Overheidsorganisatie | Waterschap Reest en Wieden |
---|---|
Officiële naam regeling | Regeling schadevergoeding waterbergingsgebieden waterschap Reest en Wieden |
Citeertitel | Regeling schadevergoeding waterbergingsgebieden waterschap Reest en Wieden |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | financiën – belastingen |
Deze regeling is vervangen door de Procedureverordening nadeelcompensatie waterschap Reest en Wieden 2010.
Geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-11-2010 | 30-11-2010 | intrekking | 30-11-2010 Onbekend. | WM/MBZ/SN/6180 | |
12-09-2007 | 30-11-2010 | nieuwe regeling | 28-08-2007 Huis-aan-Huisbladen, 11-09-2007 | 28-8-2007, WM/MBZ/Jve/4327 |
Het Algemeen Bestuur van het waterschap Reest en Wieden;
Gelezen het voorstel van het Dagelijks Bestuur van het waterschap Reest en Wieden d.d. 16 juli 2007;
Overwegende dat het wenselijk is een regeling vast te stellen betreffende de vergoeding van schade als gevolg van het op gecontroleerd en beheersbare wijze inunderen van als zodanig nog aan te wijzen en in te richten waterbergingsgebieden binnen het beheersgebied van waterschap Reest en Wieden;
Een dergelijke regeling tevens procedurele waarborgen dient te bevatten omtrent de behandeling en afhandeling van concrete verzoeken om toekenning van schadevergoeding als gevolg van gecontroleerde inundatie;
Gelet op het bepaalde in artikel 56 juncto 77 van de Waterschapswet;
Besluit:
Vast te stellen de navolgende Regeling schadevergoeding waterbergingsgebieden waterschap Reest en Wieden
In deze regeling wordt verstaan onder:
het bestuur: het dagelijks bestuur van het waterschap;
adviescommissie: het adviesorgaan dat door het bestuur wordt ingesteld in het kader van deze regeling
gecontroleerde inundatie: het inlaten van water in een waterbergingsgebied door handelend optreden van een binnen dat gebied bevoegd gezag in geval van wateroverlast of extreme wateroverlast al dan niet in de vorm van - dan wel ter uitvoering van - een door het bestuur of van een ander, hoger of coördinerend gezag genomen besluit of gegeven bevel;
waterbergingsgebieden: krachtens een onherroepelijk bestemmingsplan aangewezen en op de bij deze regeling behorende kaart aangeduide gebieden voor gecontroleerde inundatie.
verzoek: een verzoek om schadevergoeding in het kader van deze regeling;
verzoeker: degene die op grond van deze regeling een verzoek tot schadevergoeding indient bij het bestuur;
schadeformulier: een standaardformulier voor het aanvragen van een schadevergoeding
schadevergoeding: de vergoeding van de schade, ontstaan als gevolg van gecontroleerde inundatie;
de regeling: de regeling schadevergoeding waterbergingsgebieden waterschap Reest en Wieden.
Het bestuur kent de verzoeker, die als gevolg van gecontroleerde inundatie schade lijdt, een schadevergoeding toe overeenkomstig de in deze regeling voorgeschreven procedure,
voor zover de schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven,
voldaan is aan de in deze regeling gestelde voorwaarden en
voorzover de vergoeding van de schade niet of niet voldoende anderszins is gewaarborgd.
Bij het vaststellen van een aanspraak op schadevergoeding krachtens deze regeling wordt alle schade die het gevolg is van gecontroleerde inundatie in aanmerking genomen. Tot deze schade worden in ieder geval gerekend:
de schade aan de woning, andere opstallen en bijbehorende onroerende zaken;
de schade aan de inboedel, bedoeld in artikel 5, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;
de schade aan bedrijfsinventarissen;
schade aan de openbare en andere infrastructurele voorzieningen;
de teeltplanschade waaronder wordt verstaan het financiële verlies dat is geleden door een mindere opbrengst dan redelijkerwijs mocht worden verwacht gedurende een in redelijkheid vast te stellen schadeperiode als gevolg van verlies of beschadiging van gewassen, waardoor een vermindering in kwantiteit of kwaliteit is ontstaan of als gevolg van het niet of niet tijdig kunnen uitvoeren van de voorgenomen teelt van gewassen;
de bedrijfsschade, waaronder wordt verstaan het financieel verlies dat is geleden door een mindere opbrengst dan redelijkerwijs mocht worden verwacht gedurende een in redelijkheid vast te stellen schadeperiode als gevolg van verlies of fysieke beschadiging van dieren, waardoor een vermindering in kwantiteit of kwaliteit is ontstaan of als gevolg van het niet of niet tijdig kunnen uitvoeren van de voorgenomen productiecyclus;
de opstartkosten gemaakt in verband met het opnieuw starten van het productieproces in een installatie;
de evacuatiekosten per risicoadres, waaronder worden verstaan:
I de reis- en verblijfkosten die de verzoeker heeft gemaakt als gevolg van een advies of een gebod afkomstig van het bestuur om zijn woon- of vestigingsplaats te verlaten, voor zover verschuldigd aan derden;
II de kosten voor transport, opslag- en huisvesting van de roerende zaken van de verzoeker, voor zover verschuldigd aan derden of toe te rekenen zijn aan arbeid in eigen beheer en voor zover deze aantoonbaar en redelijk zijn;
III de met de in onderdeel 2 genoemde activiteiten samenhangende kosten voor verzekering;
IV de vertrekkosten, de kosten van terugkeer, de kosten van het gebruik van het evacuatieadres en de extra kosten van verzorging van dieren op het evacuatieadres;
bereddingskosten per risicoadres waaronder wordt verstaan de kosten die de verzoeker heeft gemaakt in verband met het treffen van maatregelen ter voorkoming of beperking van schade of kosten, voor zover verschuldigd aan derden of toe te rekenen zijn aan arbeid in eigen beheer en voor zover deze aantoonbaar en redelijk zijn;
de kosten van opruiming per risicoadres, voor zover verschuldigd aan derden of toe te rekenen zijn aan arbeid in eigen beheer en voor zover deze aantoonbaar en redelijk zijn;
de schade aan natuurwaarden.
1. De verzoeker dient bij het bestuur zo spoedig mogelijk nadat de schade als gevolg van gecontroleerde inundatie redelijkerwijs kan worden geconstateerd, een verzoek in tot vergoeding van de geleden schade.
2. De verzoeker dient een volledig ingevuld schadeformulier in dat tenminste bevat:
de naam en het adres van de verzoeker;
de dagtekening;
een aanduiding van het handelend optreden van het bestuur dat naar het oordeel van de verzoeker de schade heeft veroorzaakt;
een opgave van de aard en de omvang van de schade;
een zo nauwkeurig mogelijke specificatie van het bedrag van de schade;
een ondertekening van de verzoeker.
een kaart op kadastrale ondergrond die voldoende nauwkeurig de ligging van de getroffen percelen in het waterbergingsgebied aangeeft, waarop de schade geleden is en waarop het verzoek om toekenning van schadevergoeding op grond van deze regeling betrekking heeft.
3. Het bestuur bevestigt schriftelijk de ontvangst van het verzoek zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee weken na ontvangst daarvan. Gelijktijdig met de ontvangstbevestiging wordt de verzoeker in kennis gesteld van de te volgen procedure.
4. Indien naar het oordeel van het bestuur niet of onvoldoende is voldaan aan het bepaalde in het tweede lid, stelt deze de verzoeker in de gelegenheid het verzuim binnen vier weken aan te vullen.
1. Het bestuur kan beslissen het verzoek niet in behandeling te nemen indien het niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, lid 2 is ingediend en de redelijke termijn bedoeld in artikel 4, lid 1 is verstreken.
2. Het bestuur wijst het verzoek zonder nader onderzoek af voor zover dit naar zijn oordeel kennelijk ongegrond is.
3. Het bestuur zendt de beslissing om het verzoek niet in behandeling te nemen dan wel wegens kennelijke ongegrondheid af te wijzen aan de verzoeker toe
binnen acht weken na ontvangst van het verzoek, dan wel
binnen vier weken na ontvangst van de ingevolge artikel 4, lid 4, ingezonden ontbrekende gegevens of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
4. Het bestuur kan de in het vorige lid genoemde termijnen eenmaal met ten hoogste acht weken verlengen. Een beslissing tot verdaging is met redenen omkleed. Het bestuur stelt de verzoeker daarvan schriftelijk in kennis.
1. Het bestuur benoemt een adviescommissie.
2. De adviescommissie bestaat uit drie onafhankelijke leden onder wie één voorzitter. De commissie wordt ondersteund door een secretaris
3. Aan de adviescommissie wordt opgedragen de behandeling van en advisering over de beslissing op de verzoeken die niet in aanmerking komen voor toepassing van het bepaalde in artikel 5.
4. De leden van de adviescommissie en de secretaris hebben een geheimhoudingsplicht.
1. De adviescommissie stelt een onderzoek in naar en brengt advies uit over:
de soorten schade en de aard en omvang van de schade;
het causaal verband tussen schade en schadeoorzaak (de gecontroleerde inundatie);
de vraag of de schade niet of niet voldoende anderszins is gewaarborgd;
de vraag of en in hoeverre er aanleiding bestaat deskundigenkosten te vergoeden
De hoogte van de door het bestuur te verlenen schadevergoeding
2. Desgewenst brengt de adviescommissie advies uit over:
het verzoek tot het toekennen van een voorschot als bedoeld in artikel 10;
de toepassing van de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 15;
de vraag of een verzoek al dan niet in behandeling moet worden genomen overeenkomstig artikel 5.
3. De adviescommissie brengt in de vorm van een gemotiveerd rapport advies uit aan het bestuur uit over haar bevindingen. Wanneer zij daartoe aanleiding ziet, adviseert de adviescommissie over de voorstellen voor maatregelen en voorzieningen, waardoor de schadevergoeding anders dan door een compensatie in geld kan worden beperkt of ongedaan gemaakt.
4. De adviescommissie is bevoegd inlichtingen en adviezen van deskundigen, waaronder ambtenaren, in te winnen.
1. Indien geen toepassing wordt gegeven aan artikel 5, geeft het bestuur zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek om schadevergoeding opdracht aan de adviescommissie om over het verzoek advies uit te brengen.
2. Het bestuur en de verzoeker stellen de adviescommissie de gegevens en bescheiden ter beschikking die nodig zijn voor een goede invulling van zijn taak.
3. De adviescommissie stelt de verzoeker binnen zes weken na ontvangst van het verzoek in de gelegenheid zijn standpunt mondeling toe te lichten. De adviescommissie verzendt de uitnodiging voor het geven van een mondelinge toelichting tenminste twee weken voor de dag waarop de toelichting wordt gegeven.
4. De verzoeker kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door een gemachtigde of een deskundige
5. Van de mondelinge toelichting wordt een verslag gemaakt. De adviescommissie zendt het verslag naar de verzoeker en het bestuur.
6. De adviescommissie stelt binnen twaalf weken na de dag waarop de mondelinge toelichting werd gegeven een conceptadvies op dat wordt toegezonden aan de verzoeker en het bestuur. De adviescommissie kan deze termijn met ten hoogste zes weken verdagen. Van de beslissing tot verlenging wordt onder opgaaf van redenen schriftelijk mededeling gedaan aan de verzoeker en het bestuur.
7. De verzoeker en het bestuur worden in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen naar aanleiding van het conceptadvies binnen zes weken na de dag van verzending van het conceptadvies schriftelijk bij de adviescommissie naar voren te brengen.
8. De adviescommissie stelt het definitieve advies met inachtneming van de naar voren gebrachte zienswijzen vast binnen zes weken nadat de in lid 7 genoemde termijn is verstreken. De adviescommissie zendt het definitieve advies met inbegrip van het verslag en de zienswijzen toe aan de verzoeker en het bestuur. De adviescommissie kan deze termijn met ten hoogste zes weken te verlengen. Van de verlenging wordt onder opgaaf van redenen schriftelijk mededeling gedaan aan de verzoeker en het bestuur
9. Verder uitstel van de vaststelling van het definitieve advies is mogelijk voor zover de verzoeker en het bestuur daarmee instemmen.
1. In eenvoudige gevallen kan de adviescommissie afwijken van de in artikel 8 beschreven procedure, voor zover de aard van het verzoek zich daartegen niet verzet en de feiten en de omstandigheden die betrekking hebben op het verzoek daartoe aanleiding geven.
2. De adviescommissie stelt de verzoeker en het bestuur zo spoedig mogelijk in kennis van haar beslissing tot het behandelen van het verzoek volgens het bepaalde in het derde lid.
3. In afwijking van artikel 8, lid 6 en 7 wordt binnen zes weken na de dag waarop de mondelinge toelichting werd gegeven een definitief advies vastgesteld. De adviescommissie zendt het definitieve advies met inbegrip van het verslag en de zienswijzen toe aan de verzoeker en het bestuur.
4. De adviescommissie kan deze termijn met ten hoogste zes weken verlengen. Van de verlenging wordt onder opgaaf van redenen schriftelijk mededeling gedaan aan de verzoeker en het bestuur.
1. De verzoeker kan het bestuur verzoeken om verlening van een voorschot op de schadevergoeding.
2. Het bestuur kan, de adviescommissie gehoord, een voorschot verlenen, indien de verzoeker aantoont dat dit om redenen van spoedeisendheid is geboden en redelijkerwijs valt te verwachten dat de verzoeker in aanmerking komt voor een schadevergoeding.
3. Op de indiening en behandeling van het verzoek tot het verlenen van een voorschot is het bepaalde in deze regeling omtrent de indiening en behandeling van een schadevergoedingsverzoek van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de behandeling plaatsvindt volgens de in artikel 9 bedoelde verkorte procedure.
4. Met het verlenen van het voorschot wordt geen recht op schadevergoeding erkend of verleend. Het bestuur kan aan het verlenen van een voorschot voorwaarden verbinden.
5. Het voorschot wordt alleen verleend indien de verzoeker schriftelijk de verplichting aanvaardt tot terugbetaling wanneer op grond van het definitieve besluit van het bestuur omtrent het verzoek en de bij dat besluit behorende gegevens blijkt dat het voorschot geheel of gedeeltelijk ten onrechte is verstrekt.
1. Het bestuur beslist zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van het definitief advies, op het verzoek. De beslissing wordt de verzoeker zo spoedig mogelijk toegezonden.
2. Indien het bestuur voornemens is het verzoek geheel of gedeeltelijk af te wijzen, wordt de verzoeker in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:7 van de Algemene wet bestuursrecht naar voren te brengen.
In een beslissing, bedoeld in artikel 11, wordt het bedrag van de toegekende
vergoeding verhoogd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek, berekend vanaf de dag dat het verzoek om vergoeding is ontvangen dan wel vanaf de dag dat de schade daadwerkelijk is veroorzaakt indien laatstbedoeld tijdstip later is dan de dag van ontvangst van het verzoek.
1. Het bestuur draagt binnen drie weken na verzending van de in artikel 11 bedoelde beslissing aan de verzoeker zorg voor betaling van de te vergoeden schade.
2. De betaling vindt plaats onder verrekening van eventueel met toepassing van artikel 10 verleende voorschotten.
1. Het bestuur kan de beslissing op het verzoek intrekken of ten nadele van de verzoeker wijzigen, indien:
op grond van feiten of omstandigheden, waarvan het bestuur ten tijde van het nemen van de beslissing op het verzoek redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn, de schadevergoeding niet of lager zou zijn vastgesteld;
de verzoeker onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing op het verzoek zou hebben geleid;
de hoogte van de schadevergoeding anderszins onjuist was en de verzoeker dit wist of behoorde te weten.
2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de schadevergoeding is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.
3. De beslissing op het verzoek kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd, indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop de beslissing op het verzoek is bekendgemaakt.
Indien een strikte toepassing van deze regeling zou leiden tot een beslissing die onmiskenbaar als onredelijk moet worden aangemerkt, kan het bestuur, de adviescommissie gehoord, in bijzondere gevallen van deze regeling afwijken.
Deze regeling kan worden aangehaald als de Regeling schadevergoeding waterbergingsgebieden waterschap Reest en Wieden.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het Algemeen Bestuur van het waterschap Reest en Wieden
28 augustus 2007.
Het Algemeen Bestuur:
M.M. Kool, dijkgraaf
mr. A.K. Schuttinga
Grondslag van deze regeling
Overheidshandelen is naar zijn aard gericht op het algemeen belang. Bij de uitoefening van de overheidstaak is het soms onvermijdelijk dat bepaalde individuele belangen worden geschaad. Dit kan gebeuren doordat de overheid fouten maakt. Dit is onrechtmatig handelen. Het individueel belang kan ook worden geschaad doordat het ondervonden nadeel niet opweegt tegen het groter algemeen belang dat met het overheidshandelen is gediend. Dit noemen we rechtmatig handelen.
In het bestuursrecht geldt de plicht om bij dit rechtmatig handelen, voorafgaand aan het nemen van een besluit, de betrokken belangen zorgvuldig af te wegen. Art. 3:4, lid 2, van de Awb vormt de wettelijke grondslag voor het beginsel, dat, ondanks een rechtmatige belangenafweging, een vergoeding behoort te worden aangeboden indien en voorzover een burger onevenredig zwaar wordt getroffen in vergelijking met andere burgers die in een vergelijkbare positie verkeren. Dit beginsel is ontleend aan het Franse recht en staat daar bekend als het beginsel van “'egalité devant les charges publiques"; de gedachte dat iedereen ongeveer in gelijke mate de openbare lasten moet dragen.
Deze regeling is gebaseerd op het vorengenoemde rechtsbeginsel dat schade ontstaan uit de rechtmatige uitoefening van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid, niet mag leiden tot een onevenredig nadeel voor één of meer individuen. Het gecontroleerd inunderen van daarvoor aangewezen waterbergingsgebieden, mag dan ook niet tot gevolg hebben dat in het belang van de bescherming van bebouwing, landbouwgrond en natuurterreinen een onevenredige last komt te liggen bij de eigenaren/gebruikers in de waterbergingsgebieden.
Verreweg de meeste nadeelcompensatieregelingen hanteren het uitgangspunt dat een ieder in beginsel zijn eigen schade draagt. Zij voorzien dan ook hooguit in een tegemoetkoming in de schade. Het gedeelte dat behoort tot het normaal maatschappelijk risico van de gedupeerde komt daarbij niet voor vergoeding in aanmerking. Gecontroleerde inundatie, zoals bedoeld in deze regeling, is echter dermate ingrijpend dat deze niet valt aan te merken als zijnde een uitvloeisel van een normaal maatschappelijk risico. De schade als direct gevolg van rechtmatige, gecontroleerde inundatie dient dan ook voor een volledige vergoeding van honderd procent in aanmerking te komen.
In plaats van ongecontroleerde overstroming van gebieden worden watersystemen nu zodanig ingericht dat de waterbergingsgebieden gecontroleerd kunnen inunderen. Door inundatie van de aangewezen gebieden wordt de schade geconcentreerd en beheersbaar gemaakt.
In de waterbergingsgebieden worden dusdanige inrichtingsmaatregelen getroffen dat de schade zoveel mogelijk beperkt blijft. De waterbergingsgebieden worden zodanig gedimensioneerd dat deze de ruimte bieden te voldoen aan een nog nader vast te stellen overstromingsnorm voor het boezemsysteem van de kaden en een veiligheidsnorm voor stedelijk gebied.
Het aanwijzen, inrichten en vervolgens inunderen van waterbergingsgebieden moet worden aangemerkt als rechtmatig overheidshandelen. Door een waterbergingsgebied met relatief lage waarden (en dus weinig schade) gecontroleerd te inunderen kan een ongecontroleerde overstroming in een gebied met relatief meer waarde (en dus hogere schade) elders worden voorkomen. Daarnaast kan de veiligheid (binnen een regionaal watersysteem) in het totaal beter worden gewaarborgd.
Volledige schadevergoeding
In de rechtspraak wordt vooropgesteld dat er geen algemene rechtsregel is aan te wijzen op grond waarvan de overheid steeds gehouden is tot vergoeding van alle nadelen die zijn veroorzaakt door rechtmatig handelen. Volledig vergoed wordt de schade die uitstijgt boven hetgeen de benadeelde normaliter had behoren te dulden (“schade die redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de benadeelde behoort te blijven”) .
De formule dat voor vergoeding alleen in aanmerking komt de schade welke "redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de benadeelde behoort te blijven", zegt niets over het al dan niet kunnen krijgen van een volledige schadevergoeding. De regel zegt iets over de aansprakelijkheid. Indien er sprake is van aansprakelijkheid voor de gestelde schade, dan moet deze volledig worden vergoed.
Of sprake is van schade welke redelijkerwijze niet ten laste van de benadeelde behoort te blijven hangt af van een aantal criteria. Het belangrijkste criterium hierbij is het normaal maatschappelijk risico c.q. het normaal bedrijfsrisico. Andere criteria zijn eigen risico/schuld, de plicht tot het nemen van schadebeperkende maatregelen en voordeelstoerekening. Aangezien gecontroleerde inundatie van een waterbergingsgebied zo ingrijpend is kan deze niet worden aangemerkt als zijnde een uitvloeisel van een normaal maatschappelijk risico.
Bij het opstellen van de regeling is gebruikgemaakt van bestaande nadeelcompensatieregelingen, zoals de regeling nadeelcompensatie en planschadevergoeding aanleg Noord-Zuid metrolijn. De voorliggende regeling is op 25 november 2002 in ontwerp vastgesteld door de dijkgraven en voorzitters van de Friese kwantiteitswaterschappen en Wetterskip Fryslan, allen vertegenwoordigt door wetterskip de Waadkant, de waterschappen Groot-Salland, Regge en Dinkel, Reest en Wieden, Velt en Vecht, Hunze en Aa’s en Noorderzijlvest en de portefeuillehouders water van de provincies Overijssel, Fryslan, Groningen en Drenthe.
Omgekeerde bewijslast
Bij de toepassing van de regeling staat de omgekeerde bewijslast voorop. Dit betekent dat de verzoeker het voordeel van de twijfel wordt gegund. Dat betekent dat de gehele schade geacht wordt te zijn veroorzaakt door de inundatie, tenzij de adviescommissie het tegendeel kan bewijzen. In de toelichting op artikel 2 wordt hier nader op ingegaan.