Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Velt en Vecht

Gemeenschappelijke Regeling Gemeenschappelijk belastingkantoor Oost Nederland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Velt en Vecht
Officiële naam regelingGemeenschappelijke Regeling Gemeenschappelijk belastingkantoor Oost Nederland
CiteertitelGemeenschappelijke Regeling Gemeenschappelijk belastingkantoor Oost Nederland
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpfinanciën – belastingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Goedkeuringsbesluit uit gedeputeerde staten Overijssel 30-06-2006

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Waterschapswet, art. 124, vijfde lid
  2. Algemene wet inzake rijksbelastingen,
  3. Invorderingswet 1990,
  4. Wet gemeenschappelijke regelingen,

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-06-200621-12-2010nieuwe regeling

30-06-2006

Goedkeuringsbesluit uit gedeputeerde staten Overijssel 30-06-2006

1553/MM/av/2006

Tekst van de regeling

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1
  • 1. In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      WGR: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • b.

      regeling: de gemeenschappelijke regeling Gemeenschappelijk Belastingkantoor Oost Nederland;

    • c.

      Lococensus: het openbaar lichaam Gemeenschappelijk Belastingkantoor Oost Nederland;

    • d.

      algemeen bestuur: het algemeen bestuur van Lococensus;

    • e.

      dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van Lococensus;

    • f.

      voorzitter: de voorzitter van het algemeen en dagelijks bestuur van Lococensus

    • g.

      inspecteur: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van Lococensus, als bedoeld in artikel 124, vijfde lid, onder a, van de Waterschapswet, belast met de heffing van waterschapsbelastingen;

    • h.

      ontvanger: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van Lococensus, als bedoeld in artikel 124, vijfde lid, onder b, van de Waterschapswet, belast met de invordering van waterschapsbelastingen;

    • i.

      ambtenaar van Lococensus: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van Lococensus, als bedoeld in artikel 124, vijfde lid, onder c, van de Waterschapswet, belast met de heffing of de invordering van waterschapsbelastingen;

    • j.

      belastingdeurwaarder: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van Lococensus als bedoeld in artikel 124, vijfde lid, onder d, van de Waterschapswet, dan wel een als belastingdeurwaarder aangewezen gerechtsdeurwaarder, bedoeld in de Gerechtsdeurwaarderswet;

    • k.

      directeur: de door het algemeen bestuur benoemde directeur van Lococensus;

    • l.

      waterschapsbelasting: de belastingen die het waterschap heft, bedoeld in artikel 113 van de Waterschapswet, met uitzondering van de rechten als bedoeld in artikel 115 van de Waterschapswet;

    • m.

      belastingverordening: de verordening tot heffing van waterschapsbelastingen van het algemeen bestuur van het deelnemende waterschap;

    • n.

      nadere regels: nadere regels ter uitvoering van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, van de Invorderingswet 1990 en van de belastingverordening;

    • o.

      kwijtscheldingsregels; de door het algemeen bestuur van het deelnemende waterschap vastgestelde regels als bedoeld in artikel 144, derde en vierde lid, van de Waterschapswet;

    • p.

      beleidsregels: beleidsregels in de zin van Titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht op het gebied van de heffing en invordering van waterschapsbelastingen;

    • q.

      het grondgebied: het grondgebied van de aan de regeling deelnemende waterschappen;

    • r.

      provincie: de provincie Overijssel

    • s.

      deelnemer: het aan de regeling deelnemende dagelijks bestuur van een waterschap;

    • t.

      gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie Overijssel.

  • 2. Waar in deze regeling artikelen van de Waterschapswet of van andere regelgeving van overeenkomstige toepassing worden verklaard, dient in de plaats van waterschap, respectievelijk het algemeen bestuur, respectievelijk het dagelijks bestuur, respectievelijk de voorzitter, respectievelijk de inspecteur, respectievelijk de ontvanger, respectievelijk de ambtenaar van de rijksbelastingdienst, respectievelijk de belastingdeurwaarder te worden gelezen Lococensus, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter, de inspecteur van Lococensus, de ontvanger van Lococensus, de ambtenaar van Lococensus en de belastingdeurwaarder.

Hoofdstuk 2 Het openbaar lichaam

Artikel 2
  • 1. Er is een openbaar lichaam met rechtspersoonlijkheid: het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Oost Nederland (Lococensus).

  • 2. Lococensus is gevestigd te Zwolle.

Artikel 3

Het gebied waarvoor deze regeling geldt omvat het grondgebied van de deelnemende waterschappen.

Artikel 4
  • 1. Het bestuur van Lococensus bestaat uit een algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en een voorzitter.

  • 2. Lococensus heeft een inspecteur, een ontvanger, een ambtenaar van Lococensus en een belastingdeurwaarder.

Hoofdstuk 3 Doelstelling en bevoegdheden

Doelstelling
Artikel 5

Lococensus heeft als doelstelling zorg te dragen voor een efficiënte en effectieve heffing en invordering van waterschapsbelastingen, voor de heffing en invordering waarvan de algemene besturen van de deelnemende waterschappen belastingverordeningen en de kwijtscheldingsregels hebben vastgesteld, elk voor zover het hun grondgebied betreft.

Bevoegdheden
Artikel 6

Lococensus en de organen van Lococensus komen de bevoegdheden toe die in de regeling aan Lococensus en de organen van Lococensus zijn toegekend.

Hoofdstuk 4 Het algemeen bestuur

Samenstelling
Artikel 7
  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit zo veel leden als er deelnemende waterschappen zijn.

  • 2. Ieder dagelijks bestuur van een deelnemend waterschap wijst uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, een lid van het algemeen bestuur aan.

  • 3. Ieder dagelijks bestuur van een deelnemend waterschap wijst uit zijn midden een plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aan.

Artikel 8
  • 1. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege, zodra men heeft opgehouden lid of voorzitter te zijn van het dagelijks bestuur waardoor men is aangewezen.

  • 2. De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het algemeen bestuur alsmede de voorzitter van het dagelijks bestuur dat hen heeft aangewezen op de hoogte.

  • 3. Indien een plaats van een lid van het algemeen bestuur openvalt, wijst het dagelijks bestuur dat het aangaat in zijn eerstvolgende vergadering, of indien dit niet mogelijk is, ten spoedigste daarna, een nieuw lid aan.

  • 4. Het dagelijks bestuur van het betrokken waterschap geeft van elke aanwijzing tot lid of plaatsvervangend lid schriftelijk kennis aan de voorzitter van het algemeen bestuur.

  • 5. Een dagelijks bestuur van een deelnemend waterschap kan een door hem aangewezen lid tussentijds ontslag verlenen.

  • 6. Op een plaatsvervangend lid zijn de leden 1 tot en met 5 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9
  • 1. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar door of vanwege het dagelijks bestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt.

  • 2. Met ambtenaar als bedoeld in het eerste lid worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld hij die in dienst van Lococensus werkzaam is op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

Werkwijze
Artikel 10
  • 1. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en voorts zo vaak als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, dan wel tenminste twee vijfde van de leden dit, onder opgave van redenen, schriftelijk verzoekt.

  • 2. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 3. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 4. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 5. Met betrekking tot het opleggen van geheimhouding is artikel 23 van de Wet gemeenschappelijke regelingen van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11
  • 1. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

  • 2. De leden van het algemeen bestuur hebben ieder één stem. Besluiten worden bij gewone meerderheid van stemmen genomen, tenzij in deze regeling uitdrukkelijk anders is bepaald.

Informatie en verantwoording
Artikel 12
  • 1. Het algemeen bestuur geeft aan het dagelijks bestuur van de deelnemende waterschappen gevraagd dan wel ongevraagd alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het algemeen bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig zijn.

  • 2. Het reglement van orde voor het algemeen bestuur regelt de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde inlichtingen worden verstrekt.

  • 3. Een lid van het algemeen bestuur geeft aan het dagelijks bestuur dat hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door dat  dagelijks bestuur, of één of meer leden daarvan, worden verlangd.

  • 4. Een lid van het algemeen bestuur is aan het dagelijks bestuur dat hem heeft aangewezen, verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

Bevoegdheden van het algemeen bestuur
Artikel 13

Het algemeen bestuur is belast met het algemeen bestuur van Lococensus, waaronder kaderstelling en controle van het dagelijks bestuur.

Artikel 14
  • 1. Het algemeen bestuur is bevoegd tot regeling van de organisatorische inrichting van Lococensus, van de bedrijfsvoering van Lococensus, van het beheer van de inkomsten, uitgaven en het vermogen van Lococensus en van de organisatie van de administratie.

  • 2. Het algemeen bestuur is bevoegd tot vaststelling van de begroting van Lococensus.

  • 3. Het algemeen bestuur is bevoegd tot vaststelling van de jaarrekening van Lococensus.

  • 4. Het algemeen bestuur is bevoegd tot vaststelling van de regeling voor de algemene en bijzondere bijdragen van de aan Lococensus deelnemende waterschappen.

  • 5. Het algemeen bestuur is bevoegd tot benoeming, schorsing en ontslag van de leden van het dagelijks bestuur en van de voorzitter.

  • 6. Het algemeen bestuur is bevoegd tot benoeming, schorsing, ontslag en tot het vaststellen van de bezoldiging van de directeur en plaatsvervangend directeur.

  • 7. Het algemeen bestuur is bevoegd tot regeling van de rechtspositie van het personeel, daaronder begrepen de bezoldiging.

Hoofdstuk 5 Het dagelijks bestuur

De samenstelling
Artikel 15
  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en vier leden.

  • 2. De voorzitter en de leden van het dagelijks bestuur worden gekozen door en uit het midden van het algemeen bestuur.

  • 3. De leden van het dagelijks bestuur worden gekozen in de eerste vergadering van het nieuw gekozen algemeen bestuur.

  • 4. Het aanwijzen van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die door ontslag, overlijden of anderszins openvallen, vindt plaats uiterlijk twee maanden na dat openvallen.

  • 5. De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag van aftreden van de leden van het algemeen bestuur.

  • 6. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

  • 7. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet hiervan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur. Een lid dat ontslag heeft genomen, blijft zijn functie waarnemen totdat zijn opvolger zijn benoeming heeft aanvaard.

  • 8. Tussentijds verlies van het lidmaatschap van het algemeen bestuur brengt terstond verlies van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur mee.

Werkwijze
Artikel 16
  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert vier keer per jaar en zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of tenminste één ander lid van het dagelijks bestuur dit schriftelijk, onder opgave van te behandelen onderwerpen, verzoekt.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur hebben ieder één stem. Besluiten worden bij gewone meerderheid van stemmen genomen.

  • 3. De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden, voor zover het dagelijks bestuur niet anders heeft bepaald.

  • 4. In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten, indien ten minste drie leden tegenwoordig zijn.

  • 5. Indien het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is, belegt de voorzitter een nieuwe vergadering.

Artikel 17

Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast, dat aan het algemeen bestuur wordt toegezonden.

Bevoegdheden van het dagelijks bestuur
Artikel 18
  • 1. Het dagelijks bestuur is belast met de dagelijkse aangelegenheden van Lococensus, tenzij de voorzitter bij of krachtens de wet of krachtens deze regeling daarmee is belast.

  • 2. Het dagelijks bestuur is belast met de voorbereiding van al hetgeen in de vergadering van het algemeen bestuur ter overweging en besluitvorming moet worden gebracht.

  • 3. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de besluitvorming van het algemeen bestuur, tenzij de voorzitter krachtens deze regeling daarmee is belast.

Artikel 19
  • Het dagelijks bestuur is in ieder geval belast met:

  • a. de organisatorische inrichting en de bedrijfsvoering van Lococensus en de personele aangelegenheden;

  • b. het beheer van de inkomsten, uitgaven en het vermogen van Lococensus;

  • c. de zorg, voor zover niet aan anderen opgedragen, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

  • d. het houden van toezicht op de uitoefening van de bevoegdheden door de inspecteur, de ontvanger, de ambtenaar van Lococensus en de belastingdeurwaarder;

  • e. het houden van een gedurig toezicht op al wat Lococensus aangaat;

  • f. het behartigen van de belangen van Lococensus bij andere overheden en andere instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor Lococensus van belang is;

  • g. het beheer van een register met de belastingverordeningen en de kwijtscheldingsregels die Lococensus voor de deelnemers uitvoert.

Artikel 20
  • 1. Het dagelijks bestuur is bevoegd tot:

    • a.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;

    • b.

      tot het procederen in kort geding en tot voeging in strafzaken als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering, tenzij het algemeen bestuur daaromtrent in voorkomende gevallen een beslissing heeft genomen;

    • c.

      indien ingevolge wettelijk voorschrift aan Lococensus of aan het bestuur van Lococensus hetzij een recht van beroep hetzij een recht bezwaar te maken toekomt, om spoedshalve beroep in te stellen of bezwaar te maken alsmede, voor zover de voorschriften dat toelaten, om schorsing van het aangevochten besluit of om voorlopige voorziening ter zake te verzoeken.

    • d.

      Het ingestelde beroep of het gemaakte bezwaar wordt ingetrokken indien het algemeen bestuur de beslissing van het dagelijks bestuur tot het instellen van beroep of het maken van bezwaar niet hetzij in zijn eerstvolgende vergadering , hetzij binnen drie maanden bekrachtigt.

  • 2. Het dagelijks bestuur is bevoegd tot benoeming, schorsing en ontslag van het personeel van Lococensus, met uitzondering van de directeur en de plaatsvervangend directeur.

  • 3. In spoedeisende gevallen kan het dagelijks bestuur tot schorsing van de directeur en van de plaatsvervangend directeur overgaan. Het doet daarvan terstond mededeling aan het algemeen bestuur. De schorsing vervalt indien het algemeen bestuur haar niet binnen acht weken na de datum van het schorsingsbesluit gehouden vergadering bekrachtigt.

  • 4. Het dagelijks bestuur is bevoegd een of meer ambtenaren van Lococensus aan te wijzen als inspecteur, als ontvanger en als ambtenaar van Lococensus.

  • 5. Het dagelijks bestuur is bevoegd een of meer ambtenaren van Lococensus of een gerechtsdeurwaarder als bedoeld in de Gerechtsdeurwaarderswet aan te wijzen als belastingdeurwaarder. 

  • 6. Het dagelijks bestuur oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Waterschapswet en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren toegekend zijn aan de Minister van Financiën, het bestuur van 's Rijksbelastingdienst en de directeur, respectievelijk het dagelijks bestuur van de deelnemende waterschappen.

  • 7. Het dagelijks bestuur is bevoegd aan de inspecteur, de ontvanger, de ambtenaar van Lococensus en de belastingdeurwaarder per geval of in het algemeen instructies te geven ter zake van de uitoefening van de bevoegdheden van die ambtenaren.

  • 8. Het dagelijks bestuur is bevoegd ten behoeve van de heffing en invordering van waterschapsbelastingen nadere regels te stellen.

  • 9. Het dagelijks bestuur is bevoegd beleidsregels te stellen waarmee de inspecteur, de ontvanger, de ambtenaar van Lococensus en de belastingdeurwaarder bij de uitoefening van hun bevoegdheden rekening houden.

  • 10. Het dagelijks bestuur is bevoegd de belasting geheel of gedeeltelijk oninbaar te verklaren. Artikel 144, vijfde lid van de Waterschapswet is van overeenkomstige toepassing.

  • 11. Het dagelijks bestuur is bevoegd om te besluiten tot het aanbesteden van leveringen en diensten.

  • 12. Het dagelijks bestuur is bevoegd tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van Lococensus te besluiten.

  • 13. Het dagelijks bestuur is bevoegd tot het doen van aangifte van alle strafbare feiten waarvan het kennis heeft genomen.

Informatie en verantwoording
Artikel 21
  • 1. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden geeft het algemeen bestuur de door één of meer leden daarvan gevraagde inlichtingen, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

  • 2. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden legt op verzoek van het algemeen bestuur verantwoording af over het door het dagelijks bestuur of door hem of haar gevoerde bestuur.

Artikel 22
  • 1. Het dagelijks bestuur biedt het algemeen bestuur jaarlijks vóór 1 juli ter vaststelling een verslag aan van de werkzaamheden van Lococensus over het afgelopen jaar.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt het verslag binnen veertien dagen na de vaststelling aan de dagelijkse besturen van de deelnemende waterschappen en aan gedeputeerde staten.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de afzonderlijke leden van het algemeen bestuur periodiek een overzicht van de te heffen, geheven, in te vorderen en ingevorderde waterschapsbelastingen, alsmede een rapportage over de bedrijfsvoering van Lococensus. Het algemeen bestuur bepaalt de duur van de periode.

Hoofdstuk 6 De voorzitter

Verkiezing
Artikel 23
  • 1. Het algemeen bestuur kiest uit zijn midden de voorzitter van het algemeen bestuur.

  • 2. De voorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur.

De taken en bevoegdheden van de voorzitter
Artikel 24
  • 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 2. Bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter wordt hij vervangen door een plaatsvervangend voorzitter die door het dagelijks bestuur uit zijn midden wordt aangewezen.

  • 3. De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 4. De voorzitter vertegenwoordigt Lococensus  in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging met instemming van het dagelijks bestuur aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.

  • 5. Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een deelnemend waterschap dat partij is in een geding waarbij Lococensus is betrokken, oefent een ander door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid van het dagelijks bestuur de in het vierde lid bedoelde bevoegdheid uit.

Informatie en verantwoording
Artikel 25
  • 1. De voorzitter geeft aan het algemeen bestuur de door één of meer leden daarvan gevraagde inlichtingen, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

  • 2. De voorzitter legt op verzoek van het algemeen bestuur verantwoording af over het door hem gevoerde beleid.

Hoofdstuk 7 de inspecteur, de ontvanger, de ambtenaar van lococensus en de belastingdeurwaarder

Artikel 26
  • 1. De inspecteur oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Waterschapswet en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren toegekend zijn aan de inspecteur, respectievelijk de ambtenaar belast met de heffing van de deelnemende waterschappen.

  • 2. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het voorgaande lid neemt de inspecteur de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht en houdt hij rekening met de beleidsregels die het dagelijks bestuur heeft geformuleerd ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

Artikel 27
  • 1. De ontvanger oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Waterschapswet en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren toegekend zijn aan de ontvanger, respectievelijk de ambtenaar belast met de invordering van de deelnemende waterschappen.

  • 2. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het voorgaande lid neemt de ontvanger de kwijtscheldingsregels van de desbetreffende waterschappen en de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht, alsmede houdt hij rekening met de beleidsregels van het dagelijks bestuur ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

  • 3. De ontvanger beslist niet tot het leggen van beslag en tot het voeren van een executieprocedure in eerste aanleg, hoger beroep en in cassatie dan nadat hij het dagelijks bestuur van zijn voornemen op de hoogte heeft gesteld.

  • 4. De ambtenaar belast met de invordering is bevoegd het dagelijks bestuur gemotiveerd te verzoeken tot het nemen van een besluit als bedoeld in artikel 20, tiende lid.

Artikel 27a
  • 1. De ambtenaar van Lococensus oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Waterschapswet en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren toegekend zijn aan de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, respectievelijk de ambtenaar belast met de heffing of invordering als bedoeld in artikel 123, derde lid, onder d, van de Waterschapswet van de deelnemende waterschappen.

  • 2. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het voorgaande lid neemt de ambtenaar van Lococensus de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht en houdt hij rekening met de beleidsregels die het dagelijks bestuur heeft geformuleerd ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

Artikel 27b
  • 1. De belastingdeurwaarder oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Waterschapswet en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren toegekend zijn aan de belastingdeurwaarder.

  • 2. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het voorgaande lid neemt de belastingdeurwaarder de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht en houdt hij rekening met de beleidsregels die het dagelijks bestuur heeft geformuleerd ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

Hoofdstuk 8 De directeur

Artikel 28
  • 1. Lococensus heeft een ambtelijke organisatie, met aan het hoofd een directeur.

  • 2. De directeur handelt in overeenstemming met de door het algemeen bestuur vastgestelde instructie.

  • 3. De directeur staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter bij de uitoefening van hun taak terzijde. Hij is in de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aanwezig.

  • 4. Alle stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan worden door de directeur mede ondertekend.

Hoofdstuk 9 Financiën en administratie

Begroting
Artikel 29
  • 1. Het algemeen bestuur stelt jaarlijks vóór 1 juli de begroting vast voor het eerstvolgende begrotingsjaar.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerp-begroting zes weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de algemene besturen van de deelnemende waterschappen. De ontwerp-begroting wordt gelijktijdig toegezonden aan de leden van het algemeen bestuur.

  • 3. De algemene besturen van de deelnemende waterschappen kunnen omtrent de ontwerp-begroting het dagelijks bestuur van hun gevoelen doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin dit gevoelen is vervat bij de ontwerp-begroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

Artikel 30
  • 1. In de begroting wordt aangegeven de door elk deelnemende waterschap voor het jaar, waarop de begroting betrekking heeft, verschuldigde algemene en bijzondere bijdragen .

  • 2. De deelnemende waterschappen betalen bij wijze van voorschot jaarlijks vóór 16 januari , vóór 16 april, vóór 16 juli en vóór 16 oktober telkens een kwart van de in het eerste lid bedoelde bijdrage.

Artikel 31
  • 1. Van de vaststelling van de begroting van Lococensus wordt terstond mededeling gedaan aan de algemene besturen van de deelnemende waterschappen, die het in de begroting van Lococensus voor dat waterschap als bijdrage in de kosten van Lococensus geraamde bedrag opnemen in de waterschapsbegroting.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen vier weken na vaststelling doch in ieder geval voor 1 augustus van het voorafgaande jaar aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.

  • 3. De artikelen 99 tot en met 103 van de Waterschapswet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Op besluiten tot wijziging van de begroting zijn de voorgaande artikelen van deze paragraaf van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Van het bepaalde in de leden 2 en 4 alsmede van het bepaalde in artikel 101 van de Waterschapswet kan worden afgeweken ten aanzien van begrotingswijzigingen die het totaalbedrag van de begroting en de waterschapsbijdragen niet aantasten, alsmede geen afwijking inhouden van het algemeen en financieel beleid.

Artikel 32

Wanneer aan het algemeen bestuur blijkt, dat het algemeen bestuur van een deelnemend waterschap niet voldoet of zal voldoen aan het gestelde in artikel 31 lid 1 van deze regeling, verzoekt het algemeen bestuur gedeputeerde staten over te gaan tot toepassing van artikel 104 van de Waterschapswet.

Rekening
Artikel 33
  • 1. Van de inkomsten en uitgaven van Lococensus over het afgelopen jaar wordt door het dagelijks bestuur verantwoording afgelegd aan het algemeen bestuur onder overlegging van de rekening met de daarbij behorende bescheiden.

  • 2. Het dagelijks bestuur voegt daarbij een verslag als bedoeld in artikel 109 lid 2 van de Waterschapswet, alsmede een door het dagelijks bestuur opgemaakt verslag ter verantwoording van het financieel beheer.

Artikel 34
  • 1. Het algemeen bestuur onderzoekt jaarlijks de rekening over het afgelopen jaar en stelt haar vast.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt de rekening binnen twee weken na vaststelling door het algemeen bestuur, doch in ieder geval voor 15 juli met alle bijbehorende stukken aan gedeputeerde staten. Van de vaststelling doet het dagelijks bestuur mededeling aan de algemene besturen van de deelnemende waterschappen.

  • 3. De vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot décharge, ten aanzien van het daarin verantwoorde financieel beheer, behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden.

Artikel 35
  • 1. In de rekening wordt het door elk van de deelnemende waterschappen over het betreffende dienstjaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.

  • 2. Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 30 lid 1 bepaalde en de werkelijk verschuldigde bijdrage vindt plaats terstond na de kennisgeving aan de deelnemende waterschappen van de vaststelling van de rekening.

Administratie en controle
Artikel 36
  • 1. Ht algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de  organisatie van de administratie en van het beheer van vermogenswaarden. Deze regels dienen te waarborgen dat aan de eisen van doelmatigheid en controle wordt voldaan.

  • 2. De regels, bedoeld in het eerste lid, voorzien in een financieringsstatuut, waarin in ieder geval regels zijn opgenomen ten aanzien van:

    • a.

      de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie;

    • b.

      de administratieve organisatie van de financieringsfunctie, waaronder begrepen taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening.

Artikel 37
  • 1. Lococensus houdt de administratie voor de opgelegde aanslagen en ingevorderde waterschapsbelastingen gescheiden van de administratie voor de bedrijfsvoering van Lococensus.

  • 2. De ingevorderde waterschapsbelastingen worden beheerd op een uitsluitend daartoe bestemde rekening.

  • 3. Het is Lococensus niet toegestaan te ontvangen of ontvangen waterschapsbelastingen te verrekenen met bijdragen van de deelnemende waterschappen aan Lococensus.

Artikel 38
  • 1. Ingevorderde waterschapsbelastingen worden periodiek overgemaakt naar een rekening van het desbetreffende waterschap. Het algemeen bestuur bepaalt de duur van de periode.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt periodiek aan de dagelijkse besturen van de deelnemende waterschappen een overzicht van de te heffen, geheven, in te vorderen en ingevorderde waterschapsbelastingen. Het algemeen bestuur bepaalt de duur van de periode.

Artikel 39
  • 1. Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de controle op de administratie en op het beheer van vermogensvoorwaarden. De regels dienen onder meer te waarborgen dat de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de administratie en het beheer worden getoetst.

  • 2. De regels, bedoeld in het eerste lid, voorzien onder meer in de aanwijzing van een of meer accountants als bedoeld in artikel 2:393 van het Burgerlijk Wetboek belast met het onderzoek van de rekening alsmede met het ter zake uitbrengen van een verslag, dat behalve de verklaring bij de rekening bevindingen bevat over de vraag of de administratie en het beheer voldoen aan de eisen van rechtmatigheid en doelmatigheid.

Hoofdstuk 10 behandeling van geschillen en klachten

Geschillen
Artikel 40
  • 1. Over geschillen tussen deelnemende waterschappen onderling of tussen deelnemende waterschappen en het bestuur van Lococensus omtrent de toepassing, in de ruimste zin, van de regeling wordt beslist door gedeputeerde staten.

  • 2. Voorafgaand aan het voorleggen van een geschil aan gedeputeerde staten wordt het geschil ter advisering voorgelegd aan een door het algemeen bestuur samengestelde geschillencommissie.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing indien het gevallen betreft behorende tot die, vermeld in artikel 112, eerste lid, van de Grondwet of tot die waarvan de beslissing krachtens artikel 112, tweede lid, van de Grondwet is opgedragen aan hetzij de rechterlijke macht, hetzij aan gerechten die niet tot de rechterlijke macht behoren.

Klachten
Artikel 40a
  • 1. Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van Titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, een interne klachtenregeling vast.

  • 2. Lococensus verklaart de Nationale Ombudsman bevoegd om klachten, als bedoeld in Titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht, af te handelen.

Hoofdstuk 11 Toetreding, uittreding, wijziging, opheffing

Toetreding
Artikel 41
  • 1. Het dagelijks bestuur van een waterschap dat wenst toe te treden tot de regeling dient het verzoek tot toetreding met inbegrip van de verkregen toestemming van het algemeen bestuur van dat waterschap in bij het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur legt het verzoek ter advisering voor aan het algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur zendt het verzoek tot toetreding met het advies van het algemeen bestuur aan de dagelijkse besturen van de deelnemende waterschappen.

  • 2. Het dagelijks bestuur van het waterschap treedt toe tot de regeling indien de dagelijkse besturen van de reeds deelnemende waterschappen na verkregen toestemming van hun algemene besturen hebben ingestemd met de verzochte toetreding.

  • 3. De toetreding gaat, na goedkeuring door gedeputeerde staten, in op de eerste dag van de maand volgend op die van opname in het provinciale register als bedoeld in artikel 27 lid 2  van de WGR, tenzij het besluit een andere datum van ingang aangeeft.

  • 4. Het dagelijks bestuur van het toegetreden waterschap doet zo spoedig mogelijk de nodige benoemingen overeenkomstig artikel 7 van deze regeling. Behoudens eerdere beëindiging van het lidmaatschap treden de benoemden af op het tijdstip waarop de dan zitting hebbende leden van het algemeen bestuur aftreden.

Uittreding
Artikel 42
  • 1. Een deelnemer kan uittreden uit de regeling.

  • 2. Een deelnemer die uit de regeling wenst te treden maakt zijn voornemen tot uittreding schriftelijk kenbaar aan het algemeen bestuur van Lococensus en aan de overige deelnemers.

  • 3. Binnen 16 weken na ontvangst van het voornemen tot uittreding neemt het algemeen bestuur een besluit dat de datum van uittreding bepaalt en de gevolgen van de uittreding regelt, de financiële en personele gevolgen daaronder inbegrepen.

  • 4. In het besluit als bedoeld in lid 3 kan het algemeen bestuur bepalen dat de uittredende deelnemer verplicht is tot betaling van een bijdrage voor de duur van ten hoogste twee kalenderjaren na het moment van uittreding uit de regeling. In het eerste kalenderjaar na het moment van uittreding bedraagt deze bijdrage maximaal 60% van de bijdrage die de uittredende deelnemer betaalde in het laatste kalenderjaar van deelname. In het tweede kalenderjaar na het moment van uittreding bedraagt deze bijdrage maximaal 30% van de bijdrage die de uittredende deelnemer betaalde in het laatste kalenderjaar van deelname.

  • 5. Het dagelijks bestuur zendt de uittredende deelnemer en de overige deelnemers het besluit als bedoeld in lid 3 en verzoekt de overige deelnemers in te stemmen met het besluit tot uittreding van de uittredende deelnemer.

  • 6. De uittredende deelnemer en de overige deelnemers besluiten omtrent de uittreding nadat zij daartoe toestemming hebben verkregen van hun algemene besturen.

  • 7. Het besluit tot uittreding behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten.

  • 8. Tenzij het algemeen bestuur een kortere termijn bepaalt, kan de uittreding niet eerder plaatsvinden dan tegen 31 december van het tweede kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de uittreding is ingeschreven in het provinciale register als bedoeld in artikel 27 lid 2 van de WGR.

Wijziging
Artikel 43
  • 1. Op voorstel van het algemeen bestuur, van het dagelijks bestuur of van een of meer deelnemers kan de regeling worden gewijzigd. Een voorstel dat niet is ingediend door het algemeen bestuur wordt ter advisering aan het algemeen bestuur gezonden.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt de deelnemers het voorstel tot wijziging alsmede het advies van het algemeen bestuur en verzoekt de deelnemers tot het nemen van een besluit omtrent de voorgestelde wijziging.

  • 3. De deelnemers besluiten omtrent de voorgestelde wijziging nadat zij daartoe toestemming hebben verkregen van hun algemene besturen.

  • 4. Het besluit tot wijziging behoeft goedkeuring van gedeputeerde staten.

  • 5. Tenzij in een daartoe strekkend besluit uitdrukkelijk anders is bepaald, treedt een wijziging van de regeling pas in werking nadat zij, uit hoofde van artikel 27 tweede lid van de WGR is opgenomen in het provinciale register.

Opheffing
Artikel 44
  • 1. De regeling wordt opgeheven zodra minder dan twee dagelijkse besturen van de deelnemende waterschappen bereid zijn om aan de regeling te blijven deelnemen.

  • 2. Artikel 43 is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De opheffing gaat niet eerder in dan nadat de besluiten zijn opgenomen in het provinciale register als bedoeld in artikel 27 van de WGR, tenzij in een tot opheffing strekkend besluit uitdrukkelijk anders is bepaald.

  • 4. Ingeval een besluit tot opheffing volgens het eerste lid van dit artikel is genomen, besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt het, gehoord de deelnemers, een liquidatieplan vast.

  • 5. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemende waterschappen tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing. Voorts voorziet het in de personele gevolgen van het besluit.

  • 6. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van het liquidatieplan.

  • 7. Zonodig blijft het dagelijks bestuur ook na het tijdstip van opheffing in functie totdat het liquidatieplan is uitgevoerd.

Hoofdstuk 12 Overige bepalingen

Archief

Artikel 45

Het dagelijks bestuur is belast met de zorg en het toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van Lococensus, overeenkomstig een door het algemeen bestuur met inachtneming van artikel 37 lid 2 van de Archiefwet vast te stellen regeling.

Hoofdstuk 13 Slotbepalingen

Inwerkingtreding regeling en benoeming algemeen bestuur
Artikel 46

De regeling treedt in werking met ingang van de datum van opneming in het register, als bedoeld in artikel 27 lid 2 van de WGR.

Artikel 47

Binnen 1 maand na het tijdstip van inwerkingtreding van de regeling wijzen de dagelijkse besturen van de deelnemende waterschappen op grond van artikel 7 lid 2 een lid en een plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aan.

Geldingsduur
Artikel 48

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde duur.

Artikel 49

De regeling kan worden aangehaald als "Gemeenschappelijke Regeling Gemeenschappelijk belastingkantoor Oost Nederland".

Toelichting

Algemeen

Op grond van overwegingen van efficiency en effectiviteit hebben de dagelijkse besturen van de waterschappen Groot Salland, Reest en Wieden, Rijn en IJssel, Regge en Dinkel en Velt en Vecht besloten om de heffing en invordering van waterschapsbelastingen in samenwerking uit te voeren (artikel 5). Bevoegdheden tot heffing van leges worden in de regel uitgeoefend in directe relatie tot de verlening van vergunningen of ontheffingen. Omdat de deelnemende waterschappen hun bevoegdheden op het terrein van de verlening van vergunningen en ontheffingen niet hebben overgedragen aan het GBK, wordt het GBK ook niet belast met het opleggen en innen van leges.  Dit laat onverlet dat het GBK kosten in rekening kan brengen voor aan het betreffende waterschap geleverde informatie ten behoeve van de verlening van vergunningen of ontheffingen.

De samenwerking krijgt concreet gestalte door de oprichting van een openbaar lichaam op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen met eigen rechtspersoonlijkheid (artikel 2). Aan de organen van dat openbaar lichaam dragen de dagelijkse besturen van de vijf waterschappen met de instelling van de gemeenschappelijke regeling een aantal van hun bevoegdheden inzake de heffing en invordering van waterschapsbelastingen over.  Naast een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter (verplichte organen), zijn ook de inspecteur, de ontvanger en de belastingdeurwaarder (niet verplichte) organen van het GBK (artikel 3). Met name de inspecteur en de ontvanger zijn voor het GBK van belang, omdat juist deze organen beschikken over de bevoegdheden tot heffing en invordering van de waterschapsbelastingen.  Zij oefenen deze bevoegdheden overigens uit in ondergeschiktheid aan het dagelijks bestuur van het GBK dat hen daartoe heeft aangewezen (zie hierna).

Het GBK kan worden getypeerd als een uitvoeringsorganisatie. Het beleid inzake de heffing en invordering wordt geformuleerd door de algemene besturen van de deelnemende waterschappen in de vorm van verordeningen, tarieven en kwijtscheldingsregels. Het GBK is belast met de uitvoering van deze verordeningen en kwijtscheldingsregels. Daarmee is ook gewaarborgd dat het GBK niet zelfstandig kan overgaan tot beleidsontwikkeling op het terrein van de heffing en invordering van waterschapsbelastingen. Het dagelijks bestuur van het GBK dient een register bij te houden van de belastingverordeningen en kwijtscheldingsregels die de organen van het GBK in opdracht van de deelnemende waterschappen dienen uit te voeren (artikel 19 sub g).

De structuur van de gemeenschappelijke regeling en het gehanteerde bestuursmodel biedt mogelijkheden voor toetreding van nieuwe deelnemers. In zoverre is sprake van een groeimodel. Toetreding door andere waterschappen is relatief eenvoudig. Toetreding van gemeenten zal op onderdelen inhoudelijke aanpassing van de tekst van de gemeenschappelijke regeling vergen. Onder andere omdat gemeenten een ander belastingdomein kennen dan waterschappen. Op dit moment is ervoor gekozen de tekst van de gemeenschappelijke regeling nog niet te schrijven op de eventuele deelname van gemeenten. Dit omdat niet valt uit te sluiten dat de daadwerkelijke deelname door gemeenten meer en andere aanpassingen zullen vergen dan op dit moment kan worden voorzien. Bijvoorbeeld omdat er omtrent de samenstelling van het dagelijks bestuur (kwaliteitszetels) in de gesprekken over toetreding van gemeenten bepaalde afspraken worden gemaakt.

Op dit moment wordt gewerkt aan een omvangrijke wijziging van de Waterschapswet. Omdat thans nog geen concreet zicht bestaat op de definitieve tekst van deze wetswijzigingen is besloten daarop niet vooruit te lopen. Op het moment dat bekend is wanneer de nieuwe Waterschapswet in werking treedt, zal moeten worden bezien of en zo ja op welke onderdelen de gemeenschappelijke regeling zal moeten worden herzien. Ook dan blijft overigens geldig, dat de gemeenschappelijke regeling primair moet worden geijkt aan de tekst van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen (WGR).

Organen en bevoegdheden

Het algemeen bestuur wordt gevormd door leden van het dagelijks bestuur van de deelnemende waterschappen, voor elk waterschap één lid (artikel 7). Het algemeen bestuur heeft kaderstellende bevoegdheden, met name op het terrein van de organisatie, de bedrijfsvoering, de regeling van de bijdragen van de deelnemende waterschappen, de personele aangelegenheden en de administratie van het GBK (artikel 13 en 14). Het dagelijks bestuur wordt gekozen door en uit het midden van het algemeen bestuur (artikel 15 lid 2). Er is gekozen voor een dagelijks bestuur van vijf leden om zo de betrokkenheid van alle vijf de oprichtende waterschappen bij de regeling te waarborgen. Deze keus betekent, dat zo lang er vijf waterschappen aan de regeling deelnemen, de leden van het algemeen bestuur tevens lid van het dagelijks bestuur zijn. Het dagelijks bestuur is belast met het dagelijks bestuur van het GBK en beschikt daartoe over de relevante uitvoeringsbevoegdheden (artikel 19 en 20). Het dagelijks bestuur is conform onder meer artikel 62 Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 69 Invorderingswet 1990 bevoegd om nadere regels te stellen ten behoeve van de heffing en invordering van waterschapsbelastingen (artikel 20 lid 8).

Een bijzondere bevoegdheid van het dagelijks bestuur is de bevoegdheid om personen aan te wijzen die als inspecteur, ontvanger en/of belastingdeurwaarder op mogen treden (artikel 20 leden 4 t/m 6). In de regel zal het hierbij gaan om personen die als ambtenaar in dienst van het GBK zijn aangesteld. Reeds uit de ambtelijke status van deze personen vloeit voort dat het dagelijks bestuur bevoegd is algemene en bijzondere aanwijzingen te geven, ook ten aanzien van de wijze waarop zij hun bevoegdheden als inspecteur of ontvanger uitoefenen. Het bestaan van deze aanwijzingsbevoegdheid van het dagelijks bestuur ten aanzien van de inspecteur en de ontvanger wordt bevestigd in artikel 20 lid 7. Onder omstandigheden kunnen ook andere personen worden aangewezen. Dit speelt onder meer bij het uitoefenen van de bevoegdheden van artikel 128a Waterschapswet. Het GBK zal mogelijk niet beschikken over medewerkers die de daarvoor benodigde expertise hebben, maar een beroep doen op deskundige medewerkers van de aangesloten waterschappen. Een min of meer vergelijkbare situatie doet zich voor bij de functie van belastingdeurwaarder. Om niet gedwongen te zijn om een functie van belastingsdeurwaarder binnen het GBK te moeten aanhouden, moet het mogelijk zijn om ook een gerechtsdeurwaarder in die functie te benoemen (artikel 20 lid 5).

Het GBK heeft een door het algemeen bestuur benoemde directeur (artikel 14 lid 6) waaraan het dagelijks bestuur de meeste van zijn bevoegdheden zal mandateren. Ofschoon de directeur in de tekst van de gemeenschappelijke regeling uitdrukkelijk wordt genoemd, is de directeur geen orgaan van het GBK met eigen bevoegdheden. De wet staat dit niet toe. Al de bevoegdheden die de directeur uitoefent, oefent hij namens het dagelijks bestuur uit. Dit staat overigens niet in de weg dat het dagelijks bestuur de persoon die de functie van directeur bekleedt ook aanwijst als inspecteur en als ontvanger. In de hoedanigheid van inspecteur of ontvanger is de persoon die tevens directeur is dan weer wel een orgaan van het GBK met eigen bevoegdheden. 

Verhouding tussen GBK en de waterschappen

De verhouding tussen het GBK en de deelnemende waterschappen wordt op verschillende wijzen uitgewerkt. In de eerste plaats is er de plicht voor de organen van het GBK om de verordeningen en kwijtscheldingsregels van de waterschappen onverkort uit te voeren (artikel 5, 26 lid 5 en 27 lid 4). In de tweede plaats is er de regeling voor informatieverstrekking door het algemeen bestuur en de plicht tot informatieverstrekking en verantwoordingsplicht van de individuele leden van het algemeen bestuur aan het dagelijks bestuur waardoor dat lid is benoemd (artikel 12). In de derde plaats is er de plicht tot het periodiek informeren van de waterschappen en overboeken van de ontvangen belastinggelden aan de waterschappen (artikel 38), alsmede het verbod voor het GBK tot verrekening van ontvangen belastingen met nog te ontvangen bijdragen van de waterschappen (artikel 37 lid 3). In de vierde plaats is er de regeling voor de totstandkoming van de begroting en de jaarrekening waarin de door de waterschappen verschuldigde bijdragen staan vermeld (zie ook hierna). Voornoemde bijdragen dienen de deelnemende waterschappen in hun begroting op te nemen, bij gebreke waarvan het college van gedeputeerde staten bevoegd is dat voor het waterschap te doen (artikel 32).

Regeling bijdragen, begroting en jaarrekening

De deelnemende waterschappen dienen elk bij te dragen in de kosten voor de bedrijfsvoering van het GBK. De te hanteren verdeelsleutel voor de hoogte van de algemene en bijzondere bijdragen moet worden vastgesteld door het algemeen bestuur (artikel 14 lid 4). Het onderscheid tussen algemene en bijzondere bijdragen kan nader worden ingevuld. In de voorstellen tot nu toe wordt overigens uitgegaan van alleen een algemene bijdrage, gerelateerd aan het aantal aanslagen. Uit een oogpunt van flexibiliteit is er voor gekozen in de regeling zelf geen criteria voor de verdeling van de kosten over de deelnemers op te nemen. Het algemeen bestuur kan hieromtrent beslissen. De hoogte van de verplichte algemene en bijzondere bijdragen van de deelnemers vloeit op voorhand voort uit de begroting en staat definitief vast met de vaststelling van de jaarrekening. Voor de eerste periode zal op basis van de besluitvorming over de samenwerkingsvoorstellen het aantal oplegde aanslagen overigens de sleutel vormen voor het bepalen van de algemene bijdrage van de resp. waterschappen aan het GBK. 

Op grond van artikel 14 lid 4 stelt  het algemeen bestuur regels  omtrent de betaling door de deelnemers van de verplichte algemene en bijzondere bijdragen aan het GBK.

De regeling voor de totstandkoming van de begroting en de jaarrekening bevat een aantal harde data. Deze data vloeien voort uit de artikelen 50f en 50g WGR mede in relatie tot de data die gelden voor de totstandkoming van de begroting en jaarrekening van het waterschap (artikel 29 en 34).

Toetreding, wijziging, uittreding en opheffing

Toetreding, wijziging en opheffing van de regeling vergt de medewerking van alle deelnemers. Alle algemene besturen van de waterschappen die willen deelnemen of reeds deelnemen moeten instemmen met toetreding van een nieuwe deelnemer. En met wijziging of opheffing van de regeling moeten alle deelnemers instemmen, die op dat moment deelnemen in de GR. (vgl. artikel 50 leden 1 en 3 WGR). Omwille van de rechtszekerheid en duidelijkheid zijn de procedures van toetreding, uittreding, wijziging en opheffing uitdrukkelijk uitgewerkt. Voor het geval van uittreding van een deelnemer bevat artikel 42 een bepaling voor het tijdstip van uittreding en voor de afwikkeling van de financiële gevolgen van uittreding van een deelnemer. Uitgangspunt bij de regeling van uittreding van een deelnemer is dat een deelnemer altijd moet kunnen uittreden, maar dat uittreding gepaard moet gaan met een regeling van de financiële gevolgen die recht doet aan de financiële belangen van de achterblijvende deelnemers.