Overheidsorganisatie | Waterschap Veluwe |
---|---|
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening Waterschap Veluwe |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuur – waterschappen |
Geen.
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Onbekend.
Subsidieverordening Recreatief Medegebruik Waterschap Veluwe inwerking getreden op 01-07-2001
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-1999 | 24-04-2013 | nieuwe regeling | 01-01-1999 Onbekend. | Docnr 019500 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
Waterschapsbestuur: het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van besluiten betreffende subsidieverstrekking;
Wet: de Algemene wet bestuursrecht.
1. Deze verordening is van toepassing op alle door het waterschapsbestuur te verstrekken subsidies, voorzover in een bijzondere subsidieverordening of bij een besluit van het algemeen bestuur, waarbij subsidie wordt verstrekt, niet anders is bepaald.
2. Op de verstrekking van subsidies als bedoeld in artikel 4:21, derde lid, van de wet zijn de overige bepalingen van titel 4.2 van de wet van overeenkomstige toepassing.
3. Op de in het tweede lid bedoelde subsidies is artikel 1.7, eerste lid, aanhef en onderdeel c, niet van toepassing.
1. Het college van dijkgraaf en heemraden is bevoegd tot het nemen van besluiten betreffende verstrekking van subsidie, indien het daartoe door het algemeen bestuur in deze verordening of, in een bijzondere verordening dan bij een bijzonder besluit bevoegd is verklaard.
2. Indien het algemeen bestuur een subsidie verleent of in een geval als bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, vaststelt, dan wel een subsidie wijzigt of intrekt, neemt het college van dijkgraaf en heemraden de beslissingen ter voorbereiding en uitvoering daarvan.
3. Het college van dijkgraaf en heemraden is bevoegd aanvragen van subsidie met betrekking waartoe het niet overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid beslissingsbevoegd is, af te wijzen, indien voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, op de waterschapsbegroting geen gelden beschikbaar zijn gesteld en de aanvraag niet is ingediend voor I april van het jaar dat vooraf gaat aan het jaar waarin met de uitvoering van de activiteiten een begin wordt gemaakt.
1. Het waterschapsbestuur stelt een subsidieplafond vast en geeft daarbij aan hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld, voorzover bij wettelijk voorschrift niet in de wijze van verdeling is voorzien.
2. Het college van dijkgraaf en heemraden stelt het subsidieplafond vast voorzover haar de bevoegdheid toekomt tot verstrekking van de subsidies waarop het plafond betrekking heeft.
3. Indien de waterschapsbegroting de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt, geldt dit bedrag als subsidieplafond. Het college van dijkgraaf en heemraden is bevoegd dit plafond te verhogen in verband met de algemene ontwikkeling van het loon- en prijspeil.
1. Indien een datum is aangewezen waarvoor aanvragen van subsidie moeten worden ingediend, krijgen bij de verdeling van het beschikbare bedrag die activiteiten voorrang die het meeste overeenstemmen met het doel waarvoor dat bedrag ter beschikking is gesteld.
2. Voor het overige vindt de verdeling plaats in volgorde van ontvangst van de aanvragen. Een aanvraag wordt in bedoelde volgorde opgenomen indien zij volledig is.
1. Subsidieverstrekking vindt plaats aan rechtspersonen. Rechtspersonen met een op het maken van winst gerichte doelstelling, komen niet voor subsidie in aanmerking.
2. Subsidie wordt niet verstrekt aan rechtspersonen, waarvan het doel of de werkzaamheid in strijd is met fundamentele rechtsbeginselen.
3. Het waterschapsbestuur kan bepalen dat subsidie wordt verstrekt aan andere personen dan bedoeld in het eerste lid.
1. Het waterschapsbestuur weigert in ieder geval subsidie:
Indien de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, niet zijn gericht op Waterschap Veluwe, niet ten goede komen aan ingezetenen van het waterschap of niet op andere wijze het belang van het waterschap dienen;
Indien de activiteiten in strijd zijn met door het algemeen bestuur aangewezen onderdelen van het waterschapsbeleid;
Voorzover de aanvrager naar het oordeel van het waterschapsbestuur de beschikking heeft of kan krijgen over de geldmiddelen die noodzakelijk zijn om de activiteiten op behoorlijke wijze te kunnen verrichten.
2. Het waterschapsbestuur kan bij het verstrekken van subsidie van het bepaalde in het eerste lid, aanhef en onderdeel c, afwijken ten behoeve van activiteiten welke van buitengewoon belang zijn voor het waterschap.
1. Een aanvraag van een subsidie wordt ingediend tenminste dertien weken voordat met de uitvoering van de activiteiten een begin wordt gemaakt, tenzij het waterschapsbestuur een andere termijn heeft aangegeven. Het waterschapsbestuur kan besluiten aanvragen die buiten de in de vorige volzin bedoelde termijn zijn ingediend, niet te behandelen.
2. Bij de aanvraag worden in elk geval de volgende gegevens verstrekt:
Een beschrijving van aard en omvang van de activiteiten en de daarmee beoogde doelstellingen;
Een begroting van de aan de activiteiten verbonden inkomsten en uitgaven van de aanvrager, voorzien van een toelichting;
Indien de aanvrager een privaatrechtelijk rechtspersoon is, haar statuten, tenzij die al bij het waterschapsbestuur bekend zijn, en
De laatst opgemaakte jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de aanvraag.
3. Het waterschap bestuur kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het tweede lid, onderdeel c en d.
4. Het waterschapsbestuur kan voorschrijven dat een schriftelijke verklaring wordt overgelegd van een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek omtrent de getrouwheid van de in het tweede lid, onderdeel d, bedoelde bescheiden dan wel een mededeling dat van onjuistheden niet is gebleken.
5. Indien voor dezelfde activiteiten tevens subsidie is aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet de aanvrager daarvan mededeling in de aanvraag.
Het waterschapsbestuur zendt de aanvrager zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag van de subsidie een ontvangstbevestiging, waarin de ontvangstdatum is vermeld.
1. Voorafgaande aan een subsidievaststelling wordt een beschikking tot subsidieverlening gegeven.
2. In een bijzondere subsidieverordening of bij een besluit van het algemeen bestuur waarbij subsidie wordt verstrekt, kan worden bepaald dat alleen een beschikking tot subsidievaststelling wordt gegeven.
Het waterschapsbestuur beslist binnen acht weken na ontvangst op de aanvraag, met dien verstande dat het algemeen bestuur binnen twintig weken beslist. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste tien weken worden verdaagd.
Het tijdvak dat wordt vermeld in beschikkingen tot verlening van subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen, bedoeld in artikel 4:32 van de wet, is ten hoogste vier jaar. In bijzondere gevallen kan het algemeen bestuur een langer tijdvak vaststellen.
Indien alleen een beschikking tot subsidievaststelling wordt gegeven. is artikel 4:35. eerste lid, van de wet van overeenkomstige toepassing.
Het waterschapsbestuur kan de subsidie-ontvanger bij de verstrekking van subsidie ook andere verplichtingen dan bedoeld in artikel 4:37 van de wet opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.
1. De subsidie-ontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen, alsmede de betalingen en ontvangsten kunnen worden nagegaan.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de subsidie-ontvanger op wie de verplichting van artikel 5.6, eerste lid van deze verordening, rust. .
3. De subsidie-ontvanger verleent aan het waterschapsbestuur, dan wel aan de door dit bestuur aangewezen ambtenaren of deskundigen, inzage in de administratie indien dit naar het oordeel van het waterschapsbestuur nodig is voor de beoordeling van de besteding van de verstrekte subsidie.
1. De subsidie-ontvanger dient binnen zes maanden na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend, een aanvraag tot vaststelling van subsidie in, tenzij het waterschapsbestuur bij de verlening een andere termijn heeft aangegeven.
2. De aanvraag gaat vergezeld van een financieel verslag en een activiteitenverslag.
3. Indien de subsidie-ontvanger ingevolge wettelijk voorschrift verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of, indien dit bij de subsidieverlening is bepaald, legt hij in plaats van het financieel verslag de jaarrekening over.
Het activiteitenverslag beschrijft de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen.
Het waterschapsbestuur beslist binnen zestien weken na ontvangst op de aanvraag.
Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven waarin een bedrag is vermeld waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, wordt zij vastgesteld op basis van de werkelijke kosten en baten van de activiteiten waarvoor zij is verleend.
1. Indien subsidie is verleend voor een bedrag van €25.000,- of hoger geeft de subsidieontvanger, onverminderd het bepaalde in art. 4:78, eerste tot en met vierde lid, van de wet, een accountant als bedoeld in art. 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek opdracht tot onderzoek van het financieel verslag onderscheidenlijk de jaarrekening, bedoeld in artikel 5.1.
2. De accountant doet onderzoek naar de getrouwheid van de betreffende bescheiden en geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring.
3. Bij de subsidieverlening kan worden bepaald, dat de in het eerste lid bedoelde opdracht tevens strekt tot onderzoek van de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In dat geval worden bij de subsidieverlening aanwijzingen gegeven over de reikwijdte en intensiteit van de controle. De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring.
4. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van de in het tweede lid bedoelde verklaring en indien deze is vereist, de verklaring bedoeld in het derde lid.
5. Het waterschapsbestuur kan vrijstelling of ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid.
1. Indien subsidie is vastgesteld zonder dat daaraan voorafgaand een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, toont de subsidie-ontvanger binnen zes maanden na afloop van de activiteiten, dan wel het tijdvak waarvoor de subsidie is vertrekt, aan, dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Hierbij legt hij de in artikel 5.1, tweede en derde lid. genoemde stukken over.
2. Artikel 5.5, eerste en tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
1. Het waterschapsbestuur kan de subsidieverlening intrekken of wijzigen indien:
conservatoir beslag is gelegd op het vermogen of een deel van het vermogen van de subsidie-ontvanger;
de subsidie-ontvanger surcéance van betaling is verleend;
de subsidie-ontvanger in staat van faillissement is verklaard.
2. Indien de subsidie is verleend door het algemeen bestuur oefent het college van dijkgraaf en heemraden de bevoegdheid van het eerste lid uit.
3. Indien de subsidie is vastgesteld door het algemeen bestuur, zonder dat daaraan voorafgaand een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, oefent het college van dijkgraaf en heemraden, in de in het eerste lid genoemde omstandigheden, de bevoegdheid tot intrekking of wijziging uit, als bedoeld in artikel 4:49 van de wet.
1. Tenzij het subsidiebedrag in gedeelten wordt betaald, vindt de betaling plaats binnen zes weken na de subsidievaststelling.
2. Indien het subsidiebedrag in gedeelten wordt betaald, vindt betaling plaats in twaalf gelijke termijnen, te voldoen uiterlijk op de laatste dag van elke maand. Wanneer de subsidie mede wordt aangewend ter dekking van door de subsidie-ontvanger verschuldigde loonkosten, vindt betaling plaats in dertien gelijke termijnen, waarbij in de maand waarin vakantiegeld wordt uitbetaald twee termijnen worden betaald.
3. Indien het subsidiebedrag in gedeelten wordt betaald en dit bedrag lager is dan € 50.000,= vindt betaling in afwijking van het bepaalde in het tweede lid plaats in vier gelijke termijnen, te voldoen uiterlijk op de laatste dag van elk kwartaal, te rekenen vanaf de subsidievaststelling.
1. Het waterschapsbestuur kan voorschotten verlenen op verleende subsidies.
2. De voorschotten bedragen in totaal ten hoogste 80% van de verleende subsidie. Indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan het waterschapsbestuur tot het volledige bedrag voorschotten verlenen.
1. Voor per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid, niet zijnde krediet- en garantieverleningen, is afdeling 4.2.8 van de wet zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, tenzij het waterschapsbestuur anders bepaalt;
2. Voor per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen zonder volledige rechtsbevoegdheid, niet zijnde krediet- en garantieverleningen, is afdeling 4.2.8. van de wet zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, tenzij het waterschapsbestuur anders bepaalt.
1. De aanvraag van een subsidie per boekjaar wordt ingediend voor 1 april van het jaar dat voorafgaat aan het boekjaar, tenzij het waterschapsbestuur een andere termijn heeft aangegeven.
2. Indien voor het jaar voorafgaand aan het boekjaar reeds subsidie werd verkregen, kan de aanvraag tot en met 31 augustus worden ingediend, als zij in vergelijking met de subsidie voor het voorafgaande jaar niet meer dan een trendmatige wijziging inhoudt in verband met de algemene omwikkeling van het loon- en prijspeil.
Het waterschapsbestuur beslist uiterlijk vier weken voor de aanvang van het boekjaar op de aanvraag van de subsidie. De beslissing kan voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.
Subsidie per boekjaar wordt verleend voor ten hoogste vier boekjaren.
Het waterschapsbestuur beslist binnen zestien weken na ontvangst op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.
Het in artikel 4:24 van de wet bedoelde verslag wordt ten minste eenmaal in de vijf jaren door het college van dijkgraaf en heemraden aan het algemeen bestuur aangeboden.
1. Indien het waterschapsbestuur subsidie verstrekt voor activiteiten waarvoor ook door andere bestuursorganen subsidie wordt verstrekt, kan het waterschapsbestuur afwijken van deze verordening en de van toepassing zijnde bijzondere subsidieverordeningen.
2. Het eerste lid is alleen van toepassing als afwijking wenselijk is ter afstemming van de op de betrokken subsidies toepasselijke voorschriften, mits daardoor de belangen met het oog waarop de bepalingen waarvan wordt afgeweken zijn gesteld, niet onevenredig worden geschaad.
1. Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Waterschap Veluwe.
2. Zij treedt in werking met ingang van 1 januari 1999.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur d.d. 16 december 1998.
, dijkgraaf
, secretaris
Op 1 januari 1994 zijn de eerste en tweede tranche van de Algemene wet bestuursrecht in werking getreden. Op 1 januari 1998 is de derde tranche (Awb3) in werking getreden. Derde tranche omvat o.m. een - uitvoerige- regeling van het onderwerp subsidiëring. In deze regeling (titel 4.2 van de wet) heeft de wetgever, regels die in de jurisprudentie met betrekking tot subsidiering zijn gegroeid, gecodificeerd en voorts een harmonisatie tot stand gebracht van de talloze wettelijke regelingen op dit gebied.
Volgens de Memorie van Toelichting zijn de doelstellingen van titel 4.2:
1. Het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies;
2. Het verschaffen van voldoende rechtszekerheid aan subsidie-ontvangers;
3. Beheersbaarheid van de overheidsuitgaven.
De subsidieregeling van de Awb bouwt - conform de systematiek van de wet- voort op de algemene regelingen van de vorige tranches. Voor de vraag aan welke eisen een beschikking tot subsidieverstrekking moet voldoen, moeten dan ook niet alleen de bepalingen van titel 4.2 worden geraadpleegd. maar bijv. ook titel 4.1 (algemene bepalingen over beschikkingen), afdeling 3.2 (zorgvuldigheid en belangenafweging) en afdeling 3.6 (bekendmaking en mededeling van besluiten).
Grote inhoudelijke verschuivingen heeft titel 4.2 niet tot gevolg. De regeling behelst vooral procedure-bepalingen, die toch wel afwijken van de gang van zaken omtrent subsidieverstrekking, zoals bij het waterschap tot nu toe gebruikelijk was. Hier zullen enige vermeldenswaardige elementen worden aangestipt.
De wet (artikel 4:21) definieert het begrip subsidie als:
De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen en diensten.
Deze definitie geeft aan de subsidietitel een ruim bereik. De wet verplicht ertoe om voor elke subsidiëring een wettelijke grondslag vast te stellen. Zo wordt duidelijkheid geschapen over de rechten en plichten van subsidieverstrekker en - ontvanger. Tegelijk wordt de subsidieverstrekkende overheid gedwongen zich terdege af te vragen welke doelen met de subsidie worden nagestreefd en welke voorschriften en bevoegdheden noodzakelijk zijn om die doelen te bereiken.
Subsidies kunnen i.v.m. de beheersbaarheid van de overheidsuitgaven uitsluitend voor bepaalde tijd worden verstrekt. Aldus wordt de subsidieverstrekker gedwongen bij afloop van de termijn stil te staan bij de wenselijkheid van voortzetting van de subsidie.
De wet kent de mogelijkheid tot vaststelling van een subsidieplafond. Dit middel geeft de overheid, tezamen met het aloude middel van het begrotingsvoorbehoud, de mogelijkheid om de uitgaven voor subsidiëring, althans voorzover subsidieverstrekking plaatsvindt op basis van een verordening, binnen de begrote posten te houden. Is voor een subsidieregeling geen plafond vastgesteld, dan heeft zij een open eind en kan het tekortschieten van de beschikbare middelen niet als afwijzingsgrond worden gehanteerd. Voor de duidelijkheid wordt nog opgemerkt, dat de vaststelling van een begrotingspost niet tevens de vaststelling van het subsidieplafond impliceert. De vaststelling van het plafond moet plaatsvinden bij een afzonderlijk besluit. Aldus is het ook mogelijk om het plafond op een lager bedrag vast te stellen dan het bedrag van de begrotingspost.
De derde tranche verplicht het bestuur tot periodieke evaluatie van en rapportage over de doeltreffendheid en de effecten van de op de verordening(en) berustende subsidies. Ook deze verplichting kan worden gezien in het licht van het beheersen van overheidsuitgaven.
Behalve de nieuwe definitie van het begrip subsidie brengt titel 4.2 nog enkele andere terminologische veranderingen.
Zo is de algemene term voor het geven van subsidie - in de geldende regelgeving veelal aangeduid als "subsidieverlening" - verstrekken van subsidie.
Verlenen is in Awb3 de term voor het inwilligen van een subsidie-aanvraag voor een bepaalde -in het algemeen toekomstige - activiteit. Met de verlening krijgt de aanvrager aanspraak op financiële middelen, mits hij daadwerkelijk de gesubsidieerde activiteiten verricht. "Verlenen" is daarmee het equivalent van het begrip "toekennen" in de huidige regelgeving.
Vaststellen is (blijft) de term voor het vaststellen van het bedrag van de subsidie en het verschaffen van aanspraak op betaling van dit bedrag.
Activiteiten tenslotte is in de Awb de algemene term voor datgene waarvoor de subsidie wordt verstrekt. Ook wanneer wordt gesubsidieerd in het exploitatietekort van een instelling, dan wel op basis van door de subsidie-ontvanger behaalde resultaten of geleverde prestaties, wordt die term dus gehanteerd.
Titel 4.2 van de Awb geeft een wettelijk kader voor alle, als subsidie in de zin van de wet, aan te merken financiële aanspraken en bevat regels die bij iedere subsidieverhouding aan de orde zijn. De inhoud kan als volgt worden samengevat.
De reikwijdte van de subsidietitel wordt bepaald door de hierboven vermelde definitie van het begrip subsidie in artikel 4:21.
Het stelsel van subsidieverstrekking beslaat - als regel - vier fasen:
1. De subsidieverlening (afd. 4.2.3.)
2. Eventuele de bevoorschotting (4:54 e.v.)
3. De vaststelling van de subsidie (afd. 4.2.5) en
4. De uitbetaling van het subsidiebedrag (4:52,4:53 en 4:56).
De subsidiërende overheid kan bepalen dat in bepaalde gevallen de beschikking tot verlening van subsidie (fase 1) achterwege blijft (4:29).
In de wet vinden we de volgende uitgangspunten terug:
de verstrekking van subsidie dient te steunen op een wettelijk voorschrift (4:23).
van de gesubsidieerde activiteiten dient verslag te worden gedaan; de subsidie dient periodiek te worden geëvalueerd (4:24).
de uitgaven voor subsidiëring dienen binnen de begrote posten te kunnen plaatsvinden; hiertoe staan de middelen subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud ter beschikking (afd. 4.2.2. en artikel 4:34).
De wet geeft verder regels voor:
de afwijzing van een aanvraag om subsidieverlening (4:35);
de voorwaarden (4:33), voorschriften en beperkingen (afd. 4.2.4) die aan de subsidieontvanger kunnen worden opgelegd;
de intrekking en wijziging van de subsidieverlening en -vaststelling (afd. 4.2.6);
de stopzetting van betalingen (4:56) en de terugvordering van onverschuldigd betaalde voorschotten en subsidie bedragen (5:57).
Tenslotte bevat afd. 4.2.8 een standaardregeling voor per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid. In die afdeling staan regels ter uitwerking van en aanvulling op de regels van de overige afdelingen van de subsidietitel, toegesneden op de vermelde specifieke subsidiesoort. Het staat de subsidiërende overheid vrij om deze afdeling al of niet van toepassing te verklaren. Overigens is ook op sommige andere plaatsen in titel 4.2 facultatief recht te vinden.
De betreffende bepalingen zijn dan alleen van toepassing, indien zulks door de betreffende overheid is bepaald.
De komst van de derde tranche maakt het noodzakelijk voor het waterschap nieuwe subsidieregelgeving op te stellen. Deze bestaat uit een algemene subsidieverordening en enige specifieke subsidieverordeningen. In deze algemene regeling zijn de "algemene voorwaarden", waaronder het waterschap subsidie verstrekt in lijn met de Awb3. In een later stadium zullen de bijzondere subsidieregelingen worden opgesteld. Voor de inhoud daarvan is de inhoud van deze algemene regeling uiteraard van cruciale betekenis.
De algemene regelgeving beperkt zich tot die bepalingen waarvoor titel 4.2 de ruimte laat. Een aantal bepalingen van titel 4.2 stelt de toepasselijkheid ervan afhankelijk van de keuze die "bij wettelijk voorschrift" is gemaakt. Daarmee laat de Awb op onderdelen aan de lagere wetgever keuzevrijheid. In de artikelgewijze toelichting van de algemene subsidieverordening is aangegeven welke bepalingen aan die vrijheid invulling beogen te geven. Zo staan hierin de algemene bepalingen voor subsidies die door het waterschap worden verstrekt, voor zover de algemene bepalingen van de Awb daarin niet reeds voorzien. Verder bevat de regeling bepalingen over onderwerpen, die volgens de Awb bij of krachtens wettelijk voorschrift moeten worden geregeld.
De specifiek op de onderscheidene subsidies toegesneden regels worden neergelegd in de bijzondere subsidieverordeningen. In deze verordeningen worden onder meer bepalingen opgenomen met betrekking tot de berekeningsgrondslag en omvang van de subsidie, de toewijzingsgronden, evtueeel aanvullende afwijzingsgronden, eventueel regels over het toepasselijke subsidiesysteem en de subsidieverdelingsmethodiek, eventuele van de algemene subsidieverordening afwijkende procedurele voorschriften.
Voor de opstelling van deze algemene subsidieverordening en de aanpassing van de bijzondere subsidieregelingen zijn, respectievelijk worden, de volgende uitgangspunten gehanteerd;
1. De nieuwe regels dienen zo nauw mogelijk aan te sluiten bij het systeem van de Awb. Waar de wet een regeling bevat voor een bepaald onderwerp, maar tegelijk de mogelijkheid laat afwijkende regels te stellen, wordt van deze mogelijkheid alleen gebruik gemaakt wanneer bijzondere redenen daartoe nopen.
2. De nieuwe verordening moet een juridisch kader bieden aan diverse subsidiesoorten, subsidiesystemen en subsidieverdelingsmethodieken. De algemene subsidieverordening is een integraal kader voor al deze soorten, systemen en methodieken. Om die reden is er ook geen behoefte meer aan een aparte regelgeving van de budgetsubsidies.
3. De nieuwe regelgeving dient zo nauw mogelijk aan te sluiten bij de bestaande subsidiepraktijk van Waterschap Veluwe.
Vooraf
Zoals hierboven al aangegeven is, voorziet de algemene subsidieverordening in een regeling voor diverse subsidiesoorten. Dat neemt niet weg dat het eigen karakter van deze subsidiesoorten ertoe dwingt enkele specifiek op de betreffende soort toegesneden bepalingen in de regeling op te nemen. Overigens geldt dat bij specifieke subsidieverordening aanvullende of afwijkende bepalingen kunnen worden gesteld, indien de algemene regeling voor een specifieke subsidie niet toereikend is.
De toelichting
Considerans
De wettelijke grondslag van de algemene subsidieverordening wordt gevormd door zowel de Waterschapswet als de Algemene wet bestuursrecht. Deze verordening moet dus in nauwe samenhang met de Awb worden gelezen. In de toelichting op de bepalingen van de verordening wordt daarom steeds naar de betreffende artikelen van de Awb verwezen. Behalve rechtstreeks aan de Awb gerelateerde bepalingen, bevat de verordening een aantal "autonome" bepalingen.
De aanvraag is ingediend voor 1 april van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteit zal worden uitgevoerd; in dat geval kan de aanvraag door het algemeen bestuur worden meegewogen in het begrotingsproces;
Op de begroting is voorzien in een post waaruit de betreffende activiteit kan worden betaald; wanneer de beslissingsbevoegdheid ten aanzien van de besteding van deze post niet via een regeling of anderszins aan het college van dijkgraaf en heemraden is overgedragen, berust de beslissingsbevoegdheid met betrekking tot subsidieaanvragen, waarin een beroep op deze middelen wordt gedaan, bij het algemeen bestuur;
Op de begroting is niet voorzien in een post ten laste waarvan de subsidie kan worden gebracht, maar het college van dijkgraaf en heemraden acht de betreffende activiteit dermate waardevol dat zij daarvoor toch subsidie beschikbaar zou willen stellen; in dat geval dient het een voorstel te doen aan het algemeen bestuur, waarna het algemeen bestuur de uiteindelijke beslissing neemt. ]