Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Veluwe

Kostentoedelingsverordening Waterschap Veluwe

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Veluwe
Officiële naam regelingKostentoedelingsverordening Waterschap Veluwe
CiteertitelKostentoedelingsverordening
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpfinanciën – belastingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Vervangt de Kostentoedelingsverordening Waterschap Veluwe 2000. Vindt voor het eerst toepassing op het belastingjaar 2003.

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Stentor, 19-12-2002

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Waterschapswet, art. 119

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-12-200201-01-2004nieuwe regeling

27-11-2002

Stentor, 19-12-2002

Onbekend

Tekst van de regeling

Besluit tot vaststelling van de Kostentoedelingsverordening Waterschap Veluwe 2003

Het algemeen bestuur van Waterschap Veluwe;

op voorstel van het college van dijkgraaf en heemraden d.d. 23 oktober 2002

overwegende dat het noodzakelijk is een verordening te hebben waarin, zoveel mogelijk naar onderscheid van de taken waterkeringszorg en oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer van het waterschap, voor elk van de categorieën van belanghebbenden die in het bestuur van het waterschap zijn vertegenwoordigd, de toedeling van het kostendeel is opgenomen;

overwegende dat de Kostentoedelingsverordening Waterschap Veluwe 2000, vastgesteld op

13 oktober 1999, geen representatief beeld meer geeft van de verhouding tussen de verschillende belangen die het waterschap behartigt;

gelet op artikel 119 van de Waterschapswet (Stb. 1991, 444), alsmede artikel 51 van het  Algemeen Reglement voor Waterschap Veluwe;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening (Kostentoedelingsverordening Waterschap Veluwe 2003):

Artikelen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    waterschap: Waterschap Veluwe;

  • b.

    kosten: kosten zoals opgenomen in de begroting naar kostendragers van het waterschap en welke gedekt worden met behulp van omslagen;

  • c.

    zakelijk gerechtigden ongebouwd: degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken;

  • d.

    zakelijk gerechtigden gebouwd: degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken;

  • e.

    ingezetenen: degenen die hun werkelijke woonplaats hebben in het gebied van het waterschap.

1

Artikel 2 Gebiedsomschrijving

Het gebied van het waterschap is het gebied, zoals omschreven in artikel 1 van het Algemeen reglement voor Waterschap Veluwe.

2

Artikel 3 Kosten van heffing en invordering en verkiezingen

De kosten van heffing en invordering van de waterschapsbelastingen, alsmede de kosten van de verkiezingen van het algemeen bestuur, worden rechtstreeks toegerekend aan de categorieën ingezetenen, zakelijk gerechtigden gebouwd, zakelijk gerechtigden ongebouwd, naar rato van deze voor elk van de genoemde te maken kosten, en verdisconteerd in de percentages genoemd in de artikelen 4 en 5.

3

Artikel 4 Waterkeringszorg

De kosten voor de waterkeringszorg worden als volgt toegedeeld:

42% aan de ingezetenen;

45% aan de zakelijk gerechtigden gebouwd;

13% aan de zakelijk gerechtigden ongebouwd.

4

Artikel 5 Oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer

De kosten voor het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer worden als volgt toegedeeld:

24% aan de ingezetenen;

42% aan de zakelijk gerechtigden gebouwd;

34% aan de zakelijk gerechtigden ongebouwd.

5

  • niet of nauwelijks afhankelijk;

  • in geringe mate afhankelijk;

  • in aanmerkelijke mate afhankelijk;

  • in sterke mate afhankelijk.

Indien er niet of nauwelijks sprake is van afhankelijkheid zullen de ingezetenen wat betreft het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer niet in het bestuur vertegenwoordigd zijn (en dus geen kostenaandeel !). In de andere situaties beweegt het kostenaandeel van de ingezetenen zich tussen de 15 en 30% en wel als volgt:

6

Artikel 6 Inwerkingtreding

  • 1. De ‘Kostentoedelingsverordening Waterschap Veluwe 2000’ wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastingjaren waarover waterschapsomslagen worden geheven met inachtneming van het bepaalde in die verordeningen.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag volgende op die van haar bekendmaking.

  • 3. Deze verordening vindt voor het eerst toepassing op het belastingjaar 2003 dat aanvangt op 1 januari 2003.

    7

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als ‘Kostentoedelingsverordening Waterschap Veluwe 2003’.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 27 november 2002,

voorzitter, 

secretaris,

Toelichting algemeen

Het Waterschap Veluwe wordt steeds sterker beïnvloed door maatschappelijke ontwikkelingen zoals de tendens naar een multifunctionele benadering. Deze benadering komt ook naar voren in bijvoorbeeld de adviezen van de Commissie Waterbeheer 21ste eeuw  en de reconstructiewetgeving. De belangen voor wonen, werken en recreëren alsmede de gewenst ecologische toekomstwaarden zijn daarbij richtinggevend.

Door deze ontwikkeling nemen de lasten voor ongebouwd ten opzichte van gebouwd toe. Dit terwijl alle inwoners van het beheersgebied belang hebben bij een goed watersysteembeheer. Daarnaast is er in toenemende mate sprake van aandacht voor het beheer van het landelijk gebied voor de stedelijke bevolking.

Gezien de mate en de snelheid waarin de beschreven maatschappelijke ontwikkelingen zich voordoen wenst het waterschap een actualisering van het kostentoedelingsonderzoek. Aan Arcadis Heidemij Advies is daarom gevraagd om de bestaande verordening herijken en te actualiseren. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport ‘Actualisatie kostentoedeling Waterschap Veluwe 2002’. Op grond van deze resultaten heeft Waterschap Veluwe besloten de Kostentoedelingsverordening Waterschap Veluwe 2000 te herzien.

Taken

De Waterschapswet biedt provinciale staten de mogelijkheid om bij reglement waterschappen op te richten en aan die waterschappen taken van waterstaatkundige aard op te dragen.

Op grond van artikel 1 van het Reglement voor Waterschap Veluwe (vastgesteld door provinciale staten van Gelderland en Overijssel) zijn de taken van het waterschap:

  • Waterkeringszorg;

  • Oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer;

  • Oppervlaktewaterkwaliteitsbeheer.

Voor dekking van de kosten uit de taken waterkeringszorg en oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer wordt omslag (= waterschapsbelasting) geheven. Deze kostentoedelingsverordening is  alleen van belang voor deze twee taken.

Voor de taak oppervlaktewaterkwaliteitsbeheer wordt verontreinigingsheffing geheven. De basis van die heffing is de door de provincies vast te stellen Verordening Waterkwaliteitsbeheer en de door het algemeen bestuur van het waterschap vast te stellen verordening verontreinigingsheffing op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo).

Belanghebbenden

Voor  kostentoedeling is van belang de in de Waterschapswet geformaliseerde trits belang-betaling-zeggenschap. Degenen die belang hebben bij de uitoefening van taken door het waterschap, moeten daarvoor waterschapsbelasting betalen (omslag), maar hebben ook zeggenschap in het bestuur. Hoe de zeggenschap verder is uitgewerkt in actief en passief kiesrecht en in ontvangen samenstelling van bestuursorganen valt na te lezen in het door provinciale staten vastgestelde reglement en het kiesreglement voor Waterschap Veluwe. In het Algemeen reglement voor Waterschap Veluwe zijn als belanghebbende categorieën voor de taken waterkeringszorg en oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer aangewezen:

  • de ingezetenen, onder wie worden verstaan degenen die hun werkelijke woonplaats hebben in het gebied van het waterschap;

  • de zakelijk gerechtigden tot gebouwde onroerende zaken;

  • de zakelijk gerechtigden tot ongebouwde onroerende zaken.

Uitgangspunten

Het algemeen bestuur van het waterschap moet op grond van artikel 119 van de Waterschapswet ten behoeve van de omslagheffing een zogenaamde kostentoedelingsverordening vaststellen. In deze verordening is voor genoemde waterschapstaken het kostenaandeel van de categorieën belanghebbenden opgenomen. Bij kostentoedeling wordt rekening gehouden met de aard en de omvang van het belang van elke afzonderlijke categorie bij de onderscheiden taken. 

De kostentoedelingsverordening moet worden goedgekeurd door Gedeputeerde Staten en dient ten minste eenmaal per vijf jaar te worden herzien. Provinciale staten hebben in het reglement voor Waterschap Veluwe (artikel 51) uitgangspunten gesteld, waarmee het waterschap bij de kostentoedeling rekening moet houden. De uitgangspunten luiden als volgt:

  • het kostenaandeel van de ingezetenen bij de waterkeringszorg moet worden gebaseerd op de bevolkingsdichtheid van het gebied;

  • de niet aan de ingezetenen toegedeelde kosten van de waterkeringszorg worden aan de categorieën gebouwd en ongebouwd toegedeeld, rekening houdend met de totale waarde in het economische verkeer van de gebouwde en ongebouwde onroerende zaken in het gebied;

  • het kostenaandeel van de ingezetenen bij het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer moet worden gebaseerd op de mate waarin deze categorie voor haar functioneren in het gebied van het waterschap afhankelijk is van de waterstaatkundige verzorging door het waterschap;

  • de niet aan de ingezetenen toegedeelde kosten van het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer worden aan de categorieën gebouwd en ongebouwd toegedeeld, rekening houdend met het belang van die categorieën bij het niveau van de door het waterschap getroffen voorzieningen en de door die categorie veroorzaakte kosten van het waterschap.

Bij het opstellen van deze kostentoedelingsverordening is rekening gehouden met deze uitgangspunten.

De Kostentoedelingsverordening vormt tezamen met de Omslagverordening (artikel 110 van de Waterschapswet en de Omslagklassenverordening (artikel 120, vijfde lid van de Waterschapswet) de basis voor de omslagheffing. De Omslagverordening regelt de belastingplicht, de belastingobjecten, de heffingsmaatstaven, tarieven en de wijze van heffing en invordering. De kostentoedelingsverordening geeft per taak en per categorie van belanghebbenden het totale aandeel in de kosten, die door omslagheffing worden verhaald. Verschillen in aard en omvang van het belang binnen bepaalde belangencategorieën (uitgezonderd de ingezetenen) kunnen worden ondervangen door het instellen van zogenaamde omslagklassen. Deze omslagklassen worden vastgelegd in de omslagklassenverordening. Dit resulteert in correcties op de heffingsmaatstaf binnen een categorie belanghebbenden. Zonder omslagklassen is er op basis van de kostentoedeling een gelijke doorbelasting van de kosten binnen de gehele categorie.

Rapport inzake de kostentoedeling

Het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen hebben in 1989 het “Rapport inzake de kostentoedeling” uitgebracht, het rapport van de commissie Havelaar. In dit rapport wordt per waterschapstaak een methode van kostentoedeling gegeven. Er wordt onderscheid gemaakt tussen algemene taakbelangen en specifieke taakbelangen.

De algemene taakbelangen zijn gericht op het kunnen wonen, werken en recreëren in de leefruimte en het leefmilieu, die worden geschapen en in stand gehouden door de waterstaatkundige conditionering van de bodem. De ingezetenen (zie artikel 1) zijn de representanten van de algemene taakbelangen.

De specifieke taakbelangen zijn gericht op de waterstaatkundige verzorging van de bodem als zodanig. De eigenaren van onroerende zaken (zowel ongebouwd als gebouwd) zijn de representanten van de specifieke taakbelangen.

Het in het rapport van de commissie Havelaar beschreven kostentoedelingsproces is als volgt:

  • stap 1: Toedeling van de kosten over de representanten van de algemene en specifieke taakbelangen.

  • stap 2: Binnen de specifieke taakbelangen bepaling van de kostenaandelen gebouwd en ongebouwd.

De verdeling van de kosten per taak vindt plaats op basis van een percentage per categorie belanghebbenden. Om dit percentage te bepalen is onderzoek vereist. Dat onderzoek is in opdracht van het waterschap uitgevoerd, waarbij de methode uit het rapport van de commissie Havelaar is gevolgd. De resultaten zijn vastgelegd in het rapport ‘Actualisatie kostentoedeling Waterschap Veluwe 2002 ’. Het rapport maakt deel uit van deze toelichting op de Kostentoedelingsverordening.

Kosten per taak

De kostentoedeling heeft betrekking op de kosten die met behulp van de omslag gedekt moeten worden. Uit de begroting kan worden afgelezen om welke kosten het hierbij gaat.

In de Comptabiliteitsvoorschriften Waterschappen (Stb. 1991, 702) is bepaald dat de kostendragers in de begroting gelijk dienen te zijn aan de reglementair aan het waterschap opgedragen taken.

Dit betekent dat de inrichting van de begroting is afgestemd op de bij de kostentoedeling te onderscheiden taken. Door toepassing van de percentages van de kostentoedeling op de kosten die per kostendrager/reglementaire taak met behulp van de omslag gedekt moeten worden, ligt vast welk omslagbedrag elke categorie in totaal moet opbrengen.

De algemene bestuurs- en apparaatskosten zijn in de begroting verdeeld over de onderscheiden kostendragers/taken.

Aard en omvang van het belang

De Waterschapswet bepaalt in artikel 119, zesde lid, dat bij de kostentoedeling de aard en omvang van het belang dat iedere afzonderlijke categorie bij de taakuitoefening heeft, per taak in aanmerking moet worden genomen. Het begrip belang wordt hierbij ruim geïnterpreteerd. Uiteraard gaat het hierbij voor de specifieke taakbelangen om het belang van degenen die hun onroerende zaken in een gebied hebben dat gebaat is bij de waterschapsvoorzieningen. Daarnaast betreft het ook het belang dat het waterschap voorzieningen treft tot opheffing van waterstaatkundige bezwaren voortvloeiende uit de vrije afstroming van hoger gelegen gebieden op lager gelegen gebieden en de kwel die de hoger gelegen gebieden veroorzaken. Voor de algemene taakbelangen geldt een ruimere interpretatie van het begrip belang. Namelijk de mogelijkheid die de ingezetenen hebben om zich vrijelijk in het gebied van het waterschap te kunnen begeven dankzij de waterstaatkundige conditionering van de bodem en de bescherming tegen overstroming door het waterschap.

De kostentoedeling heeft -zoals hiervoor al is aangegeven- alleen betrekking op de waterkeringstaak en de oppervlaktewaterkwantiteitstaak. In de toelichting per artikel wordt hier nader op ingegaan.

Gebiedsomschrijving

Het gebied van Waterschap Veluwe is vastgelegd in het Algemeen reglement voor Waterschap Veluwe. Dit gebied geldt voor zowel de waterkeringszorg als het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer.

Toelichting artikelsgewijs

In de aanhef van deze verordening wordt verwezen naar de Waterschapswet en het door de provincie vastgestelde Algemeen reglement voor Waterschap Veluwe. In artikel 119 van de Waterschapswet is de verplichting tot het opstellen van een kostentoedelingsverordening opgenomen. In het provinciale reglement zijn de gebiedsomschrijving (artikel 1), de categorieën van belanghebbenden die in het algemeen bestuur zijn vertegenwoordigd (artikel 5) en de uitgangspunten voor de kostentoedeling (artikel 51) opgenomen.


Noot
1[Toelichting: Artikel 1 BegripsbepalingenOnder letter b wordt het begrip kosten, zoals dat geldt voor de kostentoedeling, nader gedefinieerd. In de algemene toelichting is bij ‘Kosten per taak’ reeds de relatie tussen de begroting en de kostentoedeling aan de orde gesteld. De kostentoedeling heeft betrekking op de in de begroting naar kostendragers opgenomen kosten, die met behulp van de omslagheffing worden bekostigd. De algemene bestuurs- en apparaatskosten zijn hierbij verdeeld over de kostendragers per taak.De onder de letters c t/m e gegeven definities zijn gebaseerd op artikel 11 van de Waterschapswet. Aangezien niet alle in de wet genoemde categorieën in het algemeen bestuur van het waterschap zijn vertegenwoordigd, zijn deze definities beperkt tot de categorieën die in het reglement zijn opgenomen. ]
Noot
2[Toelichting: Artikel 2 GebiedsomschrijvingDe provincie heeft bij reglement bepaald welke grenzen voor het waterschap gelden. In artikel 2 wordt verwezen naar deze reglementaire bepaling. Het totale gebied van het waterschap is ruim 130.000 ha groot.Waterkeringszorg Voor het algemene taakbelang bij de waterkeringstaak geldt dat iedere ingezetene in het gehele gebied van het waterschap een direct of indirect belang (het kunnen wonen, werken of recreëren binnen het gebied van het waterschap) heeft bij de bescherming tegen overstroming door het waterschap. Een specifiek taakbelang bij de waterkeringstaak hebben de eigenaren van onroerende zaken die door de waterkeringszorg direct tegen overstroming worden beschermd. Oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer Voor het algemene taakbelang(ingezetenen) bij het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer geldt dat iedere ingezetene in het gehele gebied van het waterschap een direct of indirect belang (het kunnen wonen, werken of recreëren binnen het gebied van het waterschap) heeft bij de waterstaatkundige conditionering van de bodem door het waterschap. Voor het specifieke taakbelang (gebouwd en ongebouwd) bij het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer hebben nagenoeg alle onroerende zaken belang bij de taakuitoefening door het waterschap. In slechts een klein aantal gebieden hebben onroerende zaken geen belang bij het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer. In totaal is dit circa 2.500 ha.  Dit betreft onder andere gebieden gelegen in het stroombed van de IJssel . Voor de kostentoedeling aan de specifieke taakbelangen zijn deze gebieden uitgezonderd. ]
Noot
3[Toelichting: Artikel 3 Kosten van heffing en invordering en verkiezingenDe perceptie- en verkiezingskosten worden rechtstreeks toegerekend aan de betrokken categorieën en geschiedt naar de mate waarin de categorieën deze kosten veroorzaken. In de toelichting op de artikelen 4 en 5 wordt uitgelegd welke invloed deze rechtstreekse toedeling heeft op de percentages van de kostenaandelen nadat de toedeling via de methode Oldambt/ Havelaar heeft plaatsgevonden. ]
Noot
4[Toelichting: Artikel 4 WaterkeringszorgDe kosten van de waterkeringszorg blijken uit de begroting van het waterschap. Deze kosten worden in eerste instantie verdeeld naar algemene taakbelangen en specifieke taakbelangen (zie stap 1 kostentoedelingsproces). Algemene taakbelangBij de bepaling van het kostenaandeel van de ingezetenen (algemene taakbelangen) is de vraag aan de orde in hoeverre de bewoonbaarheid van het gebied van het waterschap afhankelijk is van de waterkeringszorg. Dit kostenaandeel is afhankelijk van de omvang van het gezamenlijke belang van de inwoners, hetgeen tot uitdrukking komt in de bevolkingsdichtheid en van de rechtstreekse toe te wijzen kosten van perceptie en verkiezing. In een dichtbevolkt gebied is het collectieve ingezetenenbelang bij de waterkeringszorg groter dan in een dunbevolkt gebied. Volgens het rapport van de commissie Havelaar moet worden uitgegaan van een bandbreedte die ligt tussen de 35% en 50%. Binnen deze bandbreedte kan het kostenaandeel nader worden bepaald aan de hand van de werkelijke bevolkingsdichtheid.Bevolkingsdichtheid:                         Kostenaandeel ingezetenen bij waterkeringszorg:laag (minder dan 350 inw./km2)    35 à 40% gemiddeld (350-700 inw./km2)      40 à 45% hoog (meer dan 700 inw./km2)      45 à 50%In het herijkingonderzoek van 1999 ‘Waterschapslasten Veluwe. Is herziening noodzakelijk?’ is uitgegaan van een bevolkingsdichtheid van 315 inwoners per km2. Het huidige aantal inwoners binnen het beheersgebied van het waterschap wordt geraamd op 431.400. Aangezien de oppervlakte van het beheersgebied 134.342 ha. Bedraagt is de bevolkingsdichtheid 321 inwoners per ha. Een toename van 6 inwoners per ha. Op grond van de nota Havelaar houdt dit een kostenaandeel voor de ingezetenen in van 35-40%. Het betreft hiermee geen wijziging ten opzichte van het herijkingonderzoek uit 1999. Derhalve wordt het ingezetenenpercentage gehandhaafd op 40%. Daar echter de perceptie- en verkiezingskosten op de totale begroting en de verhouding tussen de verschillende categorieën zodanig afwijken van de verhouding die uit het onderzoek volgens Havelaar volgt, wordt door rechtstreeks rekening te houden met deze kosten, het kostenaandeel van de algemene taakbelangen van de waterkeringszorg nader bepaald op 42%. De op basis van dit percentage toegedeelde kosten worden op basis van een gelijk bedrag per woonruimte verdeeld over de ingezetenen (wettelijk voorgeschreven verdeling).Specifieke taakbelangNadat het kostenaandeel, zonder rekening te houden met de perceptie- en verkiezingskosten, voor het algemene taakbelang (ingezetenen) is bepaald op 40% volgt daaruit dat de specifieke taakbelangen 60% van de kosten van de waterkeringszorg dragen (eerste stap). In de tweede stap worden deze kosten binnen de specifieke taakbelangen toegedeeld aan de gebouwde en ongebouwde onroerende zaken. Het belang van de onroerende zaken bij de waterkeringszorg is gelegen in de instandhouding van deze goederen. Door de waterkeringszorg worden de onroerende zaken beschermd tegen overstroming. In het reglement van Waterschap Veluwe is als uitgangspunt opgenomen dat aan de specifieke taakbelangen verbonden kosten van de waterkeringszorg aan gebouwd en ongebouwd toegedeeld worden naar rato van de globale waardeverhouding tussen het geheel van de gebouwde en ongebouwde onroerende zaken. Voor de waarde gebouwd wordt daarbij uitgegaan  van de totale waarde in het economische verkeer van de gebouwde onroerende zaken die in de omslag voor de waterkeringszorg betrokken worden. Bij de waardebepaling voor ongebouwd wordt geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende grondgebruiktypen. Het grondgebruiktype agrarisch is als maatgevend gehanteerd. De kostenaandelen gebouwd en ongebouwd kunnen vervolgens bepaald worden door de totale waarde gebouwd respectievelijk de totale waarde ongebouwd te relateren aan de som van de totale waarde gebouwd en ongebouwd.In het rapport ‘Actualisatie kostentoedeling Waterschap Veluwe 2000’ is dit als volgt uitgewerkt. De waarden van gebouwde onroerende zaken in het gebied van het waterschap zijn gebaseerd op de waarden in het economische verkeer, zoals de gemeenten die hanteren voor de Onroerende-zaak-belasting (OZB). De totale waarde in het economische verkeer van de gebouwde objecten, inclusief de voor de OZB vrijgestelde objecten, is bepaald op circa € 5.792.000.000,--.  De waarden van de gebouwde onroerende zaken in de gebieden waar geen specifiek belang is bij de waterkeringszorg, zijn uiteraard buiten beschouwing gelaten.De agrarische waarden zijn  bepaald op basis van de CBS gegevens voor gebieden ‘Centrale veehouderijgebied’. Uit deze gegevens blijkt dat de waarden van grasland en bouwland dicht bij elkaar liggen en variëren van € 35.849,-- en € 41.839 (peildatum 2000). De gemiddelde waarde van 1 ha. ongebouwd bedraagt in het beheersgebied van Waterschap Veluwe € 38.571. De totale oppervlakte van het gebied met een specifiek belang bij de waterkeringszorg bedraagt circa 36.107 ha, waarvan ongeveer 5.746 ha bebouwd is. Dit betekent dat de oppervlakte ongebouwd is vastgesteld op 30.361 ha. De totale waarde van de ongebouwde onroerende zaken bedraagt: 30.361 ha x € 38.571,-- = € 1.171.000.000,--. De waarden van de ongebouwde onroerende zaken in de gebieden waar geen specifiek belang is bij de waterkeringszorg, zijn uiteraard buiten beschouwing gelaten.De kostenverdeling tussen gebouwd en ongebouwd wordt bepaald op basis van de waardeverhouding en op basis van de rechtstreeks toe te wijzen kosten van perceptie en verkiezingen. De totale waarde van gebouwd en ongebouwd bedraagt samen € 6.963.000.000,--. De verhouding tussen gebouwd en ongebouwd is dan 83,2 : 16,8. Van het aandeel van 60% voor de specifieke taakbelangen dient het gebouwd dus in beginsel 49,9% van de totale waterkeringsomslag te betalen en het ongebouwd in beginsel 10,1%. Doordat de perceptiekosten op de totale begroting en de verhouding tussen de verschillende categorieën zodanig afwijken van de verhouding die uit het onderzoek volgens Havelaar volgt, wordt door rechtstreeks rekening te houden met deze kosten het kostenaandeel van de specifieke taakbelangen van de waterkeringszorg nader gesteld op 45% respectievelijk 13% voor gebouwd respectievelijk ongebouwd. De op basis van deze percentages toegedeelde kosten worden op basis van de heffingsmaatstaf (OZB-waarde en oppervlakte) over de individuele zakelijk gerechtigden gebouwd en ongebouwd  verdeeld. ]
Noot
5[Toelichting: Artikel 5 OppervlaktewaterkwantiteitsbeheerOok de kosten van het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer blijken uit de begroting van het waterschap. Ook voor deze kosten geldt dat naast algemene en specifieke taakbelangen rekening gehouden dient te worden met de rechtstreeks toe te wijzen perceptie- en verkiezingskosten (zie stap 1 kostentoedelingsproces).Algemene taakbelangHet belang van de ingezetenen bij het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer is gelegen in de mate waarin de ingezetenen voor hun functioneren in het gebied van het waterschap mede afhankelijk zijn van de waterstaatkundige verzorging door het waterschap. Het rapport van de commissie Havelaar gaat uit van de volgende indeling:]
Noot
6[Toelichting: Mate van afhankelijkheid:             Kostenaandeel ingezetenen bij oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer: geringe afhankelijkheid                15 à 20% aanmerkelijke afhankelijkheid    20 à 25% sterke afhankelijkheid                  25 à 30%De kosten die gemoeid gaan met veranderende ontwikkelingen in het waterbeheer worden voor een relatief groot deel gemaakt in het belang van de ingezetenen. Immers de realisatie van natuurvriendelijke oevers, ecologische verbindingszones, de betrokkenheid bij ruimtelijke ordening en ruimtelijke inrichtingsprojecten en de aanleg van retentiegebieden hebben geen betrekking op een specifiek taakbelang. Het betreft werkzaamheden, die, allen, vallen onder het kunnen wonen, werken en recreëren, ofwel onder de algemene taakbelangen. Het ‘nieuwe waterbeleid’ zoals de gevolgen van het advies van de Commissie Waterbeheer 21ste eeuw en het Kabinetsstandpunt ‘Anders omgaan met Water’ wel wordt genoemd worden, heeft een toename van de algemene taakbelangen tot gevolg. Men ziet dan ook dat waterschappen het aandeel van de algemene taakbelangen in de kostentoedeling verhogen. De argumentatie voor een verhoogde toedeling naar de ingezetenen blijft recht doen aan de uitgangspunten van de Commissie Havelaar. Maar op grond van de genoemde argumentatie wordt nu uitgegaan van een aanmerkelijke afhankelijkheid van de ingezetenen van de waterbeheerstaak. Hieruit volgt dat de marge waarbinnen het kostenaandeel gezocht moet worden, 20-25%, bedraagt. Op grond van bovenstaande argumentatie wordt de toedeling naar de ingezetenen 24%. Aangezien de perceptie- en verkiezingskosten op de totale begroting en de verhouding tussen de verschillende categorieën licht afwijken van de verhouding die uit het onderzoek volgens Havelaar volgt, blijft het kostenaandeel van de algemene taakbelangen van de waterkwantiteitsbeheer bepaald op 24%.Specifieke taakbelangNadat het kostenaandeel voor het algemene taakbelang (ingezetenen) is bepaald op 24% volgt daaruit dat de specifieke taakbelangen 76% van de kosten van het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer dragen (eerste stap). In de tweede stap worden deze kosten binnen de specifieke taakbelangen toegedeeld aan de gebouwde en ongebouwde onroerende zaken. Het belang van de onroerende zaken bij het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer is, naast het instandhoudingsbelang, voornamelijk gelegen in de aanwendingsmogelijkheden van deze onroerende zaken. Om deze reden wordt in de tweede stap gekeken naar het voorzieningenniveau en de kostenveroorzaking, zijnde de leidende beginselen voor de kostentoedeling bij het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer. Het rapport van de commissie Havelaar geeft aan dat de methode Oldambt is gebaseerd op deze beginselen. Dit is een methode om na te gaan welke voorzieningen er voor de onderscheiden categorieën van onroerende zaken worden getroffen en welke kosten daaraan zijn verbonden. Bij deze methode wordt uitgegaan van de kosten die een waterschap zou moeten maken om het gehele bestaande voorzieningenniveau opnieuw aan te leggen. In feite wordt dus uitgegaan van een modelsituatie. Daarna worden deze kosten verdeeld over de categorieën belanghebbenden, waarbij twee verdeelsleutels worden gehanteerd. De eerste verdeelsleutel heeft betrekking op de meerkosten per categorie. Het uitgangspunt is dat er reeds een voorzieningenstelsel aanwezig is. Voor iedere categorie wordt bezien wat de meerkosten zouden zijn als die categorie als laatste aan het stelsel wordt toegevoegd; er is dus reeds een voorzieningenstelsel voor de overige categorieën! Deze meerkosten komen zondermeer ten laste van de betreffende categorie. Op deze wijze is een (groot) gedeelte van de totale kosten reeds verdeeld.De kosten die na de eerste verdeelsleutel resteren, worden met behulp van een tweede verdeelsleutel verdeeld. Hierbij worden de kosten verdeeld naar rato van het voordeel dat iedere categorie heeft bij de samenwerking. Dit voordeel ontstaat doordat niet iedere categorie voor zichzelf een bepaald voorzieningenniveau behoeft te realiseren, maar dit gezamenlijk in waterschapsverband doet.Tevens dient bij het vaststellen van het kostenaandeel rekening gehouden te worden met rechtstreeks toe te delen kosten van perceptie en verkiezing. De categorieën met betrekking tot de specifieke taakbelangen bij de waterbeheersingstaak van het waterschap zijn de zakelijk gerechtigden gebouwd en de zakelijk gerechtigden ongebouwd. In navolging van het rapport van de commissie Havelaar wordt bij het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer onderscheid gemaakt naar het voorzieningenniveau voor de verschillende vormen van grondgebruik en de daarmee samenhangende kosten. Daartoe is een analyse gemaakt van het ruimtegebruik in het gebied van het waterschap. Daarnaast is voor dit gebied het waterhuishoudkundig stelsel in een computerprogramma modelmatig nagebouwd. Op deze manier zijn de kosten bepaald die voor de categorieën gebouwd en ongebouwd afzonderlijk zouden moeten worden gemaakt. Tevens is bepaald wat de kosten per categorie bedragen in verdeelsleutel 1 van de methode Oldambt. Tot slot is bepaald wat het voordeel per categorie is bij de samenwerking; dit voordeel blijkt nagenoeg gelijk te zijn. De modelmatige kosten zijn vervolgens gerelateerd aan de werkelijke kosten. In het rapport ‘Actualisatie kostentoedeling Waterschap Veluwe’ is op grond van de methode Oldambt de verdeelsleutel voor de specifieke taakbelangen voor gebouwd en ongebouwd bepaald. Van de 76% van de kosten die voor rekening komen van de specifieke taakbelangen bedraagt het toedelingspercentage voor de zakelijk gerechtigden gebouwd als de zakelijk gerechtigden ongebouwd 38,0%. Doordat echter de perceptie- en verkiezingskosten op de totale begroting en de verhouding tussen de verschillende categorieën zodanig afwijken van de verhouding die uit het onderzoek volgens Havelaar volgt wordt door rechtstreeks rekening te houden met deze kosten het kostenaandeel van de specifieke taakbelangen van het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer nader gesteld op 42,0% respectievelijk 34,0% voor gebouwd respectievelijk ongebouwd. De op basis van deze percentages toegedeelde kosten worden op basis van de heffingsmaatstaf (OZB-waarde en oppervlakte) over de individuele zakelijk gerechtigden gebouwd en ongebouwd verdeeld. In een omslagklassenverordening is aangegeven hoe de verdere verdeling van de kosten binnen een categorie plaats vindt. ]
Noot
7[Toelichting: Artikel 6 InwerkingtredingDe vastlegging van de inwerkingtreding van de kostentoedelingsverordening is mede van belang in verband met de werkingsduur van de verordening. In de Waterschapswet is bepaald dat de kostentoedelingsverordening eenmaal in de vijf jaar moet worden herzien. Indien daar aanleiding toe is, kan de verordening ook eerder worden herzien. De percentages zoals genoemd in de Kostentoedelingsverordening liggen in principe voor vijf jaar vast. ]