Overheidsorganisatie | Waterschap Vallei & Eem |
---|---|
Officiële naam regeling | Inspraakverordening waterschap Vallei & Eem |
Citeertitel | Inspraakverordening waterschap Vallei & Eem |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuur – waterschappen |
Deze regeling vervangt de Inspraakverordening van het waterschap Noord-Veluwe, de Inspraakverordening van het waterschap Gelderse Vallei en Eem en de Inspraakverordening van het Zuiveringschap Veluwe.
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 1-7-2004
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Amersfoortse Courant, 13-07-2004
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-07-2004 | 20-03-2013 | artikel 3 | 01-07-2004 Amersfoortse Courant, 13-07-2004 | Onbekend. | |
15-01-1997 | 01-01-1997 | 20-03-2013 | nieuwe regeling | 06-01-1997 Gelders Dagblad, 11-01-1997 | 21/1997-07.76 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
het waterschap: het waterschap Vallei & Eem;
het algemeen bestuur: het algemeen bestuur van het waterschap;
het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het waterschap;
de voorzitter: de voorzitter van het waterschap;
inspraak: een door of namens het dagelijks geboden gelegenheid voor ingezetenen en in het gebied van het waterschap belang hebbende natuurlijk of rechtspersonen om hun mening omtrent te nemen besluiten van het waterschap kenbaar te maken.
Voor wat betreft de definitie van het begrip "ingezetene" lijkt het zinvol aan te sluiten bij artikel 18, eerste lid van de Waterschapswet. Dit artikel bepaalt dat ingezetenen degenen zijn die blijkens hun persoonsregister van de gemeente, behoudens tegenbewijs, geacht kunnen worden hun werkelijke woonplaats in het gebied van het waterschap te hebben.
De omschrijving van het begrip “in het gebied van het waterschap belang hebbende en natuurlijke en rechtspersonen" is nauwelijks te geven. Onder dit begrip vallen blijkbaar in de eerste plaats alle natuurlijke en rechtspersonen, voorzover al dan niet vallend onder het begrip ingezetenen, die in het gebied van het waterschap gebouwde en ongebouwde onroerende zaken in eigendom hebben, pachter zijn of gebruiker van bedrijfsgebouwd. Het is duidelijk dat deze personen in het algemeen belanghebbende (kunnen) zijn bij beleidsvoornemens van het waterschapsbestuur. Ten aanzien van organisaties, niet behorend tot bovengenoemde categorieën die het algemeen belang vertegenwoordigen, kan worden opgemerkt dat het om pragmatische redenen wenselijk is deze organisaties (bijvoorbeeld milieu-organisaties) bij de inspraak te betrekken. In de rechtspraak zijn vertegenwoordigers van “collectieve belangen” in het algemeen als belanghebbenden geaccepteerd.
Verder verdient in dat verband nog aandacht dat deze organisaties in artikel 151, vierde lid van de Waterschapswet uitdrukkelijk als belanghebbenden worden aangemerkt, zij het in het kader van beroepsmogelijkheden tegen besluiten van gedeputeerde staten tot goedkeuring of onthouding van goedkeuring van waterschapsbesluiten. Het toelaten van deze vertegenwoordigers in het kader van inspraak kan derhalve procedures in latere stadia wellicht voorkomen.
1. Onverminderd het bepaalde bij wet, algemene maatregel van bestuur of provinciale verordening vallen onder de werking van de onderhavige verordening de door het algemeen bestuur te nemen besluiten van algemene strekking, tenzij deze daarvoor naar hun aard of naar hun belang niet in aanmerking komen.
2. In de bij dit besluit behorende bijlage wordt aangegeven welke ontwerp-besluiten op grond van het eerste lid in ieder geval onder de werking van de onderhavige verordening vallen.
Een ontwerp-besluit wordt voor een ieder gedurende zes weken ter inzage gelegd op het kantoor van het waterschap en is in te zien op de internetsite van het waterschap.
1. Het dagelijks bestuur maakt de terinzagelegging tijdig bekend in de daarvoor in aanmerking komende dag-, week- of huis-aan-huisbladen.
2. De bekendmaking, bedoeld in het eerste lid omvat in ieder geval:
een samenvatting van het ontwerp-besluit;
de plaats en tijdstippen waarop het ontwerp-besluit ter inzage ligt;
de wijze waarop ingezetenen en in het gebied belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 hun opvattingen over het te nemen besluit kenbaar kunnen maken.
Ingezetenen en in het gebied belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen kunnen gedurende de in artikel 3 bedoelde termijn hun gemotiveerde opvatting omtrent het te nemen besluit schriftelijk kenbaar maken aan het dagelijks bestuur.
Degenen, die daarom in hun schriftelijke reactie hebben verzocht worden door het dagelijks bestuur in de gelegenheid gesteld hun reactie mondeling toe te lichten, tenzij een dergelijk verzoek kennelijk onredelijk is.
1. In het voorstel aan het algemeen bestuur wordt melding gemaakt van de gehouden inspraakprocedure en de beschouwingen van het dagelijks bestuur over de in het kader daarvan ingekomen reacties.
2. Het voorstel en het dienaangaande vastgestelde besluit van het algemeen bestuur wordt toegezonden aan een ieder die van de inspraakprocedure gebruik heeft gemaakt.
1. Ingezetenen en in het gebied belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen kunnen omtrent de uitvoering van deze verordening bij de voorzitter een schriftelijke klacht indienen.
2. Een klacht, gericht tegen het niet verlenen van inspraak op een ontwerp-besluit dient te worden ingediend uiterlijk twee weken na het moment waarop klager redelijkerwijs kan weten dat hem geen inspraak is verleend.
3. En klacht, gericht tegen de uitvoering van de inspraakprocedure, dient te worden ingediend uiterlijk twee weken:
na afloop van de termijn bedoeld in artikel 3, dan wel nadat degenen die daar om hadden verzocht in de gelegenheid zijn gesteld hun reactie mondeling toe te lichten, dan wel
nadat de beslissing van het dagelijks bestuur dat een verzoek om mondeling toelichting kennelijk onredelijk is aan de indiener van de reactie is bekendgemaakt.
4. De voorzitter beslist, gehoord de commissie als bedoeld in de Verordening behandeling van bezwaarschriften waterschap Vallei en Eem, binnen vier weken na ontvangst van het klaagschrift omtrent de ingediende klacht. Hij kan deze termijn met ten hoogste vier weken verlengen.
5. De voorzitter brengt de beslissing omtrent het klaagschrift terstond ter kennis van de klager, de in het vierde lid genoemde commissie, alsmede het algemeen bestuur.
De Inspraakverordening van het waterschap Noord-Veluwe, de Inspraakverordening van het waterschap Gelderse Vallei en Eem en de Inspraakverordening van het Zuiveringschap Veluwe worden ingetrokken.
De verordening treedt in werking met ingang van 15 januari 1997 en werkt terug tot en met 1 januari 1997.
Deze verordening kan worden aangehaald als "Inspraakverordening waterschap Vallei & Eem".
ALGEMEEN
Artikel 79 van de Waterschapswet verplicht de waterschappen tot het vaststellen van een inspraakverordening die van toepassing is op de door het algemeen bestuur te nemen besluiten. De algemene inspraakverordening moet worden beschouwd als een aanvulling op inspraakregelingen die zijn opgenomen in formele wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen. Als voorbeelden daarvan kan worden gewezen op de inspraakprocedures die zijn geregeld in de Wet op de waterhuishouding en de Wet Milieubeheer. Ook kent de Waterschapswet bijvoorbeeld een eigen inspraakregeling voor de begroting van het waterschap. De Inspraakverordening waterschap Vallei en Eem is gebaseerd op de model-inspraakverordening van de Unie van Waterschappen. In de model-verordening heeft men zoveel mogelijk rekening gehouden met eerdergenoemde regelingen alsmede met de Algemene wet bestuursrecht.
Het doel van de inspraak is tweeledig. Aan de ene kant wordt belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening omtrent een ontwerp-besluit van het waterschaps-bestuur kenbaar te maken. Aan de andere kant is het voor het waterschap een belangrijk hulpmiddel om op basis van een evenwichtige belangenafweging tot een besluit te komen.
Uit dit doel vloeit een aantal randvoorwaarden ten aanzien van de inspraak voort. Inspraak is slechts zinvol wanneer er voor het waterschapsbestuur een keuzemogelijkheid is. Indien het waterschap geen keuze heeft, hetgeen met name kan voorkomen indien het een gebonden besluit betreft dat voortvloeit uit een voorschrift van hoger gezag, kan het ook geen rekening houden met de meningen van belanghebbenden. In deze situatie moet het hoger gezag inspraak verlenen ten aanzien van zijn voorschrift.
Een tweede belangrijk aspect in dit verband is dat inspraak het beste tot zijn recht komt indien het beleidsvoornemen c.q. de praktische consequenties van de verschillende keuzemogelijkheden zo concreet mogelijk aangegeven zijn. Dit betekent dat de ambtelijke en bestuurlijke gedachtenvorming omtrent het te nemen besluit moet hebben plaatsgevonden en dat eventuele keuzemogelijkheden voor de insprekers duidelijk zijn aangegeven.
In dit verband zij overigens met nadruk op te merken dat het in veel gevallen zinvol is om in een vroeger stadium, bijvoorbeeld in het kader van de ambtelijke voorbereiding, voorlichting te geven omtrent het beleidsvoornemen c.q. om daarover overleg te voeren met de meest direct betrokken belanghebbenden. Op die wijze kunnen belanghebbenden immers al in een zeer vroeg stadium kennis nemen van voornemens van het waterschap, en met name door het aandragen van informatie er mede zorg voor dragen dat het waterschap een ontwerp-besluit in de inspraak brengt dat op juiste wijze inzicht geeft in de diverse aspecten van het ontwerp-besluit.
Verder wordt nog gewezen op het gegeven dat voor bepaalde projecten zowel besluitvorming door het waterschap als door andere overheden nodig is (bijvoorbeeld een dijkversterking in combinatie met een bestemmingsplanwijziging). Indien voor meerdere besluiten inspraakprocedures moten worden gehouden zou met het oog op de doelmatigheid gestreefd moeten worden naar coördinatie van die procedures. Daarbij kan worden gedacht aan gelijktijdige terinzagelegging, gezamenlijke publikatie, afspraken met betrekking tot de ingekomen reacties, gezamenlijke hoorzitting etc.
Artikel 79 van de Waterschapswet verplicht de waterschappen in ieder geval de volgende besluiten onder de werking van de inspraakverordening te brengen:
verordeningen, met uitzondering van belastingverordeningen;
de handhaving van waterstanden, met name peilbesluiten;
de aanleg of verbetering van waterstaatswerken, tenzij het werken betreft waarvan naar het oordeel van het waterschapsbestuur niet in betekende mate een wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie of van de hoogte van de te heffen omslagen is te verwachten;
de legger.
Artikel 79 van de Waterschapswet stelt de volgende formele eisen aan de inspraakverordening. De verordening dient tenminste te regelen de wijze waarop ontwerp-besluiten worden bekendgemaakt en waarop ingezetenen en in het gebied van het waterschap belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen in de gelegenheid worden gesteld hun mening daaromtrent kenbaar te maken, alsmede de verplichting tot rapportering over die inspraak en de uitkomsten daarvan. Tevens regelt de verordening de wijze waarop belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om beklag te doen over de wijze van uitvoering daarvan.
Onder de werking van deze verordening vallen in ieder geval de ontwerp-besluiten inzake
de kostentoedelingsverordening;
de omslagklassenverordening;
de keur;
de legger van onderhoudsverplichtingen;
het peilbesluit;
het waterbeheersplan;
de aanleg of verbetering van waterstaatswerken en zuiveringstechnische werken, voorzover deze betrekking hebben op werken waarvan in betekenende mate een wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie of de hoogte van de te heffen omslagen of zuiveringsheffing is te verwachten.