Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Schoonhoven

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Schoonhoven
Officiële naam regelingReglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2013
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. bronvermelding
  2. bronvermelding

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-03-201324-01-2015Actualisatie

28-03-2013

Het Kontakt

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2013

Tekst van de regeling

Artikel 1

REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE VERGADERINGEN EN ANDERE

WERKZAAMHEDEN VAN DE RAAD

De raad van de gemeente Schoonhoven;

gelezen het voorstel van 27 februari 2013;

gelet op artikel 16 van de Gemeentewet ;

 

besluit vast te stellen de volgende regeling:

 

REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE VERGADERINGEN EN ANDERE

WERKZAAMHEDEN VAN DE RAAD 2013

 

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

a. voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;

b. amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerp-verordening of ontwerp-beslissing,

naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

c. subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm

geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking

heeft;

d. motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens

of verzoek wordt uitgesproken;

e. voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

f. initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel.

 

Artikel 2. De voorzitter

De voorzitter is belast met:

a. het leiden van de vergadering;

b. het handhaven van de orde;

c. het doen naleven van het reglement van orde;

d. hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

 

Artikel 3. De griffier

1. De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

2. Bij verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de raad daartoe

aangewezen plaatsvervangend griffier.

3. De griffier kan, indien daartoe door de voorzitter uitgenodigd, aan de beraadslagingen als

bedoeld in dit reglement deelnemen.

 

Artikel 4. De secretaris

De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en

deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.

 

Artikel 5. Het presidium

1. De raad heeft een presidium.

2. Het presidium bestaat uit de voorzitter en de fractievoorzitters. De fractievoorzitter kan

zich laten vervangen door een raadslid of commissielid. De griffier is in elke

vergadering van het presidium aanwezig.

3. De voorzitter kan voorstellen de secretaris uit te nodigen voor het presidium.

4. Elke fractievoorzitter wijst een lid van de raad aan, dat hem bij zijn afwezigheid in het

presidium vervangt.

5. Elke fractievoorzitter heeft één stem in het presidium.

6. Het presidium vervult de rol van agendacommissie en stelt de voorlopige agenda van de

commissies op.

7. Het presidium heeft, naast de taken vermeld in de artikelen 5, 9, 12, 16, 20, 40, 42 en 43

van deze verordening, als taak aanbevelingen te doen aan de raad inzake de organisatie

van de werkzaamheden van de raad en van zijn commissies.

 

HOOFDSTUK 2. TOELATING VAN NIEUWE LEDEN; BENOEMING

WETHOUDERS; FRACTIES

 

Artikel 6. Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders

1. Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in

bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de

daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden.

2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan de raad

en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt

van een minderheidsstandpunt.

3. Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste

samenkomst van de raad in oude samenstelling na de verkiezingen.

4. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de

eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de

Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

5. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd

lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt

beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

6. Bij de benoeming van een wethouder wordt overeenkomstig het eerste lid een commissie

ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet.

Op de werkwijze van deze commissie is het tweede lid van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 7. Fractie

1. De leden van de raad die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst

verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd.

Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke

fractie beschouwd.

2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad

deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was

geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee

welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger

optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

4. Indien één of meer leden van een of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden

of indien één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie wordt

hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter. Voor het

splitsen dan wel het vormen van nieuwe fracties is geen toestemming vereist van de

raad.

5. De nieuwe naam van de fractie wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende

vergadering van de raad.

 

HOOFDSTUK 3. VERGADERINGEN

 

PARAGRAAF 1. TIJDSTIP VAN VERGADEREN; VOORBEREIDINGEN

 

Artikel 8. Vergaderfrequentie

1. De vergaderingen van de raad vinden in de regel plaats één keer per maand op een

donderdag, vangen aan om 19.30 uur en worden gehouden in het stadhuis.

2. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een

andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een

spoedeisende situatie, overleg in het presidium.

 

Artikel 9. Oproep

1. De voorzitter zendt ten minste 7 dagen voor een vergadering de leden van de raad een

schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in

artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden

tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden van de raad verzonden.

 

Artikel 10. Agenda

1. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep

tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda

opstellen. Deze wordt met de daarbij behorende stukken aan de leden van de raad

verzonden, en openbaar gemaakt.

2. Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van

de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan

de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

3. Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging

voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college

nadere inlichtingen of advies vragen.

4. Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van

behandeling van de agendapunten wijzigen.

 

Artikel 11. De wethouder

Het presidium kan één of meer wethouders uitnodigen om in de vergadering aanwezig te zijn

en aan de beraadslagingen deel te nemen.

 

Artikel 12. Ter inzage leggen van stukken

1. Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen,

worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het

gemeentehuis ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep

stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van

de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kunnen stukken ook op elektronische wijze

aan een ieder ter beschikking worden gesteld.

3. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis

gebracht.

4. Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de

Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het

eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad

inzage.

 

Artikel 13. Openbare kennisgeving

1. De vergadering wordt door aankondiging in de gemeentepublicatie in een huis-aanhuisblad

en door plaatsing op de gemeentelijke website openbaar gemaakt.

2. De openbare kennisgeving vermeldt:

a. de datum, aanvangstijd en plaats, alsmede de voorlopige agenda van de vergadering;

b. wijze waarop en de plaats waar een ieder de bij de vergadering behorende stukken

kan inzien.

3. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden, indien elektronisch

beschikbaar, op de website van de gemeente geplaatst.

PARAGRAAF 2. ORDE DER VERGADERING

 

Artikel 14. Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad de presentielijst. Aan het

einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening

vastgesteld.

 

Artikel 15. Zitplaatsen

1. De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de

voorzitter na overleg in het presidium bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van

de raad aangewezen.

2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het

presidium.

3. De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, secretaris en overige

personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

 

Artikel 16. Opening vergadering; quorum

1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur indien het daarvoor door de

wet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig

is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van

de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

 

Artikel 17. Spreekrecht burgers

1. Na de opening van de vergadering kunnen andere aanwezige burgers gezamenlijk

gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren over geagendeerde

onderwerpen en ingekomen stukken.

2. Het woord kan niet gevoerd worden:

a. over een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep op

de rechter openstaat of heeft opengestaan;

b. over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

c. indien een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon

worden ingediend.

3. Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit ten minste 24 uur voor

de aanvang van de vergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres

en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

4. De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de

volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

5. Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de

spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter

kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

6. De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter

kan de raadsleden toestaan aan insprekers een korte, verhelderende vraag te stellen.

De voorzitter of een lid van de raad doet een voorstel voor de behandeling van de

inbreng van de burger.

 

Artikel 18. Primus bij hoofdelijke stemming

Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen deelt de voorzitter mede, bij

welk lid van de raad, de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een

volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de

hoofdelijke stemming.

 

Artikel 19. Verslag en besluitenlijst

1. De griffier draagt zorg voor het bijhouden van een presentielijst, een kort verslag en de

besluitenlijst van de vergadering.

2. Het conceptverslag van de voorgaande vergadering wordt, zo mogelijk, aan de leden van

de raad toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep. Het conceptverslag wordt

gelijktijdig aan de overige personen die het woord gevoerd hebben, toegezonden.

3. De leden, de voorzitter, de wethouders, de griffier en de secretaris hebben het recht, een

voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien het conceptverslag onjuistheden

bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot

verandering dient voor de aanvang van de vergadering bij de griffier te worden ingediend.

4. Het verslag bevat tenminste:

a. de namen van de voorzitter, de griffier, de secretaris, de wethouders en de ter

vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren en overige

personen die het woord gevoerd hebben;

b. een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

c. een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen van de

aanwezigen die het woord voerden;

d. een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke

stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening

van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming

hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;

e. de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde,

moties, amendementen en subamendementen;

f. bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan

wie het op grond van het bepaalde in artikel 25 door de raad is toegestaan deel te

nemen aan de beraadslagingen.

5. Het verslag wordt in de eerstvolgende vergadering vastgesteld, waarna dit door de

voorzitter en de griffier wordt ondertekend.

6. Aan de hand van het verslag wordt een besluitenlijst opgesteld. Voor zover de aard en de

inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzet, wordt de besluitenlijst zo

spoedig mogelijk na de vergadering openbaar gemaakt op de in de gemeente

gebruikelijke wijze.

 

Artikel 20. Ingekomen stukken

1. Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college

aan de raad, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad

toegezonden en ter inzage gelegd.

2. Na de vaststelling van het verslag stelt de raad, op voorstel van het presidium de

griffier, de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

 

Artikel 21. Aantal spreektermijnen

1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee

termijnen, tenzij de raad anders beslist.

2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

3. Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde

onderwerp of voorstel.

4. Het derde lid is niet van toepassing op:

a. de rapporteur van een commissie;

b. het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend,

voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

5. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord

heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

 

Artikel 22. Spreektijd

De voorzitter of een lid van de raad kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden

en de overige aanwezigen.

Artikel 23. Handhaving orde; schorsing

1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

a. de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het in acht nemen van dit reglement te

herinneren;

b. een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere

interrupties zijn betoog zal afronden.

2. Indien een spreker zich in beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen uitlaat, afwijkt van

het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan

wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien

de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de

vergadering waarin zulks plaats heeft over het aanhangige onderwerp het woord

ontzeggen.

3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te

bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de

vergadering sluiten.

4. De raad stelt een gedragscode politieke ambtsdragers vast.

 

Artikel 24. Beraadslaging

1. De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of

meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

2. Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten

de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of

de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen

worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

 

Artikel 25. Deelname aan de beraadslaging door anderen

1. De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de

raad, de wethouder, de secretaris, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de

beraadslaging.

2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad

genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde

agendapunt een aanvang wordt genomen.

 

Artikel 26. Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder

lid het recht zijn stemgedrag te motiveren.

 

Artikel 27. Beslissing

1. Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht,

sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

2. Nadat de beraadslaging is gesloten vindt, na een stemming over eventuele

amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel

tenzij geen stemming wordt gevraagd.

3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter

het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

 

PARAGRAAF 3. PROCEDURES BIJ STEMMINGEN

 

Artikel 28. Algemene bepalingen over stemming

1. De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd

en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder

hoofdelijke stemming is aangenomen.

2. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in het verslag vragen, dat zij

geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 28

Gemeentewet van stemming te hebben onthouden.

3. Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan

mededeling.

4. De voorzitter of de griffier roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te

brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 18 is

aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

5. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van

deelneming aan de stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet moet onthouden

verplicht zijn stem uit te brengen.

6. De leden brengen hun stem uit door het woord 'voor' of 'tegen' uit te spreken, zonder

enige toevoeging.

7. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog

herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas

later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt

wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit

echter geen verandering.

8. Stemming kan ook plaatsvinden bij handopsteking.

9. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het

aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het

genomen besluit.

 

Artikel 29. Stemming over amendementen en moties

1. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over de

motie gestemd.

2. Indien aangaande een aanhangig voorstel een amendement is ingediend, wordt eerst

over het amendement en vervolgens over het voorstel gestemd.

3. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het

subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

4. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel

zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd.

Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het

eerst in stemming wordt gebracht.

 

Artikel 30. Stemming over personen

1. Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen

van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter drie leden

tot stembureau.

2. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van

stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes

dienen identiek te zijn.

3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of

aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde

stemmingen worden samengevat op één briefje.

4. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal

leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de

aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en

wordt een nieuwe stemming gehouden.

5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de

Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen

behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd.

6. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de

voorzitter.

7. Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de

uitslag vernietigd.

 

Artikel 31. Herstemming over personen

1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft \verkregen,

wordt tot een tweede stemming overgegaan.

2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is

verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede

stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de

meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een

tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal

plaatshebben.

3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond

het lot.

 

Artikel 32. Beslissing door het lot

1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing

moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes

geschreven.

2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze

gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens

naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

 

HOOFDSTUK 4. RECHTEN VAN LEDEN

 

Artikel 33. Amendementen

1. Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen

indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in

één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal

plaatsvinden. Er kan alleen beraadslaagd worden over amendementen die ingediend zijn

door leden van de raad die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering

aanwezig zijn.

2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een

lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

3. Elk amendement of subamendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te

kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het

oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde -oordeelt, dat met een mondelinge

indiening kan worden volstaan.

4. Intrekking, door de indiener(s), van het amendement of subamendement is mogelijk,

totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

 

Artikel 34. Moties

1. Ieder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen.

2. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de

voorzitter worden ingediend.

3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk

met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt

plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

5. Intrekking, door de indiener(s), van de motie is mogelijk totdat de besluitvorming door de

raad heeft plaatsgevonden.

 

Artikel 35. Voorstellen van orde

1. De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een

voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

3. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

4. Bij het staken der stemmen is het ordevoorstel afgewezen.

 

Artikel 36. Initiatiefvoorstel

1. Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij

het presidium worden ingediend.

2. Het presidium bepaalt de wijze en datum van de behandeling.

3. Indien het voorstel rechtstreeks door de raad kan worden behandeld, wordt het voorstel

geplaatst op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep

hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de

daaropvolgende vergadering geplaatst.

4. De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende

voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel met

het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of

onderwerp dient te worden behandeld;

5. De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel, niet

zijnde een voorstel voor een verordening.

 

Artikel 37. Voorstel van het college aan de raad

1. Een voorstel van het college aan de raad dat vermeld staat op de agenda van de

raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

2. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies

terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het

voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

 

Artikel 38. Interpellatie

1. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel

van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de

vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke

omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te

stellen vragen.

2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de

overige leden van de raad en de wethouders. Bij de behandeling van de ingekomen

stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het

verzoek in stemming gebracht. Slechts een meerderheid van minimaal 2/3 van het aantal

aanwezige raadsleden kan het verzoek afwijzen. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens

de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

3. De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad,

de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe

verlof geeft.

 

Artikel 39. Schriftelijke vragen

1. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een

toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of

mondelinge beantwoording wordt verlangd. Vragen die niet voldoen aan het hiervoor

gestelde worden per omgaande aan de indiener teruggestuurd.

2. De vragen worden bij de griffier ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo

spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college of de

burgemeester worden gebracht.

3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig

dagen nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in

de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen

kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college of de burgemeester de

vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt,

waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een

antwoord.

4. De antwoorden van het college of de burgemeester worden door tussenkomst van de

griffier aan de leden van de raad toegezonden.

5. De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende

raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de

behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen

omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad

anders beslist.

Artikel 40. Vragenhalfuur

1. Aan het begin van de raadsvergadering is er een vragenhalfuur, tenzij er bij de voorzitter

geen vragen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan het presidium bepalen dat het

vragenhalfuur op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip

het vragenhalfuur eindigt.

2. Het lid van de raad dat tijdens het vragenhalfuur vragen wil stellen, meldt dit onder

aanduiding van het onderwerp ten minste 24 uur voor aanvang van het vragenhalfuur bij

de voorzitter. De vragen dienen kort geformuleerd en van spoedeisende aard te zijn.

De voorzitter kan na overleg met het presidium weigeren een onderwerp tijdens het

vragenuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht

aangegeven of indien het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de

orde komt.

3. De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het

vragenhalfuur aan de orde worden gesteld.

4. De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor het college,

voor de burgemeester en voor de overige leden van de raad.

5. Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen

aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven.

6. Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller

desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

7. Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij

aan de vragensteller, hetzij aan het college of de burgemeester vragen te stellen over

hetzelfde onderwerp.

8. Tijdens het vragenhalfuur kunnen geen moties worden ingediend en worden geen

interrupties toegelaten.

 

Artikel 41a. Inlichtingen

1. Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen

169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek

daartoe door tussenkomst van de griffier schriftelijk ingediend bij het college of de

burgemeester.

2. De griffier draagt er zorg voor dat de overige leden van de raad een afschrift van dit

verzoek krijgen.

3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de

daarop volgende vergadering gegeven.

4. De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering,

waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Artikel 41b. Enquêtevoorstel

1. Elk lid van de raad kan een voorstel doen om een onderzoek in te stellen naar het

door het college van burgemeester en wethouders gevoerde bestuur. Artikel 155a tot

en met artikel 155f van de Gemeentewet is van toepassing, evenals raadsbesluit d.d.

15 september 2005, nr, 47, tot vaststelling van de verordening op het

onderzoeksrecht van de raad van de gemeente Schoonhoven.

2. Een voorstel als bedoeld in het eerste lid moet, om in behandeling te kunnen worden

genomen, schriftelijk worden ingediend bij de voorzitter.

3. De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering,

tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het

voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.

4. De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel

als bedoeld in het eerste lid.

HOOFDSTUK 5. BEGROTING EN REKENING

 

Artikel 42. Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek,

de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad, op

voorstel van het presidium, vaststelt.

 

Artikel 43. Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het

onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de

jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de raad,

op voorstel van het presidium, vaststelt.

 

HOOFDSTUK 6. LIDMAATSCHAP VAN ANDERE ORGANISATIES

 

Artikel 44. Verslag en verantwoording

1. Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de

gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar

lichaam of van een gemeenschappelijk orgaan ingesteld op grond van de Wet

gemeenschappelijke regelingen of in een andere organisatie of institutie, heeft het recht

om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken òf voor het

sluiten van de vergadering verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur of

gemeenschappelijk orgaan aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit

verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende commissie.

2. Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke

vragen stellen. Artikel 39 is van overeenkomstige toepassing.

3. Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter

verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de

raad over het toestaan daarvan. Artikel 41 is van overeenkomstige toepassing.

 

HOOFDSTUK 7. BESLOTEN VERGADERING

 

Artikel 45. Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige

toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de

vergadering.

 

Artikel 46. Procedure

De deuren worden gesloten, wanneer ten minste een vijfde van het aantal leden dat de

presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

(Gemeentewet art 23) Nadat de deuren gesloten zijn, beslist de raadscommissie/raad

vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

Procedure:

1. De vergadering wordt in openbaarheid geopend.

2. De voorzitter deelt mee dat verzocht is in beslotenheid te vergaderen.

3. De voorzitter verzoekt belangstellenden en anderen die niet bij de vergadering

aanwezig hoeven te zijn, de zaal te verlaten en sluit daarna de deuren.

4. Na het sluiten van de deuren vergewist de voorzitter zich ervan, dat de

discussie in de zaal niet buiten de zaal te volgen is.

5. Na het sluiten van de deuren stelt de voorzitter voor te beslissen dat met

gesloten deuren wordt vergaderd.

6. Op de agenda voor een besloten vergadering wordt daarom als tweede punt (na

de opening) opgenomen: Vaststellen van de beslotenheid van de vergadering.

7. Tijdens een besloten vergadering wordt als laatste punt voor de sluiting de

oplegging van de geheimhouding geagendeerd. De raad beslist

overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de

inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.

8. Daarom wordt op de agenda voor een besloten vergadering als laatste punt

voor de sluiting opgenomen: Opleggen geheimhouding.1

De geheimhouding dient in acht te worden genomen door een ieder die bij de

vergadering aanwezig is en door een ieder die op een andere wijze kennis heeft

van de stukken.

9. Hiervan wordt expliciet melding gemaakt in het verslag. Dit verslag van het

besloten deel is niet openbaar.

Wanneer sluiting van de deuren voorzienbaar is, dat kan op de agenda van de

vergadering worden aangegeven wordt dat bij een bepaald agendapunt de deuren

worden gesloten en dat ‘naar verwachting’ daarover in beslotenheid zal worden

vergaderd. Het onderwerp wordt in die gevallen in algemene termen aangegeven,

omwille van de openheid.

 

Artikel 47 Verslag

1. De besluitenlijst, dan wel het verslag van een besloten vergadering wordt niet verspreid,

maar ligt uitsluitend voor de leden ter inzage.

2. De besluitenlijst, dan wel het verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten

vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een

besluit over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. De vastgestelde

besluitenlijst, danwel het verslag wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

 

Artikel 48. Opheffing geheimhouding

1. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

2. Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid,

of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding

op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding

heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg

gevoerd.

 

HOOFDSTUK 8. TOEHOORDERS EN PERS

 

Artikel 49. Toehoorders en pers

1. Toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen

bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de

orde is verboden.

1 De besloten vergadering kan met de volgende formule worden afgesloten: “De raadscommissie besluit

geheimhouding op te leggen omtrent het in deze vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de

stukken die daarbij aan de commissie zijn overgelegd”. Voor de commissie is dit (wat betreft de stukken die

door het college aan de raad zijn overgelegd) een extra zekerheid. Meestal gaat het dan in een besloten

vergadering over stukken waarop het college geheimhouding heeft opgelegd. De raadscommissie kan deze

geheimhouding niet opheffen. Dat kan alleen de raad (zie art. 55, derde lid, Gemeentewet). Met andere

woorden: ook zonder deze formule blijft de door het college opgelegde verplichting tot geheimhouding van

kracht. Het kan echter zijn, dat er in een commissie extra informatie is verstrekt, of dat ook over andere

‘geheime’ zaken is gesproken. De formule waarmee de commissie de vergadering afsluit, dekt ook deze

onderwerpen.

* zie ook notitie Geheimhouding gemeente Schoonhoven 2013

Artikel 50. Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens een openbare raadsvergadering geluid- dan wel

beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich

naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van

pers aantasten.

 

Artikel 51. Gebruik mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering gebruik,

alsmede het standby houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen

toegestaan, mits deze geen inbreuk maken op de orde van de vergadering.

 

HOOFDSTUK 9. SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 52. Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het

reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

 

Artikel 53. Inwerkingtreding

1. Het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad

van de gemeente, vastgesteld bij raadsbesluit van 1 maart 2012, wordt ingetrokken.

2. Dit Reglement treedt in werking 1 maart 2013.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Schoonhoven

van 28 maart 2013.

 

 

de griffier,                                         de voorzitter,

P.A.M. Goedvolk                              A.F. Bonthuis