Overheidsorganisatie | Waterschap Veluwe |
---|---|
Officiële naam regeling | Keur Waterschap Veluwe 2009 |
Citeertitel | Keur oppervlaktewateren |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | WATERSCHAP.regelingen |
Het overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen is mogelijk niet compleet. Er kunnen wijzigingen ontbreken tussen het ontstaan van de regeling en de eerste opgenomen wijziging daarvan.
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 6-12-2004
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Stentor, 10-12-2004
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-12-2004 | 01-01-2014 | nieuwe regeling | 06-12-2004 Stentor, 10-12-2004 | Docnr 74206 | |
18-12-2004 | 01-01-2014 | nieuwe regeling | 06-12-2004 Stentor, 10-12-2004 | 74206 | |
18-12-2004 | 01-01-2014 | nieuwe regeling | 06-12-2004 Stentor, 10-12-2004 | Docnr 74206 |
In deze Keur wordt verstaan onder:
het waterschap: Waterschap Veluwe;
het bestuur en het algemeen bestuur: het college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap respectievelijk het algemeen bestuur van het waterschap;
waterstaatswerken: wateren;
werken: alle door menselijk toedoen gemaakte of te maken constructies met toebehoren, daaronder inbegrepen bouwwerken, kunstwerken, kabels en leidingen;
bouwwerken: alle constructies van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming direct of indirect steun vinden in of op de grond;
kunstwerken: waterstaatkundige bouwwerken die van belang zijn voor de functie die de wateren hebben, dan wel uit andere hoofde behoren tot of gelegen zijn in of over een water;
aangelande: de eigenaar, beperkt gerechtigde of gebruiker van een aan een water grenzend perceel;
legger: het register met bijbehorende kaarten waarin onderhoudsplichtigen of onderhoudsverplichtingen zijn aangewezen, als bedoeld in artikel 78 Waterschapswet en waarop de richting, vorm, afmeting en constructie van de waterstaatswerken staan, talud: de hellende kant van een water;
insteek: de lijn of het knikpunt van een water waar talud en maaiveld elkaar snijden dan wel geacht worden elkaar te snijden;
wateren: alle oppervlaktewateren die dienen voor de afvoer, aanvoer of retentie en berging van water. Daarbij is medebepalend het voldoen van die wateren aan de doelstellingen behorend bij de waterhuishoudkundige functie die aan die wateren is toegekend. Inbegrepen zijn de boven dat water gelegen taluds en onderhoudspaden, alsmede de kaden en oeverstroken die geacht worden met het water een eenheid te vormen. Ook inbegrepen zijn de daarin of daaraan aangebrachte kunstwerken. Deze wateren zijn onderscheiden in A-wateren, B-wateren of C-wateren, naar de mate van belang voor het voldoen aan de functie die aan die wateren is toegekend;
A-wateren: water van overwegend belang voor de waterkwantiteit in het beheersgebied van het waterschap; en/of water gelegen in een gebied waaraan bijzondere waarden zijn toegekend, met uitzondering van solitaire wateren die zijn aangemerkt als vennen, poelen en kolken; en/of wateren waaraan bijzondere waarden zijn toegekend;
B-wateren: water van belang voor de waterkwantiteit in het beheersgebied van het waterschap;
C-wateren: alle wateren in het beheersgebied van het waterschap niet vallend onder Awateren of B-wateren, met uitzondering van solitaire wateren die zijn aangemerkt als vennen, poelen en kolken voor zover deze niet zijn gelegen in een gebied waaraan bijzondere waarden zijn toegekend;
specie: al hetgeen dat vrijkomt bij het onderhoud van wateren;
retentie: een lijn- of vlakvormig gebied, waar water onder het maaiveldniveau kan worden vastgehouden, met de bedoeling afvoerpieken ten gevolge van neerslagoverschotten te reduceren;
berging: een lijn- of vlakvormig gebied waar water (tijdelijk) boven het maaiveldniveau kan worden geparkeerd door gecontroleerde overstromingen vanuit de wateren;
onderhoudspad: de strook grond aansluitend aan het water en in eigendom van het waterschap ten behoeve van het uitvoeren van onderhoud door of vanwege het waterschap.
1 Wanneer percelen met een beperkt recht zijn bezwaard, dan wel krachtens persoonlijk recht in gebruik zijn gegeven, rusten de in deze Keur aan de eigenaar opgelegde verplichtingen op de beperkt gerechtigden en in geval er sprake is van een persoonlijk gebruiksrecht, op de gebruikers.
2 Indien een perceel is onderworpen aan verscheidene beperkte rechten, heeft voor de toepassing van de Keur de vruchtgebruiker voorrang boven zowel de opstaller als de erfpachter en heeft de opstaller voorrang boven de erfpachter.
3 Indien in het kader van de uitvoering van een landinrichtingsproject percelen tijdelijk in gebruik zijn gegeven overeenkomstig een plan van tijdelijk gebruik, als bedoeld in artikel 189 van de Landinrichtingswet (Stb. 1985, 299), dan wel aan de toekomstige gerechtigden in gebruik zijn gegeven, overeenkomstig het plan van toedeling, bedoeld in artikel 196 van vermelde wet, treden voor de toepassing van deze Keur de in elk van beide plannen aangegeven gebruikers in de plaats van degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van die percelen.
4 Voor de nakoming van de in deze Keur aan de eigenaar opgelegde verplichtingen is ieder van de in het eerste lid genoemde gerechtigden, alsmede de eigenaar hoofdelijk aansprakelijk.
1 De eigenaren van waterstaatswerken of van nabij waterstaatswerken gelegen percelen zijn verplicht, voor zover dat nodig is voor werkzaamheden vanwege het waterschap ter behartiging van de hem opgedragen waterstaatszorg:
materieel, waaronder machines, op hun percelen toe te laten;
alle tijdelijke werken en verrichtingen in en op hun percelen toe te laten;
degenen die met het onderhoud van waterstaatswerken en het toezicht daarop
zijn belast, op hun percelen toe te laten;
alle beletselen weg te nemen die de uitvoering van het onderhoud of het
toezicht daarop in de weg staan.
2 Van de uit te voeren werken en verrichtingen, gewoon onderhoud en spoedeisende gevallen uitgezonderd, stelt het bestuur de eigenaren van de gronden en de in artikel 2 eerste lid genoemde gerechtigden tot de betreffende gronden ten minste achtenveertig uren van te voren schriftelijk in kennis.
1 Onderhoudsplichtig voor B-wateren zijn de aangelanden of degenen die in de legger tot het plegen van onderhoud aan de wateren zijn aangewezen; onderhoudsplichtig voor Cwateren zijn de aangelanden.
2 De onderhoudsplichtigen zijn voorts verplicht aan deze waterstaatswerken de door het bestuur nodig geoordeelde herstelwerkzaamheden te verrichten binnen de daarbij schriftelijk aangegeven termijn. Zij moeten zich bij het uitvoeren van die werkzaamheden gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die het bestuur daaromtrent heeft gegeven.
1 De onderhoudsplichtigen van de B-wateren dienen er voor te zorgen dat deze voortdurend in een voor het voldoen aan de doelstellingen behorend bij de waterhuishoudkundige functie van die wateren, geschikte toestand verkeren.
2 De onderhoudsplichtigen van de C-wateren dienen er voor te zorgen dat deze in een voor de waterkwantiteit geschikte toestand verkeren.
De eigenaren van percelen waar huisdieren worden gehouden en welke zijn gelegen nabij A-wateren, zijn verplicht daarlangs een voldoende veekerende afrastering aan te brengen op 75 cm van de insteek, tenzij in de legger een andere afstand daarvoor is aangegeven, welke afrastering van een zodanige constructie is dat de aan- of afvoer van water en het onderhoud aan de wateren door of vanwege het waterschap niet worden gehinderd.
1 Op gronden gelegen aan wateren, waarvan het onderhoud geschiedt door of onder toezicht van het waterschap moet de specie worden ontvangen, die tot behoorlijk onderhoud ten behoeve van de afvoer, aanvoer of retentie van water uit die wateren wordt verwijderd.
2 De aangelanden zijn verplicht de specie, die tot behoorlijk onderhoud ten behoeve van de afvoer, aanvoer of retentie van water door of onder toezicht van het waterschap of door hen zelf uit die wateren is verwijderd, van de grondstrook langs het water, die zich uitstrekt over een breedte van 5 meter, gemeten vanuit de insteek, op verzoek van het bestuur te verwijderen.
1 Een ieder die door zijn of door in zijn opdracht verrichte of nog te verrichten gedragingen afbreuk doet aan de doelstellingen behorend bij de functie die aan dat water is toegekend, is verplicht alle maatregelen te nemen, die redelijkerwijs van hem verwacht mogen worden, ten einde die afbreuk te voorkomen, dan wel indien daarvan reeds sprake is, al het mogelijke te doen om de gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken.
2 De in het eerste lid van dit artikel vermelde zorgplicht strekt zich uit tot en met de aan de waterhuishoudkundige doelstellingen voor wateren verbonden belangen van milieu, ruimtelijke ordening, natuur, cultuur-historie en landschap, indien en voorzover deze belangen niet door regelgeving van andere publiekrechtelijke lichamen zijn beschermd.
1 Het is verboden:
wateren aan te leggen;
de richting, de vorm, de afmeting en de constructie van wateren te veranderen;
wateren direct of indirect met elkaar in verbinding te brengen;
wateren geheel of gedeeltelijk te dempen;
oevers en taluds te beschadigen of te vernielen;
in wateren de waterstand te brengen of te houden op een ander peil dan het waterschap voor het betreffende water dan wel voor het betreffende gebied heeft vastgesteld, onverminderd het bepaalde in artikel 13 van de Verordening waterhuishouding Veluwe;
de doorstroming van het water op enigerlei wijze te belemmeren of te stremmen;
in of nabij wateren:
- 1e te graven,
- 2e werken te maken, te hebben, te herstellen, te vernieuwen, te wijzigen of op te ruimen,
- 3e opgaande beplantingen aan te brengen, te hebben, te kappen en te rooien,
- 4e voorwerpen of stoffen te deponeren of op te slaan;
langs of in wateren vistuigen, anders dan sportvistuigen, te plaatsen of te hebben;
op of in wateren:
- 1e zich door middel van mechanische middelen voortbewogen vaartuigen te bevinden,
- 2e vaartuigen of vlotten onbeheerd te laten drijven;
nabij wateren:
- 1e afgravingen voor het winnen van delfstoffen of specie, alsmede seismische onderzoeken te verrichten,
- 2e leidingen, tanks, drukvaten of andere werken met een overdruk van 10 bar of meer te leggen, op te richten, te hebben, te herstellen, te wijzigen, te vernieuwen of op te ruimen,
- 3e boringen te verrichten, nodig voor het exploreren van of winnen van gas, vloei- of delfstoffen.
2 De in het eerste lid van dit artikel vermelde verboden zijn niet van toepassing op gedragingen ten behoeve van de uitvoering van herstel en onderhoud als bedoeld in de artikelen 4 tot en met 8.
1 Het bepaalde in artikel 9, eerste lid onder h, geldt uitsluitend voor A-wateren, met inbegrip van de grond gelegen binnen een afstand van 5 meter gemeten vanuit de insteek, tenzij in de legger anders is bepaald.
2 Het bepaalde in artikel 9, eerste lid onder k, geldt voor A-wateren en B-wateren, met inbegrip van de grond gelegen binnen een afstand van 5 meter gemeten vanuit de insteek.
3 Het bepaalde in artikel 9, eerste lid onder e en j, geldt uitsluitend voor A-wateren en B-wateren.
1 Bij besluit van het algemeen bestuur kunnen met betrekking tot gedragingen van derden in, langs, onder en/of boven wateren als bedoeld in artikel 9 regels worden gesteld die nodig zijn ter bescherming van deze wateren met het oog op de waterkwantiteit in het gebied dan wel met het oog op het (blijvend) voldoen aan de waterhuishoudkundige functie die deze wateren hebben.
2 Bij dat besluit kan worden bepaald dat daarbij gestelde regels slechts gelden in daarbij aangegeven categorieën van gevallen.
1 Onderhoudsplichtig zijn degenen die in de legger tot het plegen van onderhoud aan de kunstwerken zijn aangewezen, dan wel degene die daartoe wettelijk of krachtens overeenkomst daartoe verplicht is, degene die vanouds in het onderhoud heeft voorzien, of de eigenaar en wel in deze volgorde steeds de volgende bij gebreke van de voorgaande. De onderhoudsplichtige van een kunstwerk in een A-water of B-water is verplicht dit in stand te houden overeenkomstig het bepaalde in de legger.
2 De onderhoudsplichtigen van de kunstwerken, gelegen in A-wateren, B-wateren of C-wateren, dienen er zorg voor te dragen dat deze voortdurend in een voor het functioneren van die wateren goede toestand verkeren.
Onverminderd het bepaalde in artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht is het verboden veranderingen aan te brengen in de toestand van bij het waterschap in beheer zijnde peilregelende kunstwerken en kunstwerken die dienen tot aanvoer of afvoer van water dan wel deze te bedienen of hun regelende werking te belemmeren of te veranderen.
1 Het bestuur kan van de in deze Keur gestelde gebods-en verbodsbepalingen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 8, ontheffing verlenen.
2 Aan de ontheffing kunnen beperkingen en voorschriften worden verbonden ter bescherming van de belangen verbonden aan het voldoen aan de doelstellingen behorend bij de waterhuishoudkundige functie van die wateren.
3 De toepassing van het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel kan mede strekken ter bescherming van de aan de waterhuishoudkundige functie verbonden andere belangen, indien en voorzover daarin niet is voorzien door enige andere wet- of regelgeving.
4 Het bepaalde in het tweede en derde lid is eveneens van toepassing op een weigering, wijziging of intrekking van een ontheffing.
5 Afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht wordt in voorkomende gevallen van toepassing verklaard op de voorbereiding van besluiten inzake beschikkingen, als bedoeld in dit artikel.
1 Door of namens het bestuur wordt schouw gevoerd over de niet of niet geheel bij het waterschap in onderhoud zijnde waterstaatswerken, met uitzondering van C-wateren, volgens een door het bestuur vastgesteld schema.
2 Het bestuur kan, indien het dat nodig acht, besluiten een extra schouw te voeren.
3 Het bestuur stelt de datum van de schouw vast, en maakt die ten minste twee weken tevoren bekend door kennisgeving ervan in of via daarvoor geschikte media.
4 De in het derde lid van dit artikel voorgeschreven bekendmaking kan in spoedeisende gevallen voor de aanvang van een extra schouw worden vervangen door een persoonlijke kennisgeving, waarbij met een kortere termijn dan die vermeld in het derde lid kan worden volstaan.
5 Op de datum van schouwvoering moeten alle onderhoudsplichtigen zonder nadere aanzegging aan hun verplichtingen ingevolge deze keur hebben voldaan.
6 Indien het waterschap bij een schouwvoering overtredingen constateert, wordt door of namens het bestuur een herschouw gehouden binnen een door het bestuur te bepalen termijn.
Het bestuur wijst ambtenaren aan die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze Keur bepaalde.
1 Overtreding van de bepalingen van deze Keur wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete tot ten hoogste het bedrag van de tweede categorie als genoemd in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
2 Indien ten tijde van het plegen van de in het eerste lid van dit artikel vermelde overtreding nog geen jaar verlopen is, sedert een eerdere veroordeling van de schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan hechtenis tot het dubbele van het gestelde maximum worden opgelegd.
1 Een ontheffing, verleend voor de inwerkingtreding van deze Keur, waarbij een ingevolge deze keur ontheffingplichtig werk of gedraging door het bevoegd gezag is toegestaan, wordt geacht ingevolge deze Keur te zijn verleend.
2 Voor al hetgeen ten tijde van voor de inwerkingtreding van deze keur rechtmatig tot stand is gebracht, wordt geacht ontheffing ingevolge deze Keur te zijn verleend.
Zolang en voor zover er met betrekking tot de wateren, met uitzondering van C-wateren, in het gebied van de rechtsvoorgangers van het waterschap, geen legger is vastgesteld als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder i, blijft het bepaalde in de artikelen 23 van de keuren van de beide rechtsvoorgangers van kracht.
Deze Keur treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking.
Deze Keur wordt aangehaald als: Keur oppervlaktewateren.
Aldus besloten in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 17 december 1997 en gewijzigd in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 6 december 2004.
Bij de oprichting van Waterschap Veluwe in 1997 heeft provincie Gelderland in het Algemeen Reglement voor het waterschap bepaald dat het waterschap tot taak heeft de waterstaatkundige verzorging van zijn gebied, voor zover die taak niet uitdrukkelijk aan andere publiekrechtelijke lichamen is opgedragen. Deze taak omvat de zorg voor de waterkering, voor het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer en voor het oppervlaktewaterkwaliteitsbeheer. De provincie geeft daarbij aan dat het waterschap de uitoefening van deze taken en taakonderdelen moet richten op integraal waterbeheer.
De Wet op de waterhuishouding verschaft in zeer globale zin het juridisch instrumentarium ten einde tot integraal waterbeheer te komen, door rekening te houden met de interne en externe relaties (waterhuishouding: oppervlaktewater en grondwater in kwantitatieve en kwalitatieve zin, respectievelijk waterhuishouding met de andere ruimtelijk relevante beleidsterreinen). De beschouwingen over de interne en externe relaties kunnen niet los
worden gezien van de ontwikkelingen rond de watersysteembenadering.
Daarbij is watersysteem:
een geografisch afgebakend, samenhangend en functionerend geheel van oppervlaktewater, grondwater, waterbodems, oevers en technische infrastructuur, met inbegrip van de daarin voorkomende fysische, chemische en biologische kenmerken en processen. De grenzen van een dergelijk systeem worden in de eerste plaats bepaald door morfologische, ecologische en functionele samenhang. Een watersysteembenadering stelt het watersysteem (inclusief landsystemen waar grondwater een essentieel onderdeel van uitmaakt) centraal. Deze benadering beoogt via integrale afweging de wensen van de samenleving ten aanzien van functies en het functioneren van watersystemen op optimale wijze af te stemmen op de mogelijkheden van die systemen met behulp van technische infrastructuur en een juridisch instrumentarium.
Artikel 78 van de Waterschapswet biedt aan het algemeen bestuur van het waterschap de mogelijkheid verordeningen vast te stellen die het nodig oordeelt voor de behartiging van de taken die de provincie aan het waterschap heeft opgedragen. Zo’n verordening is de onderhavige Keur oppervlaktewateren. Hierin zijn gebods- en verbodsbepalingen en gedoogplichten (juridisch instrumentarium) opgenomen om oppervlaktewateren in het beheersgebied van Waterschap Veluwe zoveel mogelijk te laten voldoen aan de doelstellingen behorende bij de waterhuishoudkundige functies die aan die wateren zijn toegekend. Daarnaast beschikt het waterschap over de mogelijkheid technische maatregelen te (laten) nemen om die wateren aan die doelstellingen te laten voldoen. Dit is waterbeheer in optima forma.
Het waterschap is uitsluitend bevoegd verordeningen voor bepaalde onderwerpen vast te stellen, indien en voor zover daarin niet is voorzien bij hogere regelgeving. De nationale wetgever heeft in 1970 de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) opgesteld (in werking getreden 1971). Deze wet verbiedt alle gedragingen van derden (behoudens de mogelijkheid tot het verkrijgen van een vergunning) die maar enigszins de waterkwaliteit
negatief beïnvloeden en zijn te typeren als lozingen. Het Europese Hof heeft in twee uitspraken aangegeven het begrip lozing in de Nederlandse Wvo zeer ruim op te vatten. Een aparte keur voor oppervlaktewaterkwaliteit is derhalve niet aan de orde. Het waterschap constateert wel gedragingen die geen lozingen zijn en ook niet behoren tot de puur kwantitatieve gedragingen die toch hun negatieve invloed hebben op het bereiken van de doelstellingen die verbonden zijn aan bepaalde functies van wateren in het beheersgebied. Deze gedragingen wil het waterschap voor zo ver mogelijk ook kunnen reguleren.
Dit gegeven is voor het waterschap mede aanleiding geweest om een aparte Keur voor oppervlaktewateren op te stellen, waarin de meeste bepalingen uit de oude keur die toezien op de watergangen, zijn overgenomen. Nieuw is dat het waterschap spreekt van wateren en niet langer van watergangen. Het eerste begrip is letterlijk en figuurlijk ruimer. Ook nieuw is dat het waterschap in een aantal cruciale artikelen expliciet aangeeft dat het beleidsconcept
integraal waterbeheer er toe leidt dat het waterschap aanvragen en gedragingen met betrekking tot in eerste instantie oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer toetst aan het al dan niet bereiken van doelstellingen verbonden aan de waterhuishoudkundige functies die aan die wateren zijn toegekend. Het waterschap heeft in de afgelopen zeven jaar dat het werkt met de Keur van Waterschap Veluwe 1997, ervaren dat niet voor iedereen duidelijk was dat het
waterschap impliciet dit beleidsconcept bij de uitvoering van de keur kon toepassen.
Daarnaast zijn er keuren voor respectievelijk het kwantitatieve lozen en onttrekken (gebaseerd op de Wet op de waterhuishouding) en de waterkeringen (gebaseerd op de Wet op de waterkering). Dit uitsplitsen heeft verder te maken met het feit dat de onderwerpen ieder voor zich weer stoelen op eigen hogere regelgeving, die ruimte laat voor nadere regelgeving door de regionale waterbeheerder. Integratie van al deze waterbeheerswetten staat wel op het wetgevingsprogramma van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, maar is naar verwachting pas over een aantal jaren vigerend.
Voor de onderhavige Keur is de interne relatie tussen het kwaliteitsbeheer en het kwantiteitsbeheer van de wateren heel belangrijk. De verschillende belangen die aan het oppervlaktewater op grond van zijn functie zijn verbonden, stellen eisen aan zowel de kwaliteit, als ook aan de kwantiteit van dat water. De waterbeheerders zullen daarom een zodanig beleid voeren dat het oppervlaktewater aan deze beide soorten eisen kan voldoen. Die relatie heeft haar weerslag gevonden in de toekenning door de provincie van waterhuishoudkundige functies, tot stand gekomen na integrale belangenafweging. Daarbij is rekening gehouden met mogelijkheden en beperkingen van het betreffende
oppervlaktewater. Dit is straks nog meer aan de orde als de wateren zijn ingedeeld volgens de typologie ter uitvoering van de Europese KaderRichtlijn Water (KRW), waar onder andere de aquatische ecologie meer aandacht krijgt.
De Keur bevat bepalingen, waarin gedragingen van derden die mogelijkerwijs een inbreuk plegen op het voldoen aan of bereiken van de doelstellingen verbonden aan de waterhuishoudkundige functie van die wateren, in beginsel zijn verboden. De derde kan eventueel van het waterschap een ontheffing met voorschriften krijgen. Het omgekeerde geldt voor de geboden en de gedoogplichten. Met nadruk wordt gesteld dat de keur geen beleid bevat. Zij biedt juridisch instrumentarium om het regionale waterbeleid te kunnen uitvoeren. De inhoud van dat regionale waterbeleid en van de aanpalende ruimtelijk relevante beleidsterreinen bepaalt de inhoud van de Keur: welke reguleringsbepalingen staan er in en wat is het toepassingsgebied van die bepalingen. Opneming van dergelijke bepalingen heeft als consequentie dat het waterschap toeziet op de naleving van de keurbepalingen en de verleende ontheffingen met de daaraan verbonden voorschriften. Toepassing van de keurbepalingen betekent dat het waterschap de aanvraag om ontheffing, de geconstateerde of beoogde gedraging toetst aan het vigerende beleid op het gebied van het waterbeheer en dan breed gezien. Dit beleid is te vinden in het Waterbeheersplan Waterschap Veluwe, de verschillende beleidsnota’s, de Beheers- en Onderhoudsplannen van het waterschap en in aanpalende beleidsdocumenten van anderen. De wijze waarop het waterschap ontheffingaanvragen toetst, staat aangegeven in de speciaal voor dat doel vastgestelde beleidsregels. Deze beleidsregels zijn in te zien op de website van het waterschap.
Bij het aanpassen van de Keur van Waterschap Veluwe 1997 is een aantal artikelen gewijzigd door nieuwe inzichten en nieuwe invulling van bestaande taken. De overige bepalingen zijn gehandhaafd of waar nodig aangepast aan de nieuwe definitie van oppervlaktewater. Uitgegaan is verder van de model keur van de Unie van Waterschappen.
De reikwijdte van de Keur is niet onbeperkt. Zo kan het waterschap geen regeling vaststellen over een onderwerp, waarin een hogere regel al voorziet en die daarmee in strijd is. Deze keur bevat primair bepalingen ten behoeve van het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer, gericht op integraal waterbeheer conform het Algemeen Reglement voor het waterschap Veluwe, voor zover andere (hogere) regelgeving daarin niet uitputtend voorziet. Inhoudelijke afstemming is er met de Waterstaatswet 1900, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Wet op de waterhuishouding, de provinciale Verordening waterhuishouding Veluwe, de Wet milieubeheer en de Wet bodembescherming.
De Waterschapswet biedt het waterschap de mogelijkheid tot het vaststellen van verordeningen ter behartiging van de taken die aan het waterschap zijn opgedragen. De eerder vermelde inhoudelijke hogere regelgeving biedt weinig ruimte tot aanvulling. Nieuw is wel dat het waterschap door deze wijziging van de Keur beoogt gedragingen van derden te reguleren voor zover die gedragingen belemmeren dat de wateren aan hun doelstellingen voldoen, behorend bij de waterhuishoudkundige functies die aan die wateren zijn toegekend. Het gaat dan om gedragingen betreffende de waterkwaliteit voor zover niet vallend onder het begrip ‘lozingen’(daarin voorziet de Wvo) en niet behorend tot de
authentieke waterkwantiteitsbepalingen. Te denken valt aan het plaatsen van bomen buiten de keurzone die door hun bladval de waterkwaliteit negatief beïnvloeden.
Zoals hier eerder vermeld mag het waterschap uitsluitend regels stellen ter behartiging van de taken die aan het waterschap zijn opgedragen. Dit is het zogenoemde specialiteitsbeginsel. Tijdens de parlementaire behandeling van de Waterschapswet is opgemerkt dat het waterschap bij de uitvoering van zijn taken, feitelijke daden, maar ook besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, rekening moet houden met andere belangen. Met andere woorden: bij de vervulling van zijn taak moet het waterschap met een brede kijk te werk gaan. Concreet betekent dit dat het waterschap zijn aandacht niet uitsluitend moet richten op het water zelf, maar ook op de relevante omgeving daarvan, zoals de waterbodem, de bodem en de infrastructuur. Ook de relatie met andere beleidsterreinen, zoals milieubeheer, ruimtelijke ordening en natuur en landschapsbeheer, moet tot uitdrukking komen, maar wel indien en voorzover deze belangen betrokken zijn bij de reglementaire taak van het waterschap.
In de toelichting (algemeen deel) van de Keur van Waterschap Veluwe 1997 stond dat het wenselijk was de reikwijdte van het externe belangenkader bij de toepassing van de keur expliciet te regelen: dat betekende in de toelichting. Gezien de beroepschriften die derden tegen besluiten inzake keur en legger hebben ingesteld blijkt dat dat voor onze justitiabelen (degenen tot wie de keurbepalingen zich richten) onvoldoende duidelijk is.
In deze Keur gaan we verder door rekening te houden met het externe belangenkader. Dit is zowel in de keurbepalingen zelf, als ook in de toelichting opgenomen. Het waterschap heeft tot taak de doelstellingen van de wateren die het beheert, zoveel mogelijk te bereiken. Deze doelstellingen behoren bij de waterhuishoudkundige functie die de provincie aan die wateren heeft toegekend. Deze toekenning is een resultante van de afweging van alle in aanmerking
komende belangen. In de Keur zelf is dit opgenomen in artikel 1 sub l, waar het begrip (oppervlakte)wateren wordt omschreven en een link wordt gelegd met de waterhuishoudkundige functie, in artikel 8 met de zorgplichtbepaling, in artikel 11, waarin de mogelijkheid wordt geïntroduceerd van het stellen van algemene regels en in artikel 14, waarin de verlening van ontheffing is geregeld. De verbreding van de reikwijdte van het belangenkader is aanvullend, met andere woorden, waar andere regelgeving voorziet in de bescherming van die belangen, treedt het waterschap terug.
Verder kunnen eigendomsrechten worden beperkt door de Keur. Daarbij mag het waterschap bij zijn bescherming van de waterstaatkundige belangen niet zover gaan, dat deze rechten op onevenredige wijze worden aangetast. Dit aspect weegt duidelijk mee bij de afweging in het kader van de toepassing van de Keur.
Het waterschap kent leggers. In de leggers van het waterschap is te zien wie onderhoudsplichtig is en waaruit de verplichting tot onderhoud bestaat. Ook staat aangegeven tot hoever de waterstaatswerken zich uitstrekken. Met andere woorden tot hoever het gebod of verbod bij een bepaald water zich uitstrekt. Dit is nodig omdat deze zones niet overal gelijk zijn. Het keurregime is verschillend als het gaat om A-water, B-water of C-water. Keur en legger kunnen niet zonder elkaar. Wijziging van de legger betekent een wijziging in de toepassing van de Keur bij een bepaald water. Beide hebben dezelfde procedure van totstandkoming en derden hebben hier dezelfde rechtsbescherming.
De Keur is niet van toepassing op het waterschap zelf, indien en voor zover het handelt ter uitvoering van zijn waterbeheertaak, dus als het waterschap handelt als lichaam van openbaar bestuur. Als bijvoorbeeld het waterschap een water wil aanleggen, is dit of al opgenomen in een zgn. Beheers- en OnderhoudsPlan of er is gezien de betrokken belangen een apart waterschapsbesluit genomen, waartegen derden bezwaar kunnen maken. Is er geen sprake van een waterschapstaak, dan heeft ook het waterschap een ontheffing nodig, voordat het met uitvoering kan starten.
Het college van dijkgraaf en heemraden is belast met de zorg voor de uitvoering van deze Keur. De effectieve werking van de keurbepalingen (dus ook van de verleende ontheffingen) staat of valt met de naleefbaarheid voor de ingelanden en de handhaving daarvan door het waterschap. Het waterschap heeft daartoe toezichthouders met opsporingsbevoegdheid in dienst die toezien op de naleving van het gestelde bij of krachtens de keur. Al naar gelang de
soort overtreding reageert het waterschap daarop met een bestuursrechtelijke sanctie dan wel zet het waterschap het strafrechtelijke spoor in. Een combinatie hiervan is ook mogelijk. Wat het waterschap precies gaat doen met de handhaving van de Keur treft u aan in het jaarlijks vast te stellen handhavingsuitvoeringsprogramma. Daartoe is het waterschap verplicht in het kader van de verdere professionalisering van de milieuhandhaving.