Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Reest en Wieden

Verordening behandeling bezwaren van het waterschap Reest en Wieden 2007

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Reest en Wieden
Officiële naam regelingVerordening behandeling bezwaren van het waterschap Reest en Wieden 2007
CiteertitelVerordening behandeling bezwaren waterschap Reest en Wieden 2010
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpOVERHEID.modelverordeningenDomein

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum inwerkingtreding bij benadering.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Waterschapswet, art. 78, lid 1
  2. Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-10-201010-12-2012art. 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, toelichting

26-10-2010

Onbekend.

Onbekend.
01-07-200726-10-2010nieuwe regeling

26-06-2007

Onbekend.

4260B

Tekst van de regeling

Het Algemeen Bestuur van het waterschap Reest en Wieden;

gelezen het voorstel van het Dagelijks Bestuur van 4 oktober 2010;

gelet op de Algemene wet bestuursrecht en artikel 78, eerste lid van de Waterschapswet;

BESLUIT:

vast te stellen de ‘Verordening behandeling bezwaren waterschap Reest en Wieden 2010'.

Verordening behandeling bezwaren waterschap Reest en Wieden 2010

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. de wet: de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

b. het bestuursorgaan: het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur of de voorzitter van het waterschap Reest en Wieden, of een andere persoon of een ander college met enig openbaar gezag bekleed, ieder voor zover het zijn of haar bevoegdheid betreft;

c. de commissie: een commissie als bedoeld in artikel 7:13 Awb;

d. ambtenaar: hij die door het bestuursorgaan in dienst van het waterschap is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn.

Artikel 2. De Commissie

Er is een commissie voor de voorbereiding van en advisering over de beslissingen op bezwaren als bedoeld in artikel 1:5 van de wet met uitzondering van bezwaren, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen en bezwaren met betrekking tot de vastgestelde heffingsmaatstaf voor de omslagheffing.

Artikel 3.

Het bestuursorgaan beslist op de bij hem ingediende bezwaren na advies van de commissie.

Artikel 4.

  • 1. De commissie bestaat uit vijf leden, onder wie de voorzitter, die door het Algemeen Bestuur benoemd, geschorst en ontslagen worden.

  • 2. De commissie is ter zitting als volgt samengesteld:

    • a.

      een voorzitter, die geen deel uitmaakt van de bestuurlijke en ambtelijke organisatie van het waterschap;

    • b.

      twee leden, die geen deel uitmaken van de bestuurlijk en ambtelijke organisatie van het waterschap.

  • 3. Er wordt ten minste één plaatsvervangend lid benoemd, op wie de voor de leden gegeven bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing is.

  • 4. De commissie regelt de vervanging van de voorzitter en de wijze van vervanging van de overige leden.

Artikel 5. Zittingsduur commissie

  • 1. De commissie treedt af op de dag van het aftreden van het Algemeen Bestuur. Het Algemeen Bestuur kan de zittingsduur van de commissie verlengen. De voorzitter of een lid van de commissie treedt in ieder geval af, zonder de mogelijkheid van verlenging, na een zittingsduur van twaalf jaren.

  • 2. De leden van de commissie kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij geven daarvan schriftelijk kennis aan het Algemeen Bestuur.

  • 3. Het Algemeen Bestuur voorziet zo spoedig mogelijk in ontstane vacatures.

  • 4. De leden van de commissie blijven hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien.

Artikel 6. Secretariaat

Het secretariaat van de commissie wordt gevoerd door een door het Dagelijks Bestuur aan te wijzen ambtenaar. Het Dagelijks Bestuur wijst tevens een plaatsvervanger aan.

Artikel 7. Bezwaarschrift

  • 1. Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

  • 2. De secretaris stelt het bezwaarschrift met de daarbij overlegde stukken zo spoedig mogelijk in handen van de voorzitter van de commissie.

Artikel 8. Verstrekking stukken aan de commissie

Het bestuursorgaan is verplicht aan de commissie alle stukken over te leggen die betrekking hebben op de zaak welke onderwerp is van het bezwaarschrift.

Artikel 9. Herstellen verzuim

De voorzitter van de commissie stelt de indiener van het bezwaarschrift een termijn waarbinnen deze een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 van de wet kan herstellen.

Artikel 10. Vooronderzoek

  • 1. De voorzitter van de commissie draagt er zorg voor, dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift ter zitting van de commissie genoegzaam voor te bereiden. Hij stelt het bestuursorgaan in de gelegenheid binnen vier weken een verweerschrift in te dienen. Hij is daarbij bevoegd inlichtingen en adviezen van deskundigen, al of niet ambtenaren van het waterschap zijnde, in te winnen. Indien aan het inwinnen van advies kosten zijn verbonden, is daarvoor vooraf machtiging van de secretaris-directeur van het waterschap vereist.

  • 2. De voorzitter van de commissie draagt er zorg voor, dat alle stukken die betrekking hebben op het bezwaarschrift worden gezonden aan de leden van de commissie, het bestuursorgaan en de belanghebbenden.

Artikel 11. Overdracht bevoegdheden

De bevoegdheden ingevolge artikel 2:1, tweede lid en 7:6, vierde lid en 7.17 van de wet worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter van de commissie.

Artikel 12. Plaats en tijdstip zitting

De voorzitter van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de openbare hoorzitting waarin belanghebbenden en het bestuursorgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te doen horen.

Artikel 13. Uitnodiging zitting

  • 1. De voorzitter van de commissie deelt belanghebbenden en het bestuursorgaan tenminste drie weken voor de zitting van de commissie schriftelijk mee, dat zij in de gelegenheid worden gesteld zich te doen horen tijdens de zitting. Alle stukken die betrekking hebben op het bezwaarschrift worden meegezonden met de uitnodiging voor de hoorzitting.

  • 2. Indien een belanghebbende of het bestuursorgaan wijziging wenst van het tijdstip van de zitting, dient zulks binnen vier dagen na de verzending van de in het eerste lid bedoelde mededeling onder opgaaf van redenen te worden verzocht aan de voorzitter van de commissie.

  • 3. De beslissing van de voorzitter op een verzoek als bedoeld in het tweede lid, wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de belanghebbenden en het bestuursorgaan medegedeeld.

  • 4. De commissie kan de deskundigen genoemd in artikel 10, eerste lid, en getuigen voor de zitting uitnodigen om zich te doen horen. Indien hieraan kosten zijn verbonden, is daarvoor vooraf machtiging van de secretaris-directeur van het waterschap vereist.

Artikel 14. Openbaarheid hoorzitting

  • 1. De hoorzittingen van de commissie zijn openbaar.

  • 2. De deuren worden gesloten, wanneer dit door een van de aanwezige leden van de commissie of een belanghebbende wordt verzocht of indien de voorzitter van de commissie het nodig acht.

  • 3. Indien de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats met gesloten deuren.

Artikel 15. Quorum hoorzitting

Voor het houden van een hoorzitting is vereist dat ten minste twee leden van de commissie, waaronder de voorzitter van de commissie, aanwezig zijn.

Artikel 16. Onpartijdigheid leden commissie

De leden van de commissie nemen niet deel aan de voorbereiding van en beraadslaging over het advies inzake de beslissing op het bezwaar, indien bij hen sprake is van vooringenomenheid of persoonlijk belang bij de beslissing.

Artikel 17. Verslaglegging van de zitting

  • 1. Het verslag van de zitting, als bedoeld in artikel 7:7 van de wet, vermeldt de namen van de aanwezige belanghebbenden en de namen van de vertegenwoordigers van het bestuursorgaan, alsmede hun hoedanigheid. Het vermeldt voorts kort hetgeen tijdens de zitting is gezegd en voorgevallen.

  • 2. Indien de zitting geheel of gedeeltelijk niet openbaar was, of indien belanghebbenden respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars aanwezigheid zijn gehoord, wordt dit in het verslag vermeld.

  • 3. Het verslag verwijst naar de tijdens de zitting overlegde bescheiden, die aan het verslag worden gehecht.

  • 4. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en secretaris van de commissie.

Artikel 18. Nader onderzoek

  • 1. Indien na afloop van de zitting, doch vóór het uitbrengen van advies, nader onderzoek wenselijk is, kan de voorzitter van de commissie uit eigen beweging of op verzoek van de commissie dit onderzoek houden. Verkregen informatie of adviezen worden in afschrift aan de leden van de commissie, het bestuursorgaan en de belanghebbenden toegezonden.

  • 2. De leden van de commissie, het bestuursorgaan en de belanghebbenden kunnen, binnen een week na verzending van de in het eerste lid bedoelde nadere informatie of adviezen, aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het houden van een nieuwe zitting. De commissie beslist op een dergelijk verzoek.

  • 3. Op een zitting als bedoeld in het voorgaande lid, zijn de bepalingen van deze verordening over de zitting zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 19. Uitbrengen van advies

  • 1. De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar aan het bestuursorgaan uit te brengen advies.

  • 2. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies. Van minderheidsstandpunten wordt bij het advies melding gemaakt, indien die minderheid dat verlangt.

  • 3. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel aan het bestuursorgaan omtrent de op het bezwaar te nemen beslissing.

  • 4. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.

Artikel 20. Verdaging beslissing

Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissie de termijn van twaalf weken, als bedoeld in artikel 7:10 van de wet, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van advies door de commissie en het nemen van een beslissing op het bezwaar door het bestuursorgaan, verzoekt hij het bestuursorgaan tijdig de beslissing op het bezwaar te verdagen. Van de beslissing tot verdagen ontvangt de commissie een afschrift.

Artikel 21. Kennisgeving beslissing bestuursorgaan

  • 1. De commissie ontvangt een afschrift van de beslissing.

  • 2. In afwijking van het voorgaande lid kan volstaan worden met een kennisgeving van de beslissing, indien het bestuursorgaan het advies en het voorstel van de commissie ongewijzigd heeft overgenomen.

Artikel 22. Inwerkingtreding en titel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening vervalt de ‘Verordening behandeling bezwaren waterschap Reest en Wieden 2007'.

  • 3. De verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening behandeling bezwaren waterschap Reest en Wieden 2010'.

  • Aldus vastgesteld door het Algemeen Bestuur van het waterschap Reest en Wieden in de openbare vergadering van 26 oktober 2010.

  • Algemeen Bestuur,

  • mr. A.K. Schuttinga,                                                    M.M. Kool,

  • secretaris-directeur                                                  dijkgraaf

  • TOELICHTING ALGEMEEN

  • Indien tegen een besluit beroep op een administratieve rechter openstaat, dient men inge­vol­ge arti­kel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), alvorens tegen dat besluit beroep in te stellen, be­zwaar te maken bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft geno­men, tenzij het besluit:

  • - op bezwaar of in administratief beroep is genomen;

  • - aan goedkeuring is onderworpen;

  • - de goedkeuring van een ander besluit of de weigering van de goedkeuring van een besluit inhoudt;

  • - is voorbereid met toepassing van een van de (in afdeling 3.4 van de Awb geregelde) uniforme openbare voorbereidingsprocedures.

  • Bij de behandeling van bezwaren is het bestuursorgaan verplicht belang­hebbenden in de gelegen­heid te stellen te worden gehoord (artikel 7:2 Awb). Het bestuursorgaan kan de wijze waarop wordt gehoord zelf bepalen. Het horen kan ge­beuren door het bestuursorgaan in zijn geheel, door de voorzitter of door een be­stuurs­lid. Het horen kan ook geschieden door een ambte­lijke commissie, bestaande uit een of meer personen die niet in meerder­heid bij de voorberei­ding van de be­schikking be­trok­ken zijn geweest, dan wel door een adviescom­missie als bedoeld in artikel 7:13 Awb. De voorzitter van een dergelijke commissie mag geen deel uitmaken van of werk­zaam zijn voor het be­stuursorgaan. Deze laatste wijze van horen biedt de beste waar­borg voor een on­afhanke­lijke behandeling van bezwaarschriften en vervult in de praktijk een belangrijke zeeffunctie ten aanzien van het instellen van beroep bij de administratie­ve rechter.

  • Deze verorde­ning geeft dan ook bepalingen voor het horen door een onafhankelijke ad­vies­commis­sie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaren.

  • De verordening regelt het horen niet uitputtend, omdat de Awb zelf reeds een aantal bepa­lingen voor het horen geeft (artikel 7:2 tot en met 7:9 en 7:13 Awb). Die bepa­lingen zijn deels dwingend en deels betreft het bepa­lin­gen die als hoofdregel gel­den, maar waar­van in bijzondere gevallen ook door lagere regelgevers kan worden afgewe­ken.

  • Voorts dient rekening te worden gehouden met de gelaagde structuur van de Awb, in die zin dat re­geling van algemeen naar bijzonder plaatsvindt. Zo zijn, voor zover uit de wet niet anders blijkt (artikel 7:14 Awb), op de behandeling van bezwaren van toe­pas­sing:

  • - de algemene en bijzondere bepalingen over bezwaar en beroep (hoofdstukken 6 en 7);

  • - de definitiebepalingen (hoofdstuk 1);

  • - de bepalingen over het verkeer tussen burgers en bestuursorganen (hoofdstuk 2);

  • - de algemene bepalingen over besluiten (hoofdstuk 3);

  • - de bijzondere bepalingen over bepaalde besluiten, met name beschikkingen (hoofdstuk 4).

  • ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1. Begripsbepalingen

De Awb geeft in artikel 1 begripsomschrij­vin­gen die binnen het gehele be­stuursrecht van toepassing zijn. De daar om­schreven begrippen behoe­ven in deze verordening dan ook niet te worden beschreven.

Artikel 2. De Commissie

De commissie doet niet dienst voor de behandeling van de bezwaren die bij het Dagelijks Bestuur zijn ingediend tegen opgelegde aanslagen in de waterschapsbelastingen en de verontreinigingsheffing.

Wegens de grote hoe­veelheid gelijksoortige bezwaarschriften en de specifieke aard van deze bezwaren is er minder aanleiding voor behandeling door de commissie.

De bezwa­ren tegen belasting­aanslagen worden behandeld door de ambtenaar belast met de heffing, die hierop ook de beslissing neemt. Hij is hiertoe bevoegd sinds de inwerkingtreding van de derde tranche van de Awb per 1 januari 1998.

Artikel 4.

Voor het geval dat voor instelling van een adviescommissie wordt gekozen, bevat artikel 7:13 Awb enkele dwingende bepalingen over de samenstelling van die commis­sie (mini­mum bezetting en on­afhankelijke voorzitter). De Awb bepaalt dat de voorzitter geen deel mag uit­maken of niet werkzaam mag zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursor­gaan. In deze verordening is er voor geko­zen deze onafhan­kelijke positie ook voor de leden van de commissie te waarborgen.

De voorzitter en de leden van de commissie worden benoemd door het Algemeen Bestuur.

Artikel 5. Zittingsduur commissie

In deze bepaling is vastgelegd dat de zittingsduur van de leden en de voorzitter van de commissie is verbonden aan de zittingsduur van het Algemeen Bestuur. De zittingsduur van elk individueel lid en de voorzitter kan in ieder geval niet langer zijn dan twaalf jaren. In principe treedt de commissie af op het moment dat het Algemeen Bestuur aftreedt. Bij voorkeur het zittende Algemeen Bestuur beslist in een van de laatste vergaderingen van zijn zittingsperiode over het al dan niet verlengen van de zittingsduur.

Voorts kan een lid bij zijn ontslag zelf het tijdstip van dat ontslag bepalen. Hij kan ook een later tijdstip kiezen om zodoende eventueel nog bij de afhandeling van lopende zaken betrokken te kunnen zijn. Uiteraard is het mogelijk voor een ander moment van aftreden te kiezen dan bedoeld in het eerste lid. Gelet op het feit dat de benoeming geschiedt door het Algemeen Bestuur, ligt afwijking echter niet voor de hand. De bepaling van het vierde lid is van orde. Een ontslagnemend lid kan niet gedwongen worden ook feitelijk de functie te blijven vervullen.

Artikel 11. Overdracht bevoegdheden

Deze bepaling regelt de overdracht van:

- de bevoegdheid tot het verlangen van overlegging van een schriftelijke machtiging (artikel 2:1, tweede lid Awb);

- de bevoegdheid tot het stellen van een termijn waarbinnen het verzuim in de zin van niet voldoen aan de vereisten voor indiening van het bezwaarschrift kan worden hersteld (artikel 6:6 Awb);

- de bevoegdheid tot het om reden van geheimhouding achterwege laten van het partijen op de hoogte stellen van het verhandelde ter hoorzitting, in geval zij niet in elkaars aanwezigheid zijn gehoord (artikel 7:6, vierde lid Awb).

Artikel 13. Uitnodiging zitting

De termijn tussen de oproeping en de hoorzitting dient zodanig te zijn, dat belang­heb­ben­den en het bestuursorgaan voldoende tijd hebben om zich op de hoorzitting voor te berei­den. Gekozen is voor een termijn van drie weken, mede in verband met de termijn van twaalf weken waarbinnen, behou­dens ver­daging, op het bezwaar moet zijn beslist.

Voorzien is in de mogelijkheid om uitstel van de hoorzitting te verzoeken. Als regel wordt gehan­teerd, dat een zodanig verzoek eenmalig en voor een be­perkte tijd wordt gehono­reerd om over­schrijding van de be­slistermijn te voorkomen.

Artikel 14. Openbaarheid hoorzitting

Deze bepaling bevat het uitgangspunt dat het horen in het openbaar plaats­vindt. Gehele of gedeel­telijke uitzonde­ring op deze regel blijft mogelijk, bijvoorbeeld in geval bijzonder per­soonlijke zaken van familiai­re, medische of financiële aard, dan wel andere zaken met een ver­trouwe­lijk karakter, aan de orde komen. Belanghebbenden kunnen om het houden van een niet-openbare zitting ver­zoeken.

De hoorzitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de com­missie, die achter gesloten deuren plaats heeft (artikel 19).

Artikel 17. Verslaglegging van de zitting

Artikel 7:7 Awb bepaalt dat van het horen een verslag wordt gemaakt, maar stelt geen inhoudelijke eisen aan de verslaglegging. Deze eisen worden in de onderhavige bepaling gesteld. Ingevolge artikel 7:13, zesde lid Awb maakt het verslag deel uit van het ad­vies van de commissie aan het bestuursorgaan.

Artikel 18. Nader onderzoek

Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de hoorzitting nog niet bekend waren. Dit kan aanlei­ding zijn om belang­hebben­den en bestuursor­gaan opnieuw te horen. De on­derhavige bepaling voorziet in de mogelijk­heid de commissie te ver­zoeken daartoe een nieuwe hoorzitting te houden.

Arti­kel 7:9 Awb bepaalt dat, in­dien het in hiervoor be­doeld geval feiten of omstandighe­den be­treft die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, belang­hebbenden opnieuw in de gelegenheid worden gesteld daarover te worden gehoord.

Artikel 20. Verdaging beslissing

De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 Awb twaalf weken, behou­dens de moge­lijk­heid tot opschorting of ver­daging. De onderhavige bepaling ver­langt van de voorzitter van de commissie dat, in geval hij voorziet dat de termijn van twaalf weken niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuurs­orgaan verzoekt om de beslissing op het bezwaar te verdagen.