Overheidsorganisatie | Waterschap Veluwe |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening behandeling bezwaren Waterschap Veluwe |
Citeertitel | Verordening behandeling bezwaren |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | recht – bezwaar en klachten |
Inwerkingtreding is bij benadering
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: n.v.t.
Onbekend.
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-01-1997 | 01-01-1997 | 01-01-2013 | nieuwe regeling | 06-01-1997 Onbekend | 11398-07.35 |
Het waterschap: het waterschap Veluwe.
Het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het waterschap.
Een bestuursorgaan: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter of een ander college met enig openbaar gezag bekleed, ieder voor zover hun bevoegdheid betreffende.
De wet: de Wet van 4 juni 1992, houdende algemene regels van bestuursrecht (Algemene wet bestuursrecht), Stb. 1992, 315, zoals deze sindsdien is gewijzigd.
De commissie: een commissie als bedoeld in artikel 7:13 van de wet.
1. Er is een commissie voor de voorbereiding van de beslissing op bezwaren, als bedoeld in artikel 1:5 van de wet.
2. De commissie is niet bevoegd ten aanzien van:
bezwaren als bedoeld in artikel 23, eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
bezwaren die naar het oordeel van het dagelijks bestuur kennelijk niet-ontvankelijk zijn;
bezwaren die naar het oordeel van het dagelijks bestuur kennelijk ongegrond zijn;
bezwaren waaraan naar het oordeel van het dagelijks bestuur volledig tegemoet kan worden gekomen, zonder dat daarvoor een nader onderzoek nodig is;
bezwaren als bedoeld in de Verordening behandeling bezwaren personeelsaangelegenheden Waterschap Veluwe
Het bestuursorgaan beslist op de bij hem ingediende bezwaren na advies van de commissie.
1. De commissie bestaat uit een voorzitter en twee leden, die worden benoemd, geschorst en ontslagen door het algemeen bestuur, op voorstel van het dagelijks bestuur. Op dezelfde wijze wordt een voldoende aantal plaatsvervangende leden benoemd, op wie de voor de leden gegeven bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.
2. Tot voorzitter zijn niet benoembaar personen die deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.
3. De commissie regelt de vervanging van de voorzitter.
1. De voorzitter en de leden van de commissie treden af gelijk met het aftreden van het algemeen bestuur.
2. De voorzitter en de leden van de commissie kunnen te allen tijde ontslag nemen.
3. De aftredende voorzitter en leden van de commissie blijven hun functie waarnemen tot in hun opvolging is voorzien
Het secretariaat van de commissie wordt gevoerd door een door het dagelijks bestuur op het voorstel van de directie aangewezen ambtenaar. Het dagelijks bestuur wijst tevens op voorstel van de directie een of meer plaatsvervangers aan.
1. Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.
2. Het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken wordt, vergezeld van een schriftelijk commentaar van de afdeling van het ambtelijk apparaat van het waterschap welke het bestreden besluit heeft voorbereid en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken, zo spoedig mogelijk in handen gesteld van de commissie.
1. De voorzitter van de commissie kan ten behoeve van de voorbereiding van het advies rechtstreeks alle inlichtingen inwinnen of doen inwinnen.
2. De voorzitter van de commissie kan uit eigen beweging bij deskundigen advies inwinnen en dezen zonodig uitnodigen daartoe in de zitting te verschijnen. Indien aan het inwinnen van advies kosten zijn verbonden, is daarvoor vooraf machtiging van het dagelijks bestuur vereist.
De voorzitter van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting, waarin de belanghebbende(n) en het bestuursorgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te doen horen.
1. De voorzitter van de commissie deelt de belanghebbenden en het bestuursorgaan tenminste drie weken voor de zitting schriftelijk mede, dat zij in de gelegenheid worden gesteld zich te doen horen tijdens de zitting.
2. Indien een belanghebbende of het bestuursorgaan wijziging wenst van het tijdstip van de zitting, dient zulks binnen drie dagen na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde mededeling, onder opgaaf van redenen te worden verzocht aan de voorzitter van de commissie.
3. De beslissing van de voorzitter, op een verzoek als bedoeld in het tweede lid, wordt zo spoedig mogelijk, doch tenminste twee weken voor de zitting, schriftelijk aan de belanghebbenden en het bestuursorgaan medegedeeld.
De bevoegdheden ingevolge de artikelen 2:1, tweede lid, 6:6 en 7:6 vierde lid van de wet worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter van de commissie.
Voor het houden van de zitting is vereist dat de meerderheid van het aantal leden van de commissie, waaronder de voorzitter van de commissie, aanwezig is.
De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de voorbereiding van, en beraadslaging over het advies inzake de beslissing op het bezwaar, indien bij hen sprake is van vooringenomenheid of persoonlijk belang bij de beslissing.
1. De zitting is openbaar.
2. De deuren worden gesloten, indien de voorzitter of een van de aanwezige leden van de commissie dat nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe verzoekt.
3. Indien de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats met gesloten deuren.
1. Het verslag van de zitting, als bedoeld in artikel 7:7 van de wet, vermeldt de namen van de aanwezige belanghebbenden en de namen van de vertegenwoordigers van het bestuursorgaan, alsmede hun hoedanigheid. Het vermeldt voorts kort hetgeen tijdens de zitting is gezegd en voorgevallen.
2. Indien de zitting geheel of gedeeltelijk niet openbaar was, of indien belanghebbenden respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars aanwezigheid zijn gehoord, wordt dit in het verslag vermeld.
3. Het verslag verwijst naar de tijdens de zitting overlegde bescheiden, die aan het verslag worden gehecht.
4. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.
1. Indien na afloop van de zitting, doch voor het uitbrengen van advies, nader onderzoek wenselijk is, kan de voorzitter van de commissie uit eigen beweging of op verzoek van de commissie dit onderzoek houden. Verkregen informatie of adviezen worden in afschrift aan het bestuursorgaan en belanghebbenden toegezonden.
2. De leden van de commissie, het bestuursorgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de in het eerste lid bedoelde nadere informatie of adviezen, aan de commissie een verzoek richten tot het houden van een nieuwe zitting. De commissie beslist op een dergelijk verzoek.
3. Op een zitting als bedoeld in het voorgaande lid, zijn de bepalingen van deze verordening over de zitting zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
1. De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar aan het bestuursorgaan uit te brengen advies.
2. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies. Van minderheidsstandpunten wordt bij het advies melding gemaakt, indien die minderheid dat verlangt.
3. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel aan het bestuursorgaan voor de te nemen beslissing op het bezwaar.
4. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.
1. Het advies wordt, onder medezending van de op de zaak betrekking hebbende stukken, tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.
2. Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissie de termijn van tien weken, als bedoeld in artikel 7:10 van de wet, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van advies door de commissie en het nemen van een beslissing op het bezwaar door het bestuursorgaan, verzoekt hij het in het eerste lid bedoelde bestuursorgaan tijdig de beslissing op het bezwaar te verdagen.
3. Van de beslissing tot verdaging ontvangt de commissie een afschrift.
Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 1997.
De Verordening behandeling bezwaren van het zuiveringsschap Veluwe, de Verordening behandeling van bezwaren van het waterschap Oost-Veluwe en de Verordening behandeling van bezwaren van het waterschap Noord-Veluwe zijn vervallen op 1 januari 1997.
Deze verordening kan worden aangehaald als de "Verordening behandeling van bezwaren waterschap Veluwe"
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 6 januari 1997.
Indien tegen een besluit van het waterschap beroep op de administratieve rechter openstaat, dient ingevolge artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), alvorens tegen dat besluit beroep in te stellen, eers bezwaar te worden gemaakt bij het orgaan dat het besluit heeft genomen, tenzij het besluit:
op bezwaar of in administratief beroep is genomen;
aan goedkeuring is onderworpen;
de goedkeuring van een ander besluit of de weigering van die goedkeuring inhoudt.
is voorbereid met toepassing van een van de in afdeling 3.5 van de Awb geregelde procedures.
Bij de behandeling van bezwaren is het bestuursorgaan verplicht belanghebbenden in de gelegenheid te stellen te worden gehoord.
Dit horen geschiedt door een adviescommissie voor de behandeling van bezwaarschriften als bedoeld in artikel 7:13 van de Awb. De voorzitter maakt geen deel uit van of is niet werkzaam voor het bestuursorgaan. Deze wijze van horen biedt de beste waarborg voor een onafhankelijke behandeling van bezwaarschriften en blijkt in de praktijk een aanzienlijke zeeffunctie te vervullen op het instellen van beroep bij de administratieve rechter.
Deze verordening regelt het horen niet uitputtend omdat de Awb zelf reeds een aantal bepalingen voor het horen geeft. Deze bepalingen zijn deels dwingende bepalingen, waarvan, anders dan bij wet, in formele zin niet kan worden afgeweken. Voorts dient rekening te worden gehouden met de gelaagde structuur van de Awb, in die zin dat regeling van algemeen naar bijzonder plaats heeft. Zo zijn, voorzover uit de wet niet anders voortvloeit, op de behandeling van bezwaren van toepassing, naast de algemene en bijzondere bepalingen opver bezwaar en beroep (hoofdstukken 6 en 7), de definitiebepalingen (hoofdstuk 1), de bepalingen over het verkeer tussen burgers en bestuursorganen (hoofdstuk 2), de algemene bepalingen over besluiten (hoofdstuk 3), alsmede de bijzondere bepalingen over bepaalde besluiten, met name beschikkingen (hoofdstuk 4).
de bevoegdheid tot het verlangen van overlegging van een schriftelijke machtiging (artikel 2:1, tweede lid Awb);
de bevoegdheid tot het stellen van een termijn waarbinnen het verzuim, in de zin van niet voldoen aan de vereisten voor indiening van het bezwaarschrift (artikel 6:5), kan worden hersteld (artikel 6:6, Awb).
de bevoegdheid tot het om reden van geheimhouding achterwege laten van het partijen op de hoogte te stellen van het verhandelde ter zitting, in geval zij niet in elkaars aanwezigheid zijn gehoord (artikel 7:6, vierde lid Awb).]