Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Roer en Overmaas

Stimuleringsregeling aanpak riooloverstorten Waterschap Roer en Overmaas

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Roer en Overmaas
Officiële naam regelingStimuleringsregeling aanpak riooloverstorten Waterschap Roer en Overmaas
CiteertitelWRO Overstortregeling
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpbestuur – waterschappen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: www.overmaas.nl

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Waterschapswet, art. 77

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-10-201007-10-2014nieuwe regeling

06-10-2010

www.overmaas.nl

WRO Overstortregeling

Tekst van de regeling

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. het bestuur: het dagelijks bestuur van Waterschap Roer en Overmaas;

  • b. de aanvrager: burgemeester en wethouders van de aanvragende gemeente;

  • c. verhard oppervlak: daken, straten, parkeer- en bedrijfsterreinen e.d. waarvan het regenwater tot afstroming komt;

  • d. bijdrage: een bij beschikking van het bestuur verkregen aanspraak op een geldbedrag voor het nemen van maatregelen die de aantasting van de kwaliteit van het oppervlaktewater vanuit riooloverstorten verminderen;

  • e. projectkosten: de gerealiseerde uitvoeringskosten bestaande uit aanneemsom inclusief meer- en minderwerk, kosten van het opstellen van het maatregelplan, kosten van voorbereiding, ontwerp en toezicht tijdens de uitvoering, voor zover deze activiteiten zijn uitbesteed, alsmede de niet uit het btw-compensatiefonds verrekenbare btw;

  • f. basisinspanning: het referentiestelsel voor gemengde stelsels: een stelsel met een berging van 7 mm en een pompovercapaciteit van 0,7 mm/h, aangevuld met 2 mm berging in een randvoorziening achter elke overstort.

Artikel 1.2 Algemene voorwaarden

  • 1. De bijdrage wordt uitsluitend verstrekt op aanvraag door een gemeente uit het beheersgebied van Waterschap Roer en Overmaas.

  • 2. De aanvraag dient betrekking te hebben op:

    • a.

      een nieuw project waarbij de overstortfrequentie ten minste teruggebracht wordt tot  maximaal eenmaal per twee jaar of een maatregel met een vergelijkbaar of beter ecologisch effect;

    • b.

      een project waarbij, binnen de gemeentegrens zoals die geldt ten tijde van de aanvraag, voor lozingen op regionale wateren overal voldaan wordt aan de basisinspanning, respectievelijk wordt voorzien in het gemeentelijk rioleringsplan, dan wel daartoe een bestuurlijke overeenkomst is aangegaan.

  • 3. De aanvraag betreft een project dat volgens de criteria genoemd in bijlage 1 bij deze regeling in aanmerking komt voor een bijdrage.

Artikel 1.3 Plafond

  • Deze regeling is geldig voor de periode 2010 tot en met 2016 en heeft een beschikbaar bedrag van in totaal € 1.500.000,-.

Artikel 1.4 Beoordelingscriteria en verdelingsmethodiek

  • 1. Het beschikbare bedrag wordt verdeeld in volgorde van ontvangst van de aanvragen. Het dagelijks bestuur kan echter beslissen om aanvragen voorrang te geven indien de inwilliging daarvan in vergelijking met andere aanvragen naar verwachting meer zal bijdragen aan de verwezenlijking van het doel van deze regeling.

  • 2. Het bestuur kan een aanvraag afwijzen indien het projectplan (zie artikel 2.2) naar haar oordeel niet duidelijk aangeeft of waarborgt dat het bijdraagt aan het doel van deze regeling.

Hoofdstuk 2 Verlenen en vaststellen van een bijdrage

Artikel 2.1 De aanvraag

  • 1. De aanvrager dient de aanvraag in bij het bestuur op een door het bestuur vastgesteld 'Aanvraagformulier tot het verlenen en vaststellen van een bijdrage voor het nemen van aanvullende maatregelen' uiterlijk in 2015. Het aanvraagformulier is beschikbaar via de internetpagina van het waterschap www.overmaas.nl.

  • 2. Een aanvraag voor een project dat in uitvoering is op de datum van ontvangst van de aanvraag wordt buiten behandeling gelaten.

  • 3. De aanvraag bevat in ieder geval:

    • a.

      het aanvraagformulier;

    • b.

      het projectplan;

    • c.

      een financiële planning inclusief het (voornemen tot een) raadsbesluit betreffende de financiering van het project;

    • d.

      het mandaatbesluit, als de aanvraag krachtens mandaat wordt ingediend.

Artikel 2.2 Inhoud projectplan

Een projectplan bevat tenminste:

a. een inhoudelijke beschrijving van het project, inclusief planning en begroting;

b. wanneer een maatregel wordt gecombineerd met het opheffen van de achterstand voor het bereiken van de basisinspanning, dient een berekening te worden overlegd waaruit duidelijk wordt welk deel van de projectkosten de realisatie van de basisinspanning te boven gaat;

c. kwantitatief inzicht in de te realiseren reductie van de belasting vanuit de riooloverstort (en);

d. topografische kaart(en) schaal 1:1000, waarvan door of vanwege het dagelijks bestuur de opmaak nader bepaald kan worden;

e. een communicatieparagraaf waarin de betrokkenheid van het waterschap is verwoord;

f. een overzicht waaruit blijkt dat het plan is getoetst aan het geldende beleid en conform is beoordeeld.

Artikel 2.3 Bijdrage

  • 1. Voor projecten gericht op het afkoppelen van hemelwater van de riolering zonder relatie met de reductie van de overstorten op een (zeer) kwetsbaar water, is een aparte stimuleringsregeling van kracht (Stimuleringsregeling afkoppelen verhard oppervlak 2007-2012), waarin overigens een maximum bijdrage per gemeente is vastgelegd.

  • 2. Projecten waarbinnen de maatregelen bestaan uit een combinatie van afkoppelen en het aanleggen van extra kwaliteitsberging komen in aanmerking voor een bijdrage uit het overstortregeling wanneer de reductie van de overstortfrequentie tenminste tot eenmaal per twee respectievelijk vijf jaar wordt gereduceerd.

  • 3. Voor het nemen van minder duurzame maatregelen, zoals de aanleg van groene bergingen met een overstortfrequentie van maximaal eenmaal per twee respectievelijk vijf jaar, geldt een bijdrage van 20% van de kosten van deze maatregelen, met een maximum van € 20,- per m3 extra gerealiseerde berging of de door afkoppelen vermeden extra berging.

  • 4. De hoogte van de bijdrage kan niet de totale projectenkosten overschrijden.

  • 5. Als door middel van de maatregel tevens een deel van de basisinspanning gerealiseerd wordt, dan komt de voor de basisinspanning benodigde berging niet in aanmerking voor een bijdrage en wordt deze in mindering gebracht op de totale berging die binnen het project gerealiseerd wordt. Een groene berging wordt in dit kader niet aangemerkt als geëigende maatregel om de basisinspanning te realiseren, tenzij de berging behorende bij de basisinspanning, evenals de eerste 4 mm aanvullende berging, wordt teruggebracht naar de riolering, een en ander conform de criteria in bijlage 1.

  • 6. Wanneer voor de aanleg van groene berging gebruik wordt gemaakt van bestaande of te vergroten kwantiteitsbuffers van het waterschap, stelt het waterschap deze ruimte kosteloos ter beschikking als zijn bijdrage. De kosten om het kwaliteitsdeel in te richten, evenals de beheerskosten hiervan, zijn geheel voor rekening van de gemeente en dit komt niet voor een verdere bijdrage van het waterschap in aanmerking.

Artikel 2.4 De beschikking

  • a. Het bestuur beslist op de aanvraag binnen twaalf weken na indienen van de complete aanvraag.

  • b. Het bestuur kan de beslissing eenmaal voor ten hoogste vier weken verdagen.

  • c. Het bestuur kan aan de beschikking voorschriften en voorwaarden verbinden met het oog op het doel van de regeling.

  • d. Met de beschikking wordt een besluit genomen over het verlenen van een bijdrage.

  • e. De beschikking omvat een besluit betreffende het verlenen van een bijdrage en een besluit betreffende de vaststelling van de hoogte van het bedrag van de bijdrage, behoudens het bepaalde in artikel 2.5.

Artikel 2.5 De bijdrage

  • 1. Het bestuur verleent geen bijdrage in geval:

    • a.

      de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt;

    • b.

      niet is voldaan aan het bepaalde in de artikelen 2.1, 2.2 en 2.3;

    • c.

      is voorzien in het lozen van afgekoppeld water op oppervlaktewater en onvoldoende is aangetoond dat infiltratie ter plaatse of hergebruik niet mogelijk dan wel verantwoord is.

    • 2.

      Het bestuur stelt geen bijdrage vast in geval:

    • a.

      het verlenen van een bijdrage leidt tot overschrijding van het budget van de regeling;

    • b.

      niet binnen zestien weken na de datum van ontvangstbevestiging van de aanvraag een raadsbesluit is genomen inhoudende een dekkende projectbegroting.

  • 3. Voor een bijdrage komen niet in aanmerking:

    • a.

      kosten wegens gemaakte uren binnen de organisatie van de aanvrager;

    • b.

      btw voor zover die in aanmerking komt voor compensatie uit het btwcompensatiefonds;

    • c.

      kosten wegens verplichtingen die zijn aangegaan vóór de datum van ontvangstbevestiging van de aanvraag;

    • d.

      kosten wegens reguliere werkzaamheden en alle kosten behorend tot de basisinspanning;

    • e.

      kosten die voor subsidie in aanmerking kunnen komen vanuit de Kaderrichtlijn Watersynergiegelden;

    • f.

      kosten, die gedekt worden door andere bijdrage- of subsidieregelingen. Indien door een combinatie van een waterschapsbijdrage met andere bijdragen en/of subsidies een totaalbedrag wordt gecompenseerd dat de projectkosten overstijgt, wordt het meerdere in mindering gebracht op de bijdrage.

  • 4. De bijdrage kan op een lager bedrag dan waarvoor de aanvraag geldt worden vastgesteld indien:

    • a.

      het project niet of niet geheel is uitgevoerd;

    • b.

      niet is voldaan aan de aan de bijdrage verbonden verplichtingen als bedoeld in deze regeling;

    • c.

      de ontvanger van de bijdrage onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt;

    • d.

      de verlening van de bijdrage anderszins onjuist was en de aanvrager dit wist of behoorde te weten.

  • 5. a. bij een bedrag tot € 25.000,- wordt met de beschikking tot verlening van een bijdrage gelijktijdig de hoogte van het bedrag vastgesteld en wordt het systeem van verantwoording over de prestatie toegepast;

    • b.

      bij een bedrag vanaf € 25.000,- wordt het systeem van verantwoording over kosten en de prestatie toegepast.

Hoofdstuk 3 Verplichtingen van de ontvanger

Artikel 3.1 Verplichtingen van de ontvanger van een bijdrage

  • 1. De projecten waarvoor subsidie wordt verleend dienen uiterlijk voor 1 januari 2016 aan een aannemer gegund te zijn en de eindoplevering van het werk dient uiterlijk 31 december 2016 plaats te vinden.

  • 2. De ontvanger van een bijdrage moet het dagelijks bestuur ten minste een week voor de start van het project schriftelijk in kennis stellen van de start.

Artikel 3.2 Boekhouding

  • 1. De ontvanger van een bijdrage is verplicht een projectadministratie te voeren die te allen tijde de informatie bevat die nodig is voor een juist inzicht in de realisatie van de activiteiten waarvoor de bijdrage bestemd is en voor een juiste bijdragevaststelling/-verstrekking, hetgeen inhoudt dat:

    • a.

      alle ontvangsten en uitgaven in de administratie zijn vastgelegd met onderliggende bewijsstukken;

    • b.

      bewijsstukken, als onderdeel van de administratie, aanwezig zijn ten name van de ontvanger van de bijdrage en dat daaruit de aard van de geleverde goederen en diensten duidelijk blijkt.

  • 2. De administratie wordt bewaard tot vijf jaar na vaststelling van de bijdrage, tenzij het bestuur bij beschikking anders heeft bepaald.

  • 3. De ontvanger van de bijdrage is verplicht aan het bestuur te allen tijde inzage te verlenen in de administratie en alle inlichtingen te geven.

  • 4. De ontvanger van de bijdrage overlegt een accountantsverklaring betreffende de financiële projectadministratie voor zover artikel 2, vijfde lid, sub b van toepassing is.

Hoofdstuk 4 Intrekking en wijziging

Artikel 4.1 Wijziging en intrekking

  • Het bestuur kan de beschikking tot verlening van een bijdrage intrekken of wijzigen indien de feitelijke uitvoering van het project niet binnen de in artikel 3.1 gestelde termijn is gestart.

Hoofdstuk 5 Betaling

Artikel 5.1 Betaling

  • Het bestuur stelt de bijdrage betaalbaar binnen vier weken nadat:

    • 1.

      het project conform projectplan is opgeleverd;

    • 2.

      voor zover van toepassing, het bestuur een goedkeurende accountantsverklaring heeft ontvangen.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 Afwijkingsbevoegdheid

  • 1. Het bestuur kan bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing, gelet op het belang van een doelgerichte of evenwichtige verstrekking van een bijdrage, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

  • 2. Het bestuur kan bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing als gevolg van bijzondere complicerende factoren van technische, maatschappelijke of bestuurlijke aard leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 6.2 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De regeling geldt voor de kalenderjaren 2010 tot en met 2016.

  • 2. De regeling kan worden aangehaald als de 'WRO Overstortregeling'.

Toelichting

STIMULERINGSREGELING AANPAK RIOOLOVERSTORTEN WATERSCHAP ROER EN OVERMAAS 2010-2016

I Criteria voor de bepaling van de saneringsnoodzaak van de overstorten zoals weergegeven op de Overstortsaneringskaart bij deze regeling (bijlage 2).

Op basis van de medio 2009 bij het waterschap bekende gegevens inzake de overstorten op de beken binnen het beheersgebied, zijn die overstorten geselecteerd die op (zeer) kwetsbare beken (zie kaart 4 bij het Waterbeheersplan Waterschap Roer en Overmaas 2010- 2015) lozen. Aan de hand van de stelselkenmerken van het achterliggende rioleringsstelsel en de aanwezige berging in het stelsel of de erbij behorende randvoorzieningen (zoals een bergbezinkbasin) is bepaald of de invloed van de overstort zodanig is (frequenter dan eenmaal per 2 respectievelijk 5 jaren), dat aanvullende maatregelen nodig zijn.

Dit heeft geresulteerd in een totaal aantal van 183 te saneren overstortlocaties. Deze zijn aangeduid op de indicatieve overstortsaneringskaart. Omdat een groot aantal van deze overstorten is gelegen bij kwantiteitsbuffers van het waterschap is ook uitgezocht of er voor de benodigde kwaliteitsberging gebruik gemaakt zou kunnen worden van de aanwezige of eventueel in de toekomst nog aan te leggen kwantiteitsberging.

Overstortlocaties
Hoog 9990137.113
Hoog met buffer 12926.627
Middel met buffer 4233 (26)97.267
Laag (één met buffer)303010.433
Totaal183162271.440

Dit betekent ook dat na volledige uitvoering van de maatregelen behorende bij de basisinspanning, voor de overige circa 320 overstorten naar verwachting (op basis van het huidige gegevens en uitbreiding van de interne berging van deze stelsels naarmate het aangesloten verhard oppervlak toeneemt) geen verdere saneringsnoodzaak bestaat. Dit zal zelfs verminderen naarmate in de loop der jaren meer verhard oppervlak wordt afgekoppeld.

II Projectcriteria

1. De te saneren overstort is genoemd op de overstortsaneringskaart, danwel in het onderliggende spreadsheet.

2. Duurzaamheid: afkoppelen indien mogelijk of een andere duurzame variant versus groene berging;

3. Watersysteemaanpak (meerdere overstorten op zelfde oppervlaktewater);

4. Overige complicerende factoren die een autonome uitvoering in de weg staan.

III Algemene uitgangspunten

1. De regeling geldt niet voor maatregelen die behoren tot de basisinspanning. Voor zover de maatregelen verder gaan dan de basisinspanning is de regeling van toepassing op uitsluitend die meerdere inspanning. Uitgangspunt is, dat voor alle regionale wateren minimaal aan de basisinspanning wordt voldaan.

De aanvrager dient dan ook te zorgen dat binnen de gemeente op voorhand voor de regionale wateren overal wordt voldaan aan de basisinspanning, tenzij het een combinatiewerk betreft dat de basisinspanning overstijgt, dan wel daartoe een bestuurlijke overeenkomst is aangegaan.

2. De bijdrageregeling betreft de overstorten zoals aangeduid op de bij de regeling horende overstortsaneringskaart. Wijziging van de kaart is mogelijk op basis van redresgegevens of meer actuele informatie. In een overleg tussen de gemeente en het waterschap voorafgaand aan een aanvraag, kan de gemeente verzoeken om aanpassing van de kaart op basis van nieuwe, gestaafde gegevens.

3. De regeling is van toepassing op een aanvraag als sprake is van een volledige reductie van de overstortfrequentie tot ten minste T=2 of T=5, of door alternatieve maatregelen met een vergelijkbaar ecologisch effect.

4. Maatregelen die de overstortfrequentie slechts gedeeltelijk reduceren, dat wil zeggen niet tot minimaal eenmaal per twee respectievelijk eenmaal per vijf jaren, komen niet voor een bijdrage in aanmerking.

5. Het werk dient voor 1 januari 2016 gegund te zijn of in eigen beheer uitvoeringsgereed.

In alle gevallen geldt een eindoplevering uiterlijk 31 december 2016.

6. Stapeling met subsidie vanuit de KRW-synergiegelden is niet toegestaan.

7. Stapeling van de bijdrage met andere subsidies of bijdragen, anders dan KRWsynergiegelden is toegestaan, als die andere regelingen dat toelaten en het totaalbedrag de kosten van de maatregelen niet overtreft. Als het totaalbedrag de kosten overstijgt, wordt het meerdere gekort op de waterschapsbijdrage.

IV Groene berging

Groene berging dient in de eerste plaats om overstortend water op te vangen met als doel om de negatieve invloed van riooloverstorten op met name kwetsbare en zeer kwetsbare regionale oppervlaktewateren te verminderen. Bij vulling van de groene berging is het van belang om vast te stellen of het water uit de groene berging onder bepaalde omstandigheden mag worden geloosd op het oppervlaktewater.

Dit hangt volledig af van de kwaliteit van het te lozen water in relatie tot de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater. Maatwerk dus. Uitgangspunt hierbij is dat in (zeer) kwetsbare wateren na menging het BZV-gehalte in het ontvangende oppervlaktewater niet hoger mag zijn dan 5 mg/l, of dat het ammoniumgehalte onder de 1 mg/l blijft (bij temperaturen >10ºC). Het BZV wordt in dit geval gezien als een goede indicator voor de zuurstofvraag van het te lozen water. Het ammoniumgehalte is een goede indicator voor de toxiciteit via het vrij ammoniak en tevens gerelateerd aan de zuurstofhuishouding, en daarom goed bruikbaar in het sneller stromende water om de invloed van de lozing van (licht) vervuild water te beoordelen. Is de (vermoedelijke) invloed van de leegloop van de groene berging na menging in het oppervlaktewater acceptabel, dan kan een geknepen leegloop binnen een beperkte periode (te denken valt aan 24 of 48 uur na de gebeurtenis) acceptabel zijn.Rekenvoorbeeld

De gemiddelde berging heeft een omvang van circa 1.300 m3, dat wil zeggen dat leegloop gedurende 24 uur geschiedt met een afvoer van circa 15 l/sec en binnen 48 uur met 7,5 l/sec. Is het ontvangend oppervlaktewater een waterloop met bijvoorbeeld 100 l/sec en de BZV van het overstortwater 100 mg/l in de groene berging, waarbij een bezinkrendement wordt verkregen van 70% (dan resteert nog 30 mg/l) dan is een verdunning met een factor 6 nodig. Dat zou in dit voorbeeld net passen. Hanteer je een ledigingstijd van 48 uur (en accepteer je het risico van een volgende zware bui) dan red je het gemakkelijker.

De achterblijvende geconcentreerde fractie dient in ieder geval teruggevoerd te worden. Om praktische redenen dient de aanvullende kwaliteitsberging zo te worden ingericht dat de eerste 4 mm (die achterblijft in de berging) kan worden teruggevoerd naar het rioolstelsel. Deze sterk vervuilde fractie zou het kwetsbare watersysteem te sterk belasten en kan in de regel niet infiltreren. Infiltratie is in klei- en lössgebieden fysiek lastig en in grondwaterbeschermingsgebieden niet toegestaan. Bij de inrichting/aanleg van de groene berging kan hiermee rekening worden gehouden door de leegloop niet direct op bodemniveau aan te leggen. De keuze voor de leeglooptijd c.q. de terugpompperiode en hoeveelheid wordt per situatie via maatwerk bepaald in overleg tussen betrokken partijen.

In situaties waar de gewenste waterkwaliteit na menging niet bereikt wordt (door verhouding (grote) leegloop groene berging en (lage) basisafvoer ontvangend oppervlaktewater) is het niet toegestaan de volledige inhoud van de groene berging te lozen op het oppervlaktewater. In principe kan er dan uit twee oplossingsrichtingen gekozen worden.

Oplossingsrichting 1

De groene berging wordt opgedeeld in twee compartimenten waarvan het eerste compartiment de meest verontreinigde mm's opvangt (first-flush). De inhoud van dit eerste compartiment (ten minste een hoeveelheid overeenkomend met 4 mm neerslag) wordt teruggepompt richting het rioleringssysteem. Het tweede compartiment mag wel leeglopen richting oppervlaktewater, rekening houdend met de hierboven beschreven kwaliteitseisen na menging.

Oplossingsrichting 2

Uit praktisch oogpunt kan ervoor gekozen worden om de gehele inhoud van de groene berging terug te pompen richting het rioleringssysteem. Voordeel is, dat er slechts een leegloop-/terugpompvoorziening aangelegd hoeft te worden.

Gebruik bestaande kwantiteitsbuffers WRO

Wanneer groene berging wordt gemaakt door gebruik te maken van bestaande kwantiteitsberging (regenwaterbuffer) gelden voor de aanleg en inrichting dezelfde criteria en aandachtspunten zoals bovenstaand beschreven.

Wanneer het noodzakelijk is de bestaande of aan te leggen kwantiteitsbuffer van het waterschap groter te maken, zijn deze kosten voor het waterschap. De voor de kwaliteitsberging benodigde ruimte wordt door het waterschap ter beschikking gesteld (eigendom blijft bij het waterschap). De aanleg, het beheer en onderhoud van het kwaliteitsgedeelte, voor zover gerelateerd aan de overstort, komt voor rekening van de gemeente. Dit komt niet in aanmerking voor een financiële bijdrage van het waterschap.

Bij gebruikmaken van bestaande kwantiteitsbuffers dienen deze zodanig gecompartimenteerd te worden en van een terugvoer- of leegloopvoorziening worden voorzien, dat de bij T=2/5 behorende berging kan worden teruggevoerd naar de riolering.

Belangrijke aandachtspunten hierbij zijn:

Scheiden van de verschillende waterstromen: binnen het beheersgebied van het waterschap komen gecombineerde buffers voor. Deze ontvangen derhalve water vanuit landelijk gebied, gemengd overstortwater, afgekoppeld hemelwater en eventueel water van verbeterd gescheiden stelsels. Bij de inrichting voor de aanvullende berging moeten de 'schone' waterstromen gescheiden worden van het overstortwater.

Functioneren bestaande buffer: een aantal kwantiteitsbuffers van het waterschap functioneert als 'beekbuffer': de beek loopt door de buffer en vanaf een bepaalde afvoer wordt het beeksysteem geknepen en begint de buffer vol te lopen. Het kwaliteitsgedeelte dient los van deze knijpconstructie te functioneren, aangezien anders alle kleine overstorten rechtstreeks in het beeksysteem terecht komen.