Overheidsorganisatie | Waterschap Veluwe |
---|---|
Officiële naam regeling | Keur Waterschap Veluwe 2009 |
Citeertitel | Keur waterkeringen |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | WATERSCHAP.regelingen |
Het overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen is mogelijk niet compleet. Er kunnen wijzigingen ontbreken tussen het ontstaan van de regeling en de eerste opgenomen wijziging daarvan.
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 6-12-2004
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Stentor, 10-12-2004
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-12-2004 | 01-01-2014 | nieuwe regeling | 06-12-2004 Stentor, 10-12-2004 | Docnr 74206 | |
18-12-2004 | 01-01-2014 | nieuwe regeling | 06-12-2004 Stentor, 10-12-2004 | 74206 | |
18-12-2004 | 01-01-2014 | nieuwe regeling | 06-12-2004 Stentor, 10-12-2004 | Docnr 74206 |
In deze keur wordt verstaan onder:
Het waterschap: Waterschap Veluwe;
Het bestuur en het algemeen bestuur: het college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap respectievelijk het algemeen bestuur van het waterschap;
Waterstaatswerken: waterkeringen
Werken: alle door menselijk toedoen gemaakte of te maken constructies met toebehoren, daaronder inbegrepen bouwwerken, kunstwerken, kabels en leidingen;
Bouwwerken: alle constructies van enige omvangen van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming direct of indirect steun vinden in of op de grond;
Kunstwerken: waterstaatkundige bouwwerken die van belang zijn voor de waterkering, dan wel uit andere hoofde behoren tot een waterkering.
Rechthebbende: de eigenaar dan wel beperkt zakelijk of persoonlijk gerechtigde;
Legger: het register met bijbehorende kaarten waarin onderhoudsplichtigen of onderhoudsverplichtingen zijn aangewezen als bedoeld in artikel 78 Waterschapswet en / of waarop richting, vorm, afmetingen en constructie van de waterstaatswerken staan;
Waterkeringen: kunstmatige hoogten en die (gedeelten van) natuurlijke hoogten of hooggelegen gronden, met inbegrip van de daarin of daaraan aangebrachte werken, die een waterkerende of mede een waterkerende functie hebben en als zodanig in de legger zijn aangegeven, onderverdeeld in primaire en secundaire waterkeringen;
Teen: de lijn of het knikpunt van een waterkering waar talud en maaiveld elkaar snijden of geacht worden elkaar te snijden;
Kernzone: het centrale gedeelte van de waterkering, dat als zodanig in de legger is aangewezen, dan wel de strook grond die zich uitstrekt tot een afstand van 4 meter uit de teen van de waterkering;
Beschermingszone: de gronden aan weerszijden van de kernzone, die als zodanig in de legger zijn aangegeven, dan wel de stroken grond die zich uitstrekken tot een afstand van 20 meter uit de teen.
Buitenbeschermingszone: de gronden aan weerszijden van de beschermingszone, die als zodanig in de legger zijn aangegeven, dan wel die zich uitstrekken tot een afstand van 100 meter uit de teen binnendijks en 150 meter uit de teen buitendijks.
Weiden: het houden en/of laten grazen van huisdieren op een daarvoor afgerasterd perceel.
1. Wanneer percelen met een beperkt recht zijn bezwaard, dan wel krachtens persoonlijk recht in gebruik zijn gegeven, rusten de in deze keur aan de eigenaar opgelegde verplichtingen op de beperkt gerechtigden en, in geval er sprake is van een persoonlijk gebruiksrecht, op de gebruikers.
2. Indien een perceel is onderworpen aan verscheidene beperkte rechten, heeft voor de toepassing van deze keur de vruchtgebruiker voorrang boven zowel de opstaller als de erfpachter en heeft de opstaller voorrang boven de erfpachter.
3. Indien in het kader van de uitvoering van een landinrichtingsproject percelen tijdelijk in gebruik zijn gegeven overeenkomstig een plan van tijdelijk gebruik, als bedoeld in artikel 189 van de Landinrichtingswet (Stb. 1985, 299), dan wel aan de toekomstige gerechtigden in gebruik zijn gegeven, overeenkomstig het plan van toedeling, bedoeld in artikel 196 van genoemde wet, treden voor de toepassing van deze keur de in elke van beide plannen aangegeven gebruikers in de plaats van degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van die percelen.
4. Voor de nakoming van de in deze keur aan de eigenaar opgelegde verplichtingen is ieder van de in het eerste lid genoemde gerechtigden alsmede de eigenaar hoofdelijk aansprakelijk.
1. De eigenaren van waterstaatswerken of van nabij waterstaatswerken geleden percelen zijn verplicht, voor zover dat nodig is voor werkzaamheden vanwege het waterschap ter behartiging van de hem opgedragen waterstaatszorg:
materieel, waaronder machines, op hun percelen toe te laten;
alle tijdelijke werken en verrichtingen in en op hun percelen toe te laten;
degenen die met het onderhoud van waterstaatswerken en het toezicht daarop zijn belast, op hun percelen toe te laten;
alle beletselen weg te nemen die de uitvoering van het onderhoud of het toezicht in de weg staan.
2. Van de uit te voeren werken en verrichtingen, gewoon onderhoud en spoedeisende gevallen uitgezonderd, stelt het bestuur de eigenaren van de gronden en de in artikel 2 eerste lid genoemde gerechtigden tot de betreffende gronden ten minste achtenveertig uren van tevoren schriftelijk in kennis.
Onderhoudsplichtig zijn degenen die in de legger tot het plegen van onderhoud aan de waterkeringen zijn aangewezen.
1. De onderhoudsplichtigen van waterkeringen dragen zorg voor:
het bestrijden van dieren (met uitzondering van muskusratten en beverratten), die het waterkerend vermogen van de waterkering kunnen schaden;
het vrijhouden van afval, voorwerpen en materialen;
het herstellen van beschadigingen
het melden van aanzienlijke beschadigingen aan het bestuur;
het in stand houden van de aanwezige begroeiingen, dienende tot verdediging van de waterkering;
het onderhouden van de grasmat.
2. De onderhoudsplichtigen van werken die in, op, aan of boven kernzones of de beschermingszones zijn aangebracht en die een waterkerende of mede een waterkerende functie hebben dienen deze, onverminderd het bepaalde in artikel 6, waterkerend te houden.
1. De onderhoudsplichtigen van waterkeringen zijn, onverminderd het bepaalde in artikel 5, verplicht deze in stand te houden overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent richting, vorm, afmeting en constructie van de waterkering.
2. Aan waterkeringen mag in de jaarlijkse periode van 1 oktober tot 1 april geen buitengewoon onderhoud worden uitgevoerd in de kernzone.
De eigenaren van percelen waar huisdieren worden gehouden en welke zijn gelegen nabij waterkeringen waarop ingevolge artikel 8 het beweiden met huisdieren is verboden, zijn verplicht daarlangs een voldoende veekerende afrastering aan te brengen, op 60 cm afstand uit de teen van de waterkering, dan wel op de eigendomsgrens indien deze op grotere afstand van de teen is gelegen, en van een zodanige constructie dat het waterkerend vermogen van de waterkering en het onderhoud van de waterkering niet worden gehinderd.
1. Het is verboden om binnen de kernzone:
buiten openbare verharde wegen, met rij- of voertuigen dan wel paarden te rijden of vee te drijven;
huisdieren te weiden;
te ploegen, te spitten, te graven of op enigerlei andere wijze grondroeringen te verrichten;
de grasmat of andere begroeiing dienende tot verdediging van waterkeringen, of andere verdedigingsmaterialen te beschadigen, te vernietigen, te verplaatsen of te ontnemen;
afval, specie, materialen of voorwerpen van welke aard ook te hebben, te storten te laten liggen of te verspreiden.
vaste beplanting zoals bomen, heggen of struiken, te hebben of te rooien;
andere dan op de door het bestuur toegestane wijzen te bemesten en daarbij ander meststoffen te gebruiken dan door het bestuur is toegestaan.
2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid is het binnen de kernzone en binnen de beschermingszones tevens verboden om:
te spitten of te graven om werken te maken, te hebben, te herstellen, te vernieuwen, te wijzigen of op te ruimen.
boringen te verrichten;
anders dan op kennelijk daartoe ingerichte plaatsen:
- 1e vaartuigen of vlotten te laten liggen;
- 2e voorwerpen, materialen of stoffen te deponeren of op te slaan ;
- 3e zich van afval te ontdoen;
- 4e tenten, caravans, woonwagens en dergelijke te plaatsen of te hebben;
- 5e evenementen te houden, kramen te plaatsen of met voertuigen, aanhangwagens en dergelijke standplaatsen in te nemen;
3. Onverminderd het bepaalde in het eerste en het tweede lid is het binnen de kernzone, binnen de beschermingszones en binnen de buitenbeschermingszone:
afgravingen voor het winnen van delfstoffen of specie, alsmede seismische onderzoekingen te verrichten;
grond af te voeren, af te graven of te egaliseren;
leidingen, tanks, drukvaten of andere werken met een overdruk van 10 bar of meer te leggen, op te richten, te hebben, te herstellen, te wijzigen, te vernieuwen of op te ruimen;
explosiegevaarlijk materiaal of explosiegevaarlijke inrichtingen te hebben.
4. De in dit artikel genoemde verboden zijn niet van toepassing op handelingen ten behoeve van uitvoering van herstel en onderhoud, als bedoeld in de artikelen 5 en 6.
5. Met betrekking tot secundaire waterkeringen zijn alleen de bepalingen met betrekking tot de kernzone van toepassing zoals vermeld in het eerste, tweede en derde lid van dit artikel.
Een ieder die in de kernzone, beschermingszone en buitenbeschermingszone handelingen verricht die mogelijkerwijs het waterkerend vermogen van de betreffende waterkering aantast, is verplicht alle maatregelen te nemen, die redelijkerwijs van hem verwacht mogen worden, teneinde aantasting van het waterkerend vermogen van de waterkering te voorkomen, dan wel indien daarvan reeds sprake is, al het mogelijke te doen om de gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken.
1. Bij besluit van het algemeen bestuur kunnen met betrekking tot gedragingen van derden, als bedoeld in artikel 8, regels worden gesteld die nodig zijn ter bescherming van de waterkering.
2. Bij dat besluit kan worden bepaald dat daarbij gestelde regels slechts gelden in daarbij aangegeven categorieën van gevallen.
1. Het bestuur kan van de in deze keur gestelde gebods- en verbodsbepalingen ontheffing verlenen.
2. Aan de ontheffing kunnen beperkingen en voorschriften worden verbonden ter bescherming van de waterkering en het waterkerend vermogen van de waterkering.
3. De toepassing van het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel kan mede strekken ter bescherming van de aan de waterkerende verbonden andere belangen, indien en voorzover daarin niet is voorzien door enige andere wet- of regelgeving.
4. Het bepaalde in het tweede en derde lid is eveneens van toepassing op een weigering, wijziging of intrekking van een ontheffing.
5. Afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht wordt in voorkomende gevallen van toepassing verklaard op de voorbereiding van besluiten inzake beschikkingen, als bedoeld in dit artikel.
1. Door of namens het bestuur wordt schouw gevoerd over de waterkering volgens een door het bestuur vastgesteld schema.
2. Het bestuur kan indien het zulks nodig acht besluiten een extra schouw te voeren.
3. Het bestuur stelt de datum van de schouw vast en maakt die tenminste twee weken tevoren bekend door kennisgeving ervan in of via daarvoor geschikte media.
4. De in het derde lid voorgeschreven bekendmaking kan in spoedeisende gevallen voor de aanvang van een extra schouw worden vervangen door een persoonlijke aanschrijving. Daarbij kan met een kortere termijn dan genoemd in het derde lid worden volstaan.
5. Op de datum van schouwvoering moeten alle onderhoudsplichtigen zonder nadere aanzegging aan hun verplichtingen ingevolge de bepalingen van deze keur hebben voldaan.
6. Indien het waterschap bij een schouwvoering overtredingen constateert, wordt door of namens het bestuur een herschouw gehouden binnen een door het bestuur te bepalen termijn.
Het bestuur wijst ambtenaren aan die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze keur bepaalde
Artikel 14 Strafbepalingen
1. Overtreding van de bepalingen van deze keur wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste driemaanden of een geldboete tot ten hoogste het bedrag van de tweede categorie als genoemd in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
2. Indien ten tijde van het plegen van de in het eerste lid van dit artikel vermelde overtreding nog geen jaar verlopen is, sedert een eerdere veroordeling van de schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan hechtenis tot het dubbele van het gestelde maximum worden opgelegd.
1. Een ontheffing, verleend vóór de inwerkingtreding van deze keur, waarbij een ingevolge deze keur ontheffingsplichtig werk of handelen door het bevoegd gezag is toegestaan, wordt geacht ingevolge deze keur te zijn verleend.
2. Voor al hetgeen ten tijde van inwerkingtreding van deze keur rechtmatig tot stand is gebracht, wordt geacht ontheffing ingevolge deze keur te zijn verleend.
De onderhoudsplichtigen van een (secundaire) waterkering waarvoor het vaststellen van een legger niet is voorgeschreven, of waarvoor vaststelling van een legger wel is voorgeschreven maar nog niet heeft plaatsgehad, zijn verplicht deze in stand te houden overeenkomstig de oorspronkelijke richting, vorm, afmeting, samenstelling en constructie.
Deze keur treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking
Deze keur wordt aangehaald als: Keur waterkeringen.
Aldus besloten in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 17 december 1997 en gewijzigd in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 6 december 2004.
Het Algemeen Reglement voor het waterschap bepaald dat het waterschap tot taak heeft de waterstaatkundige verzorging van zijn gebied, voor zover die taak niet uitdrukkelijk aan andere publiekrechtelijke lichamen is opgedragen. Deze taak omvat de zorg voor de waterkering, voor het oppervlakte- waterkwantiteitsbeheer en oppervlaktewaterkwaliteitsbeheer. De provincie geeft daarbij aan dat het waterschap de uitoefening van deze taken en taakonderdelen moet richten op integraal waterbeheer.
Artikel 78 van de Waterschapswet biedt aan het algemeen bestuur van het waterschap de mogelijkheid verordeningen vast te stellen die het nodig oordeelt voor de behartiging van de taken die de provincie aan het waterschap heeft opgedragen. Zo’n verordening is de onderhavige Keur waterkeringen. Hierin zijn gebods- en verbodsbepalingen en gedoogplichten (juridisch instrumentarium) opgenomen om de waterkerende functie van de waterkeringen in het
beheersgebied van Waterschap Veluwe te beschermen. Daarnaast beschikt het waterschap over de mogelijkheid technische maatregelen te nemen om de waterkerende functie van de waterkeringen te beschermen.
De keur van waterschap Veluwe 1997 bevat drie onderwerpen te weten: waterkeringen, watergangen en lozen en onttrekken. De betreffende onderwerpen zijn gestoeld op verschillende hogere regelgeving, die ruimte laat voor nadere regelgeving door de regionale waterbeheerder. Dit is mede aanleiding geweest om de Keur van Waterschap Veluwe 1997 te splitsen. Naast deze Keur waterkeringen zijn er keuren voor respectievelijk de wateren en het kwantitatieve
lozen en onttrekken.
Met nadruk wordt gesteld dat de keur geen beleid bevat. Zij biedt juridisch instrumentarium om het waterkeringsbeleid in het beheersgebied van het waterschap te kunnen uitvoeren. De inhoud van dat waterkeringsbeleid en van de aanpalende ruimtelijk relevante beleidsterreinen bepaalt de inhoud van de Keur: welke reguleringsbepalingen staan er in en wat is het toepassingsgebied van die bepalingen. Opneming van dergelijke bepalingen heeft als consequentie dat het waterschap toeziet op de naleving van de keurbepalingen en de verleende ontheffingen met de daaraan verbonden voorschriften Toepassing van de keurbepalingen betekent dat het waterschap de aanvraag om ontheffing, de geconstateerde of beoogde gedraging toetst aan het vigerende beleid op het gebied van het waterkeringsbeheer en dan breed gezien. Dit beleid is te vinden in het Beheersplan Waterkeringen van het waterschap en in aanpalende beleidsdocumenten van anderen. De wijze waarop het watersschap ontheffingaanvragen toetst, staat aangegeven in de speciaal voor dat doel vastgestelde beleidsregels. Deze beleidsregels zijn in te zien op de website van het waterschap.
Bij het aanpassen van de Keur van Waterschap Veluwe 1997 is een aantal artikelen gewijzigd door nieuwe inzichten en nieuwe invulling. De overige bepalingen zijn gehandhaafd. De reikwijdte van de Keur is niet onbeperkt. Zo kan het waterschap geen regeling vaststellen over een onderwerp, waarin een hogere regel al voorziet en die daarmee in strijd is. Deze keur bevat primair bepalingen ten behoeve van het waterkeringsbeheer conform het Algemeen
Reglement voor het waterschap Veluwe, voor zover andere (hogere) regelgeving daarin niet uitputtend voorziet. Inhoudelijke afstemming is er met de Waterstaatswet 1900, de Wet op de waterkering, provinciale Verordening waterkering Gelderland en de Verordening waterkering Noord-Nederland.
Het waterschap mag uitsluitend regels stellen ter behartiging van de taken die aan het waterschap zijn opgedragen. Dit is het zogenoemde specialiteitsbeginsel. Tijdens de parlementaire behandeling van de Waterschapswet is opgemerkt dat het waterschap bij de uitvoering van zijn taken, feitelijke daden, maar ook besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, rekening moet houden met ander belangen. Met andere woorden: bij de vervulling
van zijn taak moet het waterschap met een brede kijk te werk gaan. Concreet betekent dit dat het waterschap zijn aandacht niet uitsluitend moet richten op de waterkering zelf, maar ook op de relevante omgeving daarvan. Ook de relatie met andere beleidsterreinen, zoals milieubeheer, ruimtelijke ordening en natuur en landschapsbeheer, moet tot uitdrukking komen, maar wel indien en voorzover deze belangen betrokken zijn bij de reglementaire taak van het waterschap. Voor waterkeringen is het waterkerend vermogen van de waterkering en dus de veiligheid de invalshoek.
Eigendomsrechten kunnen worden beperkt door de Keur. Daarbij mag het waterschap bij zijn bescherming van de waterstaatkundige belangen niet zover gaan, dat deze rechten op onevenredige wijze worden aangetast. Dit aspect weegt duidelijk mee bij de afweging in het kader van de toepassing van de Keur.
Het waterschap kent leggers. In de leggers van het waterschap is te zien wie onderhoudsplichtig is en waaruit de verplichting tot onderhoud bestaat. Ook staat aangegeven tot hoever de waterstaatswerken zich uitstrekken. Met andere woorden tot hoever het gebod of verbod bij een waterkering zich uitstrekt. Dit is nodig omdat deze zones niet overal gelijk zijn. Keur en legger kunnen niet zonder elkaar. Wijziging van de legger betekent een wijziging in de toepassing van de Keur bij een waterkering. Beide hebben dezelfde procedure van totstandkoming en derden hebben hier dezelfde rechtsbescherming.
De Keur is niet van toepassing op het waterschap zelf, indien en voor zover het handelt ter uitvoering van zijn waterbeheertaak, dus als het waterschap handelt als lichaam van openbaar bestuur. Is dit niet het geval, dan heeft ook het waterschap een ontheffing nodig, voordat het met uitvoering kan starten.
Het college van dijkgraaf en heemraden is belast met de zorg voor de uitvoering van deze Keur. De effectieve werking van de keurbepalingen (dus ook van de verleende ontheffingen) staat of valt met de naleefbaarheid voor de ingelanden en de handhaving daarvan door het waterschap. Het waterschap heeft daartoe toezichthouders met opsporingsbevoegdheid in dienst die toezien op de naleving van het gestelde bij of krachtens de Keur. Al naar gelang de soort overtreding reageert het waterschap daarop met een bestuursrechtelijke sanctie dan wel zet het waterschap het strafrechtelijke spoor in. Een combinatie hiervan is ook mogelijk. Wat het waterschap precies gaat doen met de handhaving van de Keur treft u aan in het jaarlijks vast te stellen handhavingsuitvoeringsprogramma.