Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Veluwe

Keur Waterschap Veluwe 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Veluwe
Officiële naam regelingKeur Waterschap Veluwe 2009
CiteertitelKeur lozen en onttrekken
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpWATERSCHAP.regelingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Het overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen is mogelijk niet compleet. Er kunnen wijzigingen ontbreken tussen het ontstaan van de regeling en de eerste opgenomen wijziging daarvan.

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 6-12-2004

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Stentor, 10-12-2004

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Waterschapswet, art. 73

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-12-200401-01-2014nieuwe regeling

06-12-2004

Stentor, 10-12-2004

Docnr 74206
18-12-200401-01-2014nieuwe regeling

06-12-2004

Stentor, 10-12-2004

74206
18-12-200401-01-2014nieuwe regeling

06-12-2004

Stentor, 10-12-2004

Docnr 74206

Tekst van de regeling

Paragrafen

Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze Keur wordt verstaan onder:

  • a.

    het waterschap: Waterschap Veluwe,

  • b.

    het bestuur en het algemeen bestuur: het college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap respectievelijk het algemeen bestuur van het waterschap,

  • c.

    oppervlaktewater: oppervlaktewateren die dienen voor de afvoer, aanvoer of retentie en berging van water. Daarbij is medebepalend het voldoen van die wateren aan de doelstellingen behorend bij de waterhuishoudkundige functie die aan die wateren is toegekend. Inbegrepen zijn de boven dat water gelegen taluds en onderhoudspaden, alsmede de kaden en oeverstroken die geacht worden met het water een eenheid te vormen. Ook inbegrepen zijn de daarin of daaraan aangebrachte kunstwerken. Deze wateren zijn onderscheiden in Awateren, B-wateren of C-wateren, naar de mate van belang voor het voldoen aan de functie die aan die wateren is toegekend.

  • d.

    lozen: het al dan niet door middel van een werk brengen van water in een oppervlaktewater;

  • e.

    onttrekken: het door middel van een werk halen van water uit een oppervlaktewater;

  • f.

    drainage: de gereguleerde afvoer van water door drainagebuizen (in de bodem) of via greppels naar een afwateringsstelsel;

  • g.

    werken: alle door menselijk toedoen gemaakte of te maken constructies met toebehoren, daaronder inbegrepen bouwwerken, kunstwerken, kabels en leidingen;

  • h.

    bouwwerken: alle constructies van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming direct of indirect steun vinden in of op de grond;

  • i.

    kunstwerken: waterstaatkundige bouwwerken die van belang zijn voor de functie die de wateren hebben, dan wel uit andere hoofde behoren tot of gelegen zijn in of over een water.

Artikel 2 Zorgplicht
  • 1. Een ieder die door zijn of door in zijn opdracht verrichte of nog te verrichten gedragingen afbreuk doet aan de doelstellingen behorend bij de functie die aan dat water is toegekend, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem mogen worden verwacht, ten einde die afbreuk te voorkomen, dan wel indien daarvan reeds sprake is, al het mogelijke te doen om de gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken.

  • 2. De in het eerste lid van dit artikel vermelde zorgplicht strekt zich uit tot en met de aan de waterhuishoudkundige doelstellingen voor wateren verbonden belangen van milieu, ruimtelijke ordening, natuur, cultuur-historie en landschap, indien en voor zover deze belangen niet door regelgeving van andere publiekrechtelijke lichamen zijn beschermd.

  • 1

Artikel 3 Lozen
  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bestuur water te lozen in oppervlaktewater, indien dit water betreft waaraan bijzondere waarden zijn toegekend.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van het bestuur water te lozen in oppervlaktewater, indien de lozing 6 maanden of langer duurt.

  • 3. Het is verboden zonder vergunning van het bestuur water te lozen in oppervlaktewater, indien 70 m3/uur of meer wordt geloosd.

  • 4. Degene die water loost in oppervlaktewater, meldt de wijze daarvan aan het bestuur indien:

    • de lozing korter duurt dan 6 maanden en

    • op die wijze minder dan 70 m3/uur geloosd wordt.

  • 5. Indien de lozing, zoals omschreven in lid 4, minder dan 10 m3/uur bedraagt, is deze niet meldingplichtig.

Artikel 4 Onttrekken
  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bestuur water te onttrekken aan oppervlaktewater, indien dit water betreft waaraan bijzondere waarden zijn toegekend.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van het bestuur water te onttrekken aan oppervlaktewater, indien 20 m3/uur of meer wordt onttrokken.

  • 3. Degene die water onttrekt aan oppervlaktewater meldt de wijze daarvan aan het bestuur, indien op die wijze minder dan 20 m3/uur onttrokken wordt.

  • 4. Indien de onttrekking, zoals omschreven in lid 3, minder dan 5 m3/uur bedraagt, is deze niet meldingplichtig.

    2

Artikel 5 Verbod
  • 1. Het bestuur kan een verbod tot lozen en of onttrekken uitvaardigen, indien de bescherming van de doelstellingen behorend bij de functie die aan het water is toegekend, dit vordert.

Artikel 6 Drainage
  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bestuur door middel van drainage gronden te ontwateren.

  • 3

Artikel 7 Algemene regels
  • 1. Bij besluit van het algemeen bestuur kunnen met betrekking tot gedragingen van derden, als bedoeld in de artikelen 3, 4 en 6, regels worden gesteld die nodig zijn ter bescherming van deze wateren met het oog op de

    waterkwantiteit in het gebied dan wel met het oog op het voldoen aan de waterhuishoudkundige functie die deze wateren hebben.

  • 2. Bij dat besluit kan worden bepaald dat daarbij gestelde regels slechts gelden in de daarbij aangegeven categorieën van gevallen.

  • 4

Artikel 8 Toezicht
  • 1. Het bestuur wijst ambtenaren aan die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze keur bepaalde.

  • 2. Het bestuur kan een verleende vergunning intrekken of wijzigen, indien de bescherming van de belangen ten behoeve waarvan de desbetreffende verbodsbepaling is gesteld, dit vordert.

  • 5

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze keur treedt in werking op de achtste dag na de bekendmaking.

Artikel 10 Citeertitel

Deze keur wordt aangehaald als: Keur lozen en onttrekken.

Aldus besloten in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 17 december 1997 en gewijzigd in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 6 december 2004.

Toelichting algemeen

Bij de oprichting van Waterschap Veluwe in 1997 heeft provincie Gelderland in het Algemeen Reglement voor het waterschap bepaald dat het waterschap tot taak heeft de waterstaatkundige verzorging van zijn gebied, voor zover die taak niet uitdrukkelijk aan andere publiekrechtelijke lichamen is opgedragen. Deze taak omvat de zorg voor de waterkering, voor het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer en voor het oppervlaktewaterkwaliteitsbeheer. De provincie geeft daarbij aan dat het waterschap de uitoefening van deze taken en taakonderdelen moet richten op integraal waterbeheer.

De Wet op de waterhuishouding verschaft in zeer globale zin het juridisch instrumentarium ten einde tot integraal waterbeheer te komen, door rekening te houden met de interne en externe relaties (waterhuishouding: oppervlaktewater en grondwater in kwantitatieve en kwalitatieve zin, respectievelijk waterhuishouding met de andere ruimtelijk relevante beleidsterreinen). De beschouwingen over de interne en externe relaties kunnen niet los worden gezien van de ontwikkelingen rond de watersysteembenadering.

Daarbij is watersysteem:

een geografisch afgebakend, samenhangend en functionerend geheel van oppervlaktewater, grondwater, waterbodems, oevers en technische infrastructuur, met inbegrip van de daarin voorkomende fysische, chemische en biologische kenmerken en processen. De grenzen van een dergelijk systeem worden in de eerste plaats bepaald door morfologische, ecologische en functionele samenhang. Een watersysteembenadering stelt het watersysteem (inclusief landsystemen waar grondwater een essentieel onderdeel van uitmaakt) centraal. Deze benadering beoogt via integrale afweging de wensen van de samenleving ten aanzien van functies en het functioneren van watersystemen op optimale wijze af te stemmen op de mogelijkheden van die systemen met behulp van technische infrastructuur en een juridisch instrumentarium.

Het waterschap is uitsluitend bevoegd verordeningen voor bepaalde onderwerpen vast te stellen, indien en voor zover daarin niet is voorzien bij hogere regelgeving. De nationale wetgever heeft in 1970 de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) opgesteld (in werking getreden 1971). Deze wet verbiedt alle gedragingen van derden (behoudens de mogelijkheid tot het verkrijgen van een vergunning) die maar enigszins de waterkwaliteit negatief beïnvloeden en zijn te typeren als lozingen. Het Europese Hof heeft in twee uitspraken aangegeven het begrip lozing in de Nederlandse Wvo zeer ruim op te vatten. Een aparte keur voor oppervlaktewaterkwaliteit is derhalve niet aan de orde. Het waterschap constateert wel gedragingen die geen lozingen zijn en ook niet behoren tot de puur kwantitatieve gedragingen die toch hun negatieve invloed hebben op het bereiken van de doelstellingen die verbonden zijn aan bepaalde functies van wateren in het beheersgebied. Deze gedragingen wil het waterschap voor zo ver mogelijk ook kunnen reguleren.

De Keur van Waterschap Veluwe 1997 bevat de onderwerpen watergangen, waterkeringen en lozen en onttrekken. Alle onderwerpen zijn gestoeld op aparte hogere regelgeving. Dit is voor het waterschap mede aanleiding geweest om aparte keuren voor oppervlaktewateren, voor lozen en onttrekken en voor waterkeringen op te stellen. Nieuw is dat het waterschap spreekt van wateren en niet langer van watergangen. Het eerste begrip is letterlijk en figuurlijk ruimer. Ook nieuw is dat het waterschap in een aantal cruciale artikelen expliciet aangeeft dat het beleidsconcept integraal waterbeheer er toe leidt dat het waterschap aanvragen en gedragingen met betrekking tot in eerste instantie oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer toetst aan het al dan niet bereiken van doelstellingen verbonden aan de waterhuishoudkundige functies die aan die wateren zijn toegekend.

Het uitsplitsen van de Keur in een aantal keuren heeft te maken met het feit dat de onderwerpen ieder voor zich weer stoelen op eigen hogere regelgeving, die ruimte laat voor nadere regelgeving door de regionale waterbeheerder. Integratie van al deze waterbeheerswetten staat wel op het wetgevingsprogramma van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, maar is naar verwachting pas over een aantal jaren vigerend.

Met nadruk wordt gesteld dat de Keur geen beleid bevat. Zij biedt juridisch instrumentarium om het regionale waterbeleid te kunnen uitvoeren. De inhoud van dat regionale waterbeleid en van de aanpalende ruimtelijk relevante beleidsterreinen bepaalt de inhoud van de Keur: welke reguleringsbepalingen staan er in en wat is het toepassingsgebied van die bepalingen. Opneming van dergelijke bepalingen heeft als consequentie dat het waterschap toeziet op de naleving van de keurbepalingen en de verleende vergunningen met de daaraan verbonden voorschriften. Toepassing van de keurbepalingen betekent dat het waterschap de aanvraag om vergunning, de geconstateerde of beoogde gedraging toetst aan het vigerende beleid op het gebied van het waterbeheer en dan breed gezien. Dit beleid is te vinden in het Waterbeheersplan Waterschap Veluwe, de verschillende beleidsnota’s, de Beheers- en Onderhoudsplannen van het waterschap en in aanpalende beleidsdocumenten van anderen. De wijze waarop het waterschap vergunningaanvragen toetst, staat aangegeven in de speciaal voor dat doel vastgestelde beleidsregels. Deze beleidsregels zijn in te zien op de website van het waterschap. Bij het aanpassen van de Keur van Waterschap Veluwe 1997 is een aantal artikelen gewijzigd door nieuwe inzichten en nieuwe invulling van bestaande taken. De overige bepalingen zijn gehandhaafd of waar nodig aangepast aan de nieuwe definitie van oppervlaktewater. Uitgegaan is verder van de model keur van de Unie van Waterschappen.

De reikwijdte van deze Keur is niet onbeperkt. Zo kan het waterschap geen regeling vaststellen over een onderwerp, waarin een hogere regel al voorziet en die daarmee in strijd is. Deze Keur bevat primair bepalingen ten behoeve van het lozen en onttrekken, gericht op integraal waterbeheer conform het Algemeen Reglement voor het waterschap Veluwe, voor zover andere (hogere) regelgeving daarin niet uitputtend voorziet. Inhoudelijke afstemming is er met de Waterstaatswet 1900, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Wet op de waterhuishouding, de Grondwaterwet, de provinciale Verordening waterhuishouding Veluwe, de Wet milieubeheer en de Wet bodembescherming.

Zoals hier eerder vermeld mag het waterschap uitsluitend regels stellen ter behartiging van de taken die aan het waterschap zijn opgedragen. Dit is het zogenoemde specialiteitsbeginsel. Tijdens de parlementaire behandeling van de Waterschapswet is opgemerkt dat het waterschap bij de uitvoering van zijn taken, feitelijke daden, maar ook besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, rekening moet houden met andere belangen. Met andere woorden: bij de vervulling van zijn taak moet het waterschap met een brede kijk te werk gaan. Concreet betekent dit dat het waterschap zijn aandacht niet uitsluitend moet richten op het water zelf, maar ook op de relevante omgeving daarvan, zoals de waterbodem, de bodem en de infrastructuur. Ook de relatie met andere beleidsterreinen, zoals milieubeheer, ruimtelijke ordening en natuur en landschapsbeheer, moet tot uitdrukking komen, maar wel indien en voorzover deze belangen betrokken zijn bij de reglementaire taak van het waterschap.

Het college van dijkgraaf en heemraden is belast met de zorg voor de uitvoering van deze Keur. De effectieve werking van de keurbepalingen (dus ook van de verleende vergunningen) staat of valt met de naleefbaarheid voor de ingelanden en de handhaving daarvan door het waterschap. Het waterschap heeft daartoe toezichthouders met opsporingsbevoegdheid in dienst die toezien op de naleving van het gestelde bij of krachtens de keur. Al naar gelang de soort overtreding reageert het waterschap daarop met een bestuursrechtelijke sanctie dan wel zet het waterschap het strafrechtelijke spoor in. Een combinatie hiervan is ook mogelijk. Wat het waterschap precies gaat doen met de handhaving van de Keur treft u aan in het jaarlijks vast te stellen handhavingsuitvoeringsprogramma. Daartoe is het waterschap verplicht in het kader van de verdere professionalisering van de milieuhandhaving.


Noot
1[Toelichting: Artikel 2 (Zorgplicht) Deze bepaling is nieuw in de Keur lozen en onttrekken. Wat het waterschap met zijn wateren voor ogen staat, is beschreven in waterbeheersplan, beleidsnota’s en Beheers- en OnderhoudsPlannen. Wanneer deze documenten eenmaal onherroepelijk zijn geworden, zal het waterschap deze betrekken bij al zijn handelen (feitelijk en juridisch). Door nu in dit artikel een zorgplicht te introduceren, heeft het waterschap altijd een instrument tot handhaving. Wanneer door een gedraging (een doen of een nalaten) van een derde het bereiken van dan wel het blijven voldoen aan bedoelde doelstellingen wordt gefrustreerd of dreigt te worden gefrustreerd, treedt het waterschap op. Allereerst wordt bekeken of een specifieke bepaling wordt overtreden. Is dit niet het geval, dan kan het waterschap op dit artikel terugvallen. In andere beheerswetgeving staan soortgelijke bepalingen. Met deze bepaling en het tegelijkertijd schrappen van een aantal te specifieke bepalingen wordt voorkomen dat er allerlei gedoogsituaties blijven bestaan, dan wel allerlei vergunningen moeten worden verleend. In het jaarlijkse handhavingsuitvoeringsprogramma geeft het waterschap onder meer aan waar per jaar de prioriteiten worden gelegd. Daarnaast wordt met deze bepaling een zekere mate van juridische duurzaamheid beoogd. De bepaling strekt zich namelijk ook uit tot de gedragingen ten gevolge waarvan ecologische doelstellingen van wateren in het gedrang komen. Deze ecologische doelstellingen worden belangrijker naarmate de KaderRichtlijn Water volledig is geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving en uitvoeringspraktijk. Vanzelfsprekend indien en voor zover andere regelgeving daarin niet voorziet.]
Noot
2[Toelichting: Artikelen 3 en 4 (Lozen en onttrekken) Ingevolge het bepaalde in de artikelen 24 en 12 juncto artikel 13 van de Wet op de waterhuishouding is het in daartoe aangewezen gevallen voor anderen dan de waterkwantiteitsbeheerders verboden water te lozen in of te onttrekken aan oppervlaktewateren zonder vergunning dan wel is men verplicht van die lozingen en onttrekkingen hoeveelheden te meten, daarvan aantekening te houden en van de verkregen gegevens opgave te doen aan de kwantiteitsbeheerder. Deze aanwijzing vindt plaats bij provinciale verordening, danwel, afhankelijk van de besluitvorming van provinciale staten, bij verordening van de beheerder. In de Verordening waterhuishouding Veluwe is de bevoegdheid om de registratie- en vergunningplichtige gevallen aan te wijzen om water te lozen in of te onttrekken aan oppervlaktewater overgedragen aan Waterschap Veluwe. Het moge duidelijk zijn dat het waterschap met name wateren waaraan bijzondere waarden zijn toegekend, extra wil beschermen tegen negatieve invloeden van kwantitatief lozen en onttrekken. Hier is derhalve een vergunningplicht aan de orde. Meldingplichtige en vergunningplichtige gevallen worden vastgesteld onder andere op basis van het Waterbeheersplan Waterschap Veluwe, de verschillende beleidsnota’s, de Beheers- en Onderhoudsplannen van het waterschap maar ook op basis van de mogelijkheden tot handhaving en de noodzaak tot regulering van verschillende activiteiten. Aan een vergunning worden voorschriften verbonden ter bescherming van het belang van de waterhuishouding voorzover het bij of krachtens de Wet verontreiniging oppervlaktewateren of de Grondwaterwet bepaalde daarin niet is voorzien. Gedacht kan worden aan voorschriften in een lozingsvergunning om de oever te beschermen. Ook aan vergunningen voor onttrekking van water aan oppervlaktewateren ten behoeve van beregening kunnen voorschriften worden verbonden. Een van de voorschriften is dat de onttrekking dient te worden gestaakt, zodra het peil volgens het peilbesluit of het streefpeilenplan onderschreden wordt. In de artikelen 24 tot en met 33 van de Wet op de waterhuishouding, alsmede in de artikelen 6 tot en met 10 en 23 van Uitvoeringsregeling waterhuishouding, worden specifiek regels gesteld omtrent de vergunning, de aanvraag tot verlening van een vergunning, de beschikking op de aanvraag, het tijdstip en de wijze van melding. Ingevolge de Uitvoeringsregeling waterhuishouding bevat een aanvraag tot vergunningverlening in ieder geval:
  • naam en adres van de vergunningplichtige

  • de dagtekening

  • de naam van de betrokken wateren

  • een kaart met plaats van de lozing of onttrekking, met de ligging van de werken en, indien het gaat om afwatering van een gebied, met de percelen ten behoeve waarvan water wordt afgevoerd

  • een beschrijving van de werken, waaronder een opgave van de capaciteit

  • een aanduiding van de waterhoeveelheden in m3 die per één of meer tijdseenheden worden verplaatst, te onderscheiden naar perioden of omstandigheden

  • het doel, de begindatum en, indien vooraf bekend, de einddatum van de afvoer of lozing.

Voor het overleggen van deze gegevens heeft het bestuur standaardformulieren vastgesteld. De melding, als bedoeld in artikel 3 lid 4 en artikel 4 lid 3, dient vergezeld te gaan van:
  • een situatieschets waarop het lozingspunt/onttrekkingspunt is aangegeven (schaal 1:1000);

  • een opgave van de aard en/of de herkomst van het water dat wordt geloosd/onttrokken;

  • het maximumdebiet in m3/uur;

  • het gemiddelde debiet in m3/uur;

  • de aanvang en het einde van de lozing/onttrekking. ]

Noot
3[Toelichting: Artikel 6 (Drainage) De noodzaak tot regulering van drainages werd door de regering aanwezig geacht, omdat de verlaging van de grondwaterstand zeer vergaande gevolgen voor de natuur met zich mee kan brengen. De aanleg van drainage is een ingreep die ligt op het raakvlak van grondwater en oppervlaktewater. Bij drainage wordt grondwater uit percelen geloosd op oppervlaktewater met het doel de grondwaterstand van één of meer percelen in de omgeving te verlagen. Drainage heeft niet alleen effect op de grondwaterstand en grondwaterstroming van de beoogde percelen, maar ook op die van de percelen in de omgeving. Het kan de grondwaterstand en -stroming met name in gebieden met natuurwaarden sterk verstoren. In de Wet op de waterhuishouding wordt onder lozen en onttrekken ook drainage verstaan. Tengevolge hiervan gelden alle voorschriften uit deze wet met betrekking tot vergunningverlening ook ten aanzien van drainage. De Wet op de waterhuishouding maakt geen onderscheid tussen lozen en onttrekken enerzijds en drainage anderzijds, maar noemt dit in één artikel. In deze Keur is ervoor gekozen drainage apart te vermelden om geen onduidelijkheden te doen ontstaan. Het dient duidelijk te zijn dat drainage zonder vergunning verboden is. Alleen uit redenen van overzichtelijkheid zijn onttrekken en lozen enerzijds en drainage anderzijds uit elkaar gehaald. Voor het overleggen van de voor de aanvraag benodigde gegevens heeft het bestuur standaardformulieren vastgesteld.]
Noot
4[Toelichting: Artikel 7 (Algemene regels) Dit artikel is nieuw. De Wet op de waterhuishouding biedt de juridische basis voor het vaststellen van algemene regels in plaats van het vergunningenstelsels voor lozen en onttrekken. Het waterschap biedt door deze bepaling de mogelijkheid ook voor andere verboden dan in deze Keur vemeld, algemene regels vast te stellen. Justitiabelen dienen dan aan deze regels te voldoen en een voornemen tot een gedraging vallend onder die regels aan het bestuur te melden. De plicht tot het aanvragen van vergunning vervalt daarmee. Dit kan uitsluitend als ten eerste de Keur op haar beurt ook weer voorziet in deze mogelijkheid. Ten tweede moet het bestuur voor de betreffende onderwerpen algemene regels hebben opgesteld. Het waterschap is voornemens de komende tijd voor een aantal van daarvoor in aanmerking komende onderwerpen die regels vast te stellen.]
Noot
5[Toelichting: Artikel 8 (Toezicht) Om de Keur bestuursrechtelijk te handhaven is het nodig dat het bestuur ambtenaren aanwijst, belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze Keur bepaalde. Dit is noodzakelijk om - waar nodig - justitiabelen te dwingen dat zij doen wat de Keur van hen verwacht. Handhaving van omgevingsrecht (daartoe behoort ook de waterschapskeur) wordt steeds belangrijker. Waterschappen worden hierop aangesproken in de regionale verlegsituaties.]