Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Bernisse

Verordening individuele compenserende voorzieningen Wmo Bernisse 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Bernisse
Officiële naam regelingVerordening individuele compenserende voorzieningen Wmo Bernisse 2013
CiteertitelVerordening voorzieningen Wmo Bernisse
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikel 5 Wmo

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201301-01-2013Wijziging regeling

12-03-2013

Weekblad Bernisse

Onbekend

Tekst van de regeling

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

De raad van de gemeente Bernisse;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouder d.d. 29 januari 2013;

gehoord de beraadslaging van de raad d.d. 19 februari 2013;

gelet op artikel 5 van de Wmo ;

besluit:

Vast te stellen de Verordening individuele compenserende voorzieningen Wmo Bernisse 2013 met terugwerkende kracht per 1 januari onder gelijktijdige intrekking van de huidige Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning (2007).

Verordening individuele compenserende voorzieningen Wmo Bernisse 2013

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

a. Wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning;

b. College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bernisse.

c. Compensatieplicht: de plicht van het college om voor personen met een beperking als gevolg van ziekte of gebrek een situatie te creëren waarin zij in staat worden gesteld een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Het college doet dit onder andere door te verwijzen naar algemene voorzieningen en/of het verstrekken van collectieve of individuele voorzieningen op grond van de Wet en deze Verordening;

d. (Aan)melding. De mededeling van een belanghebbende aan het college dat hij beperkingen ondervindt en op grond waarvan hij verzoekt een afspraak te maken voor een gesprek.

e. Gesprek. Het eerste contact na een aanmelding, waarin samen met de persoon die aangeeft problemen te ondervinden bij de maatschappelijke participatie, de ondersteuningsbehoefte in kaart wordt gebracht, mogelijke oplossingen worden geïnventariseerd en het resultaat wordt vastgelegd. Er wordt gekeken naar de gehele situatie ten aanzien van beperkingen, de gevolgen daarvan, de beoogde resultaten, de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden, de mogelijkheden van het eigen netwerk, dan wel via algemene, gebruikelijk, collectieve, (wettelijk) voorliggende en/of individuele voorzieningen.

f. De aanvraag. Het formele verzoek van belanghebbende aan het college om in aanmerking te komen voor één of meer (individuele) compenserende maatregelen, in te nemen tijdens het gesprek.

g. Belanghebbende. Een inwoner van de gemeente Bernisse, die een beperking, een lichamelijk, chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem ervaart, die denkt dit niet zelf of in zijn eigen omgeving te kunnen oplossen en daardoor behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren. De belanghebbende doet voor zichzelf of via een gemachtigde een aanmelding of aanvraag,

h. Mantelzorger: een persoon, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep langdurige zorg verleent aan een hulpbehoevende persoon uit diens directe omgeving. De zorgverlening vloeit rechtstreeks voort uit de sociale relatie en overstijgt de gebruikelijk zorg van huisgenoten voor elkaar, als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b, van de Wet;

i. Gebruikelijke zorg: De mate van zorg die op het gebied van het voeren van een huishouden van alle leden van een leefeenheid redelijkerwijs te verwachten valt.

j. Hoofdverblijf: De gemeente waar een persoon feitelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt.

k. Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk en financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken;

l. Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten: het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning, het zich in en om de woning verplaatsen, het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen, het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

m. Algemene voorziening: een voorziening, niet specifiek gericht op personen met een beperking, die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid en een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt. De algemene voorziening wordt niet door de gemeente verstrekt of beheerd. Het college kan ernaar verwijzen;

n. Algemeen gebruikelijk: een voorziening die niet speciaal voor mensen met een beperking bedoeld is en ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet (aanzienlijk) duurder is dan vergelijkbare producten, dan wel een voorziening waarvan de noodzaak een gevolg is van een in de levensloop te voorziene toename van chronische gezondheidsklachten, die beperkingen tot gevolg hebben;

o. Collectieve voorziening: een voorziening die is bestemd voor een specifieke doelgroep, die wordt geleverd met een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle en regelarme oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt. De collectieve voorziening kan individueel verstrekt worden, maar er kan ook naar worden verwezen;

p. Voorliggende voorziening: een voorziening op grond van een andere (wettelijke) regeling dan de Wmo, waarop een burger aanspraak kan maken en waarmee het te bereiken resultaat geheel of gedeeltelijk behaald kan worden;

q. Individuele voorziening: een voorziening die door het college wordt verstrekt ten behoeve van één persoon met een lichamelijk, chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem. Deze voorziening draagt bij aan de maatschappelijke participatie van deze persoon;

r. Voorziening in natura: een voorziening, verstrekt door of namens het college, in te zetten om het resultaat zoals omschreven in hoofdstuk 2 van deze verordening te bereiken, in de vorm van goederen in (bruik)leen of in eigendom, of als persoonlijke dienstverlening;

s. Persoonsgebonden budget: een geldbedrag, verstrekt door of namens het college, om te gebruiken voor het te bereiken resultaat, zoals omschreven in hoofdstuk 2 van deze Verordening. De regels in deze Verordening en het Besluit Individuele Wmo voorzieningen te stellen zijn van overeenkomstige toepassing op het persoonsgebonden budget;

t. Financiële tegemoetkoming: een forfaitgeldbedrag, forfaitair, gemaximeerd of afgestemd op de kosten van de voorziening en het inkomen van de aanvrager, bedoeld om door de aanvrager een voorziening mee aan te schaffen voor het te bereiken resultaat, zoals omschreven in hoofdstuk 2 van deze Verordening.

u. Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit Individuele compenserende voorzieningen Wmo van toepassing zijn;

v. Inkomen: het inkomen bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning;

w. Besparingsbijdrage: een door de aanvrager te betalen bijdrage, gelijk aan het bedrag dat ten gevolge van de verstrekking van een voorziening door de aanvrager wordt bespaard omdat deze verstrekte voorziening een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt of kan vervangen;

x. Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze Verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;

Hoofdstuk 2. Resultaatgerichte compensatie

Artikel 2 Domeinen

Op basis van artikel 4 lid 1 van de wet worden compenserende maatregelen bereikt op de vier benoemde domeinen:

  • ·

    het voeren van een huishouden;

  • ·

    zich verplaatsen in en om de woning;

  • ·

    zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

  • ·

    de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan het recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

Artikel 3 Resultaten bij het voeren van een huishouden

1.Het kunnen wonen in een huis dat schoon is. Dit geldt voor de woonkamer, slaapkamer, keuken, badkamer en toiletruimte.

Voor licht en zwaar huishoudelijk werk kunnen burgemeester en wethouders een individuele voorziening verstrekken.

2.Het normale gebruik van de woonkamer, slaapkamer, keuken, badkamer en toiletruimte, berging, tuin en/of balkon.

Een individuele voorziening kan getroffen worden ten aanzien van toegankelijkheid, bereikbaarheid en bruikbaarheid van de benoemde vertrekken.

Er wordt geen individuele voorziening verstrekt als:

  • a.

    Het resultaat ook bereikt kan worden door binnen een door het college vast te stellen redelijke termijn te verhuizen naar een al bestaande geschikte woning, of een geschikt te maken woning. De kosten van de aan te passen woning moeten in verhouding staan tot eventuele aanpassingskosten van de andere woning.

  • b.

    De kosten van een verhuizing kunnen door het college van burgemeester en wethouders worden vergoed tot een in het Besluit Individuele Wmo voorzieningen vast te stellen bedrag. Omstandigheden zoals levensfase en voorzienbaarheid van de verhuizing zullen worden meegewogen.

    • 3.

      Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften zoals eten en drinken, toiletartikelen en schoonmaakartikelen.

Met het oog hierop kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het doen van boodschappen (levensmiddelen, schoonmaakmiddelen en toiletartikelen), alsmede het bereiden en aanreiken van maaltijden.

4.Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding inclusief wassen en strijken en opruimen van was.

Met het oog hierop kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het wassen, drogen, strijken en opruimen van de was.

5.Het thuis kunnen zorgen voor gezonde kinderen die tot het gezin behoren.

Een individuele voorziening kan, uitsluitend tijdelijk ter overbrugging voor het nemen van meer definitieve maatregelen, worden verstrekt.

Ten aanzien hiervan kan een individuele voorziening worden getroffen voor het tijdelijk vervangen van taken van de ouder die voor de kinderen zorgt.

Artikel 4 Resultaten bij het zich verplaatsen in en om de woning

Het resultaat is dat belanghebbende in staat is zijn woonkamer, het slaapvertrek en of slaapvertrekken, het toilet en de douche, de berging, de tuin of het balkon te bereiken en zich er zodanig kan redden dat normaal functioneren mogelijk is.

Ten aanzien hiervan kan een individuele voorziening worden getroffen bestaande uit een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik.

Artikel 5 Resultaten bij lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Het resultaat is dat belanghebbende zich zodanig kan verplaatsen dat hij in staat is dagelijkse boodschappen te doen, familie en kennissen kan bezoeken en andere gewenste activiteiten kan ondernemen, alles binnen de directe woon- en leefomgeving.

Ten aanzien hiervan kan een individuele voorziening worden getroffen voor het verplaatsen over korte afstand rondom de woning en het verplaatsen binnen de directe woon- en leefomgeving.

Artikel 6 Resultaat bij de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

Het resultaat is dat belanghebbende de mogelijkheid heeft mee te doen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten. Het afleggen van bezoeken hoort hier ook bij.

Met het oog hierop kan een individuele voorziening worden getroffen voor het vervoer naar deze activiteiten.

Hoofdstuk 3. Verstrekkingen in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming.

Artikel 7 Voorwaarden

Een belanghebbende komt in aanmerking voor een individuele compenserende maatregel als:

  • a.

    de belanghebbende niet of niet voldoende in eigen oplossingen kan voorzien en;

  • b.

    een algemene of collectieve voorziening geen of onvoldoende oplossing biedt en;

  • c.

    er geen voorliggende voorziening is, en;

  • d.

    de noodzaak voor het te bereiken resultaat langdurig (langer dan zes maanden) is, tenzij niet voorzienbare kortdurende hulp bij het huishouden tot het te bereiken resultaat leidt, en;

  • e.

    deze naar objectief geldende maatstaven de goedkoopst compenserende voorziening is, en;

  • f.

    deze in overwegende mate op het individu is gericht waarbij rekening wordt gehouden met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager.

Artikel 8 Beperkingen

Geen individuele compenserende maatregel wordt toegekend als:

  • a.

    de voorziening algemeen gebruikelijk is;

  • b.

    de belanghebbende niet in de gemeente Bernisse woont of zijn/haar hoofdverblijf buiten de gemeente valt;

  • c.

    de voorziening overwegend bestemd is voor gebruik in het buitenland;

  • d.

    op grond van enig andere (wettelijke) regeling aanspraak op een algemene, collectieve of voorliggende voorziening bestaat;

  • e.

    de kosten, waarop de compensatie betrekking heeft, naar oordeel van het college in redelijkheid vermeden hadden kunnen worden;

  • f.

    de aanvraag betrekking heeft op de kosten die de belanghebbende heeft gemaakt voorafgaand aan het moment van aanvragen of het moment van beschikken door het college en niet meer is na te gaan of de voorziening de goedkoopst compenserende oplossing is;

  • g.

    de voorziening waarop de aanvraag betrekking heeft al eerder in het kader van enig wettelijke regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan belanghebbende zijn toe te rekenen;

  • h.

    het college geen beperking, lichamelijk, chronisch psychisch of psychosociaal probleem heeft vastgesteld dat de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie beperkt;

  • i.

    het inkomen van de belanghebbende meer bedraagt dan het in het Besluit Individuele voorzieningen Wmo Bernisse bedoelde bedrag.

Artikel 9 Keuzevrijheid

Een voorziening wordt verstrekt in natura, als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget. Het college legt in het Besluit Individuele Wmo Voorzieningen criteria vast wanneer deze keuzevrijheid niet wordt geboden.

Artikel 10 In natura

Als een voorziening in bruikleen of natura wordt verstrekt en hiertoe een overeenkomst gesloten dient te worden, is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsoverkomst van de gemeente Bernisse of van de leverancier van toepassing. Weigering van belanghebbende om de overeenkomst aan te gaan, leidt tot niet verstrekken van de voorziening.

Artikel 11 Persoonsgebonden budget
  • 1. Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen en;

    • b.

      de omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst compenserende te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten, zoals vastgelegd in het Besluit Individuele Wmo voorzieningen gemeente Bernisse en;

    • c.

      de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het college vastgelegd in het Besluit Individuele Wmo voorzieningen gemeente Bernisse en;

    • d.

      de toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang en de looptijd ervan worden bij beschikking vastgesteld en;

    • e.

      bij de beschikking wordt een programma van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen en;

    • f.

      bij het verstrekken van een persoongebonden budget kan de gemeente de voorwaarden verbinden dat de belanghebbende een overeenkomst ondertekent.

  • 2. Het college behoudt zich het recht voor om steekproefsgewijs of bij vermoeden van onjuist of onbedoeld gebruik na te gaan of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is in dat geval verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het Besluit Individuele Wmo voorzieningen gemeente Bernisse, op verzoek van het college per omgaande te verstrekken.

  • 3. Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Artikel 12 Financiële tegemoetkoming

Bij het verstrekken van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals omschreven in het Besluit Individuele Wmo voorzieningen van de gemeente Bernisse in de beschikking opgenomen.

Hoofdstuk 4. Eigen aandeel, eigen bijdrage en inkomensgrens

Artikel 13
  • 1. Bij het verstrekken van een voorziening stelt het college een eigen bijdrage of een eigen aandeel vast ten aanzien van de volgende resultaten:

    • a.

      een schoon en leefbaar huis;

    • b.

      wonen in een geschikt huis;

    • c.

      beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

    • d.

      beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

    • e.

      het thuis kunnen zorgen voor gezonde kinderen die tot het gezin behoren;

    • f.

      zich verplaatsen in en om de woning voor zover het geen rolstoel betreft;

    • g.

      zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;

    • h.

      de mogelijkheid om contact te hebben met medemensen en deel te nemen aan het recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

  • 2. Het college stelt nadere regels met betrekking tot de omvang van de in het eerste lid bedoelde eigen bijdrage of het eigen aandeel met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk IV van het van toepassing zijnde Besluit Maatschappelijke Ondersteuning.

Hoofdstuk 5. Informatie, advies, vraagverheldering en het gesprek

Artikel 14 Melding en aanvraag
  • 1. Indien er een hulpvraag, melding of aanvraag voor een individuele voorziening op grond van artikel 1, lid 1 aanhef en onder g van de Wet wordt gedaan, wordt deze geregistreerd als melding, waarna een gesprek volgt indien:

    • a.

      De hulpvraag of aanvraag afkomstig is van een persoon met beperkingen die nog niet eerder een aanvraag in het kader van de wet heeft gedaan.

    • b.

      De hulpvraag of aanvraag afkomstig is van een persoon met beperkingen die al eerder een gesprek heeft gevoerd, maar waarbij sprake is van gewijzigde omstandigheden of gewijzigde te bereiken resultaten.

    • c.

      Belanghebbende daarom verzoekt.

    • d.

      Het college dat noodzakelijk acht.

  • 2. De hulpvraag, aanvraag of de melding kan elektronisch, schriftelijk, mondeling of telefonisch worden gedaan. De geregistreerde melding geldt niet als aanvraag in het kader van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3. Geen gesprek vindt plaats:

    • a.

      Als de vraag meteen beantwoord kan worden, of als het advies meteen gegeven kan worden;

    • b.

      Als alle feiten en omstandigheden van de belanghebbende bij de gemeente al bekend zijn en in dat geval ook de burger geen behoefte heeft aan een gesprek.

Artikel 15 Het gesprek
  • 1. De klantmanager gaat namens het college samen met de persoon met beperkingen in gesprek over de ondervonden participatieproblemen. Zij onderzoeken samen de vormen van ondersteuning die recht doen aan de individuele situatie van die persoon.

  • 2. Bij het voeren van het gesprek zal de International Classification of Functions en Disabilities and Health als basis voor het begrippenkader worden gehanteerd.

  • 3. Bij het zoeken naar oplossingen wordt een beroep gedaan op de zelfredzaamheid en eigen mogelijkheden van de persoon met beperkingen alsmede op het eigen sociale netwerk van die persoon.

  • 4. De inhoud van het gesprek wordt namens het college vastgelegd in een door beide partijen ondertekend verslag. Het college kan nadere regels rondom het gesprek en het verslag vastleggen in het Besluit Individuele Wmo voorzieningen Bernisse.

  • 5. Als de belanghebbende een mantelzorger is, wordt met de mantelzorger en zo mogelijk met de verzorgde geïnventariseerd welke belemmeringen er bestaan bij de uitvoering van de mantelzorg.

  • 6. Indien het gesprek leidt tot een aanvraag voor een individuele voorziening, dan is het een aanvraag in het kader van de Algemene wet bestuursrecht. Het verslag van het gesprek vormt de basis voor die aanvraag.

Hoofdstuk 6. Beslistermijnen, onderzoek, advies, beschikking, intrekking en terugvordering.

Artikel 16 Beslistermijnen

De termijn waarbinnen een besluit genomen moet worden op een aanvraag is acht weken na ontvangst van de formele aanvraag.

Artikel 17 Advisering
  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening of bij tussentijdse wijziging van omstandigheden, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen;

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen/adviesinstanties te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2. Een aanvrager is verplicht aan het college of de door hem aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag, of anderszins medewerking te verlenen.

Artikel 18 Beschikking

De beschikking vermeldt onder andere op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.

Artikel 19 Wijziging van de situatie
  • 1. Degene aan wie krachtens deze Verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk aan het college mededelingen te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

  • 2. Het college kan heronderzoek verrichten naar het voortduren van het recht op en/of de noodzaak van de verleende voorziening.

  • 3. Degene aan wie de voorziening is verleend op grond van deze Verordening, is verplicht om medewerking te verlenen aan het onderzoek als in hier bovenstaande zin bedoeld.

  • 4. Het college kan van degene die een voorziening ontvangt op grond van deze verordening, die niet meewerkt aan een heronderzoek als hierboven vermeld, het recht op de voorziening beëindigen.

Artikel 20 Intrekking
  • 1. Het college kan een besluit, genomen op grond van deze Verordening, geheel of gedeeltelijk herzien en intrekken als:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze Verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat deze gegevens zodanig onjuist waren dat, ware de juiste gegevens bekend, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2. Een besluit tot het verlenen van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor het verlenen van de financiële tegemoetkoming heeft plaatsgevonden, tenzij het college deze termijn heeft verlengd.

Artikel 21 Terugvordering
  • 1. Indien het recht op een voorziening wordt beëindigd, kan op basis daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2. In geval de voorziening in natura is verstrekt, kan de voorziening worden ingenomen, of kan de reeds aan de leveranciers van de voorziening betaalde vergoeding worden teruggevorderd van degene aan wie de voorziening is toegekend.

  • 3. In geval naar aanleiding van de toekenning van een voorziening of anderszins een betaling ten onrechte of tot een te hoog dan wel onjuist bedrag is gedaan, kan zonder voorafgaande beëindiging van het recht op de voorziening, daarvan terugvordering plaatsvinden van degene aan wie de voorziening is toegekend.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 22 Hardheidsclausule.

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze Verordening, indien toepassing van de Verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 23 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze Verordening geldende bedragen verlagen of verhogen aan de hand van de prijsindex voor gezinsconsumptie van het Centraal Bureau voor Statistiek. Dit doet zij in een apart collegebesluit.

Artikel 24 Overgangs- en afbouwregelingen.

In afwijking van de in deze Verordening opgenomen bepalingen kan het college ten behoeve van doelgroepen afwijkende regels vaststellen. Het betreft dan overgangsbepalingen en afbouwregelingen voor belanghebbenden die op grond van eerdere verordeningen rechten hebben verworven. Doel van de afwijkende bepalingen is het bieden van een redelijke termijn om vervolgens aan te sluiten bij de bepalingen van deze Verordening.

Artikel 25 Inwerkingtreding.
  • 1. Deze Verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2013.

  • 2. De Verordening voorzieningen Wmo Bernisse 2007 wordt per 1 januari 2013 ingetrokken.

Artikel 26 Citeertitel.

Deze Verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen Wmo Bernisse.

Abbenbroek, 12 maart 2013

De raad voornoemd,

De griffier, De voorzitter,

J.A. Fröling-Kok P.J. Bouvy-Koene

Toelichting Verordening individuele compenserende voorzieningen Wmo Bernisse (2013)

Achtergrond

De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is op 1 januari 2007 van kracht geworden. De uitvoering van deze nieuwe wet is aanvankelijk wat betreft de individuele voorzieningen van prestatieveld 6 “beleidsarm” ingezet. Dat wil zeggen dat de bestaande regelgeving van de aan de Wmo voorafgaande Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en de functie Huishoudelijke Verzorging (HV) uit de AWBZ zo veel mogelijk ongewijzigd in de nieuwe verordening werden opgenomen.

Deze beleidsarme invoering heeft veel reacties opgeroepen. Allereerst van de gebruikers. Hun koepels, de CG-Raad en de gezamenlijke Ouderenbonden, hebben direct gereageerd, maar hadden ook begrip voor de onmogelijkheid om in zeer korte tijd een geheel nieuw beleid te ontwikkelen. Ook Kamerleden reageerden teleurgesteld, maar toonden ook weer begrip. Toen de Wmo eenmaal ingevoerd was reageerden ook de rechters. Zij reageerden zonder terughoudendheid, omdat zij de regelgeving als uitgangspunt namen. Daardoor ontstond een steeds grotere discrepantie tussen de tekst van de modelverordening en de daarop gebaseerde verordeningen van gemeenten en het door gemeenten te hanteren beleid.

Vrij vlot na de invoering van de Wmo is de VNG begonnen met het doorontwikkelen van de modelverordening. In samenwerking met de CG-Raad en gezamenlijke Ouderenbonden is “De Kanteling” ontstaan: een proces om de Wmo te kantelen naar een wijze van uitvoeren die recht doet aan de bedoeling van de wetgever, met name ten aanzien de “compensatieplicht”.

Deze verordening is gebaseerd op de modelverordening van de VNG. De resultaten van het project “De Kanteling” hebben aan de basis gelegen van de tekst van de modelverordening. Vervolgens is rekening gehouden met de jurisprudentie, met name van de Centrale Raad van Beroep.

De opbouw van deze verordening is anders dan die van de voorafgaande verordening. Het zwaartepunt ligt op de te behalen resultaten (in plaats van op voorzieningen) en op het zogenaamde “gesprek”, een open gesprek waarin samen met de persoon die compensatie behoeft een zo volledig mogelijke inventarisatie gemaakt wordt van zijn situatie, zijn mogelijkheden en onmogelijkheden, zijn wensen en individuele specifieke kenmerken en de problemen die om een oplossing vragen. Leidend hierbij is het te bereiken resultaat. Op basis hiervan kan bekeken worden welke mogelijkheden er zijn om dit resultaat te bereiken met oplossingen die al voorhanden zijn, zoals eigen mogelijkheden, (wettelijk) voorliggende voorzieningen, algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen of collectieve voorzieningen. Daarna wordt duidelijk op welke punten nog individuele voorzieningen nodig zijn. Na het gesprek volgt eventueel een aanvraag voor individuele voorzieningen. Door deze wijze van werken wordt het proces om te komen tot oplossingen in twee delen gesplitst: een inventarisatiefase, gekarakteriseerd door het “gesprek” en een fase van aanvraag, beoordeling en toekenning van individuele voorzieningen.

Veel artikelen van deze Verordening behoeven geen toelichting. De artikelen die wel toelichting behoeven, worden hieronder toegelicht.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Sub d. Melding

In het kader van de Kanteling wordt niet gesproken van een aanvraag maar van een melding. Dit geeft verschillende aspecten van het gesprek aan. Allereerst dat het gesprek niet het onderzoek is naar een te verstrekken voorziening, maar het onderzoek naar de situatie van betrokkene, zijn behoeften, de te bereiken resultaten enz. Dit is dan uitgangspunt voor de beoordeling welke resultaten bereikt kunnen worden met algemene voorzieningen die voor iedereen beschikbaar zijn. Dit traject kan uiteindelijk ook nog leiden tot een aanvraag voor een individuele voorziening. Het gesprek is evenwel geen vrijblijvende zaak: het gesprek is mede de basis voor de eventuele aanvraag voor een individuele voorziening. Van het gesprek worden aantekeningen gemaakt die uitgewerkt worden tot een verslag, dat bij de aanvraag gevoegd kan worden om te voorkomen dat zaken dubbel gedaan moeten worden.

Sub e. Het gesprek

Onder "het gesprek" wordt de situatie verstaan waarbij degene die problemen ondervindt op het terrein waar de compensatieplicht van toepassing is, zich meldt en na die melding in gesprek komt met een vertegenwoordiger van het college, die samen met betrokkene en eventueel aanwezige mantelzorger(s) inventariseert waar betrokkene en zijn mantelzorger(s) problemen ondervindt, wat betrokkene nog zelf kan, wat de te bereiken resultaten zijn in de ogen van betrokkene, wat de behoeften daarbij zijn, welke oplossingen er in de maatschappij beschikbaar zijn via algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, voorliggende voorzieningen en collectieve voorzieningen, zodat een basis ontstaat voor het zoeken naar oplossingen voor de problemen. Met die oplossingen wordt het te bereiken resultaat gerealiseerd. Voor zover die resultaten niet in die gesprekken al te behalen zijn, zal een vervolg noodzakelijk zijn in de vorm van een aanvraag die leidt tot een beschikking. Het gesprek zal de basis zijn voor de aanvraag. Het verslag van het gesprek zal dan ook bij de aanvraag worden gevoegd. Wie direct een aanvraag wil doen zonder gesprek verplaatst in feite het gesprek naar na de aanvraag. Zonder gesprek, of beter gezegd zonder het onderzoek dat tijdens het gesprek plaatsvindt, zal het lastig kunnen zijn maatwerk te leveren.

Sub f. Aanvraag

De aanvraag in het kader van de Wmo volgt in principe op het gesprek. Het moge duidelijk zijn dat het gesprek achterwege kan blijven als de situatie van betrokkene volstrekt helder is en betrokkene goed bekend is bij de gemeente. Hiervan kan sprake zijn bij bijvoorbeeld vervanging van voorzieningen wegens het bereiken van de afschrijvingstermijn, of als een goed bekende aanvrager een nieuwe aanvraag doet.

Als er geen gesprek heeft plaatsgevonden zal dit na de aanvraag gebeuren. Dus met of zonder gesprek: er wordt in alle gevallen eerst beoordeeld welke voorliggende, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen een oplossing zouden kunnen bieden om het te bereiken resultaat daadwerkelijk te bereiken. Vanaf de ontvangst van de aanvraag gaat de wettelijke termijn lopen.

Sub p. Wettelijk voorliggende voorziening

De wettelijk voorliggende voorzieningen zijn die voorzieningen in wetgeving en in regelgeving vastgelegd, die op basis van artikel 2 van de wet voorgaan op de Wmo. Te denken valt hierbij aan onder meer de Zorgverzekeringswet, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de Wet op de kinderopvang, de verschillende arbeidsongeschiktheidswetten. Als een wettelijk voorliggende voorziening het probleem kan oplossen is er geen aanspraak op maatschappelijke odnersteuning op grond van de Wmo , zo is in artikel 2 Wmo bepaald.

Artikel 2 behoeft geen toelichting

Artikel 3. Resultaten bij het voeren van een huishouden.

Lid 1, het kunnen wonen in een huis dat schoon is.

Dit resultaat houdt in dat iedereen moet kunnen wonen in een huis dat schoon is volgens de normen zoals die tot nu toe zijn gehanteerd. Wat betreft de vraag wat onder schoon verstaan moet worden, zijn normen ontleend aan gangbare ideeën die bestaan in de maatschappij. Er zijn ook beperkingen ten aanzien de omvang van de woning, zoals het aantal kamers, de oppervlakte van de kamers, waarbij uitgangspunt is de omvang van een nieuwe woning binnen de sociale woningbouw. Dit uitgangspunt is niet star: er zijn altijd mogelijkheden bij te stellen naar boven of naar beneden (maatwerk). Ramen lappen aan de buitenkant valt van oudsher buiten de gemeentelijke plicht. Maar een aanvrager kan met een (sterk) afwijkende vraag ten aanzien van het onderdeel omvang sociale woningbouw geen compensatie afdwingen voor het meerdere boven het niveau sociale woningbouw. Onder de ruimten die onder dit principe vallen zijn te rekenen: een woonkamer, de aanwezige en gebruikte slaapkamers, de keuken, de badkamer en het toilet. Ook een eventuele berging die daadwerkelijk in gebruik is, zal meegenomen worden.

Er wordt geschetst welke individuele voorzieningen beschikbaar gesteld kunnen worden om het schone en leefbare huis te bereiken. Dat gaat allereerst via licht en zwaar huishoudelijk werk, d.w.z. om het droog en nat schoon en stofvrij maken en houden van de woning. Daarbij valt bijvoorbeeld het reinigen van de ramen aan de buitenkant niet onder de compensatieplicht, omdat daarvoor in principe een algemeen gebruikelijke voorziening bestaat: de glazenwasser. Het aantal benodigde uren zal bepaald worden mede in overleg met gecontracteerde aanbieders van HH. Het te bereiken resultaat staat centraal.

Lid 2, het normale gebruik van de woning.

We hebben het over woonvoorzieningen, zowel bouwkundig als niet-bouwkundig. Uitgangspunt is daarbij dat men zelf al beschikt of zal beschikken over een woning. Het is niet zo dat een gemeente voor een woning moet zorgen: dat is een eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager. De gemeente kan wel ondersteunen of bemiddelen bij het zoeken naar een (geschikte) woning. Daarbij is uitgangspunt dat iedereen altijd zoekt naar een voor hem op dat moment meest geschikte beschikbare woning, uiteraard passend bij het bestedingspatroon.

Heeft iemand een woning, dan zal de compensatieplicht betekenen dat eventuele problemen met het normale gebruik van de woning opgelost worden. Ook nu gaat het weer om woningen op het niveau sociale woningbouw. De ruimten zijn dan ook weer de woonkamer, slaapvertrekken, keuken en sanitaire ruimten. Er kan altijd afgeweken worden naar boven of beneden, maar omvangrijke woningen en zeer grote ruimten zullen niet als uitgangspunt voor compensatie gelden.

Als het gaat om een geschikte woning is er een reeks aan mogelijke wijzen van compensatie. Het kan mogelijk zijn de woning aan te passen, maar ook kan het mogelijk zijn dat er een andere woning beschikbaar is die geschikt is, of een woning die gemakkelijker geschikt te maken is. In die situatie zal een afweging moeten worden gemaakt van de diverse mogelijkheden. Uitgangspunt daarbij zijn de behoeften van de aanvrager. Maar aan de andere kant is er ook de noodzaak tot een doelmatige besteding van gemeenschapsgelden, waardoor zo veel mogelijk aanvragers gecompenseerd kunnen worden met de beschikbare middelen.

Ten aanzien van de vraag of er aangepast dient te worden of dat het plaatsen van een herplaatsbare woonunit ook een oplossing kan zijn, spelen afwegingen over afschrijving van de voorziening en over de vraag of de voorziening later hergebruikt kan worden een belangrijke rol. Gestreefd wordt aanpassingen die bestaan uit een aanbouw alleen dan te realiseren als vastgelegd kan worden dat deze aanpassing tijdens de gehele looptijd beschikbaar kan blijven voor een gehandicapte. Dit zal over het algemeen uitsluitend te realiseren zijn bij huurwoningen van sociaal verhuurders. In andere situaties zal indien mogelijk gekozen worden voor het plaatsen van een losse woonunit.

Verhuizing naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning kan een snelle(re) oplossing bieden dan het aanpassen van een woning. Bovendien kan een woning zich niet lenen voor aanpassing. Dat kan betekenen dat er eerst naar alternatieven gekeken zal moeten worden. Daarbij zal zo mogelijk rekening gehouden worden met de behoeften van de aanvrager. Dat wil zeggen dat in de afweging bepaald zal worden hoe die behoeften zich verhouden tot de belangen (met name financiële) van de gemeente.

Lid 3, beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

Dit beschrijft wat verstaan wordt onder het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften. Het kunnen beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften betekent dat de dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt beschikbaar moet zijn. Hetzelfde geldt voor toiletartikelen en schoonmaakmiddelen. Deze dagelijkse benodigdheden kunnen op vele manieren in huis komen. Compensatie houdt niet per definitie in dat de aanvrager zelf de boodschappen moet kunnen doen. Er zal in redelijkheid gezocht worden naar een oplossing waarmee het beoogde resultaat bereikt wordt. Te denken valt aan een boodschappenservice, waarbij wel opgelet wordt dat de supermarkt qua prijsniveau past bij het bestedingspatroon van de aanvrager.

Het gaat niet alleen om de ingrediënten maar ook om de maaltijden zelf. Compensatie betekent dat de aanvrager beschikt over de verschillende maaltijden door de dag heen. Daarbij dient rekening te worden met medische geïndiceerde diëten en kan rekening worden gehouden met de wensen van de aanvrager. Het te bereiken doel kan behaald worden via een maaltijdservice, via het gebruik maken van gezamenlijke maaltijden of via het – met behulp van een vrijwilliger of anderszins – zelf bereiden van maaltijden.

Boodschappen kunnen op verschillende manieren gedaan worden. Er kan gebruik gemaakt worden van beschikbare diensten, zoals boodschappenservice. Bij afwezigheid van dergelijke diensten, of indien de kosten van de dienst, zowel wat betreft producten als wat betreft extra bezorgkosten, dat rechtvaardigen, kan gekozen worden voor het inzetten van hulp om de boodschappen te doen. Daarbij zal goedkoopst-compenserend leidraad zijn, zodat het doen van boodschappen niet perse door de aanvrager zelf met hulp hoeft te worden gedaan. Ook hier is het te bereiken resultaat van belang en is de manier waarop daaraan ondergeschikt.

Lid 4, beschikken over schone draagbare en doelmatige kleding

Gemeenten dienen aanvragers in staat te stellen te beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleiding. Dit onderdeel is beperkt tot het verzorgen van kleding die iemand in zijn bezit heeft. Begeleiding bij het kopen van kleding valt niet onder afdwingbare compensatie, maar als daar behoefte aan bestaat, kan de gemeente wel bemiddelen bij het regelen dat er geschikte en passende kleding wordt gekocht, bijvoorbeeld met inschakeling van vrijwilligers. De wijze waarop deze ondersteuning wordt geboden, is afhankelijk van de gezamenlijk door aanvrager en gemeente te kiezen oplossing.

Als mobiliteit het probleem is, kan gedacht worden aan een vervoersvoorziening om dat probleem op te lossen. Als er hulp bij het huishouden aanwezig is, zou dit de oplossing kunnen bieden. Dat hoeft niet perse via het samen kopen van kleding: het is ook mogelijk met behulp van anderen kleding aan te schaffen. Wat doelmatige kleding precies is zal per situatie verschillen. Het moge duidelijk zijn dat het gaat om dagelijkse kleding en niet om exceptionele kleding zoals bijvoorbeeld speciale gelegenheidskleding.

Schone, draagbare en doelmatige kleding betekent dat er gewassen, gestreken en eventueel gerepareerd moet kunnen worden, alles voor zover de aanvrager daartoe niet in staat is. Het wassen zal veelal gebeuren met de algemeen gebruikelijke wasmachine. Ook het drogen van de was vindt indien mogelijk plaats op moderne wijzen van drogen: de wasdroger. Voor zover het noodzakelijk is kleding te strijken kan dit ook onder te compenseren problemen vallen. Daarbij is weer uitgangspunt wat in de maatschappij algemeen gangbaar is.

Lid 5, het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

Dit gaat over de dagelijkse zorg van kinderen die tot het gezin behoren. Dit kan onder de compensatieplicht behoren als een ouder met beperkingen dat zelf niet kan. Compensatie is dan bedoeld als ondersteuning. Het zal nooit gaan om volledige overname. In die situatie zullen andere oplossingen gezocht moeten worden. Te denken valt aan algemeen gebruikelijke en voorliggende voorzieningen zoals kinderopvang.

Het ondersteunen bij de opvoeding in een ontregeld gezin valt onder de Wet op de jeugdzorg en intensieve zorg voor gehandicapte kinderen, die de gebruikelijke zorg overstijgt, valt onder de AWBZ.

Het thuis verzorgen van kinderen die tot het gezin behoren zal veelal van kortere duur zijn. De compensatie van het niet zelf verzorgen (en opvoeden) van tot het gezin behorende kinderen zal bij een langere duur opgelost kunnen worden via algemeen gebruikelijke, voorliggende en algemene voorzieningen. Soms zal tijdelijke compensatie van belang zijn om de ouder(s) de gelegenheid te geven een definitieve oplossing te zoeken. Voorliggende voorzieningen spelen dan een grote rol. Te denken valt aan kinderopvang, gastouders, oppasgrootouders enz.

Artikel 4. Zich verplaatsen in en om de woning

Het te bereiken resultaat betekent dat de aanvrager zich in om en nabij zijn woning moet kunnen verplaatsen. Daarbij dient gedacht te worden aan het verplaatsen in het kader van het wonen, waarbij de woning bij alle verplaatsingen centraal staat. Alle andere verplaatsingen, die verder gaan dan de woning (zoals het gaan posten van een brief, het op bezoek gaan bij een buurman of het maken van een ommetje) horen bij het volgende te bereiken resultaat: zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel. Bij deze verplaatsingen horen wel de verplaatsing naar een centrale hal in een flat, waar veelal de brievenbussen zijn, of het gebruik van een balkon of het gebruik van de tuin. Wat de tuin betreft moet het mogelijk zijn in die tuin te komen, de inrichting van de tuin is een eigen verantwoordelijkheid.

In de woning moeten de normale woonruimten bereikt kunnen worden. Te denken valt daarbij aan de woonkamer, het slaapvertrek, of mogelijk de slaapvertrekken, het toilet en de douche. Als er een berging is, moet ook de berging bereikt kunnen worden, als belanghebbende deze daadwerkelijk gebruikt.

In principe zullen zolders zonder stahoogte, veelal bereikbaar zonder vaste trap, met bijvoorbeeld een vlizotrap, niet onder de compensatieplicht vallen.

Het doel hierbij is dat men zich in die ruimten zodanig kan verplaatsen en zich daardoor zodanig kan redden dat normaal functioneren mogelijk is. Om dit resultaat te bereiken wordt compensatie geboden in de vorm van hulpmiddelen. Een voorbeeld is een rolstoel voor verplaatsingen door de ruimte. Ook een tillift zou gezien kunnen worden als een dergelijk middel. Doordat een belangrijk deel van de tilliften vanwege aard- en nagelvaste verbinding met het plafond gerekend worden tot de voorzieningen waardoor in een geschikte woning gewoond kan worden, wordt de tillift verder beschouwd als een voorziening die daar onder valt.

De hulpmiddelen die het te bereiken resultaat kunnen bevorderen kunnen nieuw of gebruikt zijn. Het is niet zo dat de compensatieplicht betekent dat iemand een nieuwe voorziening moet ontvangen, de compensatieplicht betekent dat iemand met de verstrekking het te bereiken resultaat moet kunnen bereiken.

Het kunnen verplaatsen in de woning zou kunnen betekenen dat er twee voorzieningen verstrekt worden. Wanneer iemand een transfer kan maken, maar overigens aangewezen is op een rolstoel, zou gekozen kunnen worden voor een traplift in combinatie met een rolstoel beneden en een rolstoel boven, waardoor iemand in staat zal zijn om zich in de gehele woning te verplaatsen. In deze situatie kunnen naast een traplift ook andere voorzieningen nodig zijn om de woning rolstoeldoorgankelijk te maken.

In principe zal een hulpmiddel voor verplaatsing in, om en nabij het huis (onder de Wmo valt in veel gevallen de rolstoel) verstrekt worden als men een dergelijke voorziening voor dagelijks zittend gebruik nodig heeft. Aan een dergelijke noodzaak gaat vaak een periode vooraf waarin gebruik wordt gemaakt van andere hulpmiddelen, (ooit) verstrekt op basis van de Zorgverzekeringswet of AWBZ of zelf aangeschaft. De zogenaamde rolstoel voor incidenteel gebruik valt hier niet onder: deze rolstoel wordt immers niet gebruikt voor verplaatsen in, om en nabij de woning, maar wordt vooral gebruikt als men zich elders moet verplaatsen en dat zonder een rolstoel niet kan, zoals tijdens een uitstapje. Voor dit soort rolstoelen kan gebruik gemaakt worden van speciaal hiervoor beschikbare uitleendepots, of van rolstoelen die op de plaats van bestemming beschikbaar zijn, zoals in pretparken, dierentuinen en dergelijke.

Artikel 5. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

Als het gaat om het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel is het te bereiken resultaat dat de aanvrager zich met een of ander vervoermiddel binnen zijn eigen woonplaats en het direct daaromheen gelegen gebied kan verplaatsen.

Die verplaatsingen moeten passen in het kader van het leven van alledag. Dat zijn alle verplaatsingen die niet uitsluitend te maken hebben met verplaatsingen in het kader van een betaalde baan of dagbesteding. Heeft men voor dat soort verplaatsingen een aparte voorziening nodig, die verder gaat dan de normale voorziening voor het verplaatsen in het kader van het leven van alledag, dan zal deze voorziening niet onder de compensatieplicht vallen maar vergoed dienen te worden vanuit de voorzieningen ten behoeve van werken: zoals de Wia.

De individuele voorzieningen die verstrekt gaan worden om als resultaat te bereiken dat je je met een of ander vervoermiddel in de woonplaats en directe omgeving kan verplaatsen betreffen een breed scala van verplaatsingen. Uitgesloten zijn verplaatsingen die met een speciaal middel gemaakt moeten worden in verband met betaalde arbeid. Verder zijn ook vakanties en ander verblijf buiten het gebied zoals omschreven met woonplaats en omgeving uitgesloten. Daarvoor wordt door het Ministerie van VWS Valys beschikbaar gesteld. Valys is aanvullend op de door de Wmo te compenseren voorzieningen en valt buiten de verantwoordelijkheid van het college van burgemeester en wethouders. Valys regelt het vervoer wanneer de pashouder een vervoersbehoefte heeft die verder reikt dan 5 OV-zones vanaf het woonadres van de pashouder of wanneer het vertrekadres is gelegen op een afstand van meer dan 5 OV-zones vanaf het woonadres van de pashouder. De gemeente is verantwoordelijk voor de vervoersbehoefte van de pashouder tot en met vijf OV-zones vanaf diens woonadres of wanneer het vertrekadres is gelegen op een afstand tot en met 5 OV-zones vanaf het woonadres van de pashouder.

Wel gaat het om verplaatsingen nodig voor het doen van boodschappen (zodat ook op deze wijze het resultaat van het kunnen beschikken over de eerste levensbehoeften wordt bereikt), nodig om op bezoek te gaan, nodig om naar artsen, paramedici, specialisten en voor ziekenhuisonderzoek, voor zover het zogenaamde zittend ziekenvervoer daar geen oplossing voor biedt. Dit medisch vervoer betreft vooral situaties waarbij dat vervoer zo frequent is dat het beschikbaar gestelde vervoer bijna geheel aan dit medisch vervoer gebruikt zou worden. In deze situatie kan extra vervoer ter compensatie geboden worden. Ook het vervoer om in de natuur te zijn, al dan niet met familie of vrienden, of het vervoer om een kerk, een sporthal, of een museum te bezoeken valt onder de compensatieplicht.

De omvang van de te bieden compensatie zal over het algemeen liggen tussen 1500 en 2000 kilometer per jaar. Het kan voorkomen dat er een grotere vervoersbehoefte bestaat. Van belang is allereerst vast te stellen of dat een realistische vervoersbehoefte is, gezien de medische, maar ook gezien de financiële situatie van de aanvrager. Immers, met een laag inkomen kan men wel de wens hebben veel verplaatsingen te maken, maar omdat voor iedere Nederlander verplaatsen een prijskaartje heeft zal dat ook voor mensen met een beperking gelden. Daarbij is het van belang vast te stellen of de vervoersbehoefte hiermee spoort.

Artikel 6. De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

Het te bereiken resultaat ten aanzien van de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten bestaat uit het kunnen afleggen van gewenste bezoeken en het deelnemen aan gewenste activiteiten. Daarbij kan gedacht worden aan familiebezoek, aan het bezoeken van bijeenkomsten of het bezoeken van kerkdiensten, het deelnemen aan het verenigingsleven, maar ook het volgen van cursussen om de vrije tijd op een aangename wijze te kunnen invullen. Voorwaarden hiervoor zijn bijvoorbeeld het zich kunnen verplaatsen naar deze bestemmingen. Daarvoor zal dit artikel over het algemeen een voldoende oplossing kunnen bieden.

Artikel 7 en 8. Voorwaarden en beperkingen

Een voorziening moet langdurig noodzakelijk zijn. Op deze regel bestaat een duidelijke uitzondering: hulp bij het huishouden na een ziekte of ziekenhuisopname. Wat langdurig noodzakelijk is hangt geheel af van de situatie, maar ook een te bereiken resultaat voor een belanghebbende die terminaal is dient gerekend te worden tot langdurig noodzakelijk. De voorziening zal immers iemand gehele verdere leven noodzakelijk zijn.

Daarnaast moet de voorziening als goedkoopst-compenserend aangemerkt kunnen worden. Het gaat daarbij op de eerste plaats om een voorziening die compenserend is voor de ondervonden problemen, zodat het te bereiken doel daadwerkelijk bereikt kan worden. Maar wanneer dan meerdere voorzieningen compenserend zijn, mag volstaan worden met de goedkoopste voorziening.

Verder wordt geen voorziening toegekend als niet meer is na te gaan of de voorziening noodzakelijk was en of wel sprake was van een goedkoopst compenserende voorziening. Is de voorziening te duur geweest dan kan de gemeente volstaan met het vergoeden van een lager bedrag conform de goedkoopst-compenserende voorziening.

Sub i van artikel 8 geeft ruimte voor het instellen van een inkomensgrens, waarboven er geen individuele voorzieningen worden verstrekt. Op dit moment is het hanteren van een inkomensgrens niet toegestaan. Als dit in de toekomst wel wordt toegestaan, kan de hoogte van de inkomensgrens worden opgenomen in het gemeentelijke Besluit.

Artikel 9 tot en met 17 behoeven geen toelichting.

Artikel 16. Beslistermijn.

De Algemene wet bestuursrecht regelt dat, als bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, een besluit genomen dient te worden binnen een redelijke termijn. Die redelijke termijn is acht weken. De Wmo bepaalt niets over beslistermijnen. Het college heeft de mogelijkheid om afwijkende termijnen vast te stellen. Hoewel het van belang is zo min mogelijk afwijkende termijnen te hanteren, immers, de doorzichtigheid van de termijnen komt daardoor wellicht in het geding, is het logisch voor enkele onderdelen wel een langere termijn vast te stellen. Dit geldt met name voor bouwkundige woonvoorzieningen. Zeker als daar een offerte voor moet worden aangevraagd, zal daarmee de nodige tijd gemoeid zijn, zodat de termijn van acht weken niet haalbaar is. Om dat helder te hebben is het wenselijk deze termijn in de verordening op te nemen. Dit is gebeurd ten aanzien van de verschillende te bereiken resultaten.

Artikel 19 tot en met 26 behoeven geen toelichting.