Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Vallei & Eem

Inspraakverordening waterschap Vallei & Eem

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Vallei & Eem
Officiële naam regelingInspraakverordening waterschap Vallei & Eem
CiteertitelInspraakverordening waterschap Vallei & Eem
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbestuur – waterschappen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Inspraakverordening van het waterschap Noord-Veluwe, de Inspraakverordening van het waterschap Gelderse Vallei en Eem en de Inspraakverordening van het Zuiveringschap Veluwe.

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 6-1-1997

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Gelders Dagblad, 11-01-1997

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Waterschapswet, art. 79

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-01-199701-01-199720-03-2013nieuwe regeling

06-01-1997

Gelders Dagblad, 11-01-1997

21/1997-07.76

Tekst van de regeling

Inspraakverordening waterschap Vallei & Eem

Begripsomschrijvingen
Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het waterschap: het waterschap Vallei & Eem;

  • b.

    het algemeen bestuur: het algemeen bestuur van het waterschap;

  • c.

    het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het waterschap;

  • d.

    de voorzitter: de voorzitter van het waterschap;

  • e.

    inspraak: een door of namens het dagelijks geboden gelegenheid voor ingezetenen en in het gebied van het waterschap belang hebbende natuurlijk en rechtspersonen om hun mening omtrent te nemen besluiten van het waterschap kenbaar te maken.

1

Voor wat betreft de definitie van het begrip "ingezetene" lijkt het zinvol aan te sluiten bij artikel 18, eerste lid van de Waterschapswet. Dit artikel bepaalt dat ingezetenen degenen zijn die blijkens hun persoonsregister van de gemeente, behoudens tegenbewijs, geacht kunnen worden hun werkelijke woonplaats in het gebied van het waterschap te hebben.

De omschrijving van het begrip “in het gebied van het waterschap belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen" is nauwelijks te geven. Onder dit begrip vallen blijkbaar in de eerste plaats alle natuurlijke en rechtspersonen, voorzover al dan niet vallend onder het begrip ingezetenen, die in het gebied van het waterschap gebouwde en ongebouwde onroerende zaken in eigendom hebben, pachter zijn of gebruiker van bedrijfsgebouwd. Het is duidelijk dat deze personen in het algemeen belanghebbende (kunnen) zijn bij beleidsvoornemens van het waterschapsbestuur. Ten aanzien van organisaties, niet behorend tot bovengenoemde categorieën die het algemeen belang vertegenwoordigen, kan worden opgemerkt dat het om pragmatische redenen wenselijk is deze organisaties (bijvoorbeeld milieu-organisaties) bij de inspraak te betrekken. In de rechtspraak zijn vertegenwoordigers van “collectieve belangen” in het algemeen als belanghebbenden geaccepteerd.

Verder verdient in dat verband nog aandacht dat deze organisaties in artikel 151, vierde lid van de Waterschapswet uitdrukkelijk als belanghebbenden worden aangemerkt, zij het in het kader van beroepsmogelijkheden tegen besluiten van gedeputeerde staten tot goedkeuring of onthouding van goedkeuring van waterschapsbesluiten. Het toelaten van deze vertegenwoordigers in het kader van inspraak kan derhalve procedures in latere stadia wellicht voorkomen.

Object van inspraak
Artikel 2
  • 1. Onverminderd het bepaalde bij wet, algemene maatregel van bestuur of provinciale verordening vallen onder de werking van de onderhavige verordening de door het algemeen bestuur te nemen besluiten van algemene strekking, tenzij deze daarvoor naar hun aard of naar hun belang niet in aanmerking komen.

  • 2. In de bij dit besluit behorende bijlage wordt aangegeven welke ontwerp-besluiten op grond van het eerste lid in ieder geval onder de werking van de onderhavige verordening vallen.

    2

Publikatie
Artikel 3
  • 1. Een ontwerp-besluit wordt voor een ieder gedurende tenminste vier weken ter inzage gelegd op het kantoor van het waterschap en de gemeentehuizen van de in het gebied van het waterschap gelegen gemeenten.

  • 2. Indien het ontwerp-besluit betrekking heeft op een deel van het gebied kan worden volstaan met terinzagelegging op het kantoor van het waterschap en de gemeentehuizen van de gemeenten in het desbetreffende gebied.

  • 3

Artikel 4
  • 1. Het dagelijks bestuur maakt de terinzagelegging tijdig bekend in de daarvoor in aanmerking komende dag-, week- of huis-aan-huisbladen.

  • 2. De bekendmaking, bedoeld in het eerste lid omvat in ieder geval:

    •  een samenvatting van het ontwerp-besluit;

    • de plaats en tijdstippen waarop het ontwerp-besluit ter inzage ligt;

    • de wijze waarop ingezetenen en in het gebied  belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 hun opvattingen over het te nemen besluit kenbaar kunnen maken.

Schriftelijke reacties
Artikel 5

Ingezetenen en in het gebied belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen kunnen gedurende de in artikel 3 bedoelde termijn hun gemotiveerde opvatting omtrent het te nemen besluit schriftelijk kenbaar maken aan het dagelijks bestuur.

Artikel 6

Degenen, die daarom in hun schriftelijke reactie hebben verzocht worden door het dagelijks bestuur in de gelegenheid gesteld hun reactie mondeling toe te lichten, tenzij een dergelijk verzoek kennelijk onredelijk is.

4

Rapportages
Artikel 7
  • 1. In het voorstel aan het algemeen bestuur wordt melding gemaakt van de gehouden inspraakprocedure en de beschouwingen van het dagelijks bestuur over de in het kader daarvan ingekomen reacties.

  • 2. Het voorstel en het dienaangaande vastgestelde besluit van het algemeen bestuur wordt toegezonden aan een ieder die van de inspraakprocedure gebruik heeft gemaakt.

  • 5

Beklagrecht
Artikel 8
  • 1. Ingezetenen en in het gebied belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen kunnen omtrent de uitvoering van deze verordening bij de voorzitter een schriftelijke klacht indienen.

  • 2. Een klacht, gericht tegen het niet verlenen van inspraak op een ontwerp-besluit dient te worden ingediend uiterlijk twee weken na het moment waarop klager redelijkerwijs kan weten dat hem geen inspraak is verleend.

  • 3. En klacht, gericht tegen de uitvoering van de inspraakprocedure, dient te worden ingediend, uiterlijk twee weken:

    • na afloop van de termijn bedoeld in artikel 3, dan wel nadat degenen die daar om hadden verzocht in de gelegenheid zijn gesteld hun reactie mondeling toe te lichten, dan wel

    • nadat de beslissing van het dagelijks bestuur dat een verzoek om mondeling toelichting kennelijk onredelijk is aan de indiener van de reactie is bekendgemaakt.

  • 4. De voorzitter beslist, gehoord de commissie als bedoeld in de Verordening behandeling van bezwaarschriften waterschap Vallei en Eem, binnen vier weken na ontvangst van het klaagschrift omtrent de ingediende klacht. Hij kan deze termijn met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 5. De voorzitter brengt de beslissing omtrent het klaagschrift terstond ter kennis van de klager, de in het vierde lid genoemde commissie, alsmede het algemeen bestuur.

  • 6

Intrekking
Artikel 9

De Inspraakverordening van het waterschap Noord-Veluwe, de Inspraakverordening van het waterschap Gelderse Vallei en Eem en de Inspraakverordening van het Zuiveringschap Veluwe worden ingetrokken.

Inwerkingtreding
Artikel 10

De verordening treedt in werking met ingang van 15 januari 1997 en werkt terug tot en met 1 januari 1997.

Citeertitel
Artikel 11

Deze verordening kan worden aangehaald als "Inspraakverordening waterschap Vallei & Eem".

Toelichting op de Inspraakverordening waterschap Vallei en Eem

ALGEMEEN

Artikel 79 van de Waterschapswet verplicht de waterschappen tot het vaststellen van een inspraakverordening die van toepassing is op de door het algemeen bestuur te nemen besluiten. De algemene inspraakverordening moet worden beschouwd als een aanvulling op inspraakregelingen die zijn opgenomen in formele wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen. Als voorbeelden daarvan kan worden gewezen op de inspraakprocedures die zijn geregeld in de Wet op de waterhuishouding en de Wet Milieubeheer. Ook kent de Waterschapswet bijvoorbeeld een eigen inspraakregeling voor de begroting van het waterschap. De Inspraakverordening waterschap Vallei en Eem is gebaseerd op de model-inspraakverordening van de Unie van Waterschappen. In de model-verordening heeft men zoveel mogelijk rekening gehouden met de eerdergenoemde regelingen alsmede met de Algemene wet bestuursrecht.

Het doel van de inspraak is tweeledig. Aan de ene kant wordt belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening omtrent een ontwerp-besluit van het waterschaps-bestuur kenbaar te maken. Aan de andere kant is het voor het waterschap een belangrijk hulpmiddel om op basis van een evenwichtige belangenafweging tot een besluit te komen.

Uit dit doel vloeit een aantal randvoorwaarden ten aanzien van de inspraak voort. Inspraak is slechts zinvol wanneer er voor het waterschapsbestuur een keuzemogelijkheid is. Indien het waterschap geen keuze heeft, hetgeen met name kan voorkomen indien het een gebonden besluit betreft dat voortvloeit uit een voorschrift van hoger gezag, kan het ook geen rekening houden met de meningen van belanghebbenden. In deze situatie moet het hoger gezag inspraak verlenen ten aanzien van zijn voorschrift.

Een tweede belangrijk aspect in dit verband is dat inspraak het beste tot zijn recht komt indien het beleidsvoornemen c.q. de praktische consequenties van de verschillende keuzemogelijkheden zo concreet mogelijk aangegeven zijn. Dit betekent dat de ambtelijke en bestuurlijke gedachtenvorming omtrent het te nemen besluit moet hebben plaatsgevonden en dat eventuele keuzemogelijkheden voor de insprekers duidelijk zijn aangegeven.

In dit verband zij overigens met nadruk op te merken dat het in veel gevallen zinvol is om in een vroeger stadium, bijvoorbeeld in het kader van de ambtelijke voorbereiding, voorlichting te geven omtrent het beleidsvoornemen c.q. om daarover overleg te voeren met de meest direct betrokken belanghebbenden. Op die wijze kunnen belanghebbenden immers al in een zeer vroeg stadium kennis nemen van voornemens van het waterschap, en met name door het aandragen van informatie er mede zorg voor dragen dat het waterschap een ontwerp-besluit in de inspraak brengt dat op juiste wijze inzicht geeft in de diverse aspecten van het ontwerp-besluit.

Verder wordt nog gewezen op het gegeven dat voor bepaalde projecten zowel besluitvorming door het waterschap als door andere overheden nodig is (bijvoorbeeld een dijkversterking in combinatie met een bestemmingsplanwijziging). Indien voor meerdere besluiten inspraakprocedures moten worden gehouden zou met het oog op de doelmatigheid gestreefd moeten worden naar coördinatie van die procedures. Daarbij kan worden gedacht aan gelijktijdige terinzagelegging, gezamenlijke publikatie, afspraken met betrekking tot de ingekomen reacties, gezamenlijke hoorzitting etc.

Artikel 79 van de Waterschapswet verplicht de waterschappen in ieder geval de volgende besluiten onder de werking van de inspraakverordening te brengen:

  • a.

    verordeningen, met uitzondering van belastingverordeningen;

  • b.

    de handhaving van waterstanden, met name peilbesluiten;

  • c.

    de aanleg of verbetering van waterstaatswerken, tenzij het werken betreft waarvan naar het oordeel van het waterschapsbestuur niet in betekende mate een wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie of van de hoogte van de te heffen omslagen is te verwachten;

  • d.

    de legger.

Artikel 79 van de Waterschapswet stelt de volgende formele eisen aan de inspraakverordening. De verordening dient tenminste te regelen de wijze waarop ontwerp-besluiten worden bekendgemaakt en waarop ingezetenen en in het gebied van het waterschap belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen in de gelegenheid worden gesteld hun mening daaromtrent kenbaar te maken, alsmede de verplichting tot rapportering over die inspraak en de uitkomsten daarvan. Tevens regelt de verordening de wijze waarop belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om beklag te doen over de wijze van uitvoering daarvan.

Bijlage bedoeld in artikel 2, tweede lid van de Inspraakverordening waterschap Vallei en Eem

Onder de werking van deze verordening vallen in ieder geval de ontwerp-besluiten inzake

  • a.

    de kostentoedelingsverordening;

  • b.

    de omslagklassenverordening;

  • c.

    de keur;

  • d.

    de legger van onderhoudsverplichtingen;

  • e.

    het peilbesluit;

  • f.

    het waterbeheersplan;

  • g.

    de aanleg of verbetering van waterstaatswerken en zuiveringstechnische werken, voorzover deze betrekking hebben op werken waarvan in betekenende mate een wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie of de hoogte van de te heffen omslagen of zuiveringsheffing is te verwachten.


Noot
1[Toelichting: De omschrijving van het begrip "inspraak" is voor een belangrijk deel ontleent aan artikel 79 van de Waterschapswet. In het algemeen deel van de toelichting is op het doel van de inspraak als ingegaan. De verantwoordelijkheid voor de inspraak wordt gelegd bij het dagelijks bestuur van het waterschap omdat het hierbij gaat om de uitvoering van een waterschapsverordening. ]
Noot
2[Toelichting: Ten aanzien van het object van de inspraak kan worden opgemerkt dat uit de formulering van artikel 79 blijkt dat in beginsel alle besluiten van het algemeen bestuur onder de werking van de inspraakverordening vallen. Dit artikel spreekt immers over "de besluiten" van het algemeen bestuur". Uit het tweede lid van artikel 79, waarin wordt bepaald welke besluiten in ieder geval onder de werking van de inspraakverordening moeten worden gebracht, kan (a contrario redenerend) worden afgeleid dat het waterschapsbestuur een grote mate van beleidsvrijheid heeft inzake de vraag welke ontwerp-besluiten onder de werking van de inspraakverordening moet worden gebracht, maar dat tenminste de in het tweede lid genoemde besluiten er onder vallen. Daarbij kan aan het volgende worden gedacht. In de eerste plaats zijn er de besluiten die rechtstreeks voortvloeien uit voorschriften van hoger gezag, waarbij er voor het waterschap geen keuze is. Andere uitzonderingen betreffen besluiten die uitsluitend interne werking voor het waterschap hebben (bijvoorbeeld regelingen met betrekking tot de rechtspositie van ambtenaren), besluiten (bijvoorbeeld met betrekking tot de uitvoering van waterstaatswerken) van een zeer gering belang en (zoals uit de tekst van artikel 79 blijkt) belastingverordeningen.Verder ligt het in de rede dat inspraakmogelijkheden naar hun aard uitsluitend van belang zijn voor besluiten met een algemene strekking. Voor besluiten die één of slechts een beperkte groep belanghebbenden betreffen is een algemene inspraakmogelijkheid niet noodzakelijk. Het waterschap, in casu het dagelijks bestuur, zal echter moeten motiveren waarom een bepaald besluit van algemene strekking niet onder de werkingssfeer van de inspraak-erordening valt. Een aanknopingspunt voor deze beoordeling is verder te vinden in de parlementaire behandeling van artikel 79. Volgens de Memorie van Toelichting moeten besluiten die bepalend zijn voor de omslag en belangrijke besluiten op het gebied van het operationeel waterstaatkundig beheer in elk geval onder de werkingssfeer van de inspraakverordening worden gebracht. In de Memorie van Antwoord wordt gepreciseerd dat het hier met name gaat om peilbesluiten en dat besluiten die een beperkte betekenis hebben voor de bestaande waterstaatkundige situatie en die ook niet of nauwelijks van invloed zijn op te heffen waterschapsomslag niet onder de werking van de inspraakverordening moeten worden gebracht. In de inspraakver-ordening is dan ook de bepaling opgenomen dat de besluiten van algemene strekking van het waterschap onder de werking van de inspraakverordening vallen tenzij deze daarvoor naar hun aard en belang niet in aanmerking komen. Deze formulering biedt het waterschaps-bestuur de mogelijkheid om op dit punt een eigen beleid te voeren, zij het met inachtneming van de in het voorgaande reeds aangegeven beginselen. Met het oog op duidelijkheid voor belanghebbenden en om zoveel mogelijk problemen over de toepassing van de verordening te voorkomen is er voor gekozen om bij voorbaat zoveel mogelijk duidelijk te maken hoe het algemeen bestuur de in het voorgaande beschreven regels zal toepassen. In een bijlage is aangegeven welke besluiten in ieder geval onder de inspraakverordening vallen. De omstandigheid dat de onderhavige inspraakverordening een aanvullend karakter heeft ten opzichte van andere, hogere procedureregelingen wordt tot uitdrukking gebracht door middel van de zinsnede "Onverminderd het bepaalde in wet, algemene maatregel van bestuur of provinciale verordening". Overigens moet hierbij nog als algemeen voorbehoud worden aangetekend dat in dringende gevallen van het bepaalde in de verordening mag worden afgeweken. ]
Noot
3[Toelichting: De wijze van publikatie dient te worden afgestemd op de aard van het ontwerp-besluit. Als algemeen criterium kan worden gesteld dat belanghebbenden redelijkerwijze kennis moeten kunnen nemen van de terinzagelegging/inspraakmogelijkheden. In dat licht is bepaald dat de terinzagelegging tenminste via daarvoor in aanmerking komende dag-, week- en huis-aan-huisbladen bekend moet worden gemaakt. Overigens kan daarbij niet van het waterschap gevraagd worden dat het expliciet rekening houdt met belanghebbenden die niet in het waterschapsgebied wonen. Ten aanzien van de termijn van terinzagelegging is aangesloten bij de praktijk alsmede bij artikel 3:11 van de Algemene wet bestuursrecht. ]
Noot
4[Toelichting: Een openbare zitting waarop belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om hun schriftelijk ingediende bezwaren mondeling toe te lichten, is in het kader van de inspraakprocedure niet altijd noodzakelijk. Daarom bepaalt artikel 6 dat het dagelijks bestuur degenen die daarom in hun schriftelijke reactie verzoeken de gelegenheid daartoe moet geven, tenzij het verzoek kennelijk onredelijk is. Dit laatste is toegevoegd om het dagelijks bestuur de mogelijkheid te geven aan een dergelijk verzoek geen gevolg te geven. Over een besluit daartoe van het dagelijks bestuur kan op grond van artikel 8 worden geklaagd.]
Noot
5[Toelichting: De regeling met betrekking tot de rapportage is zo eenvoudig mogelijk gehouden. Bepaald is dat van de inspraakprocedure en van de beschouwingen van het dagelijks bestuur over de ingekomen reacties melding wordt gemaakt in het voorstel dat aan het algemeen bestuur wordt voorgelegd. Het is uiteraard van belang dat degenen die een schriftelijke reactie hebben ingediend van deze rapportage kennis nemen.]
Noot
6[Toelichting: De Waterschapswet schrijft voor dat een regeling wordt getroffen voor de wijze waarop ingezetenen en in het gebied belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen in de gelegenheid worden gesteld hun beklag te doen over de uitvoering van de verordening. Gelet op deze ruim geformuleerde eis, bevat de inspraakverordening een regeling van het beklagrecht die zowel betrekking heeft op het niet verlenen van inspraak op een beleidsvoornemen als op de uitvoering van de inspraakprocedure.]