Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Peel en Maasvallei

Beleidsregel oppervlaktewaterlichamen meanderzones

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Peel en Maasvallei
Officiële naam regelingBeleidsregel oppervlaktewaterlichamen meanderzones
CiteertitelBeleidsregel oppervlaktewaterlichamen meanderzones
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpmilieu – water

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Website waterschap

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-09-201201-01-2018nieuwe regeling

12-09-2012

Website waterschap

2012.16545

Tekst van de regeling

Inleiding

In de nieuwe Legger oppervlaktewaterlichamen (2012) worden voor het eerst meanderzones aangewezen.

Aanwijzing van meanderzones is noodzakelijk omdat in deze legger, in tegenstelling tot de oude legger, de grenzen van de waterstaatswerken vastgelegd worden conform de eisen die artikel 5.1 van de Waterwet aan een legger stelt. In de oude legger was dit niet zo omdat daarin de watergangen in lijnvorm werden aangegeven en de grenzen werden omschreven in de vorm van een bepaalde afstand vanaf de insteek. Een insteek verplaatst zich echter vanzelf als gevolg van het meanderproces.

Daar waar het meanderproces van een watergang de vrije loop wordt gelaten is dat thans alleen mogelijk door daartoe meanderzones aan te wijzen. Zou dit namelijk niet gebeuren, dan zou het waterschap juridisch gehouden zijn om de watergang via onderhoud weer terug te brengen binnen de vaste grenzen zoals in de legger aangegeven

In verband met het aanwijzen van meanderzones wordt in deze beleidsregel beleid geformuleerd inzake twee onderwerpen:

a. beleid dat aangeeft welke criteria worden gehanteerd voor het al dan niet aanwijzen van meanderzones in de legger (zie paragraaf 2);

b. beleid waarin is aangegeven hoe het waterschap omgaat met situaties waarin het meanderproces tot schade leidt aan eigendommen van derden; meer specifiek betreft het beleid dat aangeeft in welke gevallen oeververdediging wordt toegestaan (zie paragraaf 3).

Beleid inzake aanwijzen van meanderzones in de legger

Inleiding

Meanderzones zijn gronden waarbinnen primaire oppervlaktewaterlichamen door natuurlijke verplaatsing hun bedding kunnen verleggen en die als zodanig zijn opgenomen in de legger. Dergelijke zones zijn bij Waterschap Peel en Maasvallei al lang onderwerp van beleid. Ze zijn echter tot nu toe niet aangewezen. De nieuwe Waterwet heeft aanpassing van de Keur en de legger noodzakelijk gemaakt. Als gevolg van de Waterwet (2009) en de hierop gebaseerde legger, is aanwijzing van meanderzones actueel geworden. Het waterschap legt nu immers nauwkeurig vast wat wij in stand houden. Op plaatsen waar wij de oever niet in stand willen houden, moeten wij dit aangeven, bij voorbeeld middels meanderzones.

Bij Waterschap Roer en Overmaas (WRO) wordt al langer gewerkt met meanderzones. Wij maken mede gebruik van hun ervaring om inhoud te geven aan ons beleid.

Waarom meanderzones?

Meandering is een belangrijk natuurlijk proces van natuurlijke waterlopen. Het is een belangrijke voorwaarde voor de natuurlijke variatie in substraten en structuren in een waterloop. De waterlopen met een Specifiek Ecologische Functie (SEF) zouden daarom vrij moeten kunnen meanderen. Dat is in lijn met het EU-(KRW), provinciaal- en waterschapsbeleid. Bij enkele beken (Swalm, Tungelroysebeek Leudal) is meandering ook van belang voor Natura 2000. Binnen natuurgebieden zal meandering over het algemeen geen problemen opleveren. Een meanderende beek is immers een wezenlijk onderdeel van een natuurgebied.

Beperkingen aan meandering worden gegeven door functies die nadeel hebben van oeverafkalving. Dit is met name aanwezige bebouwing en infrastructuur en grondgebruik van aangrenzende percelen. Hierbij zal een belangenafweging moeten plaatsvinden. Dus vooral buiten natuurgebied doen zich mogelijk conflicten voor tussen meandering en andere functies

Meanderzones dienen enerzijds om aan te geven waar waterlopen mogen meanderen en andere functies daarvoor ruimte moeten laten. Anderzijds dienen meanderzones om aan te geven waar de oeverlijn niet in stand wordt gehouden. Feitelijk gaat het daarbij om het toestaan van oeverafkalving en of juist het toestaan van oevervastlegging.

Basis voor beleid WPM meanderzones

Waterlopen met een SEF moeten in een zo natuurlijk mogelijke toestand verkeren. Dit betekent dat meandering hier uitgangspunt is. De vraag is echter waar hier grenzen aan moeten worden gesteld ten opzichte van andere functies.

Waar meanderzones?

In beginsel langs alle waterlopen met een SEF,  die ook al kunnen meanderen. Dit zijn beken die van nature meanderen en beken die heringericht zijn. Daar is natuurlijke oeverontwikkeling immers wenselijk en actief. Dus niet langs nog genormaliseerde (en meestal nog her in te richten) waterlopen. Hier is wel gedacht aan het aanwijzen van herinrichtingszones om ruimte voor herinrichting te verzekeren. In de praktijk voldoet bij nog her in te richten beken de beschermingszone langs waterlopen van 5 meter breed, mits daar bouwwerken en leidingen worden uitgesloten. Verder wordt de ruimte voor herinrichting vooral bepaald door de mogelijkheid om stroken hiervoor aan te kopen.Conclusie : langs SEF-beken die van nature meanderen/heringericht zijn. In bebouwde kommen maatwerk, maar ook daar ruimte voor oeverafkalving benutten.

Meanderzones beekdalbreed of zones langs huidige waterloop?

Bij WRO is een deel van de meanderzones breed en omvat de hele dalvlakte. Dat is bij met name de Roer en de Geul het geval. Daarbij geldt met name voor het realiseren van bebouwing, bovengrondse infrastructuur of kabels en leidingen een vergunningplicht. Bebouwing of aanleggen van bovengrondse infrastructuur is in beekdalen met een SEF-beek (meestal Perspectief 1 of 2 volgens het Provinciaal Omgevingsplan Limburg) door beperkingen in het kader van de ruimtelijke ordening al vrijwel uitgesloten. De toegevoegde waarde van brede, beekdalbrede meanderzones is daarom beperkt en in het kader van terugdringing van regelgeving niet wenselijk. Punt van aandacht zijn wel leidingen bij de beken.

Conclusie : alleen stroken langs de waterlopen

Breedte meanderzones

Meandering is meestal een geleidelijk proces. Op veel plaatsen is van oeverafslag weinig te merken. Plaatselijk kan het echter snel gaan. Dan kan de voorgestelde strook van 5 meter te weinig blijken als er hierdoor schade ontstaat. Bij WRO worden stroken langs grote beken aangekocht om oeverafkalving op eigen grond plaats te laten vinden. Hierbij worden stroken van 5 tot 15 meter aangehouden. Dit laatste gebeurt in buitenbochten waar de erosie het sterkst is. Vijf meter is dus meestal voldoende, maar is plaatselijk te weinig. Daarom zou de zone mee kunnen schuiven met de optredende meandering/afkalving. Dat geeft echter minder duidelijkheid. Het opschuiven van de meandering kan ook begeleid worden door aankoop van de betreffende grond en periodieke herziening van de leggerkaart.

Kabels en leidingen kunnen een probleem zijn bij meandering. Dat blijkt regelmatig bij herinrichting. Dat kan zich ook voordoen bij actieve meandering. Daarom zouden kabels en leidingen beter niet langs SEF-beken (ook de nog niet heringerichte)  kunnen liggen. Beter is deze aan wegen of waterlopen met een Algemeen Ecologische Functie te koppelen. Vanuit het provinciaal ruimtelijk beleid is dat ook goed te motiveren (Perspectief 1 en 2).

Bij heringerichte beken kan ook de herinrichtingsstrook als uitgangspunt genomen worden. Deze is immers aangekocht om natuurlijke beekontwikkeling mogelijk te maken. Ook hier moet dan echter minstens de 5 meter vanaf de insteek van de waterloop/het zomerbed worden aangehouden, ook als die buiten de herinrichtingsstrook valt.

Conclusie : 5 meter voldoet. Sterke afkalving wordt waar nodig bij voorkeur door aankoop van een strook opgevangen. Bij herinrichtingsstroken wordt de meanderzone met de aangekochte strook uitgebreid. De nadere uitwerking van dit uitgangspunt in de nieuwe legger is beschreven in bijlage A.

Beleid inzake oeverafkalving

Uitgangspunt is bij aanwezigheid van een meanderzone dat de natuurlijke processen, waaronder oeverafkalving, zoveel mogelijk ongehinderd kunnen plaatsvinden. Om deze reden wordt in beginsel geen vergunning verleend voor het aanbrengen van oeververdediging. Bovendien behoort natuurlijke deformatie van de oevers tot het normaal maatschappelijk risico, zeker bij aanwezigheid van een meanderzone. Een uitzondering wordt hierop gemaakt in het geval sprake is van onevenredige (dreigende) aantasting van particulier eigendom of het ontstaan van een maatschappelijk ongewenste situatie. In dit geval wordt oeververdediging dus wel toegestaan. Dit geldt limitatief voor:

a. schade aan bouwkavels / huiskavels;

b. schade aan kunstwerken of wegen;

c. schade aan bebouwing / cultuurhistorische objecten (bijv. watermolens);

d. schade aan belangrijke landschappelijke waarden (o.a. oude bomen in landgoederen);

e. schade aan eigendommen als gevolg van een bovennormaal afkalvingsproces.

In het eerste geval wordt oeverbescherming toegestaan. In ieder geval dient sprake te zijn van milieuvriendelijk materiaal. Bij meanderzones binnen natuurgebieden wordt uitgegaan van natuurlijk materiaal.

Bij het tweede en derde geval kan oeverbescherming worden toegepast in cultuurtechnische vorm (bijv. baksteen). Bij kunstwerken/ wegen kan in principe ook gecertificeerd puin gebruikt worden. Bij schade aan landschappelijke waarden wordt oeverbescherming uitgevoerd met natuureigen materiaal (bijvoorbeeld aanplant). In bijzondere moeilijke gevallen (sterke erosie) en/of urgentie (voor aanleg van een stabiele aanplant is geen tijd meer) zal een harde oeververdediging noodzakelijk kunnen zijn. Hierbij dient wel gebruik gemaakt te worden van natuurvriendelijk materiaal (bijlage B).

In geval van schade aan eigendommen als gevolg van een bovennormaal afkalvingsproces geldt -in afwijking van de gevallen als bedoeld onder a tot en met d- dat het waterschap eerst zal onderzoeken of met de eigenaar overeenstemming kan worden bereikt over een (financiële) compensatie of over de aankoop van de grond. Is dat het geval, dan dient oeververdediging achterwege te blijven. Bovennormaal wordt in dit verband gedefinieerd als afkalving die veroorzaakt wordt door een meer frequent voorkomen van piekafvoeren dan in een natuurlijke situatie en/of door extreme piekafvoeren.

In bijlage B is aangegeven welke materialen bij het aanbrengen van een oeververdediging gebruikt moeten worden.

Bijlage A Methodiek vastleggen meanderzones

Meanderzones zijn vastgelegd bij beken die:

a.   van nature (gedeeltelijk) meanderen bijvoorbeeld Swalm, Niers, Aalsbeek, Oostrumsche Beek (Landgoed geijsteren).

b.   heringerichte beken bijvoorbeeld Oostrumsche Beek, Groote Molenbeek, Tungelroyse Beek).

Bij beken met een specifiek ecologische functie die van nature niet meanderen en ook nog niet zijn heringericht zijn (nog) geen meanderzones vastgelegd.

Door het bestuur is besloten om meanderzones vast te leggen tot 5 meter uit de ingemeten insteek. Indien geen meetgegevens beschikbaar zijn wordt gebruik gemaakt van de GBKN. Indien geen meetgegevens en geen GBKN data voorhanden is wordt     gebruikt gemaakt van luchtfoto's. Als gebruik wordt gemaakt van luchtfoto's dan wordt in de attributentabel aangegeven dat de zonering indicatief is vastgelegd.

Deze methodiek is toegepast bij met name de van nature meanderende beken. Bij dit type beken is geen duidelijk relatie tussen de 5 meter zone en het kadastrale eigendom.

Bij heringerichte beken is actief eigendom verworven om de beek te kunnen herinrichten. Deze beken zijn vaak voorzien van een 2 fase profiel (smal zomerbed, breed winterbed). Bij dit type beken zijn de meanderzones vastgelegd op basis van het verworven eigendom. Dit is overeenkomstig de herinrichtingsplannen zoals deze met de omgeving zijn gecommuniceerd. Indien geen duidelijk relatie bestaat tussen de vast te leggen meanderzone en het eigendom is de meanderzone vastgelegd met behulp van de meetgegevens, GBKN of luchtfoto's. De beek loopt dan veelal door natuurgebieden of een landgoed (bv. t'Ham, landgoed Geysteren)

Tabel methodiek vastleggen meanderzones

         
Van nature meandererend5 meter uit ingemeten insteekOf 5 meter uit GBKN insteeklijnOf mbv luchtfoto's(indicatief)nvt
HeringerichtOp basis van eigendomOf 5 meter uit ingemeten insteekOf 5 meter uit GBKN insteeklijnOf mbv luchtfoto's (indicatief)
         

Bijlage B Materiaalvoorkeur bij oeververdediging

Materiaalvoorkeur (hoog naar laag):

wiepen (evt. levende wilgentenen), schoon gecertificeerd puin, doorgroei-jute of geotextiel, open blokkenmatten, stortsteen, schanskorf afgedekt met zand. Schoon metselwerk heeft ecologisch geen voorkeur, dus alleen toepassen als de omgeving dat vereist. Overweeg gemetselde stortsteen met hier en daar bewuste gaten en kieren als alternatief. Geen tropisch hardhout (ook geen FSC keur), geen damwand en geen plaatmateriaal in verband met ontbreken ruwe structuur voor begroeiing, nesteling en een meer natuurlijk en landschappelijk aanzien.

Waar hardhout noodzakelijk is alternatieven als gestoomd inlands hout of robinia toepassen.

Beplantingsmateriaal:

Gebruik soorten die in de directe omgeving van nature op die grondsoort en bij dat grond- en oppervlaktewaterregiem voorkomen en standhouden. Gebruik inheems gecertificeerd plantmateriaal (SBB/Stichting Bronnen) of verzamel zelf in omgeving stekken.

Plantmateriaal dat gebruikt kan worden:

Rietzoden (nat-vochtig)

Wilg, Els (nat-vochtig)

Berk (nat-vochtig)

Es (vochtig-nat)

Eik (vochtig-droog)

Als bijmenging komen o.a. de volgende vochtminnende/ vochtbestendige soorten in aanmerking: vogelkers, sleedoorn, meidoorn, wegedoorn, hazelaar, hondsroos, sporkehout, gelderse roos.