Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Gaasterlân-Sleat

Verordening commissie bezwaarschriften personele aangelegenheden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Gaasterlân-Sleat
Officiële naam regelingVerordening commissie bezwaarschriften personele aangelegenheden
CiteertitelVerordening commissie bezwaarschriften personele aangelegenheden
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbestuur en recht

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht, artikel 7:13
  2. Gemeentewet
  3. Ambtenarenwet
  4. Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling/Uitwerkingsovereenkomst (CAR-UWO)
  5. Sociaal statuut voor de herindeling van de gemeenten Gaasterlân-Sleat, Lemsterland en Skarsterlân (fusiegemeente De Friese Meren)
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201301-01-2014Nieuwe regeling

27-02-2013

Gemeentepagina De Friese Meren, week 10/2013

2013/012

Tekst van de regeling

Verordening commissie bezwaarschriften personele aangelegenheden

De raad en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gaasterlân-Sleat;

ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 januari 2013, nr. 2013/012;

overwegende:

  • -

    dat een medewerker in de gelegenheid gesteld moet worden bezwaar te kunnen maken tegen een ten aanzien van zijn persoon genomen beslissing inzake de rechtspositie en andere personele aangelegenheden die hem rechtstreeks in zijn belang treffen;

  • -

    dat het gewenst is om in het kader van de gemeentelijke herindeling van de gemeenten Gaasterlân-Sleat, Lemsterland en Skarsterlân één centrale commissie voor bezwaarschriften personele aangelegenheden te hebben;

  • -

    gezien het voorleggen van een identieke regeling ter besluitvorming aan het Algemeen Bestuur en Dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie De Friese Meren;

gelet op artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet, de Ambtenarenwet, de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling/Uitwerkingsovereenkomst (CAR-UWO) en het sociaal statuut voor de herindeling van de gemeenten Gaasterlân-Sleat, Lemsterland en Skarsterlân (fusiegemeente De Friese Meren);

besluiten:

vast te stellen de volgende verordening:

Artikel 1 Begripsbepalingen

Algemeen bestuur: algemeen bestuur van de Uitvoeringsorganisatie De Friese Meren.

Ambtenaar: ambtenaar ingevolge artikel 1:1 lid 1, sub a CAR-UWO van het openbaar lichaam Uitvoeringsorganisatie De Friese Meren, respectievelijk de gemeenten Gaasterlân-Sleat, Lemsterland en Skarsterlân.

Commissie: vaste commissie van advies voor de bezwaarschriften betreffende personele aangelegenheden.

Dagelijks bestuur: dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie De Friese Meren.

Verwerend orgaan: bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen.

Artikel 2 Inleidende bepaling commissie

Er is een commissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaren tegen besluiten die worden genomen door het college of de raad op het gebied van de rechtspositie van het personeel, dat is aangesteld op grond van de CAR.

Artikel 3 Samenstelling van de commissie

  • 1 De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden.

  • 2 De voorzitter en de leden worden door het college benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 3 De leden kunnen tevens plaatsvervangend voorzitter zijn.

  • 4 De voorzitter en de leden van de commissie maken geen deel uit van of zijn werkzaam onder verantwoordelijkheid van het algemeen of dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Uitvoeringsorganisatie De Friese Meren dan wel één van de bestuursorganen van de gemeente Gaasterlân-Sleat, Lemsterland of Skarsterlân.

Artikel 4 Secretaris

  • 1 Het college is bevoegd aan de commissie één of meer secretarissen toe te voegen.

  • 2 Op aanwijzing van de voorzitter verricht de secretaris alle werkzaamheden welke dienstig zijn aan het functioneren van de commissie.

Artikel 5 Zittingsduur

  • 1 De voorzitter en de leden van de commissie worden voor een periode van maximaal vier jaar benoemd en kunnen ten hoogste één keer voor maximaal vier jaar worden herbenoemd.

  • 2 De voorzitter of een lid van de commissie treedt af op het moment dat hij niet meer voldoet aan het bepaalde in artikel 3 lid 4.

  • 3 De voorzitter en de leden van de commissie kunnen op elk moment ontslag nemen.

  • 4 De aftredende of ontslag nemende voorzitter of lid van de commissie blijft zijn functie vervullen totdat in zijn opvolging is voorzien, behoudens het bepaalde in lid 2.

Artikel 5a Presentiegeld

Het college stelt de hoogte van de vergoeding voor het bijwonen van de vergadering vast.

Artikel 6 Ingediend bezwaarschrift

  • 1 Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

  • 2 Het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken wordt binnen twee weken in handen van de commissie gesteld.

  • 3 Bij het bericht van ontvangst als bedoeld in artikel 6:14 Awb wordt vermeld dat de commissie over het bezwaar zal adviseren.

Artikel 7 Bemiddeling

De commissie onderzoekt of de zaak in de minne kan worden geschikt alvorens de zaak in behandeling wordt genomen. De secretaris verricht daartoe de nodige handelingen.

Artikel 8 Uitoefening bevoegdheden

De bevoegdheden ingevolgde de hierna genoemde artikelen van de Awb worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter van de commissie:

  • a

    artikel 2:1, tweede lid;

  • b

    artikel 6:6, wat betreft het de indiener stellen van een termijn;

  • c

    artikel 6:17, voor zover het de verzending van stukken betreft tijdens de behandeling door de commissie;

  • d

    artikel 7:4, tweede lid;

  • e

    artikel 7:6, vierde lid.

Artikel 9 Vooronderzoek

  • 1 De voorzitter van de commissie is bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te laten inwinnen.

  • 2 De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe op de hoorzitting te verschijnen.

Artikel 10 Hoorzitting

  • 1 De voorzitter van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen.

  • 2 De voorzitter beslist over de toepassing van artikel 7:3 van de Awb.

  • 3 Indien de voorzitter op grond van het tweede lid besluit af te zien van het horen, doet hij daarvan mededeling aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan.

Artikel 11 Uitnodiging hoorzitting

  • 1 De voorzitter nodigt de belanghebbenden en het verwerend orgaan ten minste drie weken voor de zitting schriftelijk uit.

  • 2 Binnen drie dagen na de uitnodiging kunnen de belanghebbenden of het verwerend orgaan onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.

  • 3 De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt uiterlijk twee weken voor het tijdstip van de zitting aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan meegedeeld.

  • 4 De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen die genoemd zijn in het eerste tot en met het derde lid.

Artikel 12 Quorum

Voor het houden van een zitting is vereist dat de meerderheid van het aantal leden, onder wie in elk geval de voorzitter, of zijn plaatsvervanger, aanwezig is.

Artikel 13 Niet-deelneming aan de behandeling

De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn. Zij laten zich zo nodig vervangen.

Artikel 14 Openbaarheid zitting

De zittingen van de commissie zijn niet openbaar.

Artikel 15 Schriftelijke verslaglegging

  • 1 Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 Awb vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid.

  • 2 Het verslag houdt een zakelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen.

  • 3 Indien belanghebbenden, respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.

  • 4 Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht.

  • 5 Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

Artikel 16 Nader onderzoek

  • 1 Indien na afloop van de zitting maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de andere commissieleden dit onderzoek houden.

  • 2 De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden toegezonden.

  • 3 De leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de nadere informatie aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist op een dergelijk verzoek.

  • 4 Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen in deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting, zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17 Raadkamer en advies

  • 1 De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.

  • 2 De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

  • 3 Indien bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

  • 4 Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt indien die minderheid dat verlangt.

  • 5 Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.

  • 6 Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.

Artikel 18 Uitbrengen advies en verdaging

  • 1 Het advies wordt, onder medezending van het verslag, bedoeld in artikel 15 en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie en nader verslag, in principe binnen drie weken na de hoorzitting uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

  • 2 Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissie de termijn van 12 weken genoemd in artikel 7:10, eerste lid, van de Awb, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies en het nemen van een beslissing, verzoekt hij het verwerend orgaan tijdig de beslissing te verdagen.

  • 3 Van een besluit tot verdaging ontvangen de commissie en de belanghebbenden een afschrift.

Artikel 19 Gereserveerd.

Artikel 20 Gereserveerd

Artikel 20a Overgangsbepaling

Bezwaarschriften die voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend en waarop op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening nog niet is besloten, worden afgehandeld overeenkomstig deze verordening.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2013.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: verordening commissie bezwaarschriften personele aangelegenheden.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 februari 2013.

De raad voornoemd,

voorzittergriffier

Het college van burgemeester en wethouders,

burgemeestersecretaris

Toelichting Verordening commissie bezwaarschriften personele aangelegenheden

Algemene toelichting

Deze verordening geeft een uitwerking van de behandeling van bezwaarschriften door een adviescommissie. In de aanhef van de regelgeving is bepaald dat bestuursorganen van de gemeente, in deze de raad en het college, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft, besluiten de verordening vast te stellen. Duidelijk is dat de raad de verordenende bevoegdheid heeft. Het college heeft deze bevoegdheid niet, maar neemt hiermee het besluit tot het instellen van de commissie bezwaarschriften.

De meeste besluiten op het gebied van arbeids- en personeelszaken behoren tot de bevoegdheid van het college. Voor wat betreft de griffie is de raad het bevoegde bestuursorgaan. Aangezien het sociaal statuut ook van toepassing is op de medewerkers van de griffie en in het sociaal statuut is vastgelegd dat er een commissie zoals bedoeld in artikel 7:13 Awb ingesteld dient te worden is het noodzakelijk een verordening vast te stellen op dit gebied.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit artikel zijn slechts die begripsbepalingen opgenomen die niet in de Awb voorkomen. Zo ontbreekt een omschrijving van het begrip 'bestuursorgaan' hoewel dat op meerdere plaatsen in de verordening voorkomt. Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, wordt in de verordening aangeduid als 'verwerend orgaan'. Voor deze verordening betreft het de bestuursorganen, het college van burgemeester en wethouders of de gemeenteraad.

Artikel 2 Inleidende bepaling commissie

Door middel van deze bepaling wordt de commissie als zodanig geïntroduceerd. Het horen en adviseren geschiedt door deze commissie.

Artikel 3 Samenstelling van de commissie

Het eerste lid verwijst naar de adviescommissie zoals bedoeld in artikel 7:13 Awb. De wet stelt als minimale eisen aan de samenstelling van een adviescommissie:

  • 1

    de commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden (artikel 7:13, eerste lid, onder a van de Awb);

  • 2

    de voorzitter maakt geen deel uit en is niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan (artikel 7:13, eerste lid, onder b, van de Awb).

De benoeming van commissieleden behoort tot de bevoegdheid van het college. Voor de continuïteit van de commissie is het wenselijk dat er een zodanig aantal leden wordt benoemd dat de bezetting van de commissie kan rouleren.

De commissie adviseert twee bestuursorganen en daarom is het efficiënt de leden te laten benoemen door het college.

Indien een lid van de commissie niet naar behoren functioneert, is het in eerste instantie de commissie die hierop actie zal ondernemen, het is immers een zelfstandig bestuursorgaan.

De voorzitter zal hierbij een rol spelen. Mocht een commissielid niet zelf ontslag nemen dan is het uiteindelijk aan het college op te treden. Het ligt voor de hand dat voordat een dergelijke stap wordt genomen diverse gesprekken hebben plaatsgehad en dat een dossier is gevormd.

Bij de bevoegdheid van het college een lid te schorsen kan gedacht worden aan een situatie waarbij het functioneren van een commissielid wordt onderzocht en deze, hangende het overleg hierover, wordt geschorst.

Voor de samenstelling van een commissie voor bezwaarschriften ex artikel 7:13 Awb gelden niet de eisen van artikel 7:5 Awb (Raad van State, 31-5-99, JG 1999/179).

Artikel 4 Secretaris

Hoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over een secretaris ter ondersteuning van de werkzaamheden. Meestal is de secretaris een ambtenaar van de gemeente waarvoor de verordening is vastgesteld. Voor de duur van de gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie betreft het een ambtenaar van deze gemeenschappelijke regeling.

Er kunnen zich situaties voordoen waarbij het zeer wenselijk is dat de commissie wordt ondersteund door een externe secretaris. Hieronder vallen de "plaatsingsbezwaren". Vanuit de ambtelijke organisatie kan deze externe secretaris wel ondersteuning krijgen in de vorm van verzending van de uitnodigingen en samenstelling van de dossiers.

De bepaling in artikel 4 biedt ruimte voor zowel een ambtelijk secretaris als een externe secretaris.

Artikel 5 Zittingsduur

Voor de zittingsduur van maximaal vier jaar is gekozen omdat vier jaar een gebruikelijke termijn is en door diverse gemeenten in hun verordening wordt gebruikt. Voor de "plaatsingsbezwaren" wordt een volledig nieuwe onafhankelijke commissie benoemd. Deze commissie wordt geselecteerd door een externe partij. Deze commissie kan ook ingeschakeld worden voor reguliere bezwaarschriften die in dezelfde periode als de "plaatsingsbezwaren" ingediend worden. Na afronding van de "plaatsingsbezwaren" zal beoordeeld moeten worden of de benoemde commissie leden door kunnen/willen gaan als "reguliere" commissie.

Door de herbenoeming op maximaal vier jaar te bepalen kan de herbenoemingsperiode per voorzitter/lid verschillend zijn. Hiermee kan een mate van continuïteit bij de commissie verkregen worden en is het niet meer zo dat op één moment de hele commissie opstapt, maar zal dit meer gespreid zijn.

De bepaling in dit artikel is zodanig geformuleerd dat deze verordening voor meerdere commissies toegepast kan worden.

De voorzitter/een lid kan bij zijn ontslag zelf het tijdstip van dat ontslag bepalen. Hij kan ook een later tijdstip kiezen om zodoende eventueel nog bij de afhandeling van lopende zaken betrokken te kunnen zijn. De bepaling van het vierde lid is een bepaling van orde. Een ontslagnemend voorzitter/lid kan niet gedwongen worden feitelijk de functie te blijven vervullen.

Artikel 5a Presentiegeld

Net als bij de benoeming van de commissieleden is het efficiënt het presentiegeld en de eventuele reiskostenvergoeding door het college te laten vaststellen. Het college dient hierbij rekening te houden met het door de raad beschikbaar gestelde budget voor de commissie voor de bezwaarschriften.

Artikel 6 Ingediend bezwaarschrift

Voor de leesbaarheid is nadrukkelijk aangegeven dat door of namens het college een datum van ontvangst op het bezwaarschrift wordt aangetekend.

Artikel 7 Bemiddeling

Alternatieve geschillenbeslechting wordt bij de meeste bestuursorganen en rechtbanken op een bepaalde manier toegepast. Door deze bepaling is procedureel vastgelegd dat een bemiddelingspoging mogelijk is in het bezwaarschriftenproces. Door de Wet dwangsom en beroep bij niet-tijdig beslissen is het van belang dat, indien er gesproken wordt over mogelijke oplossingen buiten de bezwaarprocedure om, formeel wordt vastgelegd dat de beslistermijn van het bezwaarschrift wordt opgeschort tot het moment dat aan de secretaris wordt meegedeeld wat de uitkomst van de bemiddelingspoging is.

Artikel 8 Uitoefening bevoegdheden

Ingevolge artikel 7:13 Awb beslist de commissie over onder andere de toepassing van artikel 7:4, zesde lid, en 7:5, tweede lid. De toelichting op de in dit artikel aangehaalde artikelen of artikelleden van de Awb luiden als volgt:

  • ·

    Artikel 2:1, tweede lidEen bestuursorgaan kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.

    De voorzitter is vrij al dan niet van deze bevoegdheid gebruik te maken.

  • ·

    Artikel 6:6Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, kan dit niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

    De termijn waarbinnen het verzuim dient te worden hersteld, wordt vastgesteld door de voorzitter. Er is van afgezien in de verordening een vaste termijn daarvoor op te nemen omdat het niet goed mogelijk is in algemene zin voor alle gevallen aan te geven hoe lang deze termijn zou moeten zijn. Uitgangspunt is wel dat er sprake moet zijn van een redelijke termijn (in de meeste gevallen kan met een termijn van twee weken worden volstaan). Enerzijds moet de indiener een reële mogelijkheid worden geboden het geconstateerde verzuim te herstellen; anderzijds moet het niet zo zijn dat door een langere termijn de procedure wordt vertraagd. Een zorgvuldige formulering van de brief waarin gewezen wordt op het verzuim en waarin de termijn wordt gesteld waarbinnen het verzuim moet worden hersteld, is noodzakelijk. Er zal duidelijk aangegeven moeten worden welke consequentie verbonden is aan het niet-voldoen aan deze verplichting. Dit volgt ook uit de wijze waarop artikel 6:6 is geformuleerd voor het gevolg van het in verzuim zijn: het bezwaarschrift 'kan' niet-ontvankelijk worden verklaard. De uiteindelijke beslissing ligt dus bij het bestuursorgaan. Overigens zal niet zonder meer geconcludeerd mogen worden dat in een dergelijke situatie sprake is van een kennelijk niet-ontvankelijk bezwaarschrift waardoor - ingevolge artikel 7:3 Awb - van het horen kan worden afgezien. Ten slotte wordt hier gewezen op artikel 7:10 van de Awb waarin voorschriften zijn opgenomen voor de termijn waarbinnen op een ingediend bezwaarschrift dient te worden beslist. De beslistermijn wordt namelijk opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 Awb te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

  • ·

    Artikel 6:17Indien iemand zich laat vertegenwoordigen, zendt het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in elk geval aan de gemachtigde.

    Deze bepaling spreekt voor zich. Voor zover het de behandeling door de commissie betreft, ligt deze taak bij de voorzitter.

  • ·

    Artikel 7:4, tweede lidHet bestuursorgaan legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage.

    Het inzagerecht is als een van de fundamentele waarborgen voor een goed verlopende bezwaarschriftprocedure te beschouwen. Het maakt het principe van hoor en wederhoor mogelijk. Het is gekoppeld aan de hoorzitting: wordt er niet gehoord, dan is er ook geen sprake van een verplichte terinzagelegging. Stukken toezenden hoeft niet, maar een verzoek van een belanghebbende om stukken in te zien mag niet beperkt blijven tot de termijn van ter inzage legging (Rb. Amsterdam, 8 augustus 1995, Awb katern 1996, 19).

  • ·

    Artikel 7:6, vierde lidHet bestuursorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het derde lid achterwege laten, voor zover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden [...].

    In het tweede lid van artikel 7:6 wordt de mogelijkheid gegeven de belanghebbenden afzonderlijk te horen. Een reden om dit te doen kan zijn dat tijdens het horen feiten of omstandigheden bekend zullen worden waarvan geheimhouding om gewichtige redenen is geboden. Het vierde lid geeft aan dat in dit geval de verschillende partijen niet geïnformeerd hoeven te worden over wat in de afzonderlijke hoorzittingen is besproken.

Artikel 9 Vooronderzoek

Het spreekt voor zich dat de voorzitter van de commissie er zorg voor dient te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift voldoende voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij de gemeente - hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen - als extern. Zo moet het mogelijk zijn met de bezwaarde in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem bij kennelijke niet-ontvankelijkheid in overweging te geven het bezwaarschrift in te trekken.

De activiteiten van de commissie of haar voorzitter bij de voorbereiding van de te behandelen zaken kunnen kosten met zich meebrengen. Daarbij vallen gewone en bijzondere kosten te onderscheiden. Bij gewone kosten valt te denken aan bijvoorbeeld de vergoedingen voor de leden. Het inschakelen van externe deskundigen zal bijzondere kosten met zich meebrengen. Deze kosten komen ten laste van de gemeentebegroting. Aangezien het college belast is met de uitvoering van de begroting, ligt het voor de hand dat bijzondere kosten niet gemaakt worden voordat het college de gelegenheid heeft gehad dit te toetsen aan een begrotingspost.

In dit verband verdient ook artikel 3:7 Awb aandacht. Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek, de gegevens die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak ter beschikking stelt aan de adviseur.

Uit de formulering volgt dat het ter beoordeling van het bestuursorgaan blijft welke gegevens dat zullen zijn.

Uit de aard van het advies van de commissie vloeit echter voort dat dit alle op de zaak betrekking hebbende gegevens zullen zijn. De commissie zal immers geen afgewogen oordeel kunnen uitbrengen indien gegevens worden achtergehouden.

Artikel 10 Hoorzitting

Voor het bepaalde in het eerste lid: zie de toelichting op artikel 8 van deze verordening.

Artikel 7:3 van de Awb geeft aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien. Voor een ingediend bezwaarschrift is dat indien:

  • a

    het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is;

  • b

    het bezwaar kennelijk ongegrond is;

  • c

    de belanghebbenden verklaard hebben geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of

  • d

    aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.

Met betrekking tot de leden c en d van artikel 7:3 Awb het volgende:

Lid c

Het bepaalde in het derde lid spreekt voor zich. Daarnaast zal in het uiteindelijk uit te brengen advies hier nogmaals op teruggekomen moeten worden. Dat is noodzakelijk omdat ingevolge artikel 7:12 Awb bij de beslissing op een bezwaarschrift, indien van het horen is afgezien, aangegeven moet worden op welke grond dat is geschied.

Lid d

Het ligt voor de hand dat indien het verwerend orgaan aan het bezwaar van appellant volledig tegemoet denkt te kunnen komen, het daarover met de voorzitter van de kamer contact opneemt. In dit verband wordt ook gewezen op artikel 6:18 en 6:19 Awb. In artikel 6:18 gaat het over het tijdens het aanhangig zijn van bezwaar intrekken of wijzigen van het bestreden besluit. In artikel 6:19 wordt bepaald dat indien een bestuursorgaan een dergelijk intrekkings- of wijzigingsbesluit heeft genomen, het bezwaar geacht wordt mede gericht te zijn tegen het nieuwe besluit tenzij dat besluit geheel tegemoetkomt aan het bezwaar.

De bevoegdheid van het horen af te zien wordt in de verordening toegekend aan de voorzitter van de commissie. Deze beslissing is dus niet aan het bestuursorgaan dat het bezwaarschrift heeft ontvangen. Dat zou overigens ook niet mogelijk zijn, gelet op artikel 7:13, vierde lid, waarin onder andere is bepaald dat de leden van de commissie, voor zover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, beslissen over de toepassing van artikel 7:3.

Artikel 11 Uitnodiging zitting

Ingevolge het eerste lid van deze bepaling wordt ook het verwerend orgaan uitgenodigd voor de zitting. Het is van groot belang dat dit orgaan zich ook ter zitting laat vertegenwoordigen. Daarmee kan worden voorkomen dat, vanwege de inbreng van bezwaarmaker, een eenzijdig beeld ontstaat. Voorts is het voor een externe commissie van groot belang van bestuurlijke zijde te vernemen hoe een beslissing tot stand is gekomen. Anders kan het voor de commissie moeilijk worden een goede afweging te maken.

Het verdient aanbeveling een termijn vast te stellen die ligt tussen de oproep en de zitting zelf. In het algemeen moet gedacht worden aan een zodanige termijn dat de bezwaarde en de overige belanghebbenden voldoende gelegenheid krijgen om zich behoorlijk op de zitting voor te bereiden. Bezwaarden kunnen geattendeerd worden op de mogelijkheid hun verweer op schrift te stellen en dat bij het verslag te voegen.

Gekozen is voor een termijn van drie weken, mede in verband met de termijn van 12 weken waarbinnen, behoudens verdaging, op het bezwaar moet zijn beslist (zie artikel 7:10 Awb) en het bepaalde in artikel 7:4 Awb.

Voorts is een regeling opgenomen over het desgevraagd wijzigen van het tijdstip van de zitting. Uitstel hoeft overigens niet altijd te worden verleend. Betrokkene dient wel tijdig uitsluitsel over zijn verzoek om uitstel te krijgen.

Artikel 12 Quorum

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 13 Niet-deelneming aan de behandeling

Dit artikel behoeft geen toelichting. Zie ook artikel 2:4 Awb.

Artikel 14 Openbaarheid zitting

Ingevolge artikel 7:5, tweede lid Awb besluit het bestuursorgaan, voor zover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. In artikel 7:13, vierde lid Awb wordt deze bevoegdheid aan de commissie toegekend.

In de onderhavige bepaling is vastgelegd dat de hoorzittingen achter gesloten deuren plaatsvinden. Dit omdat hier vaak privacygevoelige informatie aan de orde komt.

De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die ingevolge artikel 17 van de verordening achter gesloten deuren plaatsheeft.

Artikel 15 Schriftelijke verslaglegging

Artikel 7:7 Awb vereist zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijke vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld. Dit belemmert niet de mogelijkheid dat in de verordening een vaste procedure wordt opgenomen.

Het bepaalde in het eerste lid hoeft niet zo ver te strekken dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Wel zal uit het verslag duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht.

Het verslag speelt ook een rol in de raadkamer en bij het advies. Als een lid afwezig is geweest bij het horen en de stemmen staken in de adviescommissie, dan hoeft bij de hernieuwde behandeling in de commissie niet opnieuw gehoord te worden (CRvB, 2 april 1996, AB 1997/23).

Artikel 16 Nader onderzoek

Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn belanghebbenden en het verwerend orgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de voorzitter van de kamer te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 Awb wordt bepaald dat, indien het in het hier bedoelde geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel hoor en wederhoor). Is de nieuwe informatie niet van aanmerkelijk belang, dan kan ervoor gekozen worden de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren.

Na de hoorzitting gehouden telefoongesprekken kunnen gezien worden als nader onderzoek (Nationale ombudsman 9 juli 2001, AB 2001/263). Een zorgvuldige procedure houdt ook in dat het bestuursorgaan zich niet rechtstreeks tot de adviescommissie kan wenden zonder dat de andere belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld hun standpunt dienaangaande kenbaar te maken (Rb. Rotterdam, 10 november 1999, JB, 1999/311).

Artikel 17 Raadkamer en advies

Zie ook de toelichting bij artikel 14. Hier wordt bedoeld dat de beraadslaging achter gesloten deuren plaats vindt.

Het derde lid is opgenomen voor die gevallen waarin het vergaderquorum wel aanwezig is, maar de kamer door afwezigheid van een of meer leden dan wel hun plaatsvervangers (of als gevolg van de toepassing van artikel 13) tijdens de besluitvorming uit een even aantal personen bestaat.

Het horen kan plaatsvinden door een niet-voltallige kamer (zie onder 12); de advisering dient plaats te vinden door een commissie die voldoet aan de eisen van artikel 7:13, eerste lid, onder a van de Awb. Hoe het advies tot stand komt, is niet voorgeschreven. Schriftelijke consultatie is mogelijk (CRvB 21 oktober 1999, AB 2000/42 en Rb. Haarlem 5 januari 2001, ongepubliceerd, zaaknummer Awb 00/8620 en 00/8621).

Advisering door de voorzitter en één lid van de hoorcommissie is in strijd met artikel 7:13, eerste lid, onder a Awb (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 19-10-98, JB 1998/257). Uit het derde lid van dit artikel (mogelijkheid voor de commissie om het horen op te dragen aan de voorzitter of een lid dat geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan) volgt niet dat de gehele advisering kan worden opgedragen aan de voorzitter en één lid.

In 2002 is de Wet kosten bestuurlijke voorprocedures in werking getreden. Deze wet bevat een regeling voor de vergoeding van de kosten die een belanghebbende maakt bij de behandeling van een door hem ingediend bezwaar- of administratief beroepschrift. De bepalingen zijn opgenomen in art. 7:15, 7:28 en 8:75 Awb. Een verzoek om vergoeding van de kosten moet worden gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar of administratief beroep heeft beslist. Doorgaans zal een dergelijk verzoek in het bezwaarschrift of mondeling tijdens de hoorzitting worden gedaan.

De bezwaarschriftencommissie adviseert in dat geval ook over dit verzoek en zal aangeven of er recht is op een vergoeding en zo ja over de hoogte van het vergoedingsbedrag. Dit laatste kan worden ontleend aan het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Artikel 18 Uitbrengen advies en verdaging

Volgens artikel 7:13, zesde lid Awb maakt in de bezwaarschriftprocedure het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies en wordt het schriftelijk uitgebracht.

Afronding van de procedure

De verordening spitst zich toe op de behandeling van bezwaarschriften en eindigt er in feite mee - zie artikel 18 - dat schriftelijk advies wordt uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

In artikel 7:11 (bezwaarschrift) Awb is geregeld wat er daarna dient te gebeuren. Indien het bezwaar ontvankelijk is, dient op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats te vinden. Is een bezwaarschrift niet ontvankelijk, dan wordt aan een heroverweging niet toegekomen. Voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, herroept het bestuursorgaan het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in plaats daarvan een nieuw besluit. Dit nieuwe besluit treedt daarmee in de plaats van het oorspronkelijke (bestreden) besluit.

Omdat in het verleden bestuursorganen nogal eens bij de beslissing op bezwaarschriften louter toetsten op rechtmatigheid is in het eerste lid van artikel 7:11 vastgelegd dat het om een volledige heroverweging gaat. Dat betekent dat de toetsing niet beperkt moet blijven tot vragen van rechtmatigheid, maar binnen de grenzen van de wet zich ook dient uit te strekken tot beleidsmatige en bestuurlijke aspecten.

De heroverweging dient ex nunc plaats te vinden, dat wil zeggen dat rekening moet worden gehouden met inmiddels gewijzigde feiten en omstandigheden. De feiten en omstandigheden van het moment waarop het nieuwe besluit wordt genomen zijn van belang.

Daarnaast dient de heroverweging op grondslag van het bezwaar te geschieden. Hieruit vloeit voort dat die onderdelen van het besluit die geheel los van de aangevoerde bezwaren staan, in beginsel buiten beschouwing blijven. Het bestuursorgaan zal daarbij de naar voren gebrachte bezwaren naar hun strekking voldoende ruim moeten opvatten. Indien bijvoorbeeld tijdens de hoorzitting blijkt dat deze, ondanks een beperkte omschrijving in het bezwaarschrift, ruimer bedoeld zijn, dan zal daarmee rekening moeten worden gehouden.

Verder is het de bedoeling van deze bepaling dat er geen verslechtering van de positie van degene die het bezwaarschrift indient tijdens de bezwaarschriftenprocedure mag optreden (verbod van reformatio in peius).

In artikel 7:12 Awb is voorgeschreven dat de beslissing op het bezwaarschrift dient te berusten op een deugdelijke motivering die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Daarbij is het van belang dat indien van het advies wordt afgeweken in de beslissing de reden van die afwijking wordt vermeld.

Tenslotte wordt verwezen naar artikel 6:23 Awb waarin wordt voorgeschreven dat indien beroep kan worden ingesteld tegen de beslissing op het bezwaar, daarvan bij de bekendmaking van de beslissing melding wordt gemaakt. Daarbij moet worden aangegeven door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan beroep kan worden ingesteld.

Artikel 19 Jaarverslag

Gereserveerd.

Voor de bezwaren op het gebied van personele aangelegenheden wordt geen jaarverslag opgesteld.

Artikel 20 Intrekking oude regeling

Gereserveerd.

Voor zover er al sprake was van een oude regeling, wordt deze ingetrokken middels een collegebesluit.

Artikel 20a Overgangsbepaling

Met het opnemen van deze bepaling kunnen bezwaarschriften zo snel mogelijk op een gelijkluidende wijze worden behandeld. Om dit te bewerkstelligen worden ook praktische werkafspraken gemaakt.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Er is gekozen voor inwerkingtreding met ingang van 1 januari 2013 omdat per genoemde datum er sprake is van één ambtelijke organisatie. Het algemeen en dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie De Friese Meren zullen naar verwachting een reglement voor de behandeling van de bezwaarschriften betreffende personele aangelegenheden vaststellen. Dit reglement komt inhoudelijk overeen met de nu voorgelegde verordening.

Artikel 22 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.