Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Reest en Wieden

Procedureverordening nadeelcompensatie waterschap Reest en Wieden 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Reest en Wieden
Officiële naam regelingProcedureverordening nadeelcompensatie waterschap Reest en Wieden 2010
CiteertitelProcedureverordening nadeelcompensatie waterschap Reest en Wieden 2010
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpruimtelijke ordening - waterkeringen en waterbeheer

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is vervangen door de Procedureverordening nadeelcompensatie Waterschap Drents Overijsselse Delta 2016.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Waterwet, art. 7.14
  2. Waterwet, art.7.15

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201601-01-2016intrekking

04-01-2016

Elektronisch Waterschapsblad, 11-01-2016

Onbekend.
30-11-201001-01-2016nieuwe regeling

30-11-2010

Onbekend.

WM/MBZ/SN/6180

Tekst van de regeling

Intitulé

Procedureverordening nadeelcompensatie waterschap Reest en Wieden 2010

Procedureverordening nadeelcompensatie waterschap Reest en Wieden 2010

Het Algemeen Bestuur van het waterschap Reest en Wieden;

gelezen het voorstel van het Dagelijks Bestuur van 9 augustus 2010;

gelet op het bepaalde in artikel 56, 77 en 78 van de Waterschapswet en artikel 7:14 en 7:15 van de Waterwet;

BESLUIT:

vast te stellen de ‘Procedureverordening nadeelcompensatie waterschap Reest en Wieden 2010'.

Procedureverordening nadeelcompensatie waterschap Reest en Wieden 2010

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. bestuur: het Dagelijks Bestuur van waterschap Reest en Wieden;

  • b. verzoeker: de indiener van een verzoek als bedoeld in artikel 2;

  • c. schade: schade als bedoeld in artikel 7.14 of artikel 7.15 van de Waterwet;

  • d. commissie: de adviescommissie, bedoeld in artikel 5.

Artikel 2. Het verzoek om schadevergoeding

  • 1. Een verzoek om vergoeding van schade wordt schriftelijk ingediend bij het bestuur.

  • 2. Het verzoek wordt ondertekend en bevat tenminste:

    • a.

      de naam en het adres van de verzoeker;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      een aanduiding van het besluit of het handelen dat de schade naar het oordeel van de verzoeker heeft veroorzaakt;

    • d.

      de datum of het tijdstip dat de schade zich aan de verzoeker voor het eerst heeft geopenbaard en een onderbouwing daarvan;

    • e.

      een opgave van de aard en omvang van de schade, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is;

    • f.

      een omschrijving van de wijze waarop de schade naar het oordeel van de verzoeker dient te worden vergoed;

    • g.

      een specificatie van het schadebedrag voor zover de verzoeker een vergoeding in geld wenst.

  • 3. De verzoeker verschaft de gegevens en bescheiden die voor het nemen van een besluit op zijn verzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen;

  • 4. Het bestuur bevestigt binnen twee weken schriftelijk de ontvangst van het verzoek en stelt de verzoeker daarbij in kennis van de te volgen procedure op grond van deze verordening.

  • 5. Indien naar het oordeel van het bestuur niet of niet voldoende is voldaan aan het gestelde in het tweede of derde lid, stelt deze de verzoeker in de gelegenheid het verzuim te herstellen binnen een door het bestuur te stellen termijn.

Artikel 3. Niet behandelen van het verzoek

Het bestuur kan overeenkomstig artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht besluiten de aanvraag niet te behandelen indien het verzoek niet overeenkomstig artikel 2 is ingediend.

Artikel 4. Vereenvoudigde afhandeling van het verzoek

  • 1. Het bestuur kan het verzoek zonder nader onderzoek of advies van de commissie afdoen indien:

    • a.

      het naar zijn oordeel kennelijk ongegrond is;

    • b.

      het naar zijn oordeel kennelijk gegrond is;

    • c.

      het voor de betreffende specifieke categorieën van schadeveroorzakende gebeurtenissen beleidsregels heeft vastgesteld ten aanzien van de berekening van de hoogte van de te vergoeden schade.

  • 2. Een besluit om het verzoek overeenkomstig het eerste lid af te doen, wordt aan de verzoeker per aangetekende brief meegedeeld binnen acht weken na ontvangst van het verzoek dan wel binnen acht weken nadat de termijn is verstreken gedurende welke de verzoeker het verzuim kon herstellen.

  • 3. Het bestuur kan de in het vorige lid bedoelde termijn éénmaal met een redelijke termijn verlengen. Het bestuur stelt de verzoeker daarvan schriftelijk in kennis.

Artikel 5. Adviescommissie

  • 1. Het bestuur stelt een commissie in die tot taak heeft het bestuur te adviseren ten aanzien van de besluiten op verzoeken om schadevergoeding.

  • 2. De commissie bestaat uit drie onafhankelijke leden, die door het bestuur voor een periode van vier jaren worden benoemd. Herbenoeming is mogelijk. Het bestuur benoemt tevens een plaatsvervangend voorzitter en twee plaatsvervangende leden.

  • 3. Het bestuur verleent ontslag na een schriftelijke kennisgeving van het betreffende lid. Het bestuur kan tevens op eigen initiatief de leden van de commissie schorsen of ontslag verlenen, indien naar het oordeel van het bestuur daartoe gegronde reden bestaat.

  • 4. De leden van de commissie maken geen deel uit van de bestuurlijke of ambtelijke organisatie van het waterschap. De leden maken tevens geen deel uit van de bezwaarschriftencommissie van het betreffende waterschap.

  • 5. De voorzitter en de overige leden van de commissie ontvangen door het bestuur vast te stellen bezoldigingen.

  • 6. De leden van de commissie hebben een geheimhoudingsplicht.

  • 7. De commissie is adviseur in de zin van afdeling 3.3 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 6.

  • 1. Het bestuur voorziet in het secretariaat van de commissie.

  • 2. Het secretariaat heeft een geheimhoudingsplicht.

Artikel 7. Advisering door de adviescommissie

  • 1. Indien geen toepassing wordt gegeven aan de artikelen 3 en 4, stelt het bestuur het verzoek om schadevergoeding na ontvangst van de informatie als bedoeld in artikel 2 in handen van de commissie.

  • 2. Het bestuur en de verzoeker verschaffen de commissie op verzoek aanvullende gegevens en bescheiden die voor het geven van het advies nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 3. De commissie doet in elk geval onderzoek naar:

    • a.

      de vraag of de verzoeker schade heeft geleden, dan wel schade zal lijden;

    • b.

      de vraag of de door de verzoeker gestelde schade een gevolg is van een rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van het waterbeheer;

    • c.

      de omvang van de schade als bedoeld onder a.;

    • d.

      de vraag of de schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de verzoeker behoort te blijven;

    • e.

      de vraag of de vergoeding van de schade niet of niet voldoende anderszins is verzekerd.

  • 4. De commissie kan inlichtingen en adviezen van deskundigen inwinnen en een plaatsopneming houden. De kosten die hier redelijkerwijs uit voortvloeien komen ten laste van het waterschap.

Artikel 8.

  • 1. De commissie stelt de verzoeker en het bestuur in de gelegenheid om te worden gehoord.

  • 2. Indien de verzoeker of het bestuur wenst af te zien van de mogelijkheid te worden gehoord, stellen zij de commissie daarvan schriftelijk in kennis.

  • 3. Van het horen wordt een verslag opgemaakt.

  • 4. De commissie geeft tijdens of zo spoedig mogelijk na de hoorzitting aan hoeveel tijd zij nodig heeft voor het opstellen van een advies.

Artikel 9.

  • 1. De commissie brengt advies uit op basis van haar bevindingen.

  • 2. Het advies gaat in ieder geval in op:

    • a.

      de in artikel 7, derde lid genoemde onderwerpen;

    • b.

      de hoogte van de uit te keren schadevergoeding;

    • c.

      indien het verzoek daartoe aanleiding geeft, dan wel indien het bestuur een daartoe strekkend verzoek heeft gedaan, voorstellen voor maatregelen of voorzieningen waardoor de schade, anders dan door een vergoeding in geld, kan worden beperkt of ongedaan gemaakt.

  • 3. De commissie brengt advies uit binnen de door de commissie aangegeven termijn. Zij kan deze termijn met ten hoogste acht weken verlengen.

  • 4. Ingeval van verzoeken om schadevergoeding als gevolg van gecontroleerde inundatie van een bergingsgebied als bedoeld in de Waterwet zendt de commissie het concept advies eerst toe aan verzoeker en het bestuur en stelde beide in de gelegenheid daarop hun zienswijze te geven binnen een termijn van zes weken. In het definitieve advies wordt gemotiveerd aangegeven of de zienswijzen aanleiding geven tot wijziging van het concept advies. Bij verzoeken om schadevergoeding als bedoeld in dit lid geldt de omgekeerde bewijslast.

  • 5. De commissie zendt het advies terstond toe aan de verzoeker en het bestuur, en voegt hierbij het verslag van het horen.

Artikel 10. De beslissing op het verzoek

  • 1. Het bestuur besluit zo spoedig mogelijk op het verzoek, doch uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van het advies van de commissie.

  • 2. Het bestuur kan het besluit bedoeld in het eerste lid éénmaal voor ten hoogste zes weken verdagen.

  • 3. Het besluit wordt de verzoeker binnen twee weken na de vaststelling toegezonden.

Artikel 11.

  • 1. Het bestuur draagt binnen zes weken na het onherroepelijk worden van het in artikel 10 bedoelde besluit zorg voor betaling van het vastgestelde bedrag.

  • 2. De betaling vindt plaats onder verrekening van eventueel met toepassing van artikel 12 verleende voorschotten.

  • 3. Indien de schade in een andere vorm dan geld wordt vergoed, wordt daarmee een aanvang gemaakt binnen een redelijke termijn na het onherroepelijk worden van het in artikel 10 bedoelde besluit.

Artikel 12. Voorschot

  • 1. De verzoeker kan het bestuur op ieder moment na de indiening van het verzoek vragen om verlening van een voorschot op de schadevergoeding.

  • 2. Het bestuur kan een voorschot verlenen, indien redelijkerwijs valt te verwachten dat de verzoeker schade lijdt of zal lijden en indien zijn belang vordert dat aan hem een voorschot wordt verstrekt. Het bestuur informeert de commissie over het besluit tot bevoorschotting.

  • 3. Met het verlenen van een voorschot wordt geen recht op schadevergoeding erkend.

  • 4. Het bestuur kan aan het verlenen van een voorschot voorwaarden verbinden.

  • 5. Het voorschot wordt uitsluitend verleend indien de verzoeker schriftelijk de verplichting aanvaardt tot gehele en onvoorwaardelijke terugbetaling wanneer op grond van het besluit van het bestuur omtrent het verzoek en de bij dat besluit behorende gegevens blijkt dat het voorschot geheel of gedeeltelijk ten onrechte is verstrekt.

Artikel 13. Hardheidsclausule

Indien een strikte toepassing van deze verordening zou leiden tot een beslissing die onmiskenbaar als onbillijk moet worden aangemerkt, kan het bestuur van het gestelde in deze verordening afwijken.

Artikel 14. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking en is van toepassing op verzoeken die vanaf de inwerkingtreding worden ingediend. Op de dag van in werking treding vervalt de Regeling schadevergoeding waterbergingsgebieden waterschap Reest en Wieden van 28 augustus 2007.

  • 2. Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Procedureverordening nadeelcompensatie waterschap Reest en Wieden 2010'.

  • Aldus vastgesteld door het Algemeen Bestuur van het waterschap Reest en Wieden in de openbare vergadering van 30 november 2010.

  • Algemeen Bestuur,

  • mr. A.K. Schuttinga,                                         M.M. Kool,

  • secretaris-directeur                                           dijkgraaf

Toelichting en artikelsgewijze toelichting

TOELICHTING ALGEMEEN

Inleiding

Het vergoeden van schade die is ontstaan door een rechtmatig handelen door een bestuursorgaan wordt ‘nadeelcompensatie' genoemd. Artikel 7.14 van de Waterwet (Wtw) bevat een algemene regeling die voorziet in de vergoeding van schade als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van het waterbeheer.

Artikel 7.14 Wtw heeft niet alleen betrekking op schade die uit de toepassing van de Waterwet voortvloeit maar ook op de uitoefening van taken en bevoegdheden die zowel op de Waterschapswet als op een verordening zoals de keur berusten.

Voorbeelden van schadeveroorzakende handelingen die onder de reikwijdte van artikel 7.14 Wtw vallen zijn onder meer de uitvoering van waterstaatkundige werkzaamheden, de aanleg of wijziging van waterstaatswerken, het verlenen, aanscherpen en intrekken van vergunningen of het opleggen van gedoogplichten.

Artikel 7.15 Wtw is een specifieke schadevergoedingsregeling voor schade bij waterberging. Het artikel is geen zelfstandige grondslag voor vergoeding van schade in verband met wateroverlast en overstroming, maar is een nadere uitwerking van artikel 7.14 Wtw. In artikel 7.15 Wtw is uitdrukkelijk geregeld dat ook schade door wateroverlast of overstroming in aanmerking komt voor vergoeding krachtens artikel 7.14 Wtw. Dit betekent echter niet dat elke vorm van wateroverlast of overstroming onder de reikwijdte van artikel 7.14 Wtw valt. Uit de samenhang tussen de artikelen 7.14 en 7.15 Wtw volgt dat de wateroverlast of overstroming het gevolg moet zijn van een maatregel die door het waterschap is genomen met het oog op het vergroten van de afvoer- en en bergingscapaciteit van watersystemen.

Naast de schadevergoedingsregeling van artikel 7.14 kent de Waterwet enkele specifieke schaderegelingen: een regeling voor schade toegebracht aan waterstaatswerken (artikelen 7.21 WTw) en een schadevergoedingsregeling in verband met grondwateronttrekkingen (artikel 7.18 Wtw e.v).

De schadevergoedingsregelingen in de wet zijn bedoeld als uitputtende regelingen zodat aanvullende regeling van het recht op schadevergoeding bij verordening zoals een keur of een provinciale verordening niet mogelijk is.

Voorrangsregeling

Omdat het waterschap aan de lat staat om de wateropgave het hoofd te bieden door (onder andere) bergingsgebieden te realiseren- en een bestemmingsplanwijziging in het verlengde daarvan ligt - is het onwenselijk dat er voor de gemeente een primaire schadevergoedingsplicht ontstaat (ook al kan zij de hogere kosten verhalen op het waterschap).

De wetgever heeft dat in de Invoeringswet bij de Waterwet onderkend en heeft daarom een ‘voorrangsregeling' in het leven geroepen (artikel 7.16 Wtw). Deze regeling houdt in dat als er een beroep op de wettelijke nadeelcompensatieregeling uit de Waterwet mogelijk is (artikel 7.14 Wtw), de wettelijke regels ten aanzien van planschade in de Wet ruimtelijke ordening buiten toepassing blijven. Dat betekent dat als een benadeelde kan vragen om nadeelcompensatie (en dat zal bij het aanleggen van bergingsgebieden altijd zo zijn als de wettelijke procedures gevolgd worden) het waterschap ook een oordeel moet geven over het al dan niet aanwezig zijn van planologisch nadeel door een eventuele wijziging van het bestemmingsplan.

Hoe het waterschap tot een oordeel over de ruimtelijke aspecten moet komen, zegt de wetgever niet, anders dan de regeling die voor de nadeelcompensatieverzoeken geldt.

Procedureverordening

De waterschappen zijn bevoegd om ter uitvoering van artikel 7.14 Wtw een verordening op te stellen met regels van procedurele aard. De onderhavige verordening is een verordening als bedoeld in artikel 7.14, lid 2, tweede volzin en lid 3, derde volzin Wtw. Het is een procedurele regeling die van toepassing is op alle verzoeken om schadevergoeding die (na inwerkingtreding van de verordening) bij het waterschap op grond van artikel 7.14 of artikel 7.15 Wtw worden ingediend. De regels van deze verordening hebben geen betrekking op de toepassing van de in de inleiding genoemde specifieke schaderegelingen voor schade aan waterstaatswerken en schade wegens onttrekken van grondwater.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2. Het verzoek om schadevergoeding

In dit artikel worden regels gegeven voor het indienen van een verzoek om schadevergoeding. De regeling sluit aan bij de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), handelend over het aanvragen van een beschikking.

Eerste lid

Het artikellid schrijft voor dat een aanvraag van een beschikking schriftelijk moet worden gedaan. Aan de eis van schriftelijkheid is ook voldaan indien een aanvraag langs elektronische weg wordt gedaan.

Tweede en derde lid

Deze artikelleden bepalen aan welke eisen een aanvraag moet voldoen. Ze noemen een aantal formele en materiële eisen. Bij de materiële eisen gaat het om gegevens die het verzoek met argumenten onderbouwen en om gegevens die het bestuur en de commissie nodig hebben om zich een beeld van de betrokken belangen te vormen.

Uit artikel 3:2 Awb vloeit voort dat op het bestuursorgaan de verplichting rust de nodige gegevens te verzamelen, maar het bestuursorgaan kan binnen redelijke grenzen daarvoor een beroep doen op de aanvrager.

Van een verzoeker wordt verlangd dat hij alle gegevens, van welke aard dan ook, verschaft die het Dagelijks Bestuur nodig heeft voor het beoordelen van de gegrondheid van zijn verzoek.

Met het eerste lid, onder f, wordt bedoeld de benadeelde in de gelegenheid te stellen suggesties te doen over de wijze van schadevergoeding. Denkbaar is immers dat het nemen van feitelijke maatregelen adequater is dan het verlenen van een schadevergoeding in geld.

Het bepaalde onder g ziet op de situatie dat verzoeker schadevergoeding in geld wenst. In dat geval wordt verlangd dat in het verzoek de hoogte van het naar het oordeel van verzoeker te vergoeden schadebedrag wordt aangegeven. Dat bedrag hoeft niet hetzelfde te zijn als de totale geleden schade, alleen al omdat in de vergoeding daarvan deels voorzien kan zijn door een andere compensatieregeling of verzekering.

Vijfde lid

In dit lid wordt bepaald welke de gevolgen zijn van het in strijd met de voorschriften van deze regeling indienen van een verzoek tot schadevergoeding. Het bestuur is verplicht de verzoeker in de gelegenheid te stellen zijn gebrekkige verzoek te herstellen. Hier wordt aangesloten bij het regime van artikel 4:5 van de Awb.

Artikel 3. Niet behandelen van het verzoek

Dit artikel bepaalt de gevallen waarin het Dagelijks Bestuur het verzoek niet in behandeling hoeft te nemen. In voorliggende gevallen worden de verzoeken niet aan de commissie voorgelegd.

Met het ‘niet in behandeling nemen' eindigt het besluitvormingstraject. Het is niet toegestaan om buiten de in de wet aangewezen gevallen een aanvraag - daaronder valt ook een verzoek om nadeelcompensatie - buiten behandeling te laten . Daarom is het hier het meest zuiver om te verwijzen naar dit artikel.

Artikel 4. Vereenvoudigde afhandeling van het verzoek

Deze verordening gaat ervan uit dat het onnodig is om voor eenvoudige gevallen de zware procedure van advisering op het verzoek om schadevergoeding door een commissie te volgen.

Eerste lid

a. Kennelijk ongegrond

Indien een verzoek naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur kennelijk ongegrond is, wordt het verzoek zonder behandeling door het bestuur afgewezen.

Daarvan is bijvoorbeeld sprake wanneer aanstonds, dat wil zeggen bij een summier onderzoek, duidelijk is dat de schade niet door het bestuursorgaan veroorzaakt is of zal worden. Ook in gevallen waarin verzoeker onvoldoende aannemelijk weet te maken dat de schade redelijkerwijs niet te zijnen laste behoort te blijven, kan er aanleiding bestaan het verzoek als kennelijk ongegrond af te wijzen. Kennelijk ongegrond is voorts het verzoek betreffende een schade waarvan de vergoeding anderszins is verzekerd.

Dit artikellid strekt er ook toe duidelijk te maken dat een verzoek om schadevergoeding dat niet steunt op een rechtmatige overheidsdaad als kennelijk ongegrond kan worden afgewezen. De artikelen 7.14 en 7.15 Wtw hebben immers uitsluitend betrekking op schade die het gevolg is van een rechtmatige schadeoorzaak. Deze verordening voorziet niet in vergoeding van schade waaraan een onrechtmatige daad of wanprestatie ten grondslag ligt.

Bijzondere aandacht verdient het geval waarin nog niet vaststaat dat de schadeoorzaak voor rechtmatig moet worden gehouden, omdat nog niet onherroepelijk is beslist op een aanhangig gemaakt beroep tegen het schadeveroorzakende besluit. Ook dan kan het verzoek om schadevergoeding wegens kennelijke ongegrondheid afgewezen worden. Er is immers niet voldaan aan het vereiste van de rechtmatigheid van de schadeoorzaak. Overigens laat dit onverlet dat de verzoeker een herhaald verzoek kan indienen wanneer wel aan dit vereiste is voldaan. Hetzelfde geldt overigens zolang nog een bestuursrechtelijk rechtsmiddel kan worden aangewend tegen de schadeoorzaak.

Ook wanneer de verjaringstermijn overschreden is overeenkomstig artikel 7.14, derde lid, eerste volzin, Awb is sprake van een kennelijk ongegrond verzoek.

b. Kennelijk gegrond

Indien reeds na summier onderzoek blijkt dat het verzoek kan worden gehonoreerd, is sprake van kennelijke gegrondheid van het verzoek. De kennelijke gegrondheid van de aanvraag moet duidelijk zijn zonder dat nader op de inhoudelijke merites van de zaak wordt ingegaan.

c. Beleidsregels

Het Dagelijks Bestuur kan beleid formuleren omtrent de vraag hoe moet worden omgegaan met de toekenning van nadeelcompensatie bij specifieke van schadeveroorzakende gebeurtenissen, bijvoorbeeld bij het nemen van peilbesluiten of bij verlegging van kabels en leidingen als gevolg van aanpassing van waterstaatswerken. In de beleidsregels kan worden aangegeven welke schadesoorten voor vergoeding in aanmerking komen en hoe de berekening van de schadevergoeding op hoofdlijnen plaatsvindt. De beleidsregels zijn dan de basis voor de beoordeling van verzoeken om toekenning van nadeelcompensatie.

Tweede en derde lid

Deze artikelleden regelen de beslistermijnen van een vereenvoudigd afgehandeld verzoek. Hier is wederom aansluiting gezocht bij de wettelijke Awb-termijnen. Het tweede lid geeft aan dat het bestuur binnen acht weken na de ontvangst van het verzoek zijn beslissing tot vereenvoudigde behandeling van het verzoek aan verzoeker bij aangetekende brief kenbaar dient te maken. Deze bepaling geldt uitsluitend voor het geval dat beslist wordt zonder raadpleging van een commissie. Dit is in overeenstemming met het bepaalde in afdeling 4.1.3 van de Awb. Artikel 4:13 Awb bepaalt de beslistermijn in algemene zin op acht weken na de ontvangst van de aanvraag met dien verstande dat op grond van artikel 4:15 Awb de termijn wordt opgeschort gedurende de termijn die een verzoeker wordt gelaten voor het alsnog verschaffen van de benodigde gegevens dan wel de binnen die termijn gelegen feitelijk gebruikte termijn om de ontbrekende gegevens aan te vullen. Artikel 4:14 Awb maakt het mogelijk de termijn met een redelijke termijn te verlengen indien een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven.

Artikel 5. Adviescommissie

Dit artikel regelt de benoeming van de adviescommissie.

Het bestuur benoemt een commissie die tot taak heeft het bestuur te adviseren over verzoeken om schadevergoeding. De commissie bestaat uit drie leden. Het bestuur benoemt tevens een plaatsvervangend voorzitter en 2 plaatsvervangende leden. Op deze wijze wordt bij absentie van de reguliere voorzitter of leden de continuïteit van de procedure gewaarborgd.

De leden zijn onafhankelijk, dat wil zeggen dat zij niet onder het gezag van het waterschap staan en niet anderszins een functie vervullen waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op de vervulling van de functie van commissielid. Omdat tegen het besluit op het verzoek bezwaar open staat bij het waterschap, is het ook onwenselijk dat de leden van de adviescommissie deel uitmaken van de bezwaarschiftencommissie. Ook mag er geen sprake zijn van belangenverstrengeling.

Meer in algemene zin valt op te merken dat het inschakelen van een adviescommissie bij de behandeling van zaken als deze bijdraagt aan een zorgvuldige voorbereiding van de te nemen beslissingen en daarmee aan de legitimiteit daarvan voor de betrokken burgers.

Hoewel dat niet uitdrukkelijk bepaald is, zal het voorzitterschap van de commissie in verband met de aard van de materie in de regel worden opgedragen aan een jurist. De overige leden zullen doorgaans een andere deskundigheid inbrengen, bijvoorbeeld die van accountant, boekhoudkundige of makelaar.

De leden ontvangen een bezoldiging ten laste van het waterschap dat op het verzoek om schadevergoeding moet beslissen. Als op 1 dag verzoeken van meerdere waterschappen aan de orde komen, ontvangen de leden de bezoldiging van die waterschappen cumulatief. De reden daarvoor is dat de vergoeding niet alleen presentie dekt, maar ook de tijd die de leden nodig hebben om de specifieke zaak voor te bereiden.

De commissie is adviseur in de zin van afdeling 3.3 van de Awb. De regels die voor wettelijke adviseurs gelden zijn dus tevens van toepassing op de adviescommissie in de zin van deze verordening.

Artikel 6.

Omdat de commissie meerdere waterschappen adviseert ligt het voor de hand dat het waterschap dat het schadeveroorzakende besluit heeft genomen in het secretariaat in dat specifieke geval voorziet. De bepaling is als zodanig open gehouden, zodat elk waterschap vrij is zelf vorm te geven aan het secretariaat. Het is denkbaar dat het bestuur een ambtenaar aan wil wijzen, maar ook dat het een extern bureau het secretariaat van de commissie wil laten voeren. Op deze manier wordt de administratieve druk van het secretariaat tevens verdeeld over de deelnemende waterschappen.

Op het secretariaat rust dezelfde geheimhoudingsplicht als op de commissie zelf. Het gaat hier niet alleen om geheimhouding voor de buitenwereld, maar evenzeer om geheimhouding voor de eigen organisatie. Dit is in het bijzonder van belang als het secretariaat wordt gevoerd door het betreffende waterschap. De geheimhoudingslicht verzekert volledige onafhankelijkheid van de adviescommissie.

Artikel 7. Advisering door de adviescommissie

Dit artikel regelt in algemene zin de werkwijze van de commissie.

Tweede lid

In het tweede lid wordt geregeld dat - naast de verzoeker - ook het bestuur aan de commissie de gegevens verschaft die nodig zijn voor een goede vervulling van haar taak. Tot die gegevens behoren niet alleen het verzoek met de daarbij behorende, eventueel later toegevoegde, bescheiden, maar ook de zich onder het bestuur bevindende gegevens over de schadeoorzaak.

Derde lid

De commissie heeft tot taak het bestuur te adviseren over de op het verzoek te nemen beslissing en stelt daartoe een onderzoek in naar de vraag of de verzoeker schade heeft geleden of zal lijden. Tevens doet zij onderzoek naar de schadeoorzaak, de schadeomvang, de aansprakelijkheid en de vraag of de vergoeding van de schade niet of niet voldoende anderszins is verzekerd. Wanneer blijkt dat de schade niet het gevolg is van de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van het waterbeheer behoeven uiteraard niet de andere vragen beantwoord te worden. Het behoort immers niet tot de bevoegdheid van de adviescommissie om te adviseren omtrent vergoeding van schade als gevolg van onrechtmatig handelen.

Het zal voorts niet altijd nodig zijn de omvang van de schade nauwkeurig vast te stellen, bijvoorbeeld wanneer duidelijk is dat de schade vanwege voorzienbaarheid of maatschappelijk risico redelijkerwijs ten laste van de verzoeker behoort te blijven.

Vierde lid

Het vierde lid stelt de commissie in de gelegenheid inlichtingen in te winnen bij derden. Indien daarmee kosten zijn gemoeid, bijvoorbeeld omdat een deskundigenadvies wordt gevraagd, komen deze ten laste van het waterschap.

Artikel 8.

Dit artikel regelt het horen van de betrokkenen. Op deze wijze wordt voorzien in hoor en wederhoor.

Van de commissie wordt verwacht dat zij aangeeft hoeveel tijd zij nodig heeft voor het opstellen van een advies. Op deze wijze wordt de rechtszekerheid ten aanzien van de afhandelingstermijn van het verzoek bevorderd. De complexiteit van het verzoek brengt met zich mee dat de termijn van advisering van verzoek tot verzoek kan variëren. Daarom is ervoor gekozen geen gebruik te maken van de mogelijkheid die artikel 3:6 Awb biedt om bij verordening een termijn stellen. Wel blijft het op basis van dit artikel mogelijk dat het bestuur in een individueel geval de adviescommissie een termijn stelt voor het uitbrengen van zijn advies. Dit zal per verzoek bekeken moeten worden.

Indien het advies van de commissie niet voldoet aan de gestelde eisen, kan het bestuur het advies terugleggen bij de commissie en de besluitvormingstermijn verdagen.

Artikel 9.

Het advies van de commissie, zo aansprakelijkheid moet worden aangenomen, betreft mede de hoogte van de schadevergoeding. De commissie kan desgevraagd ook maatregelen (in natura) voorstellen die geschikt zijn om de schade te beperken of ongedaan te maken.

Vierde lid

Bij beoordeling van verzoeken om schadevergoeding in verband met gecontroleerde inundatie van bergingsgebieden als bedoeld in de Waterwet wordt eerst een concept advies naar de verzoeker en het bestuur gestuurd met de mogelijkheid daarop te reageren. Met verwerking van het eventuele commentaar stelt de commissie dan het definitieve advies op. Deze waarborg, die ook was opgenomen in de Regeling schadevergoeding waterbergingsgebieden waterschap Reest en wieden van 28 augustus 2007, past in het kader van een extra zorgvuldige behandeling van schadevergoedingsverzoeken, die het gevolg zijn van het onder water zetten van waterbergingsgebieden. Zo'n waarborg is bij andere schadeverzoeken in de praktijk niet nodig gebleken. Bovendien bestaat ook nog de mogelijkheid bezwaar en beroep aan te tekenen tegen de beslissing. 

Verder geldt bij schadevergoeding in verband met gecontroleerde inundatie van bergingsgebieden de omgekeerde bewijslast. Dit betekent, dat de gehele schade wordt geacht te zijn veroorzaakt door de gecontroleerde inundatie, tenzij de adviescommissie het tegendeel kan bewijzen. De bewijslast is omgekeerd om te voorkomen dat de verzoeker de minder eenvoudig te bewijzen schades ook moet aantonen en daarvoor zelf kostbare adviseurs in de arm zou moeten nemen.

In het algemeen zal er, volgens de jurisprudentie, geen schadevergoeding worden toegekend indien:

a.         de schade valt binnen het normaal maatschappelijk risico of bedrijfsrisico van verzoeker;

b.         de schade niet in belangrijke mate afwijkt van de schade die een ieder heeft ondervonden dan wel de schade niet op een naar verhouding gering aantal natuurlijke of rechtspersonen, die in een vergelijkbare positie verkeren, drukt. Dit houdt in dat de kring van benadeelden beperkt en duidelijk bepaalbaar moet zijn. Het moet gaan om schade die bij een kleine groep personen terecht komt, terwijl andere in een min of meer gelijke positie niet worden getroffen. Indien het nadeel een grotere groep van personen treft is er in beginsel geen aanleiding om schadevergoeding uit te keren. In het laatste geval wordt een gelijke behandeling van de benadeelden niet verstoord.

c.         de schade redelijkerwijs verzekerbaar was;

d.         de schade, mede ook gelet op de voorzienbaarheid daarvan, is veroorzaakt door eigen schuld of nalatigheid van de verzoeker;

e.         de verzoeker heeft verzuimd voldoende maatregelen te treffen ter voorkoming of beperking van de schade.

De artikelen 7.14 en 7.15 van de Waterwet sluiten overigens in principe niet uit dat een volledige schadevergoeding wordt toegekend.

Deskundigenkosten worden niet vergoed, tenzij het redelijk is een deskundige in te schakelen en de gemaakte deskundigenkosten redelijk zijn.

Artikel 10. De beslissing op het verzoek en artikel 11.

Het bestuur besluit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van het advies, op het verzoek om schadevergoeding. Het besluit wordt de verzoeker zo spoedig mogelijk toegezonden. Uit artikel 4:87 Awb volgt dat betaling plaatsvindt binnen zes weken na het bekend worden van de beslissing, tenzij de beschikking (eerste lid) of een wettelijk voorschrift (tweede lid) een ander tijdstip vermeldt. In deze verordening wordt de betaling(stermijn), in afwijking van de algemene regel van de Awb, gekoppeld aan het moment van onherroepelijk worden van het besluit inzake de schadevergoeding.

In het belang van de voortvarende uitvoering van het besluit tot schadevergoeding zal in veel gevallen in het schrijven waarmee de beslissing wordt toegezonden een bankrekeningnummer worden gevraagd.

Artikel 12. Voorschot

In artikel 12 is voorzien in de mogelijkheid van bevoorschotting. Een bevoorschottingsregeling is essentieel voor een adequate nadeelcompensatieregeling.

De verzoeker die naar redelijke verwachting schade lijdt of zal lijden en wiens belang vordert dat aan hem een voorschot op deze vergoeding wordt toegekend, kan het Dagelijks Bestuur verzoeken hem een voorschot te verlenen. Over dat verzoek wordt de ingeschakelde adviescommissie geïnformeerd. Indien het Dagelijks Bestuur beslist tot toekenning van een voorschot wordt daarmee geen aansprakelijkheid erkend. Het voorschot kan volgens deze verordening uitsluitend worden verleend indien de verzoeker schriftelijk de verplichting aanvaardt tot gehele en onvoorwaardelijke terugbetaling van hetgeen ten onrechte als voorschot is uitbetaald. Een beslissing omtrent bevoorschotting kan, anders dan de beslissing omtrent schadevergoeding als bedoeld in artikel 10 worden genomen voordat het schadeveroorzakende besluit rechtens onaantastbaar is geworden. Een verzoek om bevoorschotting als bedoeld in artikel 12 van deze verordening biedt derhalve geen grondslag om zogenoemde schaduwschade te vergoeden. Een verzoek om bevoorschotting dient te worden onderscheiden van een verzoek om vergoeding van schade die verzoeker lijdt door een handeling van het Dagelijks Bestuur in het kader van de voorbereiding van een eventueel te nemen besluit.

Op grond van het vierde lid kan het bestuur voorwaarden verbinden aan een voorschot. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de verkrijgende voorwaarde van een bankgarantie.

Artikel 13. Hardheidsclausule

Via de hardheidsclausule is aan het bestuur de mogelijkheid gelaten om in incidentele gevallen, bijvoorbeeld in het geval dat een bedrijf vanwege de strikte toepassing van het in deze verordening gestelde in continuïteitsproblemen geraakt dan wel dreigt te geraken, van het bepaalde in deze verordening af te wijken en een afwijkende procedure te volgen voor behandeling van het verzoek om schadevergoeding.

Artikel 14. Inwerkingtreding en citeertitel

Ingevolge artikel 3.3 van de Invoeringswet Waterwet treden de bepalingen van de Waterwet in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Inwerkingtreding van de voor de verordening relevante bepalingen 7.14 en 7.15 Wtw heeft plaatsgevonden op 22 december 2009.

Artikel 2.37 van de Invoeringswet Waterwet bepaalt dat de artikelen 7.14 en 7.15 Wtw niet van toepassing zijn met betrekking tot schade die is veroorzaakt voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 7.14.

Schade die na dit tijdstip (dus na 22 december 2009) is veroorzaakt valt onder artikel 7.14 (en evt 7.15) Wtw. Verzoeken tot vergoeding van die schade, die zijn ingediend in de eerste maanden van 2010 (dus voor inwerkingtreding van de onderhavige procedureverordening), worden behandeld volgens de toen geldende Regeling schadevergoeding waterbergingsgebieden waterschap Reest en Wieden van 28 augustus 2007. Dit blijft zo, ook na inwerkingtreding van deze verordening. De oude verordening blijft dus bestaan voor het be- en afhandelen van de oude schadevergoedingsverzoeken. De onderhavige procedureverordening geldt alleen voor verzoeken om schadevergoeding die worden ingediend na inwerkingtreding van deze verordening.

Bijlage: Beleidsregel schadevergoeding bergingsgbieden Reest en Wieden 2010

Het Dagelijks Bestuur van het waterschap Reest en Wieden;

gelezen het voorstel aan het Dagelijks Bestuur van 9 augustus 2010;

gelet op het bepaalde in artikel 56 en 77 van de Waterschapswet, paragraaf 3 van hoofdstuk 7 van de Waterwet en artikel 1.3, vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

vast te stellen de ‘Beleidsregel schadevergoeding bergingsgebieden waterschap Reest en Wieden 2010'.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. bestuur : het Dagelijks Bestuur van het waterschap Reest en Wieden;

  • b. bergingsgebied : een krachtens de Wet op de ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en ook als bergingsgebied op de legger is opgenomen;

  • c. gecontroleerde inundatie : het inlaten van water in een bergingsgebied door handelend optreden van een binnen dat gebied bevoegd gezag in geval van wateroverlast of extreme wateroverlast al dan niet in de vorm van - dan wel ter uitvoering van - een door het bestuur of van een ander, hoger of coördinerend gezag genomen besluit of gegeven bevel;

  • d. schadevergoeding : de vergoeding van schade als bedoeld in artikel 7.14 en 7.15 van de Waterwet, ontstaan als gevolg van gecontroleerde inundatie van een bergingsgebied.

Artikel 2. Te vergoeden schade

Bij het vaststellen van een aanspraak op schadevergoeding krachtens deze regeling wordt alle schade die het gevolg is van gecontroleerde inundatie in aanmerking genomen. Tot deze schade worden in ieder geval gerekend:

  • a. de schade aan de woning, andere opstallen en bijbehorende onroerende zaken;

  • b. de schade aan de inboedel, bedoeld in artikel 5, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;

  • c. de schade aan bedrijfsinventarissen;

  • d. de schade aan openbare en andere infrastructurele voorzieningen;

  • e. de teeltplanschade, waaronder wordt verstaan het financieel verlies dat is geleden door een mindere opbrengst dan redelijkerwijs mocht worden verwacht gedurende een in redelijkheid vast te stellen schadeperiode als gevolg van verlies of beschadiging van gewassen, waardoor een vermindering in kwantiteit of kwaliteit is ontstaan of als gevolg van het niet of niet tijdig kunnen uitvoeren van de voorgenomen teelt van gewassen;

  • f. de bedrijfsschade, waaronder wordt verstaan het financieel verlies dat is geleden door een mindere opbrengst dan redelijkerwijs mocht worden verwacht gedurende een in redelijkheid vast te stellen schadeperiode als gevolg van verlies of fysieke beschadiging van dieren, waardoor een vermindering in kwantiteit of kwaliteit is ontstaan of als gevolg van het niet of niet tijdig kunnen uitvoeren van de voorgenomen productiecyclus;

  • g. de opstartkosten gemaakt in verband met het opnieuw starten van het productieproces in een installatie;

  • h. de evacuatiekosten per risicoadres, waaronder worden verstaan:

  • - de reis- en verblijfkosten, die de verzoeker heeft gemaakt als gevolg van een advies of een gebod afkomstig van het bevoegd gezag om zijn woon- of vestigingsplaats te verlaten, voor zover verschuldigd aan derden of toe te rekenen aan arbeid in eigen beheer, voor zover deze aantoonbaar en redelijk zijn;

  • - de kosten voor transport, opslag- en huisvesting van de roerende zaken van de verzoeker, voor zover verschuldigd aan derden of toe te rekenen aan arbeid in eigen beheer, voor zover deze aantoonbaar en redelijk zijn;

  • - de met de in onderdeel 2 genoemde activiteiten samenhangende kosten voor verzekering;

  • - de vertrekkosten, de kosten van terugkeer, de kosten van het gebruik van het evacuatieadres en de kosten van verzorging.

  • i. de bereddingskosten per risicoadres, waaronder worden verstaan de kosten die de verzoeker heeft gemaakt in verband met het treffen van maatregelen ter voorkoming of beperking van schade of kosten, voor zover verschuldigd aan derden of toe te rekenen aan arbeid in eigen beheer, voor zover deze aantoonbaar en redelijk zijn;

  • j. de kosten van opruiming per risicoadres, voor zover verschuldigd aan derden of toe te rekenen aan arbeid in eigen beheer, voor zover deze aantoonbaar en redelijk zijn;

  • k. de schade aan natuurwaarden;

  • l. voorafgaande vernattingschade.

Artikel 3. Citeertitel en inwerkingtreding

  • Deze beleidsregel kan worden aangehaald als ‘Beleidsregel schadevergoeding waterbergingsgebieden waterschap Reest en Wieden 2010' en treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • Aldus vastgesteld in de vergadering van het Dagelijks Bestuur van 29 maart 2011.

  • mr. A.K. Schuttinga,                                                    M.M. Kool,

  • secretaris-directeur                                                      dijkgraaf

  • TOELICHTING ALGEMEEN

  • Van Regeling schadevergoeding waterbergingsgebieden 2007 naar Beleidsregel schadevergoeding bergingsgebieden 2010.

  • Rechthebbenden ten aanzien van gronden in bergingsgebieden zijn ingevolge artikel 5.26 van de Waterwet verplicht tijdelijke berging van water te gedogen.

  • In de Waterwet is in de artikelen 7.14 en 7.15 de grondslag opgenomen voor vergoeding van schade als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid van het betrokken bestuursorgaan. Het gecontroleerd inunderen van bergingsgebieden met toepassing van artikel 5.26 valt daar ook onder.

  • Door deze nieuwe artikelen in de Waterwet is er een zodanige wijziging in de wetgeving gekomen dat de Regeling schadevergoeding waterbergingsgebieden waterschap Reest en Wieden van 28 augustus 2007 aangepast moest worden. Die bevatten namelijk zelf nog de grondslag voor de schadevergoeding.

  • Van voornoemde Schaderegeling bergingsgebieden is deze Beleidsregel gemaakt, die alleen nog aangeeft dat de schade als gevolg van gecontroleerde inundatie geheel wordt vergoed en welke schades daar in elk geval toe behoren (artikel 2).

  • De Waterwet laat geen ruimte dit te regelen in een verordening, omdat die alleen procedurele zaken mag bevatten. Artikel 1.3 van de Algemene wet bestuursrecht geeft aan bestuursorganen echter de mogelijkheid om voor het gebruik van hun bevoegdheden beleidsregels vast te stellen. In dit geval is die bevoegdheid dus door het Dagelijks bestuur gebruikt voor het aanduiden van de schade die in elk geval wordt vergoed bij het gecontroleerd inunderen van waterbergingsgebieden.

  • Volledige schadevergoeding

  • In de rechtspraak wordt vooropgesteld dat er geen algemene rechtsregel is aan te wijzen op grond waarvan de overheid steeds gehouden is tot vergoeding van alle nadelen die zijn veroorzaakt door rechtmatig handelen. Vergoed wordt de schade die uitstijgt boven hetgeen de benadeelde normaliter had behoren te dulden ("schade die redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de benadeelde behoort te blijven").

  • Of sprake is van schade welke redelijkerwijze niet ten laste van de benadeelde behoort te blijven hangt af van een aantal criteria. Het belangrijkste criterium hierbij is het normaal maatschappelijk risico c.q. het normaal bedrijfsrisico. Verreweg de meeste nadeelcompensatieregelingen hanteren het uitgangspunt dat een ieder in beginsel zijn eigen schade draagt. Zij voorzien dan ook hooguit in een tegemoetkoming in de schade. Het gedeelte dat behoort tot het normaal maatschappelijk risico van de gedupeerde komt daarbij niet voor vergoeding in aanmerking.

  • Het gecontroleerd inunderen van daarvoor aangewezen bergingsgebieden mag zeker niet tot gevolg hebben dat, in het belang van de bescherming van bebouwing, landbouwgrond en natuurterreinen een onevenredige last komt te liggen bij de eigenaren en gebruikers van de bergingsgebieden. Gecontroleerde inundatie, zoals bedoeld in deze regeling, is dermate ingrijpend dat deze niet valt aan te merken als een uitvloeisel van een normaal maatschappelijk risico. De schade als gevolg van rechtmatige, gecontroleerde inundatie komt dan ook voor volledige vergoeding in aanmerking, tenzij de schade is ontstaan door eigen schuld, het welbewust nemen van risico's of het niet nemen van schadebeperkende maatregelen. Denkbaar is ook dat de vergoeding van schade "anderszins is verzekerd", bijvoorbeeld omdat een vergoeding kan worden gegeven op grond van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen. Alleen een eventueel eigen risico zou dan in aanmerking kunnen komen voor vergoeding op basis van artikel 7.14.

  • Volgens de toelichting bij de Waterwet sluit die een volledige schadevergoeding niet uit, bijvoorbeeld als niet alleen het genot of gebruik van een onroerende zaak wordt aangetast, maar ook de zaak zelf. Ook schade die in zijn algemeenheid onevenredig zwaar op een benadeelde drukt kan geheel worden vergoed. Het is niet de bedoeling van de Waterwet om het aantal gevallen, waarin thans recht op volledige schadevergoeding bestaat, te beperken. Om volledige schadevergoeding niet in de weg te staan en de mogelijkheid daarvan te benadrukken is in de Waterwet het woord "nadeelcompensatie" geschrapt, omdat dit vooral wordt geassocieerd met een vorm van schadevergoeding, die geleden schade per definitie slechts ten dele zou vergoeden. De minister heeft eraan gehecht die onjuiste associatie weg te nemen. De Waterwet belemmert dus niet een voortzetting van het uitgangspunt van volledige schadevergoeding bij gecontroleerde inundatie.

  • Omgekeerde bewijslast

  • Bij het afhandelen van verzoeken om schadevergoeding wegens gecontroleerde inundatie geldt de omgekeerde bewijslast. Dit betekent dat de gehele schade geacht wordt te zijn veroorzaakt door de gecontroleerde inundatie inclusief de voorafgaande vernattingsschade, tenzij de commissie, die adviseert over het afhandelen van de schadeverzoeken, het tegendeel kan bewijzen.

  • De omgekeerde bewijslast bij het afhandelen van verzoeken om schadevergoeding als gevolg van gecontroleerde inundatie is opgenomen in de Procedureverordening nadeelcompensatie waterschap Reest en Wieden 2010 en daar toegelicht (artikel 9, vierde lid).

  •   Zie ook Th.G. Drupsteen in schadevergoeding bij waterconservering en -berging, Het Waterschap 2001, nr. 22, p. 1071.