omgeving mag worden verwacht dat het zorgvuldig is ontworpen en de omgeving niet ontkent. Waar het om gaat is dat het gebouw een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan. Over de wijze waarop dat bij voorkeur zou moeten gebeuren kunnen de

    gebiedsgerichte welstandscriteria duidelijkheid verschaffen.

    Betekenissen van vormen in de sociaal-culturele context

    Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat verwijzingen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit.

    Voor vormgeving gelden in iedere cultuur bepaalde regels, net zoals een taal zijn eigen grammaticale regels heeft om zinnen en teksten te maken. Die regels zijn geen wetten en moeten ter discussie kunnen staan. Maar als ze worden verhaspeld of ongeïnspireerd gebruikt, wordt een tekst verwarrend of saai. Precies zo wordt een bouwwerk verwarrend of saai als de regels van de architectonische vormgeving niet bewust worden gehanteerd. Als vormen regelmatig in een bepaald verband zijn waargenomen krijgen zij een zelfstandige betekenis en roepen zij, los van gebruik en constructie, bepaalde associaties op. Pilasters in classicistische gevels verwijzen naar zuilenstructuren van tempels, transparante gevels van glas en metaal roepen associaties op met techniek en vooruitgang. In iedere bouwstijl wordt gebruik gemaakt van verwijzingen en associaties naar wat eerder of elders reeds aanwezig was of naar wat in de toekomst wordt verwacht. De kracht of de kwaliteit van een bouwwerk ligt echter vooral in de wijze waarop die verwijzingen en associaties worden verwerkt en geïnterpreteerd binnen

    het kader van de actuele culturele ontwikkelingen, zodat concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit. Zorgvuldig gebruik van verwijzingen en associaties betekent onder meer dat er een bouwwerk ontstaat dat integer is naar zijn tijd doordat het op grond van zijn uiterlijk in de tijd worden geplaatst waarin het werd gebouwd of verbouwd. Bij restauraties is sprake van herstel van elementen uit het verleden, maar bij nieuw- of verbouw in bestaande (monumentale) omgeving betekent dit dat duidelijk moet zijn wat

    authentiek is en wat nieuw is toegevoegd. Een ontwerp kan worden geïnspireerd door een bepaalde tijdsperiode, maar dat is iets anders dan het imiteren van stijlen, vormen en detailleringen uit het verleden. Associatieve betekenissen zijn van groot belang om een omgeving te ‘begrijpen’ als beeld van de tijd waarin zij is ontstaan, als verhaal van de geschiedenis, als representant van een stijl. Daarom is het zo belangrijk om ook bij nieuwe

    bouwplannen zorgvuldig met stijlvormen om te gaan, zij vormen immers de geschiedenis van de toekomst.

    Evenwicht tussen helderheid en complexiteit

    Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat er structuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de aantrekkingskracht door simpelheid verloren gaat. Een belangrijke eis die aan een ontwerp voor een gebouw mag worden gesteld is

    dat er structuur wordt aangebracht in het beeld. Een heldere structuur biedt houvast voor de waarneming en is bepalend voor het beeld dat men vasthoudt van een gebouw. Symmetrie, ritme, herkenbare maatreeksen en materialen maken het voor de gemiddelde waarnemer mogelijk de grote hoeveelheid visuele informatie die de gebouwde omgeving geeft, te reduceren tot een bevattelijk beeld. Het streven naar helderheid mag echter niet ontaarden in simpelheid. Een bouwwerk moet de waarnemer blijven prikkelen en intrigeren en zijn geheimen niet direct prijsgeven. Er mag best een beheerst beroep op de creativiteit van de

    voorbijganger worden gedaan. Van oudsher worden daarom helderheid en complexiteit als complementaire begrippen ingebracht bij het ontwerpen van bouwwerken. Complexiteit in de architectonische compositie ontstaat vanuit de stedenbouwkundige eisen en het programma van eisen voor het bouwwerk. Bij een gebouwde omgeving met een hoge belevingswaarde zijn helderheid en complexiteit tegelijk aanwezig in evenwichtige en spanningsvolle relatie.

    Schaal en maatverhoudingen

    Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een samenhangend stelsel van maatverhoudingen heeft dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen. Ieder bouwwerk heeft een schaal die voortkomt uit de grootte of de betekenis van de betreffende bouwopgave. Grote bouwwerken kunnen uiteraard binnen hun

    eigen grenzen geleed zijn maar worden onherkenbaar en ongeloofwaardig als ze er uitzien alsof ze bestaan uit een verzameling losstaande kleine bouwwerken. De maatverhoudingen van een bouwwerk zijn van groot belang voor de belevingswaarde ervan, maar vormen tegelijk één van de meest ongrijpbare aspecten bij het beoordelen van ontwerpen. De waarnemer ervaart bewust of onbewust de maatverhoudingen van een bouwwerk, maar wáárom de maatverhoudingen van een bepaalde ruimte aangenamer, evenwichtiger of spannender zijn dan die van een andere, valt nauwelijks vast te stellen. Duidelijk is dat de kracht van een compositie groter is naarmate de

    maatverhoudingen een sterkere samenhang en hiërarchie vertonen. Mits bewust toegepast kunnen ook spanning en contrast daarin hun werking hebben. De afmetingen en verhoudingen van gevelelementen vormen tezamen de compositie van het gevelvlak. Hellende daken vormen een belangrijk element in de totale compositie. Als toegevoegde elementen (zoals een dakkapel, een aanbouw of een zonnecollector) te dominant zijn ten opzichte van de hoofdmassa en/of de vlakverdeling, verstoren zij het beeld niet alleen van het object zelf maar ook van

    de omgeving waarin dat is geplaatst.

    Materiaal, textuur, kleur en licht

    Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat materiaal, textuur, kleur en licht het karakter van het bouwwerk zelf ondersteunen en de ruimtelijke samenhang met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan duidelijk maken. Door middel van materialen, kleuren en lichttoetreding krijgt een bouwwerk

    uiteindelijk zijn visuele en tactiele kracht: het wordt zichtbaar en voelbaar. De keuze van materialen en kleuren is tegenwoordig niet meer beperkt tot wat lokaal aan materiaal en ambachtelijke kennis voorhanden is. Die keuzevrijheid maakt de keuze moeilijker en het risico van een onsamenhangend beeld groot. Als materialen en kleuren teveel los staan van het ontwerp en daarin geen ondersteunende functie hebben maar slechts worden gekozen op grond van de decoratieve werking, wordt de betekenis ervan toevallig en kan het afbreuk doen

    aan de zeggingskracht van het bouwwerk. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het gebruik van materialen en kleuren geen ondersteuning geeft aan de architectonische vormgeving of wanneer het gebruik van materialen en kleuren een juiste interpretatie van de aard en de ontstaansperiode van het bouwwerk in de weg staat.

    BIJLAGE 2

    Begrippenlijst