Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Vallei & Eem

Stimuleringsregeling riolering 1997

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Vallei & Eem
Officiële naam regelingStimuleringsregeling riolering 1997
CiteertitelStimuleringsregeling riolering 1997
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpmilieu – water

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze versie van de regeling bevat een wijziging (aanvulling) van de Stimuleringsregeling Riolering 1997.

Datum inwerkingtreding eerste wijziging bij benadering.

De verordening Stimuleringsregeling riolering 1997 is ingetrokken per 1-12-2008

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 24-6-1999

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Waterschapswet, art. 78
  2. Wet verontreiniging oppervlaktewateren, art. 23, lid 1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-06-199901-01-199701-12-2008art. 4a

24-06-1999

Geen.

Onbekend
19-01-199701-01-199724-06-1999nieuwe regeling

06-01-1997

Gelders Dagblad, 11-01-1997

17/1997-177.7674.121

Tekst van de regeling

Het algemeen bestuur van het Waterschap Vallei en Eem;

Op het voorstel van de voorbereidingscommissie van 8 november 1996;

Gelet op artikel 78 van de Waterschapswet en artikel 23, eerste lid van de Wet verontreiniging

oppervlaktewateren;

BESLUIT:

vast te stellen de verordening "Stimuleringsregeling riolering 1997";

Stimuleringsregeling riolering 1997

Artikel 1

1. In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    oppervlaktewater: oppervlaktewater, bedoeld in de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, in beheer bij het Waterschap Vallei en Eem;

  • b.

    afvalstoffen: de stoffen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren;

  • c.

    emissie: de uitstoot, direct of indirect, van afvalstoffen;

  • d.

    Integraal Waterbeheersplan: het Integraal Waterbeheersplan Veluwe en Vallei 1994-1998 (IWVV);

  • e.

    basisinspanning:

    1. een gemengd rioolstelsel met een bergende inhoud van 7 millimeter met daaraan gekoppeld een `randvoorziening in de vorm van een bergbezinkbassin van (minimaal) 2 millimeter, of

    2. een verbeterd gescheiden rioolstelsel met een bergende inhoud van (ten minste) 4 millimeter;

    3. een voorziening met een gelijkwaardig effect;

  • f.

    aanvullende voorziening: de door de gemeente getroffen extra voorziening ten opzichte van de basisinspanning ter vermindering van de emissie naar oppervlaktewater; 1

  • g.

    aansluitingen in kwetsbare gebieden: de door de gemeente te realiseren riolering in het buitengebied ten behoeve van de aansluiting van gebouwen, die lozen op oppervlaktewater of in de bodem in kwetsbare gebieden, voor zover de lozing de waterkwaliteit negatief beïnvloedt;  2

  • h.

    kwetsbare gebieden:

    - functie-IV- en V-gebieden of stroomgebieden van (potentieel) waardevolle wateren zoals voor het gebied, gelegen in de provincie Gelderland, is aangegeven op de "Functiekaart", (versie januari 1995) behorend bij het Integraal Waterbeheersplan Veluwe en Vallei;

    - gebieden met Hoofdfunctie "natuur en landschap" en Functie "natuur en landschap of Functie "land-, tuin-en bosbouw" gebied 1 en 2 gelegen in de provincie Utrecht, eveneens aangegeven op de "Functiekaart".  3

Artikel 2
  • 1. Het Dagelijks Bestuur verstrekt de gemeente op aanvraag een bijdrage in de kosten van aanvullende voorzieningen en aansluitingen ten behoeve van de sanering van lozingen die de waterkwaliteit in kwetsbare gebieden ongunstig beïnvloeden.

  • 2. De bijdrage bedraagt 35 % van de kosten van de aanvullende voorzieningen. Voor de berekening van het maximum wordt uitgegaan van een eenheidsprijs voor aanvullende berg-bezinkvoorzieningen in 'open' uitvoering ad ƒ 600 per kubieke meter (prijspeil 1996).

    Op de bijdrage vindt geen indexering plaats. 4

  • 3.

    • a.

      De bijdrage bedraagt 10 % van de kosten van de aansluitingen in kwetsbare gebieden.

    • b.

      Indien er sprake is van aansluitingen van een aantal gebouwen die niet alle voldoen aan de in artikel 1 sub g vermelde criteria, wordt voor de bijdrage in de kosten van de aansluitingen die wel voldoen aan de criteria uitgegaan van het maximum van:

      - de gemiddelde kosten van alle te maken aansluitingen of

      - de meerkosten voor die aansluitingen, die voor een bijdrage in aanmerking komen. 5

Artikel 3
  • 1. Als kosten worden uitsluitend in aanmerking genomen:

    • a.

      de kosten van verwerving van de voor de aanvullende voorzieningen benodigde gronden;

    • b.

      de kosten van vestiging van zakelijk rechten en de vergoeding voor schade volgens de normen van de Landinrichtingsdienst;

    • c.

      de kosten van voorbereiding, ontwerp en toezicht tijdens de uitvoering volgens een vast percentage van 15% van de aanneemsom (ongeacht of een en ander wordt uitbesteed of door het eigen gemeentelijk apparaat worden uitgevoerd). Indien in de aanneemsom voorbereidings- en/of ontwerpkosten zijn begrepen, wordt dit percentage verhoudingsgewijs gereduceerd;

    • d.

      de uitvoeringskosten.

      In geval van aansluitingen in kwetsbare gebieden met inbegrip van:

      1. de aansluitingen voorzover die door de gemeente zullen worden beheerd en onderhouden;

      2. het herstellen in de oorspronkelijke staat van de wegen en gronden waarin de riolering is aangelegd;

    • e.

      de kosten in verband met nutsaansluitingen, constructie-all-risks-verzekering;

    • f.

      de kosten met betrekking tot grondwateronttrekking;

    • g.

      de omzetbelasting over de onder a tot en met f genoemde kosten, voor zover van toepassing.

  • 2. Als kosten worden niet in aanmerking genomen:

    • a.

      legeskosten;

    • b.

      de kosten wegens achterstallig onderhoud;

    • c.

      vervroegde afschrijving.

  • 6

  • 3. Eventuele bijdragen en/of subsidies van derden worden niet in mindering gebracht.

    Indien de gemeente voor hetzelfde project ook een bijdrage/subsidie kan verkrijgen van het waterschap in het kader van een andere regeling/verordening (Regiwa e.d.), wordt slechts èènmalig een bijdrage/subsidie verstrekt.

Artikel 4

Voor subsidietoezeggingen voor rioleringswerken in kwetsbare gebieden is maximaal ƒ 6.930.239,-- beschikbaar, verdeeld in 9 stortingen jaarlijks met ingang van 1997.

Hiervan is voor aanvullende voorzieningen bij overstortingen op wateren waarvoor de grenswaarden MILBOWA van toepassing zijn jaarlijks ƒ 175.000,-- beschikbaar.

Op deze bedragen vindt geen indexering plaats.

7

artikel 4 a

Het jaarlijks bedrag kan tevens aangewend worden voor het stimuleren van het

opheffen van lozingen uit panden in minder kwetsbare gebieden, waarvoor door de provincies

op grond van het provinciale ontheffingenbeleid een ontheffing voor de zorgplicht tot

rioolaanleg is verleend. Het opheffen van deze lozingen moet plaatsvinden door aan te sluiten

op de riolering. De stimulering bedraagt maximaal 10 % van de aanlegkosten van de riolering

en tevens maximaal ƒ 2.500,-- per aan te sluiten pand.

Artikel 5
  • 1. De verordening is voor de kwetsbare gebieden van toepassing op werken die zijn of worden gerealiseerd in de periode van 1 januari 1997 tot 1 januari 2006.

  • 2. Ter bepaling van de hoogte van de bijdrage wordt voor werken in kwetsbare gebieden de volgende

    afbouwregeling gehanteerd:

    Tabel
    1994 t/m 20030%
    20041/3e gedeelte
    20052/3e gedeelte
    2006100%

    8

Artikel 6

De aanvraag om een bijdrage vermeldt ten minste:

  • a.

    op welke wijze de uit te voeren werken passen in het vastgestelde gemeentelijk rioleringsplan;

  • b.

    welk deel van het buitengebied of voor welke overstort de aanleg van werken betreft;

  • c.

    informatie op welke wijze de aanvullende voorziening is berekend;

  • d.

    hoeveel aansluitingen gerealiseerd zullen worden, waar deze gelegen zijn en hoe de huidige lozingssituatie is;

  • e.

    het tijdschema;

  • f.

    geschatte kosten.

Artikel 7
  • 1. Een bijdrage wordt niet eerder toegekend dan nadat er overeenstemming met het waterschap is over het betreffende deel van het basisrioleringsplan c.q. het plan van aanpak voor het buitengebied. 9

  • 2 Een bijdrage kan ook worden verstrekt in geval van andere dan standaardoplosssingen. 10

Artikel 8

Het dagelijks bestuur geeft op de aanvraag een beschikking binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag. Indien de beschikking niet binnen dertien weken kan worden gegeven, stelt het Dagelijks Bestuur de aanvrager daarvan in kennis en noemt het daarbij een redelijke termijn waarop de beschikking wel kan worden tegemoet gezien.

Artikel 9
  • 1 Het Dagelijks bestuur beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag voor zover het in artikel 4 genoemde bedrag, dat voor stimulering beschikbaar is, door het totaal van voorafgaande bijdragetoezeggingen met betrekking tot eerder ingediende aanvragen is uitgeput dan wel dat bedrag door toezegging van de gevraagde bijdrage zou worden overschreden.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur kan afwijzend beslissen op een aanvraag, indien de aanvrager in het kader van de aanvraag gegevens heeft verstrekt, waarvan hij wist of behoorde te weten dat deze onjuist of onvolledig waren en de verstrekking van deze gegevens tot een afwijzende beschikking zou hebben geleid.

Artikel 10

Een beschikking op een aanvraag, inhoudende een toezegging van subsidie, bevat een vermelding van:

  • a.

    de activiteiten waarop de toezegging betrekking heeft;

  • b.

    een raming van de kosten;

  • c.

    het maximale bedrag;

  • d.

    het tijdstip waarop de activiteiten moeten zijn verricht.

11

Artikel 11
  • 1. De gemeente verschaft ten behoeve van de betaalbaarstelling van de bijdrage:

    • a.

      de eindafrekening per bestek;

    • b.

      een totale opzet van de kosten die voor een bijdrage in aanmerking komen;

    • c.

      in geval van gefaseerde uitvoering, het jaar van in gebruikstelling per fase.

  • 2. In geval van rioleringsaanleg dienen alle afvalwaterlozingen van de aan te sluiten gebouwen daadwerkelijk te zijn aangesloten.

  • 3. De gemaakte kosten dienen naar genoegen van het waterschap te worden aangetoond.

  • 12

Artikel 12

In bijzondere gevallen of in gevallen waarin de onderhavige regeling niet voorziet kan het dagelijks bestuur van het waterschap afwijkende en/of aanvullende voorwaarden vaststellen c.q. anders beschikken.

Artikel 13

De Uitvoeringsregeling stimuleringsbijdrage riolering 1992 van het zuiveringsschap Veluwe wordt ingetrokken.

Artikel 14
  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1997 en werkt terug tot en met 1 januari 1997.

  • 2 Deze regeling kan worden aangehaald als "Stimuleringsregeling riolering 1997"

  • Aldus vastgesteld in de Algemene Vergadering van 6 januari 1997,

  • de voorzitter, waarnemend

  • de secretaris,

Toelichting bij de verordening "Stimuleringsregeling riolering 1997"

Aanleiding tot deze verordening

Aanleiding tot deze verordening is de instelling van een nieuw Waterschap Vallei en Eem.

Doel

De verordening stimuleringsbijdrage riolering heeft tot doel om zo spoedig mogelijk de vuilemissie op oppervlaktewater, ten gevolge van niet op de riolering aangesloten gebouwen en emissies vanuit rioolstelsels, te reduceren tot het in het Integraal Waterbeheersplan Veluwe en Vallei 1994-1998 (IWVV) aangegeven niveau. Het zuiveringsschap wil met de onderhavige regeling tevens bereiken dat deze maatregelen sneller worden uitgevoerd dan de uiterste data die in het IWVV zijn weergegeven.

Randvoorwaarden en uitgangspunten

Bij het opstellen van de onderhavige verordening zijn de volgende randvoorwaarden en uitgangspunten gehanteerd:

- de regeling geldt voor het gebied van Waterschap Vallei en Eem;

- van de regeling moet een stimulerende werking uitgaan;

- de regeling richt zich vooral op prioritaire gebieden;

- de te realiseren rioleringswerken dienen in overeenstemming met CUWVO-aanbevelingen of lozingenbesluiten (bodem en stedelijk afvalwater) te worden gerealiseerd;

- de regeling is aanvullend op de gemeentelijke basisinspanning.

Ten tijde van het tot stand komen van deze verordening was het vrijstellingenbeleid van de provincies Gelderland en Utrecht nog niet bekend. Zodra deze regeling is vastgesteld zal nader worden bezien of de onderhavige regeling bijstelling behoeft.


Noot
1[Toelichting: Bij maatregelen om de vuilemissie van bestaande rioolstelsels te reduceren kan er sprake zijn van aanvullende voorzieningen, d.w.z. dat er meer maatregelen genomen moeten worden voor het bereiken van de gewenste doelstelling dan is aangegeven in het Integraal Waterbeheersplan Veluwe en Vallei. Het Waterschap Vallei en Eem wil de aanleg van deze aanvullende voorzieningen stimuleren. ]
Noot
2[Toelichting: Voor wat betreft de riolering in het buitengebied worden geen aanvullende maatregelen van de gemeenten verlangd. Hier speelt alleen het zo spoedig mogelijk realiseren van de voorzieningen een rol. Bezien vanuit de taakstelling heeft het waterschap direct belang bij het opheffen van lozingen die invloed hebben op de waterkwaliteit en de waterkwaliteitsdoelstellingen. In het laatste geval wil het waterschap het opheffen van de lozing stimuleren. ]
Noot
3[Toelichting: De bijdrage zal in ieder geval van toepassing zijn op (directe) lozingen op oppervlaktewater met functie IV en V en (potentieel) waardevolle wateren in het gebied van de provincie Gelderland en oppervlaktewater in gebieden met Hoofdfunctie "natuur en landschap", Functie "natuur en landschap"/ functie "land-, tuin-, en bosbouw", gebieden 1 en 2 en "Gebieden met hydrobiologisch waardevolle wateren". Voor de volgende lozingen zal per gebied cq. cluster nader worden bezien of het effect van de lozing de waterkwaliteit zodanig benvloedt, dat de lozing voor een bijdrage in aanmerking komt: In de provincie Gelderland: - lozingen op wateren in het stroomgebied van (potentieel) waardevolle wateren; - directe lozingen en bodemlozingen in functie IV en V gebieden; - directe lozingen en bodemlozingen in stroomgebieden van (potentieel) waardevolle wateren In de provincie Utrecht: - lozingen in gebieden met hydrobiologische waardevolle wateren; - directe lozingen en bodemlozingen in gebieden met Hoofdfunctie "natuur en landschap"; - directe lozingen en bodemlozingen in gebieden met Functie "natuur en landschap"/ functie "land-, tuin-, en bosbouw", gebied 1; - directe lozingen en bodemlozingen in gebieden met Functie "natuur en landschap"/ functie "land-, tuin-, en bosbouw", gebied 2; Daarnaast worden gelden beschikbaar gesteld voor extra maatregelen in die gevallen waarbij de gemeentelijke basisinspanning bij overstorten niet leidt tot de gewenste (algemene) waterkwaliteitsdoelstelling (grenswaarden MILBOWA). Onder een gebouw wordt verstaan al hetgeen voor zuiveringsheffing in aanmerking kan komen, dus ook woonboten, sta-caravans en recreatie-woningen. De laatsten voorzover ze geen deel uitmaken van recreatie-complexen. ]
Noot
4[Toelichting: Gekozen is voor het verstrekken van een bijdrage in de investeringskosten welke liggen boven een bepaalde basisinspanning. Voor maatregelen om de emissie door overstortingen tegen te gaan bedraagt de basisinspanning een berging van 7 + 2 mm bij gemengde rioolstelsels en 4 mm bij een verbeterd gescheiden rioolstelsel. Ter wille van een uniforme bijdrage is een maximum ingebouwd in de vorm van een financieel referentieniveau. Dit referentieniveau is gebaseerd op een eenheidsbedrag voor een bergbezinkvoorziening in open uitvoering. Onder een berg-bezinkvoorziening in "open" uitvoering wordt verstaan een niet afgedekt vloeistofdicht bergbezinkbassin, dat deel uitmaakt van het rioolstelsel. Het eenheidsbedrag is all-in en komt niet voor indexering in aanmerking.]
Noot
5[Toelichting: In dit geval wordt geen maximum gesteld om de aansluiting van geïsoleerde (relatief dure) lozingen niet te ontmoedigen.]
Noot
6[Toelichting: Geen bijdrage in de kosten zal worden verstrekt in gevallen waar sprake is van "nalatigheid" van de gemeente of waar sprake is van achterstallig onderhoud aan de riolering.]
Noot
7[Toelichting: De totale bijdrage is gebaseerd op de getallen van de tabellen 2 en 3 van bijlage 1. Om saldotekort te voorkomen is opgenomen dat, indien noodzakelijk, de financiering tijdelijk uit de reserves kan verlopen.]
Noot
8[Toelichting: Uitgangspunten bij de sanering van knelpunten in de riolering zijn: - er wordt voorrang gegeven aan sanering van de lozingen op kwetsbaar water (grenswaarden, gereed 1998); - de emissies zijn in Gelderland in 1998 met minimaal 25% verminderd; - de basisinspanning dient in het Gelderse gebied in 2005 te zijn gerealiseerd; - de basisinspanning en sanering van knelpunten moeten in het Utrechtse gebied in 1998 gereed zijn; - de funkties dienen in Gelderland in 2020 te zijn gerealiseerd conform de streefbeelden uit het provinciale WHP-Gelderland. De onderhavige regeling heeft onder meer tot doel de realisering van de benodigde werken te bespoedigen. In verband hiermede wordt de afbouwregeling gehanteerd, die in 2005 afloopt. Op de in art. 2 lid 2 en 3 vermelde bijdrage percentages dient het in dit artikel vermelde kortingspercentage te worden toegepast.]
Noot
9[Toelichting: Voor het verstrekken van een bijdrage is het noodzakelijk dat ten aanzien van het bereiken van de doelstelling (reducering van de uit riolering afkomstige vuilemissie) overeenstemming is bereikt tussen het waterschap en de gemeente. De omvang van de maatregelen met bijbehorend tijdschema dienen in het vastgestelde GRP afdoend te zijn verwoord.]
Noot
10[Toelichting: Oplossingen waarvoor in grote mate wordt gekozen zijn aanvullende berging (7 tot 13 mm) in bergbezinkvoorzieningen in 'open' uitvoering en mechanische riolering. Een alternatief kan bv. het saneren van een overstort zijn, indien dit alternatief tenminste dezelfde reductie van de vuilemissie bewerkstelligt als de referentie voorzieningen (verbeterd gescheiden stelsel, 7 resp 13 mm extra berging in bezinkvoorziening). De in artikel 2. lid 2 genoemde maximum bedragen blijven van kracht. Ook kan een bijdrage worden verleend in het kader van een IBA (Individuele Behandeling van Afvalwater)-systeem indien in het kader van het vrijstellingenbeleid voor de betreffende aansluiting(en) een door de provincie verleende vrijstelling voor aansluiting op de riolering is afgegeven en er voldoende waarborgen zijn voor een goed beheer.]
Noot
11[Toelichting: Alvorens door een gemeente opdracht tot uitvoering wordt verleend vindt met het zuiveringsschap in elk geval overleg plaats over: - het bestek en de bestekstekeningen; - de besteksraming; - de aannemersselectie; - de aanbesteding en gunning.]
Noot
12[Toelichting: De betalingen vinden in principe eerst dan plaats als het werk daadwerkelijk in gebruik is genomen.]