Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Reest en Wieden

Kostentoedelingsverordening waterschap Reest en Wieden 20005

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Reest en Wieden
Officiële naam regelingKostentoedelingsverordening waterschap Reest en Wieden 20005
CiteertitelKostentoedelingsverordening waterschap Reest en Wieden 2005
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpfinanciën – belastingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Vervangt de Kostentoedelingsverordening waterschap Reest en Wieden 2000

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 26-10-2004

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Onbekend.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Waterschapswet, 119

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200501-01-2009nieuwe regeling

26-10-2004

Onbekend.

Onbekend.

Tekst van de regeling

Het Algemeen Bestuur van het waterschap Reest en Wieden;

Gelet op artikel 119 van de Waterschapswet en de artikelen 32, 33 en 34 van het Reglement voor het waterschap Reest en Wieden;

B E S L U I T:

vast te stellen de Kostentoedelingsverordening waterschap Reest en Wieden 2005.

Kostentoedelingsverordening waterschap Reest en Wieden 2005

Begripsbepalingen

Artikel 1
  • In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.kosten

    de kosten van de waterkeringszorg, het waterkwantiteitsbeheer en de vaarwegenzorg, zoals die  

    zijn opgenomen in de begroting van het waterschap en die met behulp van omslagen worden gedekt;

  • b.categoriekosten

    de kosten van heffing en invordering, perceptiekosten en de kosten van verkiezingen zoals die zijn opgenomen in de begroting van het waterschap en die met behulp van omslagen worden gedekt;

  • c.zakelijk gerechtigden ongebouwd

    degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken, als bedoeld in artikel 11, aanhef en onder a van de Waterschapswet;

  • d.zakelijk gerechtigden gebouwd

    degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken, als bedoeld in artikel 11, aanhef en onder c van de Waterschapswet;

  • e.ingezetenen

    degenen die hun werkelijke woonplaats in het gebied van het waterschap hebben, als bedoeld in artikel 11, aanhef en onder d van de Waterschapswet;

  • f.taakgebied waterkeringzorg

    het bij de waterkeringszorg belanghebbende gebied, zijnde het gebied gelegen beneden NAP + 2.0 meter;

  • g. taakgebied waterkwantiteitsbeheer

    het hele beheersgebied van het waterschap Reest en Wieden;

  • h.taakgebied vaarwegenzorg

    het bij het vaarwegenzorg belanghebbende gebied, zijnde gronden die behoren tot het peilgebied van de boezem van Noordwest-Overijssel en lager liggen dan NAP 0,00 meter.

  • 1

Waterkeringzorg

Artikel 2

In het taakgebied waterkeringszorg worden de kosten van de waterkeringszorg als volgt toegedeeld:

9% aan de zakelijk gerechtigden ongebouwd;

53% aan de zakelijk gerechtigden gebouwd;

38% aan de ingezetenen.

2

Waterkwantiteitsbeheer

Artikel 3

De kosten van het waterkwantiteitsbeheer worden als volgt toegedeeld: 

55% aan de zakelijk gerechtigden ongebouwd;

20% aan de zakelijk gerechtigden gebouwd;

25% aan de ingezetenen.

3

Vaarwegenzorg

Artikel 4

In het taakgebied vaarwegenzorg worden de kosten aan de zakelijk gerechtigden ongebouwd toegedeeld.

4

Categoriekosten

Artikel 5
  • 1. De categoriekosten worden over het taakgebied voor de taak waterkwantiteitsbeheer verdeeld.

  • 2. De categoriekosten worden bij de in het eerste lid genoemde taak aan de belangencategorieën toegedeeld en vervolgens bij de taakkosten opgeteld.

    5

Overgangsrecht

Artikel 6

De Kostentoedelingsverordening Waterschap Reest en Wieden 2000 wordt ingetrokken, met dien verstande, dat zij van toepassing blijft op de belastingjaren waarover waterschapsomslagen worden geheven met inachtneming van het bepaalde in deze verordening.

Inwerkingtreding

Artikel 7

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2005.

6

Citeertitel

Artikel 8

Deze verordening kan worden aangehaald als “Kostentoedelingsverordening waterschap Reest en Wieden 2005”.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het Algemeen Bestuur van het waterschap

Reest en Wieden van 26 oktober 2004

Algemene toelichting

In artikel 119 van de Waterschapswet is bepaald dat het Algemeen Bestuur van het waterschap voor de omslagheffing een verordening moet vast stellen, waarin zoveel mogelijk per afzonderlijke waterschapstaak het kostendeel is opgenomen voor ieder van de categorieën van belanghebbenden die in het

Algemeen Bestuur zijn vertegenwoordigd. Bij deze kostentoedeling dienen de aard en de omvang van het belang van de in het bestuur vertegenwoordigde categorieën bij de onderscheidene taken in aanmerking genomen te worden.

De kostentoedelingsverordening behoeft de goedkeuring van Gedeputeerde Staten en dient ten minste eenmaal per vijf jaar herzien te worden. Provinciale Staten kunnen bij reglement uitgangspunten stellen, die het waterschap bij de kostentoedeling in acht behoort te nemen.

De kostentoedelingsverordening vormt samen met de omslagklassenverordening (artikel 120, zevende lid van de Waterschapswet) en de omslagverordening (artikel 110 Waterschapswet) de basis voor de omslagheffing.

Waterschapstaken

De taak van het waterschap, gericht op de waterstaatkundige verzorging van zijn gebied, is vastgelegd in het provinciale reglement voor het waterschap Reest en Wieden.

In artikel 4 van dat reglement is de taak van het waterschap Reest en Wieden omschreven. De taak omvat de zorg voor:

  • a.

    waterkering;

  • b.

    waterkwantiteitsbeheer;

  • c.

    vaarwegen.

In artikel 4 van het reglement heeft de provincie het gebied aangewezen waarbinnen deze taken moeten worden vervuld. Deze taakgebieden zijn aangegeven op de bij het reglement behorende kaart.

Categorieën van belanghebbenden

Volgens artikel 119, eerste lid, van de Waterschapswet moeten de kosten van de waterschapstaken worden toegedeeld aan de categorieën van belanghebbenden die in het waterschapsbestuur vertegenwoordigd zijn.

Volgens artikel 6 van het reglement voor het waterschap Reest en Wieden zijn in het waterschapsbestuur vertegenwoordigd de categorieën: ongebouwd, gebouwd, ingezetenen en bedrijfsgebouwd. Op grond van artikel 31 van het reglement kunnen de kosten van waterkeringszorg, waterkwantiteits-beheer en vaarwegenzorg alleen worden toegedeeld aan ongebouwd, gebouwd en ingezetenen.

Aard en omvang van het belang

Uit het voorgaande volgt dat de kostentoedeling betrekking heeft op de drie reglementaire taken (waterkeringszorg, waterkwantiteitsbeheer en vaarwegenbeheer) en drie categorieën van belanghebbenden (ongebouwd, gebouwd en ingezetenen).

De Waterschapswet schrijft voor dat het waterschap per afzonderlijke taak nagaat, wat de aard en de omvang van het belang van de in het bestuur vertegenwoordigde categorieën is (artikel 119, zesde lid).

Belang is in dit verband niet alleen het belang van degenen die gebaat zijn bij de waterschapsvoorzieningen en -inspanningen, maar tevens het belang dat voorzieningen worden getroffen om de waterstaatkundige bezwaren op te heffen die een belanghebbende categorie veroorzaakt.

In de artikelsgewijze toelichting van deze verordening wordt nader aangegeven hoe het belang voor de desbetreffende categorieën wordt bepaald en toegedeeld.

Gebiedsindeling

De kostentoedeling heeft betrekking op de toedeling van kosten aan de binnen de taakgebieden gelegen algemene en specifieke taakbelangen waarvan de grenzen zijn vastgelegd in het reglement.

Rapport inzake de kostentoedeling

Met betrekking tot de kostentoedeling is in 1989 door het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de

Unie van Waterschappen het 'Rapport inzake de kostentoedeling' uitgebracht. In dit rapport geven IPO en Unie per afzonderlijke waterschapstaak een uitwerking van de kostentoedeling.

In het rapport wordt een kostentoedelingsproces beschreven dat voor iedere waterschapstaak gevolgd kan worden. Bij dit proces wordt uitgegaan van het onderscheid tussen algemene en specifieke taakbelangen, waarop ook de Waterschapswet is gebaseerd.

De algemene taakbelangen zijn gericht op het kunnen wonen, werken en recreëren in de leefruimte en het leefmilieu, die worden geschapen en in stand gehouden door de waterstaatkundige conditionering van de bodem. De ingezetenen zijn de representanten van de algemene taakbelangen.

De specifieke taakbelangen zijn gericht op de waterstaatkundige verzorging van de bodem als zodanig. De representanten hiervan zijn de eigenaren en gebruikers van onroerende zaken.

Met betrekking tot de kostentoedeling is in 1999 in opdracht van het waterschap Reest en Wieden in opdracht door het onafhankelijke adviesbureau Tauw Civiel en Bouw BV het rapport “Toedeling waterschapslasten waterschap Reest en Wieden” uitgebracht. In dit rapport is voor de taken van het waterschap een uitwerking van de kostentoedeling voor het gehele waterschapsgebied gegeven.

De kostentoedeling is in 2004 herijkt. Eveneens door Tauw Civiel en Bouw BV. Zie hiervoor het rapport.

Relatie met de begroting

De kostentoedeling heeft betrekking op de kosten die met behulp van de omslag gedekt dienen te worden. In de begroting kan afgelezen worden om welke kosten het hierbij gaat.

In de Comptabiliteitsvoorschriften Waterschappen (Stb. 1991, 702) is bepaald dat de kostendragers in de begroting gelijk dienen te zijn aan de reglementair aan het waterschap opgedragen taken. Dit betekent, dat de inrichting van de begroting is afgestemd op de kostentoedeling.

Door toepassing van de percentages van de kostentoedeling op de kosten die met behulp van de omslag gedekt dienen te worden, ligt vast welk omslagbedrag de vertegenwoordigde categorieën moeten opbrengen.

Een uitzondering hierop zijn de categoriekosten. Deze kosten worden voorafgaand aan de toedeling van de taakkosten rechtstreeks aan de betrokken belangencategorie voor de waterkwantiteitsbeheerstaak toegedeeld.

Tabel A kostentoedelingsverordening 2000

Noot
1[Toelichting: Onder a wordt het begrip kosten, zoals dat geldt voor de kostentoedelingsverordening, nader gedefinieerd. De onder b, c en d gegeven definities van de begrippen ingezetenen, zakelijk gerechtigden gebouwd en ongebouwd zijn conform artikel 11, tweede lid, van de Waterschapswet. In de algemene toelichting is reeds ingegaan op de relatie tussen de begroting en de kostentoedelingsverordening. ]
Noot
2[Toelichting: De taak waterkering omvat de zorg voor de primaire waterkeringen, als bedoeld in de Wet op de waterkering. De eerste stap van de kostentoedeling bij de waterkeringszorg betreft het bepalen van het belanghebbend taakgebied. De tweede stap betreft het vaststellen van de belangencategorieën. In de stappen drie en vier worden de belangen van de ingezetenen (algemene taakbelangen) ten opzichte van de belangen van de gebouwde en ongebouwde onroerende zaken (specifieke taakbelangen) bepaald. TaakgebiedBij het bepalen van het belanghebbend gebied voor waterkeringen is de NAP + 2,0 m lijn als grens bij het vaststellen van de hoge gronden bepalend. Deze grens wordt in het algemeen door het Rijk en provincies gehanteerd als inundatielijn bij dreiging van hoog water vanuit zee.IngezetenenZowel in Overijssel als in Drenthe heeft men op provinciaal niveau aangegeven, dat alleen de ingezetenen beneden de hoge grondenlijn in de omslag voor waterkeringen dienen te worden betrokken. Ingezetenen hebben belang bij de waterkeringszorg, voorzover de bewoonbaarheid van het gebied in het geding is. Hiervan is sprake als het waterschap primaire waterkeringen in beheer heeft. De werkgroep Havelaar heeft voorstellen gedaan over het bepalen van de omvang van het kostenaandeel van de algemene taakbelangen. Het kostenaandeel van de ingezetenen voor de taak waterkering wordt daarbij afhankelijk gesteld van de bevolkingsdichtheid in het waterschapsgebied. Het belang van de ingezetenen bij de waterkeringstaak is groter naarmate in een beschermd gebied meer ingezetenen wonen. In artikel 32, lid a, van Reglement voor het waterschap Reest en Wieden is deze wijze van bepalen van het kostenaandeel als uitgangspunt opgenomen. De werkgroep Havelaar heeft bandbreedtes aangegeven voor de percentages van het kostenaandeel van de ingezetenen bij de waterkeringstaak:Zie bijlage, tabel AHet aandeel algemene taakbelangen is vastgesteld op 38%. Hierbij is uitgegaan van een taakgebied van 335 km2 en een inwoneraantal van circa 67.000. De bevolkingsdichtheid is daarmee circa 200/km2 waarmee de bevolkingsdichtheid als laag is beoordeeld Aangezien de dichtheid iets boven het gemiddelde van de bandbreedte ligt is het hierbij passende percentage van 38% vastgelegd.Gebouwd en ongebouwdHet belang van de onroerende zaken bij de waterkeringszorg is gelegen in de instandhouding van deze goederen. Door de waterkeringszorg worden de onroerende zaken beschermd tegen overstroming. Het ligt daarom in de rede om het belang van de onroerende zaken bij de waterkeringszorg te relateren aan de beschermde waarde (artikel 32, lid b, Reglement voor het waterschap Reest en Wieden). Voor de waarde gebouwd is daarbij uitgegaan van de totale waarde in het economische verkeer (WOZ waarden) van de gebouwde onroerende zaken die in de omslag voor de waterkeringszorg betrokken worden.Voor de waarde ongebouwd is uitgegaan van de gemiddelde verkoopprijs in het jaar 2004 voor onverpacht los bouw- en grasland  zonder melkquotum, met uitzondering van familietransacties in de regio van het waterschap. De kostenaandelen ongebouwd (9%) en gebouwd (53%) zijn vervolgens bepaald door de waarde gebouwd respectievelijk ongebouwd te relateren aan de som van de waarde ongebouwd en gebouwd.]
Noot
3[Toelichting: De waterkwantiteitsbeheerstaak van het waterschap omvat de waterafvoer en -aanvoer, evenals het beheer en onderhoud van de watergangen (en de daarbij behorende werken) die dienen tot aanvoer, afvoer en berging van water. In samenhang hiermee behoort ook het regelen van de grondwaterstanden, via het beheer van oppervlaktewater, tot de taak van het waterschap Reest en Wieden. De eerste stap van de kostentoedeling betreft het vaststellen van het belanghebbend taakgebied. Als belanghebbend taakgebied voor de algemene en specifieke taakbelangen geldt het hele waterschapsgebied van het waterschap Reest en Wieden. Op grond van artikel 31 van het reglement zijn de kosten aan de categorieën ongebouwd, gebouwd en ingezetenen toegedeeld. Hiermee is ook de tweede stap gezet: vaststelling van de belangencategorieën.IngezetenenIn overeenstemming met artikel 33 van het reglement is het kostenaandeel van de ingezetenen toegedeeld naar de mate waarin deze categorie voor haar functioneren in het taakgebied belang heeft bij de waterstaatkundige verzorging door het waterschap. Evenals de provincie, heeft het waterschap het IPO/UvW-Rapport inzake de kostentoedeling (werkgroep Havelaar) als basis gehanteerd bij het bepalen van het ingezetenenaandeel aan de hand van de mate van afhankelijkheid van de ingezetenen (in relatie tot de taakvervulling door het waterschap). Aan de hand van gebiedskenmerken zijn bandbreedtes genomen voor de mate van afhankelijkheid en binnen deze bandbreedtes is gedifferentieerd naar bevolkingsdichtheid. De werkgroep Havelaar geeft de volgende richtlijn:Tabel Mate van afhankelijkheid ingezetenen bij waterkwantiteitsbeheer ; Kostenaandeel ingezetenen; Geringe afhankelijkheid; 15 à 20%; Aanmerkelijk afhankelijkheid; 20 à 25%; Sterke afhankelijkheid; 25 à 30%; Gering = in incidentele gevallen is er sprake van wateroverlast voor de ingezetenen indien de waterstaatkundige verzorging door het waterschap achterwege zou blijven. Bijvoorbeeld in hooggelegen gebieden met vrij afstromend water, waar waterstaatkundige werken nodig zijn om overstroming vanaf hoger gelegen delen te voorkomenAanmerkelijk = op gezette tijden is er sprake van overlast voor de ingezetenen indien de waterstaatkundige verzorging door het waterschap achterwege zou blijven. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan lager gelegen gebieden die deels vrij afstromend zijn en deels bemalen worden. Het waterkwantiteitsbeheer is hiermee bepalend voor de bewoonbaarheid van het gebied.Sterk = in het waterschap zou er nagenoeg continu sprake zijn van overlast voor de ingezetenen indien de waterstaatkundige verzorging door het waterschap achterwege zou blijven. Dit komt voor in gebieden die (nagenoeg) volledig bemalen worden en daardoor niet of nauwelijks bewoonbaar zonder kunstmatige waterafvoer.Voorafgaande omschrijvingen uit het rapport van de werkgroep richten zich (te) eenzijdig op het al dan niet voorkomen van wateroverlast voor ingezetenen. De huidige taakopvatting van de waterschappen gaat echter verder dan het voorkómen van wateroverlast. Door bijvoorbeeld antiverdrogings- en natuurontwikkelingsprojecten draagt het waterschap ook bij aan de ontwikkeling van de leefomgeving van ingezetenen. In aanvulling op de werkgroep Havelaar is dit aspect bij het bepalen van het aandeel ingezetenen betrokken.In het waterschapsgebied van Reest en Wieden geldt dat de ingezetenen een "aanmerkelijk belang" bij de waterstaatkundige verzorging van het beheersgebied hebben. Dit aanmerkelijke belang kan worden verklaard uit:
  • enerzijds bemaling door de gemalen A.F. Stroink en Zedemuden;

  • anderzijds vrij afstromend, met intensief stuwbeheer en wateraanvoer.

Op grond van de richtlijnen van de Werkgroep Havelaar beweegt het aandeel ingezetenen zich dus ergens tussen 20-25%. Voor de keuze van een percentage binnen deze bandbreedte speelt de gemiddelde bevolkingsdichtheid een rol. Deze bedraagt 143 inwoners/km2 en kan als "laag" worden aangeduid (minder dan 350 inwoners/km2). Dan zou dit leiden tot een aandeel ingezetenen van 20%. Zoals hiervoor is opgemerkt, acht het waterschap de benadering van de werkgroep Havelaar te eenzijdig gericht op wateroverlast. Er wordt onvoldoende aangesloten bij de huidige taakopvatting van het waterschap op gebied van integraal waterbeheer. Via artikel 4, derde lid, van het Reglement voor het waterschap Reest en Wieden wordt deze bredere taakopvatting zelfs reglementair verankerd. Het waterschap draagt in toenemende mate bij aan de instandhouding en ontwikkeling van de leefomgeving van ingezetenen: van belang voor het  "recreërengedeelte" uit het ingezetenen belang van kunnen wonen, werken en recreëren. Het waterschap Reest en Wieden kent een relatief grote oppervlakte aan bos- en natuurgebieden (circa 30% van de totale oppervlakte) en diversiteit van belangen in het beheersgebied (die in toenemende mate met elkaar conflicteren). Het aandeel algemene taakbelangen is met inachtneming van het bovenstaande vastgesteld op 25%.Ongebouwd en gebouwdHet kostenaandeel gebouwd vormt samen met het kostenaandeel ongebouwd het kostenaandeel specifieke taakbelangen. Het belang van gebouwd en ongebouwd bij het waterkwantiteitsbeheer is, naast het instandhoudingbelang, voornamelijk gelegen in de aanwendingsmogelijkheden van de gebouwde en ongebouwde onroerende zaken. De taakuitoefening van het waterschap is gericht op het treffen van voorzieningen om deze aanwendingsmogelijkheden veilig te stellen en/of te optimaliseren. Op grond van artikel 33, onder b, van het Reglement voor het Waterschap Reest en Wieden dienen de kosten die niet aan de ingezetenen zijn toegedeeld, te worden toegedeeld aan de categorieën gebouwd en ongebouwd in bij benadering te bepalen kosten van het waterstaatkundige voorzieningenniveau van het geheel van de gebouwde onderscheidenlijk ongebouwde onroerende zaken.Deze verhouding is bepaald met gebruikmaking "methode Oldambt". Deze methode is algemeen geaccepteerd als een geschikte methode om de bedoelde verhouding te bepalen. In de toelichting op het Reglement voor het waterschap Reest en Wieden is deze methode impliciet aanbevolen. De methode Oldambt is een modelmatige berekeningsmethode om na te gaan welke voorzieningen er voor de onderscheidende soorten van onroerende zaken worden getroffen en welke kosten daaraan verbonden zijn.  Daarbij wordt via een methodiek, waarbij in eerste instantie de directe kosten voor gebouwd en ongebouwd worden bepaald en in tweede instantie de gemeenschappelijke kosten naar rato worden verdeeld, de kostenaandelen gebouwd en ongebouwd bepaald. De resultaten van de toepassing van deze methode zijn thans neergelegd in het TAUW-rapport "Herziening kostentoedeling 2005 waterschap Reest en Wieden". De in dit rapport berekende verhouding van de kostenaandelen gebouwd en ongebouwd bedragen respectievelijk 20% en 55%. ]
Noot
4[Toelichting: Op de kaart die bij het reglement hoort, wordt als taakgebied voor de vaarwegenzorg het boezemgebied van Noordwest-Overijssel aangegeven. Het boezemgebied kan enkel via de grote doorgaande provinciale vaarwegen worden bereikt. Eenmaal in dit gebied hebben de waterschapsvaarwegen ofwel een lokaal karakter ofwel een verbindingsfunctie tussen de grote doorgaande provinciale vaarwegen Het taakgebied is vervolgens begrensd op grond van de volgende criteria: • de gronden die behoren tot het peilgebied van de boezem en • lager liggen dan NAP 0,00 m.Tot het boezemgebied behoren de gebieden die tot het peilgebied van de boezem behoren. Hiervan moeten de vrij afwaterende gebieden in de omgeving van Paasloo en St. Jansklooster worden afgezonderd. Dit wordt gerealiseerd door de hoogteligging ten opzichte van NAP 0,00 m toe te voegen.Met de vaarwegenzorg binnen het begrensde taakgebied zijn vooral bovenwaterschappelijke, recreatieve, belangen gediend. Voor wat betreft de financiering hiervan zij verwezen naar de bestuursovereenkomst “Beheer lokale waterschapsvaarwegen in Noordwest-Overijssel, alsmede uitvoering overeengekomen kostenverdeling (17 juni 1998 MWA98/1028 Gedeputeerde Staten Overijssel)” tussen de provincie Overijssel, de vier gemeenten in Noordwest Overijssel en waterschap Wold en Wieden c.q. Reest en Wieden (als rechtsopvolger). Naast de bovenwaterschappelijke (recreatieve) functie hebben de bij het waterschap in het beheer zijnde vaarwegen ook nog een ontsluitingsfunctie. Zij maken het gebruik van ongebouwde onroerende zaken mogelijk. Dit betekent, dat de resterende kosten van de vaarwegenzorg door de eigenaren ongebouwd moeten worden gedragen. Ingezetenen en eigenaren gebouwd binnen het taakgebied dragen niet bij in de resterende kosten van de vaarwegenzorg.]
Noot
5[Toelichting: In 1999 heeft een wetswijziging van artikel 119, Waterschapswet het expliciet mogelijk gemaakt om een deel van de kosten die worden gemaakt voor de taken direct toe te delen aan de veroorzakende categorieën. Het betreft kosten die worden gemaakt voor heffing en invordering, de perceptiekosten, en de kosten van verkiezingen. De toelichting op deze wetswijziging, geeft aan dat bij deze drie kostensoorten onevenredigheden kunnen ontstaan tussen verdeling naar werkelijke kosten en verdeling op basis van toerekening naar de mate van belang.Kosten van verkiezingen Bij de kosten van verkiezingen speelt een rol het aantal kiesgerechtigden bij de verschillende categorieën. Bij veel stedelijk gebied binnen het waterschap zal het aantal kiesgerechtigden van de categorie ingezetenen al vrij snel aanmerkelijk meer zijn dan bij de categorie ongebouwd en gebouwd. De totale kosten van verkiezingen kunnen in principe worden verdeeld op basis van het aantal kiesgerechtigden per categorie. Kosten van verkiezingen worden in vier jaar afgeschreven, parallel aan de zittingsduur van het bestuur. Kosten van heffing en invorderingHierbij kan onder andere gedacht worden aan de kosten van kadastrale mutaties, de kosten van de waardemutaties gebouwd te betalen aan de gemeenten in het kader van de wet WOZ, de kosten van de kostentoedeling en classificatie en de kosten van kwijtschelding.Toepassing Waterschap Reest en WiedenGezien de aandelen van de kosten over de taken (zie Hoofdstuk 4 Rapport Tauw) ligt het voor de hand om de categoriekosten over het taakgebied voor de taak waterkwantiteitsbeheer te verdelen. De kosten worden bij de taak over de categorieën verdeeld en bij de taakkosten opgeteld bij het vaststellen van de heffingsomslagen.]
Noot
6[Toelichting: De vastlegging van de inwerkingtreding van de kostentoedelingsverordening is mede van belang in verband met de werkingsduur van de verordening. In de Waterschapswet is immers bepaald dat de kostentoedelingsverordening ten minste éénmaal in de vijf jaar herzien dient te worden. Indien daar aanleiding toe is, kan de verordening ook eerder dan na een periode van vijf jaar herzien worden. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien de belangenverhoudingen door een stedelijke uitbreiding of landinrichting een substantiële wijziging ondergaan. Dit kan tevens het geval zijn bij overgang naar een andere methode van kostentoedeling (bijvoorbeeld de methode Delfland).]