Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Reest en Wieden

Inspraakverordening waterschap Reest en Wieden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Reest en Wieden
Officiële naam regelingInspraakverordening waterschap Reest en Wieden
CiteertitelInspraakverordening waterschap Reest en Wieden 2007
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerprecht – bezwaar en klachten

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Inspraakverordening  waterschap Reest en Wieden 2000.

Datum inwerkingtreding bij benadering.

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 26-6-2007

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Onbekend.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Waterschapswet, art. 79

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-200728-12-2011nieuwe regeling

26-06-2007

Onbekend.

Onbekend

Tekst van de regeling

Het Algemeen Bestuur van het waterschap Reest en Wieden;    

gelezen het voorstel van het Dagelijks Bestuur van het waterschap Reest en Wieden; 

gelet op het bepaalde in artikel 79 van de Waterschapswet;

B E S L U I T:

vast te stellen de Inspraakverordening waterschap Reest en Wieden.

Begripsomschrijving

Inspraakverordening waterschap Reest en Wieden 2007

Artikel 1

  • 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder belanghebbenden verstaan: ingezetenen en de bij de taakstelling van het waterschap Reest en Wieden belanghebbende natuurlijke personen en rechtspersonen.

  • 2. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder inspraak verstaan: een door of namens het Dagelijks Bestuur geboden gelegenheid voor belanghebbenden, om hun zienswijze over te nemen besluiten van het waterschap, kenbaar te maken.

    1

    Object van inspraak

Artikel 2

  • 1. Onverminderd het bepaalde bij wet, algemene maatregel van bestuur of provinciale verordening vallen onder de werking van deze verordening de door het Algemeen Bestuur van het waterschap Reest en Wieden te nemen besluiten van algemene strekking, tenzij deze daarvoor naar hun aard of naar het belang niet in aanmerking komen.

  • 2. De volgende ontwerpbesluiten vallen in ieder geval, rekening houdend met het bepaalde in het eerste lid, onder deze verordening:

    • a.

      besluiten tot het vaststellen van verordeningen, met uitzondering van belastingverordeningen;

    • b.

      besluiten tot handhaven dan wel aanpassen van waterstanden;

    • c.

      besluiten tot aanleg of verbetering van waterstaatswerken, tenzij het werken betreft waarvan naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur niet in betekenende mate een wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie of van de hoogte van de te heffen omslagen of verontreinigingsheffing is te verwachten;

    • d.

      de legger; 

    • e.

      subsidie-/bijdrageregelingen.

  • 3. Indien daartoe naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur aanleiding bestaat, kan het deze    verordening van toepassing verklaren op andere dan in het eerste lid genoemde besluiten en op in het eerste lid uitgezonderde besluiten (bijvoorbeeld besluiten inzake beleidsbeslissingen).

    2

    Wijze van inspraak

Artikel 3

Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de voorbereiding van de besluiten die onder de werking van deze verordening vallen. De inspraaktermijn is zes weken.

3

Rapportage

Artikel 4

  • 1. In het voorstel van het Dagelijkse Bestuur aan het Algemeen Bestuur wordt melding gemaakt van de gehouden inspraakprocedure en de beschouwingen van het Dagelijks Bestuur over de ingekomen reacties.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde voorstel wordt uiterlijk een week voor de desbetreffende vergadering van het Algemeen Bestuur en onder vermelding van het tijdstip waarop deze vergadering plaatsvindt, toegezonden aan degenen die op grond van artikel 3 hun zienswijze over het te nemen besluit kenbaar hebben gemaakt.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur brengt degenen die een zienswijze hebben ingediend terstond op de hoogte van het genomen besluit en van de wijze waarop de resultaten van de inspraak zijn verwerkt.

  • 4

  • Intrekking en inwerkingtreding

Artikel 5

1. Op de dag van inwerkingtreding van deze inspraakverordening wordt de Inspraakverordening  waterschap Reest en Wieden 2000 ingetrokken.

2. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na zijn bekendmaking. 

Citeertitel

Artikel 6

Deze verordening kan worden aangehaald als Inspraakverordening waterschap Reest en Wieden 2007.

Aldus vastgesteld door het Algemeen Bestuur van het waterschap Reest en Wieden in de openbare vergadering van 26 juni 2007, nummer 4259B.

mr. A.K. Schuttinga,  M.M. Kool,

secretaris-directeur dijkgraaf

Toelichting Inspraakverordening waterschap Reest en Wieden

Algemeen

Artikel 79 van de Waterschapswet verplicht de waterschappen tot het vaststellen van een inspraakverordening die van toepassing is op de door het Algemeen Bestuur te nemen besluiten.

Op 1 juli 2005 is de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure in werking getreden. In deze wet zijn de twee voorbereidingsprocedures van de afdelingen 3.4 en 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) samengevoegd tot één uniforme voorbereidingsprocedure. Op 1 juli 2005 is ook de bij de bovengenoemde wet behorende Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Op grond van deze Aanpassingswet is artikel 79 van de Waterschapswet gewijzigd.

De onderhavige inspraakverordening moet worden beschouwd als een aanvulling op inspraakregelingen die zijn opgenomen in wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale verordeningen. Als een wet, een algemene maatregel van bestuur of een provinciale verordening een inspraakregeling voor een specifiek besluit bevat, dient deze regeling en dus niet de inspraakverordening te worden toegepast.

Het doel van inspraak is tweeledig. Aan de ene kant wordt belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over een ontwerpbesluit van het waterschapsbestuur kenbaar te maken. Aan de andere kant is het voor het waterschap een belangrijk hulpmiddel om op basis van een evenwichtige belangenafweging tot een besluit te komen.

Inspraak is slechts zinvol wanneer er voor het waterschapsbestuur een keuzemogelijkheid is. Indien het waterschap geen keuze heeft, hetgeen met name voor kan komen als het een gebonden besluit betreft dat voortvloeit uit een voorschrift van hoger gezag, kan het ook geen rekening houden met de meningen van belanghebbenden. In deze situatie moet het hoger gezag inspraak verlenen ten aanzien van zijn voorschrift.

Verder wordt opgemerkt dat het in veel gevallen zinvol is om in een vroeg stadium, bijvoorbeeld in het kader van de ambtelijke voorbereiding, voorlichting te geven over het voorgenomen besluit dan wel om daarover overleg te voeren met de meest direct betrokken belanghebbenden. Op die manier kunnen belanghebbenden immers al in een zeer vroeg stadium kennis nemen van voornemens van het waterschap en er met name door het aandragen van informatie mede zorg voor dragen, dat het waterschap een ontwerpbesluit in de inspraak brengt dat op de juiste wijze inzicht geeft in de diverse aspecten van het ontwerpbesluit.

Voor bepaalde zaken is zowel besluitvorming nodig van het waterschap als van andere overheden. Te denken valt aan een dijkverbetering/-versterking of omvangrijke waterbeheersingswerken. Hiervoor is vaak wijziging van het bestemmingsplan nodig. Indien voor beide besluiten inspraakprocedures moeten worden gehouden, zou uit oogpunt van doelmatigheid gestreefd moeten worden naar coördinatie van die procedures. Daarbij kan gedacht worden aan gezamenlijke publicatie, gelijktijdige ter inzage legging, afspraken met betrekking tot de ingekomen reacties, gezamenlijke hoorzitting, enzovoort.

Aan de verplichting om in de inspraakverordening te regelen op welke wijze ingezetenen en belanghebbenden hun beklag kunnen doen over de uitvoering van de verordening is niet langer behoefte vanwege de op 1 juli 1999 in werking getreden regeling over het interne klachtrecht in hoofdstuk 9 van de Awb.


Noot
1[Toelichting: De omschrijving van de begrippen “belanghebbenden" en "inspraak" is ontleend aan artikel 79 van de Waterschapswet en afdeling 3.4 Awb.In het algemene deel van de toelichting is het doel en het belang van de inspraak al aan de orde geweest. De verantwoordelijkheid voor de inspraak is gelegd bij het Dagelijks Bestuur, omdat het hierbij gaat om de uitvoering van een verordening en dat is een taak van het Dagelijks Bestuur.Ingezetenen zijn volgens artikel 11 van de Waterschapswet degenen die hun werkelijke woonplaats in het gebied van het waterschap hebben. Een omschrijving van het begrip ‘bij de taakstelling van het waterschap belanghebbende natuurlijke personen en rechtspersonen’ is nauwelijks te geven. Onder dit begrip vallen in de eerste plaats alle natuurlijke personen en rechtspersonen, voor zover al niet vallend onder het begrip ingezetenen, die in het gebied van het waterschap gebouwde en ongebouwde onroerende zaken in eigendom hebben, pachter zijn of gebruiker van bedrijfsruimte zijn. Het is duidelijk dat deze personen in het algemeen belanghebbend (kunnen) zijn bij besluiten van het waterschap. Hetzelfde geldt voor personen die net buiten het gebied eigendommen bezitten. Ten aanzien van organisaties, niet behorend tot de bovengenoemde categorieën, kan worden opgemerkt, dat volgens artikel 1:2, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd worden de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen. Ook deze organisaties, bijvoorbeeld natuur- en milieuorganisaties, kunnen daarom bij de inspraak betrokken worden.]
Noot
2[Toelichting: Ten aanzien van het object van de inspraak kan worden opgemerkt, dat uit de formulering van artikel 79 van de Waterschapswet blijkt dat in beginsel alle besluiten van het Algemeen Bestuur onder de werking van de inspraakverordening vallen. Dit artikel spreekt immers over "besluiten van het Algemeen Bestuur". Niet alle besluiten hoeven echter onder werking van de inspraakverordening te vallen. Dit zou ook niet zinvol zijn. Daarbij kan aan het volgende worden gedacht. In de eerste plaats zijn er besluiten die rechtstreeks voortvloeien uit voorschriften van hoger gezag, waarbij er voor het waterschap geen keuzemogelijkheden zijn. Andere uitzonderingen betreffen besluiten die uitsluitend interne werking voor het waterschap hebben (bijvoorbeeld regelingen met betrekking tot de rechtspositie van ambtenaren), besluiten (bijvoorbeeld met betrekking tot de uitvoering van waterstaatswerken) van een zeer gering belang en belastingverordeningen (zie ook de ledenbrief van de Unie van Waterschappen van 31 mei 2006, kenmerk 30013 WSB/JS). In de Memorie van Toelichting bij de Waterschapswet wordt de uitzondering van belastingverordeningen gemotiveerd met het betoog dat belastingverordeningen in hoofdzaak de vaststelling van tarieven dienen. Voor bijvoorbeeld de omslagverordening vloeit de tariefstelling voort uit de begroting, de kostentoedelingsverordening en de omslagklassenverordening. Voor de vaststelling van de begroting geldt de procedure genoemd in de artikelen 100 en 101 van de Waterschapswet. De kostentoedelingsverordening en de omslagklassenverordening vallen (al) onder werking van de (onderhavige) inspraakverordening. Voor de omslagverordening zou het onder de werking van de inspraakverordening brengen een doublure betekenen, zodat deze terecht is uitgezonderd. Maar er zijn meer (soorten) belastingverordeningen. Denk bijvoorbeeld aan legesverordeningen. Voor alle belastingverordeningen geldt dat een verplichte inspraakprocedure voor wijzigingen van niet-substantiële aard, zoals wijziging van tarieven of aanpassing aan gewijzigde wetgeving, een onevenredig beslag legt op tijd en capaciteit. Vanuit dit oogpunt bezien is het terecht dat belastingenverordeningen niet onder de werking van de inspraakverordening vallen.Verder ligt het in de rede, dat inspraakmogelijkheden uitsluitend van belang zijn bij besluiten van algemene strekking voor zover de aard en het belang van deze besluiten dit met zich meebrengen. Voor besluiten die één belanghebbende of slechts een beperkte groep belanghebbenden treffen, is een algemene inspraakprocedure niet noodzakelijk. Het Dagelijks Bestuur van het waterschap zal echter moeten kunnen motiveren waarom een bepaald besluit van algemene strekking niet onder de werking van de inspraakverordening valt. De omstandigheid dat de onderhavige inspraakverordening een aanvullend karakter heeft ten opzichte van andere, hogere procedureregelingen wordt tot uitdrukking gebracht door middel van de zinsnede "onverminderd het bepaalde bij wet, algemene maatregel van bestuur of provinciale verordening". Overigens moet hierbij nog als algemeen voorbehoud worden aangetekend, dat in dringende gevallen van het bepaalde in de verordening mag worden afgeweken.]
Noot
3[Toelichting: Dit artikel geeft inhoud aan de in artikel 79, tweede lid van de Waterschapswet neergelegde verplichting dat inspraak wordt verleend door toepassing van afdeling 3.4 Awb (Uniforme openbare voorbereidingsprocedure ten behoeve van de vaststelling van besluiten), voor zover in de verordening niet anders is bepaald. Om uniformiteit in procedures te brengen, is in de voorliggende verordening afdeling 3.4 Awb van toepassing verklaard. Belangrijkste consequentie daarvan is dat de inspraaktermijn van vier naar zes weken wordt verlengd.]
Noot
4[Toelichting: Dit artikel geeft aan op welke wijze de rapportage over de gehouden inspraakprocedure is geregeld. De rapportage kan gezien worden als een terugkoppeling van het Dagelijks Bestuur, dat immers de inspraak uitvoert, naar het Algemeen Bestuur. Overigens is het goed mogelijk dat het Algemeen Bestuur bij zijn besluitvorming inspraakreacties in aanmerking neemt die voor het Dagelijks Bestuur geen aanleiding zijn geweest om het ontwerpbesluit te wijzigen.]