Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Schijndel

Verordening reclamebelasting Schijndel 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Schijndel
Officiële naam regelingVerordening reclamebelasting Schijndel 2012
CiteertitelVerordening reclamebelasting Schijndel 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de Verordening reclamebelasting 2011, zoals vastgesteld op 18 november 2010.

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 227

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201531-12-2016wijziging artikel 1

18-12-2014

Gemeenteblad 23 december 2014, nummer 79134

14.038400
25-11-201101-01-2015nieuwe regeling

10-11-2011

Schijndels Weekblad, 17-11-2011

11.028598

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening reclamebelasting Schijndel 2012

De raad van de gemeente Schijndel;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 27 september 2011;

gelet op artikel 227 van de Gemeentewet;

overwegende:

dat de gemeente, de winkeliersverenigingen, de horecaen de stichting Citymanagement Schijndel in gezamenlijk belang willen investeren in het economisch versterken en aantrekkelijker maken van de winkelcentra in Schijndel;

dat de ondernemersverenigingen en de stichting daarvoor aan de gemeente verzocht hebben om een reclamebelasting in het leven te roepen ter financiering van de uitgaven van de stichting Citymanagement Schijndel;

B e s l u i t:

vast te stellen de volgende:

Verordening reclamebelasting Schijndel 2012.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    reclameobject: een openbare aankondiging in letters, symbolen of kleuren, of een combinatie daarvan, zichtbaar vanaf de openbare weg;

  • b.

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij directe of indirecte steun vindt in of op de grond;

  • c.

    vestiging: een gebouw, of een al dan niet afgebakend deel daarvan, dat door een organisatie of bedrijf wordt gebruikt; indien meerdere organisaties of bedrijven een gebouw of een deel daarvan gezamenlijk gebruiken, is er per organisatie of bedrijf sprake van een afzonderlijke vestiging;

  • d.

    tussenpersoon: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het verlenen van bemiddeling bij het tot stand brengen en sluiten van overeenkomsten in opdracht en op naam van personen tot wie hij niet in vaste betrekking staat;

  • e.

    exploitant: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het ten behoeve van derden tegen vergoeding aanbrengen van reclameobjecten op door hem daartoe beschikbaar gestelde oppervlakten;

  • f.

    jaar: een kalenderjaar.

  • g.

    voorziening specifiek hulpmiddel bestemd voor het aanbrengen van één of meer (al dan niet wisselende) openbare aankondigingen.

Artikel 2 Gebiedsomschrijving

Deze verordening is van toepassing binnen het aangewezen gebied van de gemeente Schijndel zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart. Het totale gebied waarop de reclame belasting betrekking heeft, wordt begrensd door:

  • -

    Hoofdstraat oneven zijde vanaf de kruising met de Meester Michelsstraat;

  • -

    Meester Michelsstraat even zijde tot aan de kruising met de Dr. Ariënsstraat;

  • -

    Dr. Ariënsstraat oneven zijde;

  • -

    Harrie Bolsiuslaan even zijde;

  • -

    Mieke de Brefstraat even zijde;

  • -

    Baroniestraat even zijde;

  • -

    Meierijstraat even zijde vanaf nummer 8 tot aan splitsing met de Heikantstraat:

  • -

    Heikantstraat even zijde vanaf hoek Meijerijstraat tot aan de splitsing met de Korte Heikantstraat;

  • -

    Korte Heikantstraat even zijde;

  • -

    Molenstraat

    • Ø

      oneven tot nummer 29;

    • Ø

      even tot nummer 30;

  • -

    De Pegstukken 1 en 2;

  • -

    Molenhof;

  • -

    Sint Servatiusstraat oneven zijde tot en met nummer 19;

  • -

    Vicaris Aertsweg oneven zijde;

  • -

    Kluisstraat oneven zijde tot nummer 81;

  • -

    Toon Bolsiusstraat 2 t/m 4;

  • -

    Looierij.

Artikel 3 Belastbaar feit

Onder de naam reclamebelasting wordt, onder de in de bij deze verordening behorende tarieventabel gestelde voorwaarden, binnen het gebied als bedoeld in artikel 2, een belasting geheven ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.

Artikel 4 Belastingplicht

  • 1. De reclamebelasting wordt geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie, al dan niet met vergunning, de reclameobjecten worden aangetroffen.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting ter zake van reclameobjecten, die met vermelding van de naam van een tussenpersoon zijn aangebracht in verband met de huur of de verkoop van roerende of onroerende zaken, geheven van die tussenpersoon.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid wordt de reclamebelasting ter zake van reclameobjecten die door tussenkomst van een exploitant zijn aangebracht, geheven van die exploitant.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De reclamebelasting wordt geheven per vestiging naar de oppervlakte van een reclameobject, met inachtneming van het overige in deze verordening bepaalde.

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel worden de op basis van artikel 6, tweede lid, bepaalde oppervlakten van reclameobjecten, die bij één vestiging, bouwwerk of deel daarvan behoren, bij elkaar opgeteld. Indien meerdere bouwwerken of delen daarvan direct naast elkaar gelegen zijn en gezamenlijk worden gebruikt door één belastingplichtige voor één vestiging, worden de oppervlakten van reclameobjecten die bij deze bouwwerken of delen daarvan behoren voor de toepassing van dit artikel bij elkaar opgeteld.

  • 3. Reclameobjecten behoren in elk geval tot één bouwwerk indien zij daarmee fysiek zijn verbonden of daarmee gezamenlijk worden gebruikt.

  • 4. Het tarief van de reclamebelasting is opgenomen in de bij de verordening behorende tarieventabel.

Artikel 6 Berekening van de reclamebelasting

  • 1. Voor de berekening van de reclamebelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als volle eenheid aangemerkt.

  • 2. De oppervlakte van een reclameobject wordt vastgesteld als volgt:

    • a.

      indien de openbare aankondiging wordt gedaan op een zuil, bord, vlag, (span)doek, poster of soortelijk aankondigingsvoorwerp, wordt de oppervlakte van de aankondiging bepaald op de oppervlakte van de zijde van het voorwerp waarop de aankondiging wordt gedaan. Indien het voorwerp niet rechthoekig is, wordt de oppervlakte van het aankondigingsvoorwerp bepaald door de lengte c.q. de hoogte en de breedte van de denkbeeldige rechthoek die het voorwerp omsluit;

    • b.

      indien de openbare aankondiging bestaat uit het aankondigingsvoorwerp zelf, wordt de oppervlakte van de aankondiging bepaald op de oppervlakte van het voorwerp. Indien het voorwerp niet rechthoekig is, wordt de oppervlakte bepaald door de lengte c.q. de hoogte en de breedte van het denkbeeldige rechthoek die het voorwerp omsluit;

    • c.

      indien de openbare aankondiging wordt gedaan door middel van een combinatie van verschillende losse voorwerpen of een opschrift met losse letters of symbolen, wordt de oppervlakte van het reclameobject bepaald door de lengte c.q. de hoogte en de breedte van de denkbeeldige rechthoek die de voorwerpen of het opschrift omsluit;

    • d.

      indien sprake is van een voorziening voor het doen van de aankondiging, wordt de oppervlakte van de aankondiging bepaald op de oppervlakte van de voorziening. Indien de voorziening niet rechthoekig is, wordt de oppervlakte bepaald door de lengte c.q. de hoogte en de breedte van de denkbeeldige rechthoek die de voorziening omsluit;

    • e.

      indien de openbare aankondiging wordt gedaan op een zuil, bord, vlag, (span)doek, poster of soortgelijk aankondigingsvoorwerp, waarop door verschillende belastingplichtigen een aankondiging wordt gedaan, wordt de oppervlakte van de aankondiging van de belastingplichtige bepaald op de aan hem voor het doen van de aankondiging ter beschikking staande oppervlakte van het aankondigingsvoorwerp.

  • 3. Indien het reclameobject slechts voor een deel zichtbaar is vanaf de openbare weg wordt de oppervlakte van het reclameobject bepaald op het van de openbare weg zichtbare gedeelte van het reclameobject.

Artikel 7 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak.

  • 2. Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de reclamebelasting verschuldigd naar het maandtarief voor zoveel maanden als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met het resterende aantal volle kalendermaanden in het kalenderjaar vermenigvuldigd met het maandtarief.

  • 5. Indien vermindering van de oppervlakte van de openbare aankondigingen in de loop van het belastingtijdvak leidt tot indeling in een andere tariefklasse, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met het verschil tussen de respectievelijke maandtarieven gedurende het resterende aantal volle kalendermaanden in het kalenderjaar.

Artikel 9 Wijze van heffing

  • 1. De reclamebelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2. Belastingaanslagen met een totaalbedrag van minder dan € 6,00 worden niet opgelegd.

  • 3. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 10 Vrijstellingen

De reclamebelasting wordt niet geheven voor openbare aankondigingen:

  • a.

    die korter dan 13 weken aanwezig zijn, tenzij deze openbare aankondigingen zijn geplaatst in een voorziening waarin, waaraan of waarop wisselende openbare aankondigingen worden geplaatst, die individueel korter dan 13 weken aanwezig zijn, maar waarbij de verschillende openbare aankondigingen gezamenlijk 13 weken of meer aanwezig zijn;

  • b.

    waarvoor op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst betaling aan de gemeente moet geschieden onderscheidenlijk een vergoeding aan de gemeente verschuldigd is;

  • c.

    die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend, kunnen worden aangemerkt;

  • d.

    die door de gemeente of in opdracht van de gemeente is geplaatst of aangebracht, indien en voor zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering van de publieke taak;

  • e.

    op parasols en terrasafscheidingen welke zijn geplaatst op een terras bij een horecaonderneming;

  • f.

    aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of citymanagement, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een vlag, banier of zuil met de naam van de winkeliersvereniging of het citymanagement;

  • g.

    aangebracht op bouwterreinen, voor zover deze opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden;

  • h.

    die onderdeel uitmaken van voor de verkoop of verhuur bestemde artikelen en producten in een etalage of in de winkel;

  • i.

    bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen of te verhuren zaak;

  • j.

    die door politieke partijen zijn aangebracht en die een ideëel belang dienen;

  • k.

    aangebracht op vestigingen die in gebruik zijn als scholen, zorginstellingen, ziekenhuizen, kerken en moskeeën, en die betrekking hebben op de functie van het gebouw;

  • l.

    die aangebracht zijn door stichtingen, zonder personeel, die met de uitvoering van hun activiteiten uitsluitend een ideëel of sociaal doel nastreven en waarvan, ingeval van ontbinding van de stichting, ook het overschot na vereffening bestemd is voor dat ideële of sociale doel.

Artikel 11 Betalingstermijn

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijn.

Artikel 12 Kwijtschelding

Van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en invordering van de reclamebelasting.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De "Verordening reclamebelasting 2011”, vastgesteld bij raadsbesluit van 18 november 2010, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de 8e dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening reclamebelasting Schijndel 2012.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad in zijn openbare vergadering van 10 november 2011,

De griffier,

De voorzitter,

F.G.T.W. van Kessel–van Erp

J.Eugster-van Bergeijk

Toelichting Verordening Reclamebelasting 2012

Algemene toelichting

 

De gemeente, de winkeliersverenigingen, de horeca en de stichting Citymanagement Schijndel willen in gezamenlijk belang investeren in het economisch versterken en aantrekkelijker maken van de winkelcentra in Schijndel. Daarvoor hebben de ondernemers en de stichting aan de gemeente verzocht een reclamebelasting in het leven te roepen. Met de opbrengsten van deze belasting zullen de kosten van het citymanagement worden betaald.

De uit de reclamebelasting verkregen opbrengst kan in beginsel vrij besteed worden. De reclamebelasting is – net als bijvoorbeeld de OZB en de hondenbelasting – een vrij besteedbare heffing. Het is echter niet de bedoeling om de verkregen opbrengst in de algemene middelen te laten vloeien. De opbrengst wordt ingezet voor structurele financiering van het nieuwe Citymanagement in Schijndel. Uit het daartoe in het leven te roepen fonds worden de kosten betaald van onder andere de verbetering van de belevingswaarde in de openbare ruimte in de winkelgebieden door o.a. de feest- en kerstverlichting op te hangen en het aanbrengen van bloemenbaskets. Tevens zullen evenementen en promotionele activiteiten, gericht op het versterken van het imago van Schijndel als winkelcentrum, zoals de themajaarmarkt Hartemèrt en activiteiten op koopzondagen en sfeermakers op andere dagen, met de opbrengsten worden gefinancierd. De citymanager gaat met ondersteuning alle benodigde activiteiten en planning oppakken om zo snel mogelijk tot resultaten te komen.

Wij hechten er aan op te merken dat de investeringen en activiteiten die bekostigd worden met de reclamebelasting uitdrukkelijk niet behoren tot de reguliere publieke taak van de gemeente.

Omdat de invoering van de reclamebelasting wordt gekoppeld aan het oprichten van het citymanagement dat zich uitsluitend richt op het kernwinkelgebied en omgeving en winkelgebied Hoofdstraat - Molenstraat, is er een rechtvaardigingsgrond voor het beperkte gebied waarbinnen de reclamebelasting wordt geheven. De exacte afbakening van het aangewezen gebied is aangegeven op de bij de verordening behorende (digitale) kaart. Er bestaat bij een dergelijke geografische afbakening geen strijd met het gelijkheidsbeginsel (zie verder de toelichting bij artikel 2).

Er is gestreefd naar een eenvoudige en efficiënte heffing. Om dit te bereiken zijn de volgende maatregelen in de verordening opgenomen:

  • 1.

    Beperking van het gebied waarbinnen de reclamebelasting wordt geheven. Zie voor een uitgebreide toelichting de toelichting bij artikel 2. Openbare aankondigingen buiten dit gebied zijn geen belastbaar feit.

  • 2.

    Binnen het aangewezen gebied zal worden gewerkt met drie verschillende deelgebieden, waarbij middels het hanteren van een tariefsdifferentiatie rekening gehouden is met de ligging van de objecten in relatie met het profijt dat van de activiteiten en voorzieningen uitgaat.

  • 3.

    Hanteren van een zeer beperkt klassenstelsel. Door optelling van de openbare aankondigingen tot een totaal wordt voorkomen dat tegen iedere aankondiging apart bezwaar kan worden gemaakt. De grootste groep van de reclamemakers valt in dezelfde tariefklasse. Alleen de reclamemakers met zeer grote oppervlakken betalen een hoger bedrag. Zie voor een uitgebreide toelichting de toelichting bij artikel 5.

  • 4.

    Alleen permanente of semi-permanente aankondigingen worden belast.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel worden een aantal begrippen beschreven die in deze verordening worden gehanteerd. Voor een juiste toepassing van de verordening is een eenduidige verklaring voor deze begrippen van belang.

 

Reclameobject

De naam “reclamebelasting” is enigszins misleidend. Een openbare aankondiging hoeft namelijk geen reclame te zijn. Het is niet noodzakelijk dat in de openbare aankondiging een bepaald product of een bepaalde dienst aan de man wordt gebracht. Zo is een waarschuwingsbord langs de openbare weg in beginsel ook een openbare aankondiging, evenals het bord van 40cm x 40 cm bij de voordeur van de notarispraktijk waarop uitsluitend de naam van de notaris staat vermeld. Hoewel het begrip openbare aankondiging dus ruimer is dan uitsluitend een reclame-uiting wordt in de verordening gesproken van reclameobject.  Onder reclameobject wordt verstaan: een openbare aankondiging in letters, symbolen, of kleuren, of een combinatie daarvan, voor zover niet door middel van tijdschriften of nieuwsbladen gedaan. Dit laatste aspect stond vroeger in de Gemeentewet, doch wordt nu algemeen erkend als uitzondering op de reclamebelasting.

Onderscheid dient te worden gemaakt tussen de aankondiging en het voorwerp waarop die aankondiging is aangebracht. In diverse procedures is aan de orde gekomen of reclamebelasting wordt geheven ter zake van een “voorwerp met opschrift” dan wel van een “opschrift”. In het arrest van de Hoge Raad van 7 oktober 1998, nr. 33 553, BNB 1998/384, is beslist dat het heffingsobject “een voorwerp met opschrift” in de betreffende verordening meer omvat dan een openbare aankondiging in de zin van de Gemeentewet. Om die reden werd de betreffende verordening onverbindend verklaard voor zover zij heffing over meer dan een opschrift toelaat. Het begrip “opschrift” wordt in de jurisprudentie overigens ruim uitgelegd, maar omvat dus niet het voorwerp waarop het is aangebracht.

 

Artikel 2 Gebiedsomschrijving

Alleen binnen het centrum van Schijndel geplaatste of aangebrachte openbare aankondigingen vallen onder de reclamebelasting. Op de bij de verordening gevoegde kaart is aangegeven hoever het bereik van de reclamebelasting gaat. Ter zake van aankondigingen buiten de grenzen van dat gebied kan de gemeente dus geen reclamebelasting heffen, ook al zijn deze aankondigingen zichtbaar van de openbare weg binnen die grenzen.

 

Als uitgangspunt geldt het gebied dat profiteert van de activiteiten en voorzieningen die met de opbrengsten van de reclameheffing zullen worden gefinancierd. Bovendien is aangesloten bij de begrenzing uit het bestemmingsplan 2009. Daarom ligt het voor de hand om ook bij de reclamebelasting begrenzing van het kernwinkelgebied hierbij aan te sluiten.

 

Steun in de jurisprudentie voor deze beperking van het gebied van de reclamebelasting kan gevonden worden in de uitspraak van de Rechtbank Middelburg van 30 januari 2008, AWB 07/443, Belastingblad 2008, blz. 587. De rechtbank besliste onder verwijzing naar (kennelijk) het arrest van de Hoge Raad van 21 juni 2000, nr. 33 816, Belastingblad 2000, blz. 829, dat de reclamebelasting gelet op de gemeentelijke autonomie slechts in een deel van de gemeente kan worden ingevoerd, mits daarvoor een objectieve en redelijke grond bestaat. De met het heffen van reclamebelasting gepaard gaande perceptiekosten kunnen een rol spelen bij de beslissing tot het al dan niet invoeren van deze belasting. Het beperken van de perceptiekosten als zodanig vormt geen dragende objectief onderscheidende overweging bij de beslissing om slechts in een deel van de gemeente reclamebelasting te heffen. Deze beperking dient dan ook gebaseerd te zijn op andere (objectief onderscheidende) gronden. Het Gerechtshof Den Haag heeft in de uitspraak van 23 augustus 2009 de uitspraak van de rechtbank Middelburg bevestigd.

 

Zoals reeds opgemerkt is de invoering van de reclamebelasting in het aangewezen gebied van Schijndel bedoeld voor voeding van het Citymanagement. Dit is een objectieve rechtvaardigingsgrond om slechts in een beperkt gedeelte van Schijndel een reclamebelasting te heffen. De met de gelden van de reclamebelasting getroffen voorzieningen en verrichte diensten in het kader van het Citymanagement zijn in het bijzondere belang van en van bijzonder profijt voor alle belastingplichtigen die onder het bereik van de heffing vallen.

 

Binnen het aangewezen gebied zal worden gewerkt met drie tarieven. Tariefgebied A bestaat uit het kernwinkelgebied en dit is het gedeelte dat in het bestemmingsplan Centrum 2009 is aangeduid als centrumvoorzieningen. In dit gebied zullen de meeste activiteiten en voorzieningen gaan plaatsvinden en kent aldus het hoogste tarief. Dit gebied bestaat uit het rode gedeelte van de bij de verordening behorende kaart.

Tariefgebied B bestaat uit het winkelgebied Molenstraat en bestaat uit de het aaneengesloten winkel/detailhandelgebied dat is gelegen aan de Hoofdstraat (even zijde vanaf nummer 216), de Molenstraat, de Pegstukken en Molenhof. Dit gebied bestaat uit het blauwe gedeelte van de bij de verordening behorende kaart.

Het derde tariefgebied C bestaat uit de verspreide voorzieningen, welke niet tot de tariefgebieden A en B behoren. De in dit gebied gelegen objecten zullen ook profiteren van de activiteiten die met de opbrengsten van de reclameheffing zullen worden gefinancierd, maar mede omdat veel activiteiten met name in het kernwinkelgebied en/of de Molenstraat zullen plaatsvinden, is ervoor gekozen om voor dit gebied een lager tarief te hanteren. Dit gebied omvat het groene gedeelte van de bij de verordening behorende kaart. De indeling in drie tariefgebieden alsmede de hoogte van de tarieven zijn overigens in overleg met het citymanagement tot stand gekomen, waarbij de begroting van de kosten en het jaarplan als basis hebben gefungeerd.

 

Artikel 3 Belastbaar feit

 

De omschrijving van het belastbare feit in de verordening is rechtstreeks ontleend aan artikel 227 van de Gemeentewet.

 

Zichtbaar vanaf de openbare weg

De openbare aankondiging dient op grond van artikel 227 van de Gemeentewet zichtbaar te zijn vanaf de openbare weg. Aankondigingen zijn openbaar indien ze geschieden op plaatsen waar het publiek daarvan kennis kan nemen.

 

Onder het begrip openbare weg wordt verstaan, zoals is beslist in HR 21 september 2001,

nr. 35 502, BNB 2001/378, indien de betrokken wet zelf er niets over zegt, de definitie die daarvan wordt gegeven in de Wegenwet. Uit deze wet blijkt dat onder openbare wegen mede worden verstaan: voetpaden, fietspaden, jaagpaden, dreven, molenwegen, kerkwegen en andere verkeersbanen voor beperkt gebruik en bruggen.

 

Permanent of tijdelijk

Om de uitvoeringskosten/perceptiekosten zo laag mogelijk te houden, worden uitsluitend de reclames die permanent of semi-permanent aanwezig zijn belast. Voorts wordt bij de vergunningenadministratie aangesloten om de vergunde reclamevoorwerpen te achterhalen. Daarmee wordt voorkomen dat er meer controleslagen per jaar moeten worden gemaakt.

 

Artikel 4 Belastingplicht

 

Een verordening met betrekking tot de reclamebelasting dient op basis van artikel 217 Gemeentewet te vermelden wie belastingplichtig is. Gemeenten zijn vrij in het kiezen van belastingplichtigen in de belastingverordening, mits een relatie bestaat met openbare aankondigingen, zichtbaar vanaf de openbare weg.

 

In de verordening is uitgangspunt dat belastingplichtig is degene van wie de reclameobjecten zijn, dan wel ten behoeve van wie de reclameobjecten worden aangetroffen. Als de reclameobjecten door tussenkomst van een tussenpersoon of exploitant zijn aangebracht, is de tussenpersoon of exploitant belastingplichtig.

 

Artikel 5 Maatstaf van heffing

 

De Gemeentewet schrijft geen heffingsmaatstaf voor. Bij het bepalen van heffingsmaatstaven of tarieven dient evenwel te worden voldaan aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De gemeentelijke wetgever dient bij het opnemen van de heffingsmaatstaven rekening te houden met de algemene rechtsbeginselen, zoals het gelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel (Kamerstukken II 1989/90, 21 591, nr. 3, blz. 66-67). De belastingheffing mag niet leiden een onredelijke en willekeurige belastingheffing die de wetgever bij het toekennen van de bevoegdheid tot heffen niet op het oog kan hebben gehad.

 

In de verordening is gekozen voor een tariefklassenstelsel. De bedoeling is om per belastingplichtige voor elke winkel, organisatie of voor elk bedrijfspand slechts éénmaal reclamebelasting te heffen. Dus niet voor ieder reclameobject wordt belasting geheven, maar per vestiging. In het tweede lid wordt daartoe bepaald dat de reclameobjecten van meer gebouwen of bouwwerken die bij elkaar horen, ook bij elkaar worden opgeteld.

De reclamebelasting wordt per vestiging geheven. Een bouwwerk of samenstel van bouwwerken is in de praktijk meestal een winkel of bedrijfspand, eventueel met bijbehorende uitstallingen buiten de pandmuren. Deze bepaling moet ertoe leiden dat bijvoorbeeld een winkel als bouwwerk en de vóór die winkel geplaatste reclamezuilen tezamen als één vestiging worden gezien, zodat er maar één keer belasting wordt geheven. Als dezelfde belastingplichtige twee panden naast elkaar in gebruik heeft voor dezelfde winkel, dan wordt slechts één keer belasting geheven. Indien dezelfde belastingplichtige een aantal niet naast elkaar gelegen gebouwen of bouwwerken (winkels of bedrijfspanden) gebruikt waarop reclameobjecten zijn aangebracht, worden meer aanslagen opgelegd. Er is dan sprake van meer belastbare feiten.

 

Gekozen is voor een vrij eenvoudige tariefstelling. De grootste groep ondernemers en organisaties valt in de heffing naar de laagste bedragen (€ 625,-, resp. € 525,- en € 600,-). Uitsluitend de ondernemers en organisaties die zeer grote reclameobjecten voeren, vallen onder het hoge tarief. Daarmee is ook de uitvoering gediend.

 

Artikel 6: Berekening van de reclamebelasting

 

In dit artikel is een aantal bepalingen opgenomen die de uitvoeringspraktijk vergemakkelijken.

In het eerste lid wordt bepaald dat een gedeelte van een in de tarieventabel opgenomen oppervlaktemaat voor een volle eenheid wordt aangemerkt.

In het tweede lid worden nadere bepalingen gegeven voor de gevallen waarin een tarief per oppervlakte in de tarieventabel is opgenomen. Bij andere dan rechthoekige voorwerpen kan het berekenen van de oppervlakte leiden tot ingewikkelde wiskundige berekeningen. In verband hiermee is bepaald dat dan de oppervlakte van een denkbeeldig om het voorwerp geplaatste rechthoek in aanmerking wordt genomen.

 

Met ingang van het belastingjaar 2012 is het begrip “voorziening” in de verordening geïntroduceerd (zie toelichting artikel 10 onder a) In onderdeel c van het tweede lid is bepaald dat indien er sprake is van een voorziening voor het doen van de aankondiging, de oppervlakte van de aankondiging wordt bepaald op de oppervlakte van de voorziening. Indien de voorziening niet rechthoekig is, wordt de oppervlakte bepaald door de lengte c.q. de hoogte en de breedte van de denkbeeldige rechthoek die de voorziening omsluit.

 

Eveneens met ingang van belastingjaar 2012 is onderdeel d toegevoegd. Bij bedrijfsverzamel- gebouwen is vaak sprake van één gezamenlijk bord, waarop door verschillende ondernemingen/ belastingplichtigen openbare aankondigingen worden gedaan. De voorgaande bepalingen inzake de berekeningen van de oppervlakten van de openbare aankondigingen zijn met name geschikt voor individuele borden (waarbij de oppervlakte wordt bepaald op de grootte van het bord).

Rechtbank Arnhem oordeelde in zijn uitspraak van 11 januari 2011 (nr. AWB 10/1693, LJN BP0697) in een dergelijke situatie dat het niet mogelijk was om de oppervlakte van de individuele aankondiging te baseren op de totale oppervlakte van het verzamelbord (waarop de diverse opschriften waren geplaatst) en deze vervolgens naar rato te verdelen.

In verband met deze uitspraak is de nieuwe bepaling inzake de berekening van de oppervlakten toegevoegd, waardoor dergelijke aankondigingen op verzamelborden wel naar rato kunnen worden toegerekend aan de diverse belastingplichtigen (en niet meer gebaseerd worden op de grootte van het opschrift of de opschriften).

Indien bijvoorbeeld op een verzamelbord een drietal aankondigingen voorkomen, waarbij één belastingplichtige de helft van het bord gebruikt en de overige twee belastingplichtigen ieder een kwart, dan wordt bij de berekening van de oppervlakte van de aankondigingen iedere belastingplichtige belast voor de oppervlakte die hem zelf ter beschikking staat voor het doen van zijn aankondiging (ongeacht de feitelijke oppervlakte van het opschrift).

 

Artikel 7 Belastingtijdvak

 

Het belastingtijdvak is gelijk aan een kalenderjaar, en loopt aldus van 1 januari tot en met 31 december.

 

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

 

In het eerste lid is bepaald dat de belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak. Dat betekent dat de aanslag onmiddellijk na aanvang van het belastingtijdvak kan worden opgelegd.

 

Het kan zijn dat de belastingplicht ter zake van reclameobjecten pas in de loop van het belastingtijdvak ontstaat, doordat die objecten ná 1 januari worden geplaatst, bijv. omdat een nieuwe winkel wordt gevestigd in het centrum. Er is dan sprake van een ‘nieuwe belastingplichtige’, die eerder in het jaar nog geen voorwerpen of openbare aankondigingen had, althans niet voor dat bouwwerk of samenstel van bouwwerken waarop het nieuwe reclameobject is aangebracht. Het tweede lid biedt de mogelijkheid om in die gevallen een aanslag op te leggen. Het derde lid bepaalt dan de hoogte van de aanslag. Die is gebaseerd op het aantal volle maanden dat na aanvang van de belastingplicht nog overblijft.

 

In de gevallen dat alle reclameobjecten worden weggehaald of worden verkleind, voorziet het vierde lid. De belastingplichtige dient daartoe een verzoek in bij de heffingsambtenaar.

 

Artikel 9 Wijze van heffing

 

Gekozen is voor een vertrouwde heffingstechniek: de oplegging van een aanslag. Indien nodig kan het college omtrent de uitvoering van een en ander nadere regels geven. Om de perceptiekosten zoveel mogelijk te beperken zal de aanslag reclamebelasting, voorzover mogelijk, meeliften op het aanslagbiljet gemeentelijke belastingen.

 

Artikel 10 Vrijstellingen

In dit artikel is aantal vrijstellingen opgenomen, die in de praktijk veel voorkomen. Het begrip openbare aankondiging is dermate veelomvattend dat aanleiding bestaat tot het in bepaalde gevallen geven van vrijstellingen.

 

Onderdeel a

Om de perceptiekosten zo laag mogelijk te houden, worden aankondigingen die korter dan dertien weken aanwezig zijn, niet in de heffing betrokken. De vrijstelling is alleen bedoeld voor aankondigingen die tijdelijk aanwezig zijn. Vaak hebben winkelketens echter wisselende aankondigingen (bijv. weekaanbiedingen) die in een voorziening worden geplaatst. Hoewel er dus altijd een aankondiging hangt, is de aankondiging zelf nooit meer dan 13 weken aanwezig. Het is wenselijk deze wisselende aankondigingen wel in de heffing te betrekken.

  • 1.

De eerste uitspraak betreft de Rechtbank Zutphen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze openbare aankondigingen ten onrechte in de heffing betrokken, omdat de verordening heffing niet toelaat wegens de vrijstellingsbepaling (Rechtbank Zutphen 20 april 2011, nr. 10/962,).

De Rechtbank Almelo deelt de visie van de Rechtbank Zutphen niet. De rechtbank overweegt dat het niet de inhoud is die de aankondiging maakt, maar het gegeven dat er inhoud is. Die inhoud kan wisselend zijn, zo lang het maar gaat om een tot het publiek gerichte mededeling van commerciële dan wel ideële aard waarmee de aandacht wordt getrokken voor een dienst, een product of een boodschap (Rechtbank Almelo 11 mei 2011, nr. 10/748, niet gepubliceerd, zie nieuwsservice week 21-2011).

De redactie van de vrijstelling is met ingang van 1 januari 2012 gewijzigd. Daardoor is het duidelijk dat wisselende openbare aankondigingen die in, op of aan bepaalde voorzieningen (zoals een sandwichbord, een aan het raam bevestigd frame of folie waarin openbare aankondigingen kunnen worden geplaatst, een in de etalage aanwezige constructie voor het plaatsen van openbare aankondigingen, etc.) worden aangebracht en afzonderlijk minder dan 13 weken aanwezig zijn in de voorziening, wel in de heffing kunnen worden betrokken. Voorwaarde is dan wel dat de diverse verschillende openbare aankondigingen gezamenlijk wel 13 weken of langer aanwezig zijn.

 

Onderdeel b

Om dubbele betaling te voorkomen, worden aankondigingen waarvoor op basis van een overeenkomst betaling/ vergoeding aan de gemeente verschuldigd is, buiten de heffing van reclamebelasting gehouden. Voor grote reclamezuilen, mupi’s, abri’s en driehoeksborden worden meestal overeenkomsten gesloten met de exploitant. Hiervoor hoeft dus niet alsnog reclamebelasting te worden betaald.

Daarnaast zijn ook de winkeliersverenigingvlaggen vrijgesteld.

 

Onderdeel c en d

Aankondigingen die uitsluitend het openbaar belang dienen en aankondigingen, die met uitdrukkelijke toestemming van de gemeente aanwezig zijn in de uitvoering van de publieke taak worden niet in de heffing betrokken. Deze bepaling is met name van toepassing voor de bewegwijzering zoals die door bv. de gemeente, de provincie of de ANWB is aangebracht om algemene reisinformatie te verstrekken.  

 

Onderdeel e

Door de invoering van de reclamebelasting zal er in Schijndel sprake zijn van een gedeeltelijke samenloop met de precariobelasting, voor zover het aangebouwde en bevestigde delen van een vestiging zijn (uifels, erkers, uitbouwen, overbouwen, markiezen, zonweringen en dergelijke), die boven of op openbare gemeentegrond zijn aangebracht en waarop ook een openbare aankondiging is aangebracht. Dit is geoorloofd aangezien voor de reclamebelasting de openbare aankondiging, die zichtbaar is vanaf de openbare weg het belastbare feit vormt en bij de precariobelasting de voorwerpen die zich op of boven openbare gemeentegrond bevinden in de heffing worden betrokken. Uitzondering hierop vormen reclame-uitingen die op parasols en terrasafscheidingen bij een horeca-onderneming zijn aangebracht. In dat geval zullen alleen de voorwerpen in de precariobelasting worden betrokken en is er ten aanzien van de daarop aangebrachte reclame-uitingen sprake van een vrijstelling voor de reclamebelasting.

 

Onderdeel f

Gelet op de doelstelling van deze belasting blijven de aankondigingen van de winkeliersverenigingen en het Citymanagement bij de heffing buiten aanmerking.

 

Onderdelen g, h en i

Om efficiency overwegingen is er ook voor gekozen om een vrijstelling op te nemen voor bouwactiviteiten, en aankondigingen van verkoop- en verhuur onroerende zaken, indien deze worden gedaan door een tussenpersoon, zoals een makelaar. In het kader van de beheersing van de perceptiekosten is er ook voor gekozen om verkoopartikelen of voorwerpen in de etalage niet te belasten. Indien in de etalage een reclamebord of artikel wordt neergezet dat niet bestemd is voor verkoop of verhuur, wordt dat - als het langer dan 13 weken aanwezig is - wel als belastbaar reclameobject meegenomen

 

Onderdeel j en k

Verder zijn er diverse vrijstellingen voor openbare aankondigingen die door politieke partijen, scholen, zorginstellingen, ziekenhuizen, kerken en moskeeën worden gedaan. Onder zorginstellingen worden de zogenaamde AWBZ-instellingen bedoeld, waar mensen (tijdelijk) wonen en zorg ontvangen. Bedoeld zijn verzorgingshuizen, verpleeginrichtingen, psychiatrische opvanghuizen, instellingen voor beschermd wonen etc. Het specifiek in de vrijstelling vermelde ziekenhuis valt in feite ook onder deze verzamelnaam.

Onder een zorginstelling c.q. ziekenhuis moet worden verstaan een in het kader van de AWBZ en/of Ziekenfondswet (ZFW) erkende instelling voor intramurale gezondheidszorg, waar gedurende dag en nacht aan personen met een specifieke indicatie, specialistische hulp en de daarmee verband houdende verpleging en verzorging geboden worden.

 

Onderdeel l

Deze vrijstelling is bestemd voor stichtingen die voor de uitvoering van hun doelen uitsluitend een ideëel of sociaal doel nastreven. De vrijstelling is enkel bestemd voor Stichtingen die enkel met vrijwilligers werken en dus geen personeel in dienst hebben of betalingen doen aan leden of bestuursleden. Ook moet in de statuten geregeld zijn dat ingeval van ontbinding van de stichting, het overschot na vereffening bestemd is voor het betreffende doel en niet toekomt aan leden of bestuurleden.

 

Artikel 11 Betalingstermijn

 

De betaling is zo eenvoudig mogelijk geregeld. De aanslag dient binnen twee termijnen te worden betaald, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de dagtekening van het aanslagbiljet en de laatste twee maanden later.

 

Artikel 12 Kwijtschelding

 

Ter zake van de reclamebelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 13 Nadere regels

 

Het college is bevoegd regelen te geven ter uitvoering van de verordening.

 

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

 

In de slotbepalingen is de inwerkingtreding van de verordening geregeld.