Overheidsorganisatie | Waterschap Reest en Wieden |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening behandeling bezwaren van het waterschap Reest en Wieden 2007 |
Citeertitel | Verordening behandeling bezwaren van het waterschap Reest en Wieden 2007 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | OVERHEID.modelverordeningenDomein |
Datum inwerkingtreding bij benadering.
Geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2007 | 26-10-2010 | nieuwe regeling | 26-06-2007 Onbekend. | 4260B |
Het Algemeen Bestuur van het waterschap Reest en Wieden;
gelezen het voorstel van het Dagelijks Bestuur van het waterschap Reest en Wieden;
gelet op de Algemene wet bestuursrecht en artikel 78, eerste lid, van de Waterschapswet;
B E S L U I T :
vast te stellen de Verordening behandeling bezwaren waterschap Reest en Wieden 2007.
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. de wet : de Algemene wet bestuursrecht;
b. het bestuursorgaan : het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur of de voorzitter van het waterschap Reest en Wieden, of een andere persoon of een ander college met enig openbaar gezag bekleed, ieder voor zover het zijn of haar bevoegdheid betreft;
c. de commissie : een commissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht;
d. ambtenaar : hij die door het bestuursorgaan in dienst van het waterschap is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn.
Er is een commissie voor de voorbereiding van en advisering over de beslissingen op bezwaren als bedoeld in artikel 1:5 van de wet met uitzondering van bezwaren, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen en bezwaren met betrekking tot de vastgestelde heffingsmaatstaf voor de omslagheffing.
1. De commissie bestaat uit vijf leden, onder wie de voorzitter, die door het Algemeen Bestuur benoemd, geschorst en ontslagen worden.
2. De commissie is ter zitting als volgt samengesteld:
a. een voorzitter, die geen deel uitmaakt van de bestuurlijke en ambtelijke organisatie van het waterschap;
b. twee leden, die geen deel uitmaken van de bestuurlijk en ambtelijke organisatie van het waterschap.
3. Er wordt ten minste één plaatsvervangend lid benoemd, op wie de voor de leden gegeven bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing is.
4. De commissie regelt de vervanging van de voorzitter en de wijze van vervanging van de overige leden.
1. De commissie treedt af op de dag van het aftreden van het Algemeen Bestuur. Het Algemeen Bestuur kan de zittingsduur van de commissie verlengen. De voorzitter of een lid van de commissie treedt in ieder geval af, zonder de mogelijkheid van verlenging, na een zittingsduur van twaalf jaren.
2. De leden van de commissie kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij geven daarvan schriftelijk kennis aan het Algemeen Bestuur.
3. Het Algemeen Bestuur voorziet zo spoedig mogelijk in ontstane vacatures.
4. De leden van de commissie blijven hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien.
Het secretariaat van de commissie wordt gevoerd door een door het Dagelijks Bestuur aan te wijzen ambtenaar. Het Dagelijks Bestuur wijst tevens een plaatsvervanger aan.
1. Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.
2. De voorzitter stelt het bezwaarschrift met de daarbij overlegde stukken zo spoedig mogelijk in handen van de voorzitter van de commissie.
Het bestuursorgaan is verplicht aan de commissie alle stukken over te leggen die betrekking hebben op de zaak welke onderwerp is van het bezwaarschrift.
De voorzitter van de commissie kan de indiener van het bezwaarschrift een termijn stellen, waarbinnen deze een verzuim, als bedoeld in artikel 6:6 van de wet, kan herstellen.
1. De voorzitter van de commissie draagt er zorg voor, dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift ter zitting van de commissie genoegzaam voor te bereiden. Hij is daarbij bevoegd inlichtingen en adviezen van deskundigen, al of niet ambtenaren van het waterschap zijnde, in te winnen. Indien aan het inwinnen van advies kosten zijn verbonden, is daarvoor vooraf machtiging van de secretaris-directeur van het waterschap vereist.
2. De voorzitter van de commissie draagt er zorg voor dat alle stukken betrekking hebbende op het bezwaarschrift, worden gezonden aan de leden van de commissie.
De bevoegdheden ingevolge artikel 2:1, tweede lid en 7:6, vierde lid van de wet worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter van de commissie.
De voorzitter van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de openbare hoorzitting waarin belanghebbenden en het bestuursorgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te doen horen.
1. De voorzitter van de commissie deelt belanghebbenden alsmede het bestuursorgaan tenminste drie weken voor de zitting van de commissie schriftelijk mee, dat zij in de gelegenheid worden gesteld zich te doen horen tijdens de zitting.
2. Indien een belanghebbende of het bestuursorgaan wijziging wenst van het tijdstip van de zitting, dient zulks binnen vier dagen na de verzending van de in het eerste lid bedoelde mededeling onder opgaaf van redenen te worden verzocht aan de voorzitter van de commissie.
3. De beslissing van de voorzitter op een verzoek als bedoeld in het tweede lid, wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de belanghebbenden en het bestuursorgaan medegedeeld.
4. De commissie kan de deskundigen genoemd in artikel 10, eerste lid, en getuigen voor de zitting uitnodigen om zich te doen horen. Indien hieraan kosten zijn verbonden, is daarvoor vooraf machtiging van de secretaris-directeur van het waterschap vereist.
1. De hoorzittingen van de commissie zijn openbaar.
2. De deuren worden gesloten, wanneer dit door een van de aanwezige leden van de commissie of een belanghebbende wordt verzocht of indien de voorzitter van de commissie het nodig acht.
3. Indien de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats met gesloten deuren.
Voor het houden van een hoorzitting is vereist dat ten minste twee leden van de commissie, waaronder de voorzitter van de commissie, aanwezig zijn.
De leden van de commissie nemen niet deel aan de voorbereiding van en beraadslaging over het advies inzake de beslissing op het bezwaar, indien bij hen sprake is van vooringenomenheid of persoonlijk belang bij de beslissing.
1. Het verslag van de zitting, als bedoeld in artikel 7:7 van de wet, vermeldt de namen van de aanwezige belanghebbenden en de namen van de vertegenwoordigers van het bestuursorgaan, alsmede hun hoedanigheid. Het vermeldt voorts kort hetgeen tijdens de zitting is gezegd en voorgevallen.
2. Indien de zitting geheel of gedeeltelijk niet openbaar was, of indien belanghebbenden respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars aanwezigheid zijn gehoord, wordt dit in het verslag vermeld.
3. Het verslag verwijst naar de tijdens de zitting overlegde bescheiden, die aan het verslag worden gehecht.
4. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en secretaris van de commissie.
1. Indien na afloop van de zitting, doch vóór het uitbrengen van advies, nader onderzoek wenselijk is, kan de voorzitter van de commissie uit eigen beweging of op verzoek van de commissie dit onderzoek houden. Verkregen informatie of adviezen worden in afschrift aan de leden van de commissie, het bestuursorgaan en de belanghebbenden toegezonden.
2. De leden van de commissie, het bestuursorgaan en de belanghebbenden kunnen, binnen een week na verzending van de in het eerste lid bedoelde nadere informatie of adviezen, aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het houden van een nieuwe zitting. De commissie beslist op een dergelijk verzoek.
3. Op een zitting als bedoeld in het voorgaande lid, zijn de bepalingen van deze verordening over de zitting zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
1. De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar aan het bestuursorgaan uit te brengen advies.
2. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies. Van minderheidsstandpunten wordt bij het advies melding gemaakt, indien die minderheid dat verlangt.
3. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel aan het bestuursorgaan omtrent de op het bezwaar te nemen beslissing.
4. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.
Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissie de termijn van tien weken, als bedoeld in artikel 7:10 van de wet, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van advies door de commissie en het nemen van een beslissing op het bezwaar door het bestuursorgaan, verzoekt hij het bestuursorgaan tijdig de beslissing op het bezwaar te verdagen. Van de beslissing tot verdagen ontvangt de commissie een afschrift.
1. De commissie ontvangt een afschrift van de beslissing.
2. In afwijking van het voorgaande lid kan volstaan worden met een kennisgeving van de beslissing, indien het bestuursorgaan het advies en het voorstel van de commissie ongewijzigd heeft overgenomen.
Deze verordening treedt de eerste dag na bekendmaking in werking en kan worden aangehaald als Verordening behandeling bezwaren van het waterschap Reest en Wieden 2007.
Aldus vastgesteld door het Algemeen Bestuur van het waterschap Reest en Wieden in de openbare vergadering van 26 juni 2007, nummer 4260B.
mr. A.K. Schuttinga, M.M. Kool,
secretaris-directeur dijkgraaf
Algemeen
Indien tegen een besluit beroep op een administratieve rechter openstaat, dient men ingevolge artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), alvorens tegen dat besluit beroep in te stellen, bezwaar te maken bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen, tenzij het besluit:
- op bezwaar of in administratief beroep is genomen;
- aan goedkeuring is onderworpen;
- de goedkeuring van een ander besluit of de weigering van de goedkeuring van een besluit inhoudt;
- is voorbereid met toepassing van de (in afdeling 3.4 van de Awb geregelde) uniforme openbare voorbereidingsprocedure.
Bij de behandeling van bezwaren is het bestuursorgaan verplicht belanghebbenden in de gelegenheid te stellen te worden gehoord (artikel 7:2 Awb). Het bestuursorgaan kan de wijze waarop wordt gehoord zelf bepalen. Het horen kan gebeuren door het bestuursorgaan in zijn geheel, door de voorzitter of door een bestuurslid. Het horen kan ook geschieden door een ambtelijke commissie, bestaande uit een of meer personen die niet in meerderheid bij de voorbereiding van de beschikking betrokken zijn geweest, dan wel door een adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13 Awb. De voorzitter van een dergelijke commissie mag geen deel uitmaken van of werkzaam zijn voor het bestuursorgaan. Deze laatste wijze van horen biedt de beste waarborg voor een onafhankelijke behandeling van bezwaarschriften en vervult in de praktijk een belangrijke zeeffunctie ten aanzien van het instellen van beroep bij de administratieve rechter.
Deze verordening geeft dan ook bepalingen voor het horen door een onafhankelijke adviescommissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaren.
De verordening regelt het horen niet uitputtend, omdat de Awb zelf reeds een aantal bepalingen voor het horen geeft (artikel 7:2 tot en met 7:9 en artikel 7:13). Die bepalingen zijn deels dwingend en deels betreft het bepalingen die als hoofdregel gelden, maar waarvan in bijzondere gevallen ook door lagere regelgevers kan worden afgeweken.
Voorts dient rekening te worden gehouden met de gelaagde structuur van de Awb, in die zin dat regeling van algemeen naar bijzonder plaatsvindt. Zo zijn, voorzover uit de wet niet anders blijkt (vergelijk artikel 7:14), op de behandeling van bezwaren van toepassing:
- de algemene en bijzondere bepalingen over bezwaar en beroep (hoofdstukken 6 en 7);
- de definitiebepalingen (hoofdstuk 1);
- de bepalingen over het verkeer tussen burgers en bestuursorganen (hoofdstuk 2);
- de algemene bepalingen over besluiten (hoofdstuk 3);
- de bijzondere bepalingen over bepaalde besluiten, met name beschikkingen (hoofdstuk 4).