Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Veluwe

Keur Waterschap Veluwe 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Veluwe
Officiële naam regelingKeur Waterschap Veluwe 2009
CiteertitelKeur waterkeringen
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpWATERSCHAP.regelingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Het overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen is mogelijk niet compleet. Er kunnen wijzigingen ontbreken tussen het ontstaan van de regeling en de eerste opgenomen wijziging daarvan.

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 6-12-2004

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Stentor, 10-12-2004

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Waterschapswet, art. 78

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-12-200401-01-2014nieuwe regeling

06-12-2004

Stentor, 10-12-2004

Docnr 74206
18-12-200401-01-2014nieuwe regeling

06-12-2004

Stentor, 10-12-2004

74206
18-12-200401-01-2014nieuwe regeling

06-12-2004

Stentor, 10-12-2004

Docnr 74206

Tekst van de regeling

Paragrafen

Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze keur wordt verstaan onder:

  • a.

    Het waterschap: Waterschap Veluwe;

  • b.

    Het bestuur en het algemeen bestuur: het college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap respectievelijk het algemeen bestuur van het waterschap;

  • c.

    Waterstaatswerken: waterkeringen

  • d.

    Werken: alle door menselijk toedoen gemaakte of te maken constructies met toebehoren, daaronder inbegrepen bouwwerken, kunstwerken, kabels en leidingen;

  • e.

    Bouwwerken: alle constructies van enige omvangen van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming direct of indirect steun vinden in of op de grond;

  • f.

    Kunstwerken: waterstaatkundige bouwwerken die van belang zijn voor de waterkering, dan wel uit andere hoofde behoren tot een waterkering.

  • g.

    Rechthebbende: de eigenaar dan wel beperkt zakelijk of persoonlijk gerechtigde;

  • h.

    Legger: het register met bijbehorende kaarten waarin onderhoudsplichtigen of onderhoudsverplichtingen zijn aangewezen als bedoeld in artikel 78 Waterschapswet en / of waarop richting, vorm, afmetingen en constructie van de waterstaatswerken staan;

  • i.

    Waterkeringen: kunstmatige hoogten en die (gedeelten van) natuurlijke hoogten of hooggelegen gronden, met inbegrip van de daarin of daaraan aangebrachte werken, die een waterkerende of mede een waterkerende functie hebben en als zodanig in de legger zijn aangegeven, onderverdeeld in primaire en secundaire waterkeringen;

  • j.

    Teen: de lijn of het knikpunt van een waterkering waar talud en maaiveld elkaar snijden of geacht worden elkaar te snijden;

  • k.

    Kernzone: het centrale gedeelte van de waterkering, dat als zodanig in de legger is aangewezen, dan wel de strook grond die zich uitstrekt tot een afstand van 4 meter uit de teen van de waterkering;

  • l.

    Beschermingszone: de gronden aan weerszijden van de kernzone, die als zodanig in de legger zijn aangegeven, dan wel de stroken grond die zich uitstrekken tot een afstand van 20 meter uit de teen.

  • m.

    Buitenbeschermingszone: de gronden aan weerszijden van de beschermingszone, die als zodanig in de legger zijn aangegeven, dan wel die zich uitstrekken tot een afstand van 100 meter uit de teen binnendijks en 150 meter uit de teen buitendijks.

  • n.

    Weiden: het houden en/of laten grazen van huisdieren op een daarvoor afgerasterd perceel.

1

Artikel 2 Hoofdelijke aansprakelijkheid
  • 1. Wanneer percelen met een beperkt recht zijn bezwaard, dan wel krachtens persoonlijk recht in gebruik zijn gegeven, rusten de in deze keur aan de eigenaar opgelegde verplichtingen op de beperkt gerechtigden en, in geval er sprake is van een persoonlijk gebruiksrecht, op de gebruikers.

  • 2. Indien een perceel is onderworpen aan verscheidene beperkte rechten, heeft voor de toepassing van deze keur de vruchtgebruiker voorrang boven zowel de opstaller als de erfpachter en heeft de opstaller voorrang boven de erfpachter.

  • 3. Indien in het kader van de uitvoering van een landinrichtingsproject percelen tijdelijk in gebruik zijn gegeven overeenkomstig een plan van tijdelijk gebruik, als bedoeld in artikel 189 van de Landinrichtingswet (Stb. 1985, 299), dan wel aan de toekomstige gerechtigden in gebruik zijn gegeven, overeenkomstig het plan van toedeling, bedoeld in artikel 196 van genoemde wet, treden voor de toepassing van deze keur de in elke van beide plannen aangegeven gebruikers in de plaats van degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van die percelen.

  • 4. Voor de nakoming van de in deze keur aan de eigenaar opgelegde verplichtingen is ieder van de in het eerste lid genoemde gerechtigden alsmede de eigenaar hoofdelijk aansprakelijk.

  • 2

Artikel 3 Gedoogplichten
  • 1. De eigenaren van waterstaatswerken of van nabij waterstaatswerken geleden percelen zijn verplicht, voor zover dat nodig is voor werkzaamheden vanwege het waterschap ter behartiging van de hem opgedragen waterstaatszorg:

    • a.

      materieel, waaronder machines, op hun percelen toe te laten;

    • b.

      alle tijdelijke werken en verrichtingen in en op hun percelen toe te laten;

    • c.

      degenen die met het onderhoud van waterstaatswerken en het toezicht daarop zijn belast, op hun percelen toe te laten;

    • d.

      alle beletselen weg te nemen die de uitvoering van het onderhoud of het toezicht in de weg staan.

  • 2. Van de uit te voeren werken en verrichtingen, gewoon onderhoud en spoedeisende gevallen uitgezonderd, stelt het bestuur de eigenaren van de gronden en de in artikel 2 eerste lid genoemde gerechtigden tot de betreffende gronden ten minste achtenveertig uren van tevoren schriftelijk in kennis.

  • 3

Gebodsbepalingen
Artikel 4 Onderhoud

Onderhoudsplichtig zijn degenen die in de legger tot het plegen van onderhoud aan de waterkeringen zijn aangewezen.

4

Artikel 5 Gewoon onderhoud
  • 1. De onderhoudsplichtigen van waterkeringen dragen zorg voor:

    • a.

      het bestrijden van dieren (met uitzondering van muskusratten en beverratten), die het waterkerend vermogen van de waterkering kunnen schaden;

    • b.

      het vrijhouden van afval, voorwerpen en materialen;

    • c.

      het herstellen van beschadigingen

    • d.

      het melden van aanzienlijke beschadigingen aan het bestuur;

    • e.

      het in stand houden van de aanwezige begroeiingen, dienende tot verdediging van de waterkering;

    • f.

      het onderhouden van de grasmat.

  • 2. De onderhoudsplichtigen van werken die in, op, aan of boven kernzones of de beschermingszones zijn aangebracht en die een waterkerende of mede een waterkerende functie hebben dienen deze, onverminderd het bepaalde in artikel 6, waterkerend te houden.

  • 5

Artikel 6 Buitengewoon onderhoud
  • 1. De onderhoudsplichtigen van waterkeringen zijn, onverminderd het bepaalde in artikel 5, verplicht deze in stand te houden overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent richting, vorm, afmeting en constructie van de waterkering.

  • 2. Aan waterkeringen mag in de jaarlijkse periode van 1 oktober tot 1 april geen buitengewoon onderhoud worden uitgevoerd in de kernzone.

  • 6

Artikel 7 Afrastering

De eigenaren van percelen waar huisdieren worden gehouden en welke zijn gelegen nabij waterkeringen waarop ingevolge artikel 8 het beweiden met huisdieren is verboden, zijn verplicht daarlangs een voldoende veekerende afrastering aan te brengen, op 60 cm afstand uit de teen van de waterkering, dan wel op de eigendomsgrens indien deze op grotere afstand van de teen is gelegen, en van een zodanige constructie dat het waterkerend vermogen van de waterkering en het onderhoud van de waterkering niet worden gehinderd.

7

Artikel 8 Verbodsbepalingen
  • 1. Het is verboden om binnen de kernzone:

    • a.

      buiten openbare verharde wegen, met rij- of voertuigen dan wel paarden te rijden of vee te drijven;

    • b.

      huisdieren te weiden;

    • c.

      te ploegen, te spitten, te graven of op enigerlei andere wijze grondroeringen te verrichten;

    • d.

      de grasmat of andere begroeiing dienende tot verdediging van waterkeringen, of andere verdedigingsmaterialen te beschadigen, te vernietigen, te verplaatsen of te ontnemen;

    • e.

      afval, specie, materialen of voorwerpen van welke aard ook te hebben, te storten te laten liggen of te verspreiden.

    • f.

      vaste beplanting zoals bomen, heggen of struiken, te hebben of te rooien;

    • g.

      andere dan op de door het bestuur toegestane wijzen te bemesten en daarbij ander meststoffen te gebruiken dan door het bestuur is toegestaan.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid is het binnen de kernzone en binnen de beschermingszones tevens verboden om:

    • a.

      te spitten of te graven om werken te maken, te hebben, te herstellen, te vernieuwen, te wijzigen of op te ruimen.

    • b.

      boringen te verrichten;

    • c.

      anders dan op kennelijk daartoe ingerichte plaatsen:

      - 1e vaartuigen of vlotten te laten liggen;

      - 2e voorwerpen, materialen of stoffen te deponeren of op te slaan ;

      - 3e zich van afval te ontdoen;

      - 4e tenten, caravans, woonwagens en dergelijke te plaatsen of te hebben;

      - 5e evenementen te houden, kramen te plaatsen of met voertuigen, aanhangwagens en dergelijke standplaatsen in te nemen;

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het eerste en het tweede lid is het binnen de kernzone, binnen de beschermingszones en binnen de buitenbeschermingszone:

    • a.

      afgravingen voor het winnen van delfstoffen of specie, alsmede seismische onderzoekingen te verrichten;

    • b.

      grond af te voeren, af te graven of te egaliseren;

    • c.

      leidingen, tanks, drukvaten of andere werken met een overdruk van 10 bar of meer te leggen, op te richten, te hebben, te herstellen, te wijzigen, te vernieuwen of op te ruimen;

    • d.

      explosiegevaarlijk materiaal of explosiegevaarlijke inrichtingen te hebben.

  • 4. De in dit artikel genoemde verboden zijn niet van toepassing op handelingen ten behoeve van uitvoering van herstel en onderhoud, als bedoeld in de artikelen 5 en 6.

  • 5. Met betrekking tot secundaire waterkeringen zijn alleen de bepalingen met betrekking tot de kernzone van toepassing zoals vermeld in het eerste, tweede en derde lid van dit artikel.

  • 8

Artikel 9 Zorgplicht

Een ieder die in de kernzone, beschermingszone en buitenbeschermingszone handelingen verricht die mogelijkerwijs het waterkerend vermogen van de betreffende waterkering aantast, is verplicht alle maatregelen te nemen, die redelijkerwijs van hem verwacht mogen worden, teneinde aantasting van het waterkerend vermogen van de waterkering te voorkomen, dan wel indien daarvan reeds sprake is, al het mogelijke te doen om de gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken.

9

Artikel 10 Algemene regels
  • 1. Bij besluit van het algemeen bestuur kunnen met betrekking tot gedragingen van derden, als bedoeld in artikel 8, regels worden gesteld die nodig zijn ter bescherming van de waterkering.

  • 2. Bij dat besluit kan worden bepaald dat daarbij gestelde regels slechts gelden in daarbij aangegeven categorieën van gevallen.

  • 10

Artikel 11 Ontheffingen
  • 1. Het bestuur kan van de in deze keur gestelde gebods- en verbodsbepalingen ontheffing verlenen.

  • 2. Aan de ontheffing kunnen beperkingen en voorschriften worden verbonden ter bescherming van de waterkering en het waterkerend vermogen van de waterkering.

  • 3. De toepassing van het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel kan mede strekken ter bescherming van de aan de waterkerende verbonden andere belangen, indien en voorzover daarin niet is voorzien door enige andere wet- of regelgeving.

  • 4. Het bepaalde in het tweede en derde lid is eveneens van toepassing op een weigering, wijziging of intrekking van een ontheffing.

  • 5. Afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht wordt in voorkomende gevallen van toepassing verklaard op de voorbereiding van besluiten inzake beschikkingen, als bedoeld in dit artikel.

  • 11

Artikel 12 Schouw
  • 1. Door of namens het bestuur wordt schouw gevoerd over de waterkering volgens een door het bestuur vastgesteld schema.

  • 2. Het bestuur kan indien het zulks nodig acht besluiten een extra schouw te voeren.

  • 3. Het bestuur stelt de datum van de schouw vast en maakt die tenminste twee weken tevoren bekend door kennisgeving ervan in of via daarvoor geschikte media.

  • 4. De in het derde lid voorgeschreven bekendmaking kan in spoedeisende gevallen voor de aanvang van een extra schouw worden vervangen door een persoonlijke aanschrijving. Daarbij kan met een kortere termijn dan genoemd in het derde lid worden volstaan.

  • 5. Op de datum van schouwvoering moeten alle onderhoudsplichtigen zonder nadere aanzegging aan hun verplichtingen ingevolge de bepalingen van deze keur hebben voldaan.

  • 6. Indien het waterschap bij een schouwvoering overtredingen constateert, wordt door of namens het bestuur een herschouw gehouden binnen een door het bestuur te bepalen termijn.

  • 12

Artikel 13 Toezicht
  • Het bestuur wijst ambtenaren aan die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze keur bepaalde

  • 13

  • Artikel 14 Strafbepalingen

  • 1. Overtreding van de bepalingen van deze keur wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste driemaanden of een geldboete tot ten hoogste het bedrag van de tweede categorie als genoemd in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

  • 2. Indien ten tijde van het plegen van de in het eerste lid van dit artikel vermelde overtreding nog geen jaar verlopen is, sedert een eerdere veroordeling van de schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan hechtenis tot het dubbele van het gestelde maximum worden opgelegd.

  • 14

Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 15 Ontheffingen
  • 1. Een ontheffing, verleend vóór de inwerkingtreding van deze keur, waarbij een ingevolge deze keur ontheffingsplichtig werk of handelen door het bevoegd gezag is toegestaan, wordt geacht ingevolge deze keur te zijn verleend.

  • 2. Voor al hetgeen ten tijde van inwerkingtreding van deze keur rechtmatig tot stand is gebracht, wordt geacht ontheffing ingevolge deze keur te zijn verleend.

  • 15

Artikel 16 Waterkeringen

De onderhoudsplichtigen van een (secundaire) waterkering waarvoor het vaststellen van een legger niet is voorgeschreven, of waarvoor vaststelling van een legger wel is voorgeschreven maar nog niet heeft plaatsgehad, zijn verplicht deze in stand te houden overeenkomstig de oorspronkelijke richting, vorm, afmeting, samenstelling en constructie.

16

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze keur treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking

Artikel 18 Citeertitel

Deze keur wordt aangehaald als: Keur waterkeringen.

Aldus besloten in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 17 december 1997 en gewijzigd in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 6 december 2004.

Toelichting algemeen

Het Algemeen Reglement voor het waterschap bepaald dat het waterschap tot taak heeft de waterstaatkundige verzorging van zijn gebied, voor zover die taak niet uitdrukkelijk aan andere publiekrechtelijke lichamen is opgedragen. Deze taak omvat de zorg voor de waterkering, voor het oppervlakte- waterkwantiteitsbeheer en oppervlaktewaterkwaliteitsbeheer. De provincie geeft daarbij aan dat het waterschap de uitoefening van deze taken en taakonderdelen moet richten op integraal waterbeheer.

Artikel 78 van de Waterschapswet biedt aan het algemeen bestuur van het waterschap de mogelijkheid verordeningen vast te stellen die het nodig oordeelt voor de behartiging van de taken die de provincie aan het waterschap heeft opgedragen. Zo’n verordening is de onderhavige Keur waterkeringen. Hierin zijn gebods- en verbodsbepalingen en gedoogplichten (juridisch instrumentarium) opgenomen om de waterkerende functie van de waterkeringen in het

beheersgebied van Waterschap Veluwe te beschermen. Daarnaast beschikt het waterschap over de mogelijkheid technische maatregelen te nemen om de waterkerende functie van de waterkeringen te beschermen.

De keur van waterschap Veluwe 1997 bevat drie onderwerpen te weten: waterkeringen, watergangen en lozen en onttrekken. De betreffende onderwerpen zijn gestoeld op verschillende hogere regelgeving, die ruimte laat voor nadere regelgeving door de regionale waterbeheerder. Dit is mede aanleiding geweest om de Keur van Waterschap Veluwe 1997 te splitsen. Naast deze Keur waterkeringen zijn er keuren voor respectievelijk de wateren en het kwantitatieve

lozen en onttrekken.

Met nadruk wordt gesteld dat de keur geen beleid bevat. Zij biedt juridisch instrumentarium om het waterkeringsbeleid in het beheersgebied van het waterschap te kunnen uitvoeren. De inhoud van dat waterkeringsbeleid en van de aanpalende ruimtelijk relevante beleidsterreinen bepaalt de inhoud van de Keur: welke reguleringsbepalingen staan er in en wat is het toepassingsgebied van die bepalingen. Opneming van dergelijke bepalingen heeft als consequentie dat het waterschap toeziet op de naleving van de keurbepalingen en de verleende ontheffingen met de daaraan verbonden voorschriften Toepassing van de keurbepalingen betekent dat het waterschap de aanvraag om ontheffing, de geconstateerde of beoogde gedraging toetst aan het vigerende beleid op het gebied van het waterkeringsbeheer en dan breed gezien. Dit beleid is te vinden in het Beheersplan Waterkeringen van het waterschap en in aanpalende beleidsdocumenten van anderen. De wijze waarop het watersschap ontheffingaanvragen toetst, staat aangegeven in de speciaal voor dat doel vastgestelde beleidsregels. Deze beleidsregels zijn in te zien op de website van het waterschap.

Bij het aanpassen van de Keur van Waterschap Veluwe 1997 is een aantal artikelen gewijzigd door nieuwe inzichten en nieuwe invulling. De overige bepalingen zijn gehandhaafd. De reikwijdte van de Keur is niet onbeperkt. Zo kan het waterschap geen regeling vaststellen over een onderwerp, waarin een hogere regel al voorziet en die daarmee in strijd is. Deze keur bevat primair bepalingen ten behoeve van het waterkeringsbeheer conform het Algemeen

Reglement voor het waterschap Veluwe, voor zover andere (hogere) regelgeving daarin niet uitputtend voorziet. Inhoudelijke afstemming is er met de Waterstaatswet 1900, de Wet op de waterkering, provinciale Verordening waterkering Gelderland en de Verordening waterkering Noord-Nederland.

Het waterschap mag uitsluitend regels stellen ter behartiging van de taken die aan het waterschap zijn opgedragen. Dit is het zogenoemde specialiteitsbeginsel. Tijdens de parlementaire behandeling van de Waterschapswet is opgemerkt dat het waterschap bij de uitvoering van zijn taken, feitelijke daden, maar ook besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, rekening moet houden met ander belangen. Met andere woorden: bij de vervulling

van zijn taak moet het waterschap met een brede kijk te werk gaan. Concreet betekent dit dat het waterschap zijn aandacht niet uitsluitend moet richten op de waterkering zelf, maar ook op de relevante omgeving daarvan. Ook de relatie met andere beleidsterreinen, zoals milieubeheer, ruimtelijke ordening en natuur en landschapsbeheer, moet tot uitdrukking komen, maar wel indien en voorzover deze belangen betrokken zijn bij de reglementaire taak van het waterschap. Voor waterkeringen is het waterkerend vermogen van de waterkering en dus de veiligheid de invalshoek.

Eigendomsrechten kunnen worden beperkt door de Keur. Daarbij mag het waterschap bij zijn bescherming van de waterstaatkundige belangen niet zover gaan, dat deze rechten op onevenredige wijze worden aangetast. Dit aspect weegt duidelijk mee bij de afweging in het kader van de toepassing van de Keur.

Het waterschap kent leggers. In de leggers van het waterschap is te zien wie onderhoudsplichtig is en waaruit de verplichting tot onderhoud bestaat. Ook staat aangegeven tot hoever de waterstaatswerken zich uitstrekken. Met andere woorden tot hoever het gebod of verbod bij een waterkering zich uitstrekt. Dit is nodig omdat deze zones niet overal gelijk zijn. Keur en legger kunnen niet zonder elkaar. Wijziging van de legger betekent een wijziging in de toepassing van de Keur bij een waterkering. Beide hebben dezelfde procedure van totstandkoming en derden hebben hier dezelfde rechtsbescherming.

De Keur is niet van toepassing op het waterschap zelf, indien en voor zover het handelt ter uitvoering van zijn waterbeheertaak, dus als het waterschap handelt als lichaam van openbaar bestuur. Is dit niet het geval, dan heeft ook het waterschap een ontheffing nodig, voordat het met uitvoering kan starten.

Het college van dijkgraaf en heemraden is belast met de zorg voor de uitvoering van deze Keur. De effectieve werking van de keurbepalingen (dus ook van de verleende ontheffingen) staat of valt met de naleefbaarheid voor de ingelanden en de handhaving daarvan door het waterschap. Het waterschap heeft daartoe toezichthouders met opsporingsbevoegdheid in dienst die toezien op de naleving van het gestelde bij of krachtens de Keur. Al naar gelang de soort overtreding reageert het waterschap daarop met een bestuursrechtelijke sanctie dan wel zet het waterschap het strafrechtelijke spoor in. Een combinatie hiervan is ook mogelijk. Wat het waterschap precies gaat doen met de handhaving van de Keur treft u aan in het jaarlijks vast te stellen handhavingsuitvoeringsprogramma.


Noot
1[Toelichting: Artikel 1 Begripsomschrijvingen Waterstaatswerken In deze Keur beperkt het waterschap zich tot waterkeringen. Primaire waterkering zijn waterkeringen die beveiliging bieden tegen overstroming, zoals geregeld in de Wet op de waterkering. Secundaire waterkeringen in het gebied van Waterschap Veluwe betreffen de (zomer)kaden in de uiterwaarden van de IJssel. Waterschap Veluwe onderscheidt bij de primaire waterkeringen drie zones: de kernzone, de beschermingszones en de buitenbeschermingszones. Bij de secundaire waterkeringen is dit alleen de kernzone. De begrenzingen van deze zones worden vastgelegd in de legger. KernzoneDe kernzone bestaat uit de waterkering (minimaal bestaand uit binnentalud, kruin en buitentalud), alsmede de strook grond die zich uitstrekt tot 4 meter uit de teen, e.e.a. aangegeven in de legger. De secundaire waterkering kent alleen de kernzone. Bij de primaire waterkering wordt hiernaast nog onderscheid gemaakt in beschermingszones en buitenbeschermingszones. BeschermingszonesBeschermingszones zijn de stroken grond aan weerszijden van een waterkering, welke als zodanig in de legger zijn aangegeven. Voor de bepaling van de beschermingszones van waterkeringen wordt uitgegaan van de afmetingen van de zogenaamde invloedslijnen, die technisch worden bepaald en niet een direct juridisch relevante betekenis voor de Keur hebben. De invloedslijn van de waterkering begrenst de strook grond ter weerszijden van de waterkering welke technisch/fysisch beschouwd de stabiliteit van de waterkering mede waarborgt (onder maatgevende omstandigheden). Aan de binnenzijde van de waterkering begrenst de invloedslijn de strook grond die volgens de grondmechanische berekeningen bijdraagt aan de stabiliteit van de waterkering. De invloedslijn begrenst aan de buitenzijde de eventueel aanwezige ondoorlatende grondlaag die de intreelengte bij piping verlengt. Met betrekking tot de primaire waterkeringen worden deze invloedslijnen opgenomen in het ingevolge de Wet op de waterkering vast te stellen technisch beheersregister. Voor de goede werking van de waterkering is niet alleen het dijklichaam van belang maar ook de stroken grond tussen de invloedslijnen; beide maken deel uit van de constructie waterkering als geheel. Tegen de hiervoor geschetste achtergrond is het noodzakelijk dat zowel de waterkering zelf als de gebieden binnen de invloedslijnen onder het keurregime vallen. De bepaling van de invloedslijn gebeurt aan de hand van geologisch onderzoek (in representatieve dijkvakken), waardoor een gevarieerde afstand ten opzichte van de teen van de dijk niet is uitgesloten. De beschermingszone is bepaald aan de hand van de berekende invloedslijn, rekening houdend met onzekerheden in de berekening en terreinsituatie. De plicht om primaire waterkeringen vast te leggen in leggers is gebaseerd op de Wet op de waterkering. Indien voor deze waterkeringen nog geen legger is vastgesteld gelden de afstanden zoals die zijn aangegeven in de begripsomschrijving van de kernzone, beschermingszone en buitenbeschermingszone. BuitenbeschermingszonesBuitenbeschermingszones liggen aan weerszijden van de beschermingszones en worden beschermd tegen grote ingrepen die van invloed kunnen zijn op de stabiliteit van een waterkering. Om dergelijke ingrepen te reguleren is ten aanzien van deze buitenbeschermingszones een aantal verbodsbepalingen opgenomen. Deze regulering is echter minder stringent dan die met betrekking tot beschermingszones en de kernzone. Werken, bouwwerken en kunstwerken Het begrip werk is een verzamelbegrip voor alle door menselijk toedoen te maken constructies met toebehoren. Dit onderscheid dient ertoe alle werken in en rond waterstaatswerken aan regelgeving te onderwerpen. Bouwwerken als constructie van enige omvang die direct of indirect steun vinden in of op de grond, omvatten een groot deel van de mogelijke werken in of nabij een waterstaatswerk, maar dit beslaat niet alle werken. Zo zijn bijvoorbeeld leidingen en kabels geen bouwwerken, maar worden aangemerkt als werken. Kunstwerken zijn waterstaatkundige bouwwerken van belang voor de waterkering en/of de waterbeheersing. Het onderscheid met bouwwerken is nodig, omdat alle kunstwerken wel een bouwwerk zijn, maar niet alle bouwwerken een kunstwerk. Weiden Nieuw is het begrip “weiden”. Met weiden wordt bedoeld het houden en/of laten grazen van huisdieren op een daarvoor afgerasterd perceel. Onder huisdieren worden verstaan alle gedomesticeerde dieren; dus zowel de grote huisdieren als varkens, paarden, rundvee en overige hoefdieren, als de kleine huisdieren als kippen, ganzen en ook honden.]
Noot
2[Toelichting: Artikel 2 Ingevolge het bepaalde in het eerste lid van dit artikel zijn de gebruikers verplicht de krachtens de keur op de eigenaar rustende verplichtingen na te komen ingeval er sprake is van een zakelijk of persoonlijk gebruiksrecht. Het derde lid voorziet erin dat degene die als gevolg van een in het kader van een landinrichtingsproject uitgevoerde herkaveling (tijdelijk) het feitelijk gebruik heeft van een onroerende zaak, voor het onderhoud met een zakelijk gerechtigde wordt gelijkgesteld. Ingevolge het bepaalde in het vierde lid, zijn de eigenaren, overige zakelijk gerechtigden tot, en gebruikers van de grond hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van verplichtingen, die ingevolge de keur op de eigenaar van de grond rusten. Veelal is immers niet de eigenaar maar de feitelijke gebruiker van de grond degene die bij machte is aan die verplichtingen te voldoen of die bij de voldoening aan die verplichtingen is gebaat.]
Noot
3[Toelichting: Artikel 3 De gedoogplichten voor de eigenaren van waterstaatswerken en van nabij waterstaatswerken gelegen gronden als neergelegd in dit artikel zijn gedeeltelijk dezelfde als verwoord in de artikelen 9 en 10 van de Waterstaatswet 1900, maar zijn breder van strekking. De bepalingen van de Waterstaatswet 1900 staan hier niet aan in de weg. Het derde lid van artikel 9 van die wet houdt er zelfs uitdrukkelijk rekening mee dat dit soort verdergaande gedoogplichten uit anderen hoofde voortvloeien. Ingevolge het bepaalde in het tweede lid worden eigenaren ten minste twee dagen van te voren schriftelijk in kennis gesteld van de werken en/of verrichtingen die op hun gronden worden uitgevoerd. Dit laatste hoeft echter niet indien het de uitvoering van gewoon onderhoud of spoedeisende gevallen betreft.]
Noot
4[Toelichting: Artikel 4 Onderhoudsverplichtingen die niet bij een hogere regeling dan de keur of bij overeenkomst in het leven zijn geroepen, roept het bestuur bij keur in het leven. Dit gebeurt in het onderhavige artikel door als onderhoudsplichtigen aan te wijzen degenen die in de legger tot het plegen van onderhoud zijn aangewezen. In de legger worden slechts de begrenzingen van de bij het waterschap in beheer zijnde waterkeringen vastgelegd en wie verplicht zijn tot het plegen van onderhoud. Over het algemeen zal die aanwijzing niet naar individu geschieden maar een categorie personen betreffen, bijvoorbeeld aangelanden. Voor verdere uitleg van de legger: zie algemeen deel van de toelichting]
Noot
5[Toelichting: Artikel 5 In deze bepaling wordt omschreven waartoe (derden-) onderhoudsplichtigen bij de uitvoering van het gewone onderhoud gehouden zijn. Gewoon onderhoud is het instandhouden en maaien van de grasmat, het bloten, het vrijhouden van ruigten en zwerf- en drijfvuil, het instandhouden van begroeiingen en oeverbegroeiingen dienende tot verdediging van de waterkering, het dichten van mollegaten, holen wielsporen en vertrapping en het vrijhouden van mollen, vossen, konijnen. Overigens alle werkzaamheden die niet onder groot onderhoud vallen. De onderhoudsplichtige zal zich bij de bestrijding van dieren, bijvoorbeeld wild, mollen, die schade aan de waterkering kunnen aanbrengen, moeten houden aan de daarvoor geldende wetgeving. Te denken valt hierbij aan de Flora- en faunawet. De bestrijding van muskus- en berverratten op waterkeringen is een taak van het waterschap. Het tweede lid van dit artikel is nieuw. Dit artikel is bedoeld als verduidelijking; als een werk onderdeel is van het waterkerend vermogen van de waterkering, dan moet dat werk ook worden onderhouden. ]
Noot
6[Toelichting: Artikel 6 In deze bepaling wordt omschreven waartoe (derden-)onderhoudsplichtigen die verplicht zijn tot de uitvoering van het buitengewoon onderhoud gehouden zijn. Als buitengewoon onderhoud wordt in de keur aangemerkt het in stand houden van de waterkering overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent richting, vorm, afmeting en constructie. De situatie waarin (derden-)onderhoudsplichtigen tot instandhouding van waterkeringen verplicht zijn doet zich met name voor bij secundaire waterkeringen. Ingevolge het bepaalde in het tweede lid mag in de periode dat hoog water kan voorkomen (van 1 oktober tot 1 april) geen buitengewoon onderhoud worden uitgevoerd aan waterkeringen.]
Noot
7[Toelichting: Artikel 7 Deze bepaling verplicht de eigenaren van percelen waar huisdieren worden gehouden, gelegen nabij waterkeringen, waarop het weiden van huisdieren ingevolge artikel 8 eerste lid onder b is verboden, daarlangs voldoende veekerende afrasteringen te plaatsen, op 60 cm afstand uit de teen van de kering dan wel op de eigendomsgrens indien deze op grotere afstand van de teen is gelegen. Het plaatsen van deze afrasteringen valt niet onder de verbodsbepaling vervat in artikel 8, tweede lid onder a.]
Noot
8[Toelichting: Artikel 8 Verbodsbepalingen In dit artikel worden onderscheiden: verboden die gelden voor kernzone en beschermingszones en buitenbeschermingszones: verboden die gelden voor de kernzone en beschermingszones: verboden die gelden voor alleen de kernzone. De verboden voor de kernzone zijn verdergaand dan die gelden voor de beschermingszones omdat bepaalde handelingen, indien ze in de beschermingszones worden uitgevoerd, het waterkerend vermogen van de waterkering niet aantasten terwijl ze, indien ze op de waterkering plaats zouden hebben, wel degelijk het waterkerend vermogen zouden kunnen aantasten. Voor dit soort handelingen geldt veelal dat ze ook niet kunnen worden toegestaan in de directe nabijheid van de kernzone voor de buienbeschermingszone geldt het minst vergaande regime. GrondroeringenIngevolge het derde lid van dit artikel is het verboden in de kernzone welke grondroeringen dan ook te verrichten. Voor de beschermingszones en buitenbeschermingszones is een minder vergaand regime van toepassing, dat is verwoord in het tweede respectievelijk het eerste lid. Huisdieren weiden Ingevolge het bepaalde in het eerste lid, onder b is het verboden in de kernzone huisdieren te laten weiden. Onder huisdieren worden verstaan alle gedomesticeerde dieren, dus zowel de grote huisdieren als varkens, paarden, rundvee en overige hoefdieren, als de kleine huisdieren als kippen, ganzen en ook honden. Deze bepaling is gewijzigd. De mogelijkheid om schapen en geiten te houden in de periode van 1 april tot 1 oktober is geschrapt. Dit verbod is opgenomen, omdat waterschap Veluwe een ecologisch beheer van de waterkering nastreeft. Door ecologisch beheer ontstaat een gevarieerde graszode met een diepere doorworteling. Een dergelijke graszode geeft meer weerstand tegen erosie en staat een hogere belasting toe. Doorlopende beweiding leidt tot een weliswaar hechte zode van grassoorten die echter ondiep wortelen en weinig variatie kent. Kruiden krijgen niet de kans zich te ontwikkelen en bloemen en zaden te vormen. Uit veiligheidsoogpunt is het streven erop gericht om te komen tot een sterk gevarieerde zode van diep en ondiep wortelende soorten. Voordeel hiervan is bovendien dat de soortenrijkdom en dus de landschappelijke en ecologische waarde toeneemt. Met maaien en afvoeren na de zaadvorming wordt deze doelstelling het beste bereikt. Maaien in het najaar kan vervangen worden door schapenbeweiding mits de beweiding kortdurend is waardoor er geen “bemestend” effect optreedt.]
Noot
9[Toelichting: Artikel 9 Dit artikel is nieuw. Wanneer door een gedraging (een doen of nalaten) van een derde het bereiken van dan wel het blijven voldoen aan voldoende waterkerende waterkering wordt gefrustreerd of dreigt te worden gefrustreerd, treedt het waterschap op. Allereerst wordt bekeken of een specifieke bepaling wordt overtreden. Is dit niet het geval, dan kan het waterschap op dit artikel terugvallen.]
Noot
10[Toelichting: Artikel 10 Dit artikel is nieuw. Het algemeen bestuur kan algemene regels stellen voor verboden opgenomen in artikel 8. Justitiabelen dienen dan aan deze regels te voldoen en een voornemen tot een gedraging vallend onder die regels aan het bestuur te melden. De plicht tot het aanvragen van ontheffing vervalt daarmee.]
Noot
11[Toelichting: Artikel 11 Van de in de keur gestelde geboden en verboden kan het bestuur schriftelijk ontheffing verlenen. Op de ontheffingverlening zijn de bepalingen van hoofdstuk 3, afdeling 3.6 (bekendmaking en mededeling) en hoofdstuk 4, titel 4.1 van de Algemene wat bestuursrecht van toepassing. De algemene wet bestuursrecht regelt de aanvraag tot het verlenen van een ontheffing, de voorbereiding van een beslissing op de aanvraag, de beslistermijn en de motivering van de beslissing. Tegen de beslissing op een aanvraag tot ontheffingverlening staat beroep ingevolge de Algemene wet bestuursrecht open. Rechtstreeks in hun belang getroffen belanghebbenden dienen - alvorens bij de bestuursrechter in beroep te komen - eerst een bezwaarschrift in te dienen bij het bestuursorgaan dat de bestreden beslissing heeft genomen, in casu het voorlopig college van dijkgraaf heemraden van het waterschap. Op de bezwaarschriftprocedure zijn de bepalingen van de hoofdstukken 6 en 7 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. In voorkomende gevallen wordt afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing verklaard op de voorbereiding van een besluit inzake ontheffing. Aan de keurontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Bij de beslissing omtrent het verlenen van een ontheffing en het daaraan verbinden van ontheffingsvoorschriften is de bescherming van de waterkerende functie (veiligheid) de invalshoek. ]
Noot
12[Toelichting: Artikel 12 Het bestuur is bevoegd tot het voeren van schouw. De frequentie bepaalt het bestuur. De onderhoudsverplichting is een verplichting die gedurende het gehele jaar op de onderhoudsplichtige rust. De schouwvoering als bedoeld in deze bepaling betreft met name de schouw op het onderhoud aan waterkeringen. Daarnaast wordt bij de schouw gelet op eventuele overtreding van verbodsbepalingen. Het bepaalde in lid 2 biedt het bestuur de mogelijkheid om een extra schouw te voeren. In lid 6 is bepaald dat indien bij een schouwvoering overtredingen zijn geconstateerd, het bestuur een herschouw voert binnen een door hem te bepalen termijn. Het voeren van een herschouw doet de strafbaarheid van de bij de schouw geconstateerde overtredingen niet vervallen.]
Noot
13[Toelichting: Artikel 13 Om de Keur bestuursrechtelijk te handhaven is het nodig dat het bestuur ambtenaren aanwijst, belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze Keur bepaalde. Dit is noodzakelijk om - waar nodig - justitiabelen te dwingen dat zij doen wat de Keur van hen verwacht. Handhaving van omgevingsrecht (daartoe behoort ook de waterschapskeur) wordt steeds belangrijker. Waterschappen worden hierop aangesproken in de regionale overlegsituaties.]
Noot
14[Toelichting: Artikel 14 Naast bestuursrechtelijke handhaving zet - waar nodig - het waterschap (ook) het strafrechtelijke spoor in. De aangewezen toezichthoudende ambtenaren hebben ook opsporingsbevoegdheid. Voor deze werkzaamheden vallen zij onder de betreffende officier van justitie.]
Noot
15[Toelichting: Artikel 15 Het eerste lid van dit artikel beoogt werken die voor inwerkingtreding van de keur met ontheffing zijn aangebracht en ook ingevolge de geldende keur ontheffingplichtig zijn de status te geven van werken die met een ontheffing ingevolge de keur zijn aangebracht. Ingevolge het derde lid worden werken die voor inwerkingtreding van de keur zonder ontheffing of vergunning legaal konden worden aangelegd en ingevolge de geldende keur ontheffingplichtig zijn, aangemerkt als met ontheffing ingevolge de geldende keur.]
Noot
16[Toelichting: Artikel 16 Dit artikel beoogt te voorzien in de situatie dat voor secundaire waterkeringen geen legger aanwezig is en op de kaart geen vorm, afmetingen of constructie zijn aangegeven. De oorspronkelijke richting, vorm, afmetingen en constructie van de secundaire waterkering dienen alsdan te worden gehandhaafd. Zoals is gesteld in de toelichting bij de begripsbepalingen is de plicht om primaire waterkeringen vast te stellen op leggers, gebaseerd op de Wet op de waterkering. Indien voor deze waterkeringen nog geen legger is vastgesteld geleden de afstanden zoals die zijn aangegeven in de begripsomschrijving van de kernzone, beschermingszone en buitenbeschermingszone.]