Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Veluwe

Verordening watersysteemheffing 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Veluwe
Officiële naam regelingVerordening watersysteemheffing 2009
CiteertitelVerordening watersysteemheffing
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpfinanciën – belastingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

-

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 25-11-2009

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: De Stentor 2009

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Waterschapswet, art. 110, 113 en 117

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201001-01-2011nieuwe regeling

25-11-2009

De Stentor 2009

digitaal
01-01-200901-01-2010nieuwe regeling

26-11-2008

Stentor

00164776

Tekst van de regeling

Hoofdstuk I Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    ingezetene: degene die blijkens de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens bij het begin van het kalenderjaar woonplaats heeft in het gebied van het waterschap en die aldaar gebruik heeft van woonruimte;

  • b.

    heffingsambtenaar: de door het dagelijks bestuur van het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Rijn Midden te Harderwijk (Tricijn belastingen) aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 124, vijfde lid, onderdeel a, van de Waterschapswet;

  • c.

    invorderingsambtenaar: de door het dagelijks bestuur van het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Rijn Midden te Harderwijk (Tricijn belastingen) aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 124, vijfde lid, onderdeel b, van de Waterschapswet;

  • d.

    woonruimte: een ruimte die blijkens zijn inrichting bestemd is om als een afzonderlijk geheel te voorzien in woongelegenheid en waarvan de delen blijkens de inrichting van die ruimte niet bestemd zijn om afzonderlijk in gebruik te worden gegeven;

  • e.

    kostentoedelingsverordening: de verordening van het waterschap, bedoeld in artikel 120, eerste lid, eerste volzin, van de Waterschapswet;

  • f.

    bemalen gebieden: delen van het waterschapsgebied die niet vrij afwateren en delen van het waterschapsgebied waarin uit de lager gelegen gebieden water wordt opgemalen;

  • g.

    natuurterreinen: ongebouwde onroerende zaken waarvan de inrichting en het beheer geheel of nagenoeg geheel en duurzaam zijn afgestemd op het behoud of de ontwikkeling van natuur. Onder natuurterreinen worden mede verstaan bossen en open wateren met een oppervlakte van tenminste één hectare; 

  • h.

    ongebouwde onroerende zaken: ongebouwde onroerende zaken die geen natuurterreinen zijn;

  • i.

    gebied van het waterschap: het gebied dat is aangegeven op de bij het provinciaal reglement behorende kaart waarin het waterschap bevoegd is het watersysteembeheer uit te oefenen;

  • j.

    de heffing: de watersysteemheffing als genoemd in artikel 117, aanhef, Waterschapswet.

Artikel 2  Belastbaar feit en belastingplichtigen

  • 1. Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de zorg voor het watersysteem wordt onder de naam watersysteemheffing een directe belasting geheven.

  • 2. De heffing wordt geheven van hen die:

    • a.

      ingezetenen zijn als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, met dien verstande dat gebruik van woonruimte door de leden van een gezamenlijke huishouding wordt aangemerkt als gebruik door een door de heffingsambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden;

    • b.

      krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken in het gebied van het waterschap;

    • c.

      krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van natuurterreinen in het gebied van het waterschap;

    • d.

      krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken in het gebied van het waterschap;

  • 3. Heffingsplichtig in de zin van het tweede lid, onderdelen b, c en d, is degene die bij het begin van het kalenderjaar als rechthebbende in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen rechthebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is;

  • 4. Voor de toepassing van het tweede lid, onderdelen b, c en d, is heffingplichtig de:

    • a.

      beperkt gerechtigde en niet de eigenaar, ingeval de onroerende zaak is onderworpen aan het recht van beklemming, van erfpacht, van opstal of van vruchtgebruik;

    • b.

      eigenaar voor wat betreft het recht van opstal, indien dat recht uitsluitend is gevestigd ten behoeve van de aanleg of het onderhoud, dan wel ten behoeve van de aanleg en het onderhoud, van ondergrondse dan wel bovengrondse leidingen.

  • 5. Indien de onroerende zaak is onderworpen aan beperkte rechten als bedoeld in het vorige artikellid, heeft voor de heffingplicht:

    • a.

      de vruchtgebruiker voorrang boven zowel de opstaller als de erfpachter, onderscheidenlijk de beklemde meier;

    • b.

      de opstaller voorrang boven de erfpachter, onderscheidenlijk de beklemde meier. 

Artikel 3 Heffingsmaatstaf

Voor de heffing geldt als heffingsmaatstaf:

  • a.

    ter zake van ingezetenen: de woonruimte;

  • b.

    ter zake van ongebouwde onroerende zaken en ter zake van natuurterreinen: de oppervlakte van de onroerende zaak, uitgedrukt in een aantal hectaren of een gedeelte daarvan;

  • c.

    ter zake van gebouwde onroerende zaken: de waarde die voor het kalenderjaar voor de onroerende zaak wordt bepaald op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken.

Hoofdstuk II Watersysteemheffing ingezetenen

Artikel 4 Tarief ingezetenen

Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de watersysteemheffing voor de categorie ingezetenen € 41,73 per woonruimte.

Hoofdstuk III Watersysteemheffing ongebouwde onroerende zaken

Artikel 5 Belastingobject

  • 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van artikel 2, lid 2, onderdeel b en artikel 9, derde lid van deze verordening, wordt als één ongebouwde onroerende zaak aangemerkt een kadastraal perceel of een gedeelte daarvan, met dien verstande dat buiten aanmerking wordt gelaten:

    • a.

      hetgeen ingevolge artikel 9, eerste en tweede lid, wordt aangemerkt als een gebouwde onroerende zaak;

    • b.

      een natuurterrein.

  • 2. Voor de heffing worden openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken, alsmede waterverdedigingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning, aangemerkt als ongebouwde onroerende zaken.

Artikel 6 Tarief ongebouwde onroerende zaken

  • 1. Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor ongebouwde onroerende zaken € 29,98 per hectare.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid en met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in artikel 3 van de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief voor ongebouwde onroerende zaken die zijn gelegen in bemalen gebieden, € 59,96 per hectare; 

Hoofdstuk IV Watersysteemheffing natuurterreinen

Artikel 7 Belastingobject

Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van artikel 2, tweede lid, onderdeel c van deze verordening, wordt als één natuurterrein aangemerkt een kadastraal perceel of gedeelte daarvan, met dien verstande dat buiten aanmerking wordt gelaten:

  • a.

    hetgeen ingevolge artikel 9, eerste en tweede lid wordt aangemerkt als een gebouwde onroerende zaak;

  • b.

    hetgeen ingevolge artikel 5 wordt aangemerkt als een ongebouwde onroerende zaak.

Artikel 8 Tarief natuurterreinen

Met inachtneming dienaangaande van het bepaalde in de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor natuurterreinen € 1,57 per hectare.

Hoofdstuk V Watersysteemheffing gebouwde onroerende zaken

Artikel 9 Belastingobject

  • 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van artikel 2, tweede lid, onderdeel d van deze verordening, wordt als één gebouwde onroerende zaak aangemerkt:

    • a.

      een gebouwd eigendom;

    • b.

      een gedeelte van een gebouwd eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • c.

      een samenstel van twee of meer van de in onderdeel a bedoelde gebouwde eigendommen of van in onderdeel b bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

    • d.

      het binnen het gebied van een gemeente gelegen deel van een in onderdeel a bedoelde eigendom, van een in onderdeel b bedoeld gedeelte of van een in onderdeel c bedoeld samenstel;

    • e.

      het binnen het gebied van het waterschap gelegen deel van een in onderdeel a bedoelde eigendom, van een in onderdeel b bedoeld gedeelte, van een in onderdeel c bedoeld samenstel of van een in onderdeel d bedoeld deel.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid maken de ongebouwde eigendommen voor zover die een samenstel vormen met een gebouwd eigendom als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a tot en met e, deel uit van de gebouwde onroerende zaak;

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het vorige artikellid maken de ongebouwde eigendommen, voor zover de waarde daarvan bij de waardebepaling op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken op basis van het bepaalde krachtens artikel 18, vierde lid, van die wet buiten aanmerking wordt gelaten, geen deel uit van de gebouwde onroerende zaak.

Artikel 10 Tarief

  • 1. Met inachtneming dienaangaande van het bepaalde in de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor gebouwde onroerende zaken 0,01669% van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 3, onderdeel c van deze verordening.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid en met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in artikel 3 van de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief voor gebouwde onroerende zaken die in bemalen gebieden zijn gelegen, 0,03338% van de heffingsmaatstaf.

Hoofdstuk VI Heffing en invordering

Artikel 11 Wijze van heffing

De heffing wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 12 Tenaamstelling en invordering belastingaanslag bij meer belastingplichtigen

  • 1. Indien ter zake van hetzelfde voorwerp van de belasting of hetzelfde belastbare feit twee of meer personen belastingplichtig zijn, stelt  de heffingsambtenaar de aanslag ten name van een van hen.

  • 2. Indien de belastingplicht, bedoeld in het eerste lid, voortvloeit uit het genot van een onroerende zaak krachtens eigendom, bezit of beperkt recht en de aanslag ten name van een van de belastingplichtigen is gesteld, kan de invorderingsambtenaar de belastingaanslag op de gehele onroerende zaak verhalen op degene op wiens naam de aanslag ingevolge het eerste lid is gesteld, zonder rekening te houden met de rechten van de overige belastingplichtigen.

Artikel 13 Niet opleggen van aanslagen

  • 1. Een aanslag van minder dan € 5,00 wordt niet opgelegd.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen als één aanslag aangemerkt.

Artikel 14 Vrijstellingen

  • 1. De watersysteemheffing ongebouwde onroerende zaken wordt niet geheven ter zake van ongebouwde onroerende zaken waarvan het waterschap genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 2. De watersysteemheffing natuurterreinen wordt niet geheven ter zake van natuurterreinen waarvan het waterschap genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3. De watersysteemheffing gebouwde onroerende zaken wordt niet geheven ter zaken van:

    • a.

      straatmeubilair, waaronder alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen-  worden begrepen die zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van een in het waterschapsgebied gelegen gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen.

    • b.

      gebouwde onroerende zaken waarvan het waterschap genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is. 

Artikel 15 Betaaltermijnen

  • 1. De aanslagen in de watersysteemheffing moeten, met in achtneming van het in de volgende artikelleden bepaalde, worden betaald in één termijn die vervalt twee maanden na de dagtekening van de aanslag.   

  • 2. De aanslagen in de omslagen, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder b, c en d, waarvan een machtiging is afgegeven om die bij wijze van automatische betalingsincasso af te schrijven, dienen - in afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste lid - te worden betaald in één termijn die vervalt na de laatste dag van de tweede maand, volgend op die van de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 3. De aanslagen in de watersysteemheffing, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder b, c en d, waarvoor een machtiging is afgegeven om die bij wijze van automatische betalingsincasso af te schrijven en waarbij het aanslagbedrag € 1000,00 of hoger is, dienen - in afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste en tweede lid - te worden betaald in zoveel gelijke maandelijkse termijnen als er na de dagtekening van de aanslag nog in het desbetreffende heffingsjaar volle kalendermaanden resteren, met dien verstande dat het aantal maandelijkse termijnen nooit minder dan twee bedraagt.  

  • 4. Tenzij op het aanslagbiljet anders is vermeld dienen de aanslagen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, die zijn opgelegd in het desbetreffende heffingsjaar, te worden betaald tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop de nota’s van waterbedrijf Vitens moeten worden betaald. In dat geval moet de aanslag worden betaald in vier gelijke kwartaaltermijnen. Indien de heffingschuldige Vitens heeft gemachtigd tot automatische incasso kan de aanslag worden betaald in tien gelijke termijnen.

  • 5. Indien een aanslag als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, die moet worden betaald tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop de nota’s van Vitens moeten worden betaald, wordt opgelegd nadat reeds een of meer van de in het derde lid genoemde nota’s zijn verschenen, is de aanslag invorderbaar in zoveel gelijke termijnen als na het opleggen van de aanslag in het belastingjaar nog nota’s van Vitens verschijnen.

  • 6. Indien een aanslag als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, die moet worden betaald tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop de nota’s van Vitens moeten worden betaald, wordt opgelegd nadat de laatste nota van Vitens is verschenen, geldt de in het eerste lid neergelegde hoofdregel dat de aanslag dient te worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van de aanslag.

  • 7. Indien de in artikel 2, tweede lid, onder a, bedoelde heffingplichtige de aanslag moet betalen tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop de nota’s van Vitens moeten worden betaald, en de levering van diensten door Vitens worden in de loop van het belastingjaar gestaakt, moeten de resterende termijnen direct worden betaald bij de eindafrekening van Vitens.

  • 8. Indien de heffingplichtige als bedoeld in artikel  2, tweede lid, onder a, wiens aanslag dient te worden betaald tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop de nota’s van waterbedrijf Vitens moeten worden betaald, verhuist, moeten de resterende termijnen direct worden betaald bij de eindafrekening van Vitens.

  • 9. De aanslagen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, waarvan op het aanslagbiljet niet is vermeld dat zij tegelijk met en op dezelfde wijze als de nota’s van Vitens dienen te worden voldaan, en waarvoor een machtiging is afgegeven om die bij wijze van automatische betalingsincasso af te schrijven, dienen – in afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel – te worden betaald in zoveel gelijke maandelijkse termijnen als er na de dagtekening van de aanslag nog in het kalenderjaar volle kalendermaanden resteren, met dien verstande dat het aantal maandelijkse termijnen nooit minder dan twee bedraagt. Het in de vorige volzin bepaalde geldt niet voor aanslagen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, die betrekking hebben op belastbare feiten in een eerder jaar. Voor dergelijke aanslagen geldt onverkort de in het eerste lid neergelegde hoofdregel dat de aanslag dient te worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van de aanslag.

  • 10. Een navorderingsaanslag dient te worden betaald in één termijn die vervalt en maand na de dagtekening van de aanslag.

Artikel 16 Kwijtschelding

Van de watersysteemheffing natuurterreinen, de watersysteemheffing ongebouwd en de watersysteemheffing gebouwd wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 17 Nadere regels

Het dagelijks bestuur van het waterschap kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de heffing.

Artikel 18 Intrekking, inwerkingtreding, tijdstip van ingang van de heffing en citeertitel

  • 1. De Verordening watersysteemheffing Waterschap Veluwe 2009, vastgesteld bij besluit van 26 november 2008, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van haar bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Verordening watersysteemheffing Waterschap Veluwe 2010’.