Beleidsregel oppervlaktewaterlichamen bouwen binnen 5 meter uit de insteek en buiten de begrenzing van een primair oppervlaktewaterlichaam

Kader

Op grond van artikel 4.1, lid 2 van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur een bouwwerk aan te leggen, te hebben, te wijzigen of te verwijderen binnen 5 meter uit de insteek van het watervoerend deel van een primair oppervlaktewaterlichaam

Begripsbepaling

Het begrip “bouwwerk” wordt gedefinieerd op de wijze zoals dat plaatsvindt in de model Bouwverordening van de VNG en zoals ook in de rechtspraak toegepast:

elke constructie van hout, steen of ander materiaal, die op de plaats van bestemming, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

Toepassingsgebied

Deze beleidsregel is van toepassing op de oppervlaktewaterlichamen die op de legger als primair zijn aangeduid en geldt in het geval dat het bouwwerk binnen 5 meter uit de insteek komt of staat en voor zover het niet is gelegen binnen de begrenzing van het oppervlaktewaterlichaam.

Raakvlakken met ander beleid

Algemene regel Obstakels binnen de begrenzing van oppervlaktewaterlichamen en bouwwerken binnen 5 meter uit de insteek van een primair oppervlaktewaterlichaam.

Motivering van het beleid

Doel van het beleid

De onderhavige verbodsbepaling is opgesteld om de mogelijk negatieve gevolgen van het verrichten van bouwwerkzaamheden en van de aanwezigheid van het bouwwerk op het functioneren van het primair oppervlaktewaterlichaam en op het kunnen voeren van onderhoud ter plaatste te voorkomen of voldoende te kunnen beperken. Deze verbodsbepaling is niet van toepassing op secundaire oppervlaktewaterlichamen omdat deze in het algemeen niet van een zodanige omvang (breedte, diepte) zijn dat bouwwerken en bouwwerkzaamheden buiten de begrenzing van het oppervlaktewaterlichaam negatieve consequenties kunnen hebben voor het functioneren van het oppervlaktewaterlichaam en op het onbelemmerd kunnen voeren van onderhoud.

Motivering van het beleid

Het verrichten van werkzaamheden in het kader van het aanleggen, wijzigen of verwijderen van bouwwerken binnen een afstand van 5 meter uit de insteek van een oppervlaktewaterlichaam kan negatieve consequenties hebben voor het functioneren van het oppervlaktewaterlichaam. Diepe ontgravingen, trillen en dergelijke kunnen er toe leiden dat de stabiliteit van het talud in gevaar komt. Het risico hiervan is dat het talud kan worden beschadigd. De aanwezigheid van een bouwwerk binnen 5 meter uit de insteek kan leiden tot beperkingen in het voeren van onderhoud doordat de benodigde doorgang voor grote onderhoudsmachines te zeer wordt beperkt.

Toetsing

Algemene toetsingscriteria

Voor deze beleidsregel gelden ook de algemene toetsingscriteria zoals deze door het Algemeen Bestuur zijn vastgesteld.

Specifieke toetsingscriteria

Naast de hiervoor genoemde belemmeringen\beperkingen, speelt het belang van de initiatiefnemer een rol in de afweging.

onderhoud:

Indien de aanwezigheid van het bouwwerk niet leidt tot onevenredige belemmeringen in het voeren van onderhoud, dan vormt dit criterium geen grond de gevraagde vergunning te weigeren. Van een onevenredige belemmering in het voeren van onderhoud is sprake als de doorgang op de onderhoudsstrook met de ter plaatse gebruikelijk toe te passen onderhoudsmachines onmogelijk wordt gemaakt, of slechts mogelijk is na het treffen van bijzondere voorziening.

functioneren oppervlaktewaterlichaam:

Indien ontgravingen en andere werkzaamheden die kunnen leiden tot aantasting van de stabiliteit van het oppervlaktewaterlichaam op een zodanige wijze plaatsvinden dat het functioneren van het oppervlaktewaterlichaam niet in gevaar wordt gebracht, dan vormt dit criterium geen grond de gevraagde vergunning te weigeren.

Voorschriften

Aan een te verlenen vergunning kunnen in elk geval voorschriften worden verbonden met betrekking tot de uitvoering van het werk. De inhoud van deze technische voorschriften is afhankelijk van de specifieke situatie.