Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Vallei & Eem

Kostentoedelingsverordening Waterschap Vallei & Eem 2004

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Vallei & Eem
Officiële naam regelingKostentoedelingsverordening Waterschap Vallei & Eem 2004
CiteertitelKostentoedelingsverordening Waterschap Vallei & Eem 2004
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpfinanciën – belastingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Vervangt de Kostentoedelingsverordening Waterschap Vallei & Eem 2002.

De verordening is voor het eerst van toepassing op het belastingjaar 2004.

De Kostentoedelingsverordening Waterschap Vallei & Eem 2004 is ingetrokken met ingang van 1-1-2009, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastingjaren waarvoor zij heeft gegolden.

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 15-5-2003

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Amersfoortse Courant, 09-10-2003

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Waterschapswet, 83

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-10-200301-01-2009nieuwe regeling

15-05-2003

Amersfoortse Courant, 09-10-2003

2003/2994-37.352.2

Tekst van de regeling

Het Algemeen bestuur van Waterschap Vallei & Eem;

Gezien het voorstel van dijkgraaf en heemraden d.d. 24 april 2003;

Overwegende dat:

het noodzakelijk is een kostentoedelingsverordening vast te stellen die meer recht doet aan de gewijzigde taakuitoefening van het waterschap dan de huidige ‘Kostentoedelingsverordening Waterschap Vallei & Eem 2002’ doet;

Gelet op artikel 119 van de Waterschapswet (Stb. 1991, 444), alsmede artikel 51 van het ‘Algemeen reglement voor het waterschap Vallei en Eem’;

Gezien het rapport “Kostentoedelingsonderzoek Waterschap Vallei en Eem” van ARCADIS van januari 2003;

B e s l u i t :

vast te stellen de navolgende ‘Kostentoedelingsverordening Waterschap Vallei & Eem 2004’:

1

Kostentoedelingsverordening Waterschap Vallei & Eem 2004

Begripsbepalingen
Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    waterschap: het waterschap Vallei & Eem;

  • b.

    kosten: kosten zoals opgenomen in de begroting naar kostendragers van het waterschap en welke gedekt worden met behulp van omslagen;

  • c.

    zakelijk gerechtigden ongebouwd: degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken; 

  • d.

    zakelijk gerechtigden gebouwd: degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken;

  • e.

    ingezetenen: degenen die hun werkelijke woonplaats hebben in het gebied van het waterschap.

2

Gebiedsomschrijving
Artikel 2

Het gebied van het waterschap is het gebied, zoals omschreven in artikel 1 van het Algemeen reglement voor het waterschap Vallei en Eem.

3

Waterkeringszorg
Artikel 3

De kosten voor de waterkeringszorg worden als volgt toegedeeld:

43 % aan de ingezetenen;

48 % aan de zakelijk gerechtigden gebouwd;

9 % aan de zakelijk gerechtigden ongebouwd.

4

Oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer
Artikel 4

De kosten voor het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer worden als volgt toegedeeld:

25 % aan de ingezetenen;

63 % aan de zakelijk gerechtigden gebouwd;

12 % aan de zakelijk gerechtigden ongebouwd.

5

Inwerkingtreding
Artikel 5
  • 1. De "Kostentoedelingsverordening Waterschap Vallei & Eem 2002" wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastingjaren waarover waterschapsomslagen worden geheven met inachtneming van het bepaalde in die verordening.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de achtste dag volgende op die van haar bekendmaking.

  • 3. Deze verordening vindt voor het eerst toepassing op het belastingjaar 2004 dat aanvangt op 1 januari 2004.

  • 6

Citeertitel
Artikel 6

Deze verordening kan aangehaald worden als "Kostentoedelingsverordening Waterschap Vallei & Eem 2004".

Aldus besloten in openbare vergadering van 15 mei 2003.

Mr. G.P. Dalhuisen K. van de Langemheen

Secretaris Dijkgraaf

Toelichting op de Kostentoedelingsverordening Waterschap Vallei & Eem 2004

Algemene toelichting
Herziening Kostentoedelingsverordening Waterschap Vallei & Eem 2002

Op 5 juli 2001 heeft het Algemeen Bestuur van Waterschap Vallei & Eem de ‘Kostentoedelingsverordening Waterschap Vallei & Eem 2002’ vastgesteld. Deze verordening is voor zover het de verdeling van de kosten tussen de categorieën gebouwd en ongebouwd betreft,

gebaseerd op de methode Oldambt. Kenmerkend voor die methode is dat bij de toedeling van de kosten voor de taak waterkwantiteitsbeheer het uitgangspunt is: de verhouding van de bij benadering te bepalen kosten van het waterstaatkundige vereiste voorzieningenniveau van het geheel van de gebouwde en ongebouwde onroerende zaken in de bij die taak belanghebbende gebieden. Met andere woorden vindt de toedeling in belangrijke mate plaats op grond van de kostenveroorzakingsbenadering.

De laatste jaren is sprake van een verandering van de werkwijze van waterschappen, die ook bij Waterschap Vallei & Eem waarneembaar is. Dit komt ondermeer ook naar voren in de adviezen van de Commissie waterbeheer 21e eeuw. Naast waterberging richt de taakuitoefening van Waterschap Vallei & Eem zich steeds meer op het stedelijk gebied (belang van gebouwd) en algemene

maatschappelijke kwesties zoals natuurontwikkeling, ecologische verbindingszones en verdrogingsbestrijding (belang van ingezetenen). Dit rechtvaardigt voor de categorieën gebouwd en ongebouwd een andersoortige kostentoedeling namelijk een methode waarbij de toedeling plaats vindt op grond van het risico dat de categorie heeft bij het falen van het waterschap. De methode Delfland,

waar de nu voorliggende Kostentoedelingsverordening 2004 op is gebaseerd, gaat uit van die benadering. Bij de methode Delfland worden de kosten van de taak waterkwantiteitsbeheer voor gebouwd en ongebouwd aan die categorieën toegedeeld met als uitgangspunt: de verhouding van de globale waarde in het economische verkeer van het geheel van de gebouwde en ongebouwde zaken gelegen in de bij die taak belanghebbende gebieden.

De kosten voor de taak waterkeringszorg werden al enkele jaren op basis van diezelfde benadering (risico) op basis van de globale waardeverhouding aan de categorieën gebouwd en ongebouwd toegedeeld. Bij de methode Delfland is deze berekening wat verfijnd omdat voor ongebouwd rekening wordt gehouden met het soort grondgebruik.

Het waterschap heeft hernieuwd onderzoek naar de kostentoedeling laten instellen door Arcadis Heidemij Advies met als uitgangspunt een kostentoedelingsonderzoek conform de methode Delfland en als doelstelling een betere relatie tussen de onderscheiden belangen van de categorieën en de aan de categorieën toe te rekenen kosten. Het resultaat daarvan is beschreven in het rapport "Kostentoedelingsonderzoek Waterschap Vallei & Eem". Op grond van dit resultaat moet de kostentoedeling worden herzien en is een nieuwe Kostentoedelingsverordening opgesteld.

Taken

De Waterschapswet biedt provinciale staten de mogelijkheid om bij reglement waterschappen op te richten en aan die waterschappen taken van waterstaatkundige aard op te dragen.

Op grond van artikel 2 van het ‘Algemeen reglement voor het waterschap Vallei en Eem’ (vastgesteld door provinciale staten van Gelderland en Utrecht) zijn de taken van het waterschap:

  • Waterkeringszorg

  • Oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer

  • Oppervlaktewaterkwaliteitsbeheer.

Voor dekking van de kosten van de taken waterkeringszorg en oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer worden waterschapsomslagen geheven op grond van de Waterschapswet. Deze kostentoedelingsverordening is alleen van belang voor deze twee taken. Voor de taak oppervlaktewaterkwaliteitsbeheer wordt zuiveringsheffing geheven. De basis van die heffing is de door de provincies vast te stellen Verordening Waterkwaliteitsbeheer en de door het algemeen bestuur van het waterschap vast te stellen verordening zuiveringsheffing op grond van de Wet verontreiniging

oppervlaktewateren (Wvo).

Belanghebbenden

Voor de kostentoedeling is van belang de in de Waterschapswet geformaliseerde trits belang-betalingzeggenschap.

Degenen die belang hebben bij de uitoefening van taken door het waterschap, moeten daarvoor waterschapsbelasting betalen (omslag), maar hebben ook zeggenschap in het bestuur.

Hoe de zeggenschap verder is uitgewerkt in actief en passief kiesrecht en in de samenstelling van bestuursorganen valt na te lezen in het door provinciale staten vastgestelde algemeen reglement en het kiesreglement voor het waterschap Vallei en Eem. In het Algemeen reglement voor het waterschap Vallei en Eem zijn als belanghebbende categoriën voor de taken waterkeringszorg en oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer aangewezen:

  • de ingezetenen, onder wie worden verstaan degenen die hun werkelijke woonplaats hebben in het gebied van het waterschap

  • de zakelijk gerechtigden tot gebouwde onroerende zaken

  • de zakelijk gerechtigden tot ongebouwde onroerende zaken.

Uitgangspunten

Het Algemeen bestuur van het waterschap moet op grond van artikel 119 van de Waterschapswet ten behoeve van de omslagheffing een zogenaamde kostentoedelingsverordening vaststellen. In deze verordening is voor genoemde waterschapstaken het kostenaandeel van de categorieën belanghebbenden opgenomen. Bij kostentoedeling wordt rekening gehouden met de aard en de omvang van het belang van elke afzonderlijke categorie bij de onderscheiden taken. De kostentoedelingsverordening moet worden goedgekeurd door Gedeputeerde Staten en dient ten minste eenmaal per vijf jaar te worden herzien. Provinciale staten hebben in het Algemeen reglement voor het waterschap Vallei en Eem (artikel 51) uitgangspunten gesteld, waarmee het waterschap bij de kostentoedeling rekening moet houden. De uitgangspunten luiden als volgt:

  • het kostenaandeel van de ingezetenen bij de waterkeringszorg moet worden gebaseerd op de bevolkingsdichtheid van het gebied;

  • de niet aan de ingezetenen toegedeelde kosten van de waterkeringszorg worden aan de categorieën gebouwd en ongebouwd toegedeeld, rekening houdend met de totale waarde in het economische verkeer van de gebouwde en ongebouwde onroerende zaken in het gebied;

  • het kostenaandeel van de ingezetenen bij het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer moet worden gebaseerd op de mate waarin deze categorie voor haar functioneren in het gebied van het waterschap afhankelijk is van de waterstaatkundige verzorging door het waterschap;

  • de resterende kosten van het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer worden aan de categorieën gebouwd en ongebouwd toegedeeld, in verhouding van de globale waarde in het economisch verkeer van het geheel van de gebouwde en ongebouwde zaken gelegen in de bij die taak belanghebbende gebieden. Bij het opstellen van deze kostentoedelingsverordening is rekening gehouden met deze uitgangspunten.

De Kostentoedelingsverordening vormt tezamen met de Omslagverordening (artikel 116 van de Waterschapswet) en de Omslagklassenverordening (artikel 120, zevende lid van de Waterschapswet) de basis voor de omslagheffing. De Omslagverordening regelt de belastingplicht, de belastingobjecten, de heffingsmaatstaven, tarieven en de wijze van heffing en invordering. De kostentoedelingsverordening geeft per taak en per categorie van belanghebbenden het totale aandeel in de kosten, die door omslagheffing worden verhaald. Verschillen in aard en omvang van het belang binnen bepaalde belangencategorieën (uitgezonderd de ingezetenen) kunnen worden ondervangen door het instellen van zogenaamde omslagklassen. Deze omslagklassen worden vastgelegd in de omslagklassenverordening. Dit resulteert in correcties op de heffingsmaatstaf binnen een categorie belanghebbenden. Zonder omslagklassen is er op basis van de kostentoedeling een gelijke doorbelasting van de kosten binnen de gehele categorie.

Rapport inzake de kostentoedeling

Het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen hebben in 1989 het "Rapport inzake de kostentoedeling" uitgebracht, het rapport van de commissie Havelaar. In dit rapport wordt per waterschapstaak een methode van kostentoedeling gegeven. Er wordt onderscheid gemaakt tussen algemene taakbelangen en specifieke taakbelangen. De algemene taakbelangen zijn gericht op het kunnen wonen, werken en recreëren in de leefruimte en het leefmilieu, die worden geschapen en in stand gehouden door de waterstaatkundige conditionering van de bodem. De ingezetenen (zie artikel 1) zijn de representanten van de algemene taakbelangen. De specifieke taakbelangen zijn gericht op de waterstaatkundige verzorging van de bodem als zodanig. De eigenaren van onroerende zaken (zowel ongebouwd als gebouwd) zijn de representanten van de specifieke taakbelangen.

Het in het rapport van de commissie Havelaar beschreven kostentoedelingsproces is als volgt:

stap 1: Toedeling van de kosten over de representanten van de algemene en specifieke taakbelangen.

stap 2: Binnen de specifieke taakbelangen bepaling van de kostenaandelen gebouwd en ongebouwd.

De verdeling van de kosten per taak vindt plaats op basis van een percentage per categorie belanghebbenden. Om dit percentage te bepalen is onderzoek vereist. Dat onderzoek is in opdracht van het waterschap uitgevoerd, waarbij de methode uit het rapport van de commissie Havelaar is gevolgd. De resultaten zijn vastgelegd in het rapport 'Kostentoedelingsonderzoek Waterschap Vallei & Eem’. Het rapport maakt deel uit van deze toelichting op de kostentoedelingsverordening.

Kosten per taak

De kostentoedeling heeft betrekking op de kosten die met behulp van de omslag gedekt moeten worden. Uit de begroting kan worden afgelezen om welke kosten het hierbij gaat. In de nieuwe Comptabiliteitsvoorschriften Waterschappen (Stb. 1991, 702) is bepaald dat de kostendragers in de begroting gelijk dienen te zijn aan de reglementair aan het waterschap opgedragen taken.

Dit betekent dat de inrichting van de begroting is afgestemd op de bij de kostentoedeling te onderscheiden taken. Door toepassing van de percentages van de kostentoedeling op de kosten die per kostendrager/reglementaire taak met behulp van de omslag gedekt moeten worden, ligt vast welk omslagbedrag elke categorie in totaal moet opbrengen. De algemene bestuurs- en apparaatskosten zijn in de begroting verdeeld over de onderscheiden kostendragers/taken.

Aard en omvang van het belang

De Waterschapswet bepaalt in artikel 119, eerste lid, dat bij de kostentoedeling de aard en omvang van het belang dat iedere afzonderlijke categorie bij de taakuitoefening heeft, per taak in aanmerking moet worden genomen. Het begrip belang wordt hierbij ruim geïnterpreteerd. Uiteraard gaat het hierbij voor de specifieke taakbelangen om het belang van degenen die hun onroerende zaken in een gebied hebben dat gerelateerd is aan het risico van falen bij het niet goed uitvoeren van maatregelen door het waterschap. Voor de algemene taakbelangen geldt een ruimere interpretatie van het begrip belang. Namelijk de mogelijkheid die de ingezetenen hebben om zich vrijelijk in het gebied van het waterschap te kunnen begeven dankzij de waterstaatkundige conditionering van de bodem en de bescherming tegen overstroming door het waterschap. De kostentoedeling heeft - zoals hiervoor al is aangegevenalleen betrekking op de waterkeringstaak en de oppervlaktewaterkwantiteitstaak. In de toelichting per

artikel wordt hier nader op ingegaan.

Gebiedsomschrijving

Het gebied van het waterschap Vallei & Eem is vastgelegd in het Algemeen reglement voor het waterschap Vallei en Eem. Dit gebied geldt voor zowel de waterkeringszorg als het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer.


Noot
1[Toelichting: In de aanhef van deze verordening wordt verwezen naar de Waterschapswet en het door de provincie vastgestelde Algemeen reglement voor het waterschap Vallei en Eem. In artikel 119 van de Waterschapswet is de verplichting tot het opstellen van een  kostentoedelingsverordening opgenomen. In het Algemeen reglement voor Waterschap Vallei en Eem zijn de gebiedsomschrijving (artikel 1), de categorieën van belanghebbenden die in het Algemeen bestuur zijn vertegenwoordigd (artikel 5) en de uitgangspunten voor de kostentoedeling (artikel 51) opgenomen.]
Noot
2[Toelichting: Onder letter b wordt het begrip kosten, zoals dat geldt voor de kostentoedeling, nader gedefinieerd. In de algemene toelichting is bij 'Kosten per taak' reeds de relatie tussen de begroting en de kostentoedeling aan de orde gesteld. De kostentoedeling heeft betrekking op de in de begroting naar kostendragers opgenomen kosten, die met behulp van de omslagheffing worden bekostigd. De algemene bestuurs- en apparaatskosten zijn hierbij verdeeld over de kostendragers per taak.De onder de letters c t/m e gegeven definities zijn gebaseerd op artikel 118 van de Waterschapswet. Aangezien niet alle in de wet genoemde categorieën in het Algemeen bestuur van het waterschap zijn vertegenwoordigd, zijn deze definities beperkt tot de categorieën die in het algemeen reglement zijn opgenomen.]
Noot
3[Toelichting: De provincie heeft bij reglement bepaald welke grenzen voor het waterschap gelden. In artikel 2 wordt verwezen naar deze reglementaire bepaling. Het totale gebied van het waterschap is bijna 107.000 ha groot.Waterkeringszorg Voor het algemene taakbelang bij de waterkeringstaak geldt dat iedere ingezetene in het gehele gebied van het waterschap een direct of indirect belang (het kunnen wonen, werken of recreëren binnen het gebied van het waterschap) heeft bij de bescherming tegen overstroming door het waterschap. Een specifiek taakbelang bij de waterkeringstaak hebben de eigenaren van onroerende zaken die door de waterkeringszorg direct tegen overstroming worden beschermd. In het rapport ‘Toedeling  waterschapslasten waterschap Vallei & Eem’ is weergegeven hoe de gebieden waarin de onroerende zaken worden beschermd door waterkeringen zijn bepaald. Deze gebieden met een specifiek taakbelang waterkering zijn op de bijgevoegde kaart (nr. 2-1) aangegeven. In de kaarten bij de omslagklassenverordening zijn de grenzen gedetailleerd opgenomen. Deze kaart is gelijk aan de kaart nr. 2-1 behorende bij de toelichting op de Kostentoedelingsverordening waterschap Vallei & Eem 2002.OppervlaktewaterkwantiteitsbeheerVoor het algemene taakbelang (ingezetenen) bij het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer geldt dat iedere ingezetene in het gehele gebied van het waterschap een direct of indirect belang (het kunnen wonen, werken of recreëren binnen het gebied van het waterschap) heeft bij de waterstaatkundige conditionering van de bodem door het waterschap. Voor het specifieke taakbelang (gebouwd en ongebouwd) bij het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer hebben nagenoeg alle onroerende zaken belang bij de taakuitoefening door het waterschap. In slechts een klein aantal gebieden hebben onroerende zaken geen belang bij het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer. In totaal is dit ca. 300 ha. Dit betreft o.a. het natuurgebied de Blauwe Kamer bij Rhenen, een gebied dat buitendijks ligt bij de monding van de rivier de Eem en een klein buitendijks deel van de kern van Spakenburg. Voor de kostentoedeling aan de specifieke taakbelangen zijn deze gebiedjes uitgezonderd.]
Noot
4[Toelichting: De kosten van de waterkeringszorg blijken uit de begroting van het waterschap. Deze kosten worden in eerste instantie verdeeld naar algemene taakbelangen en specifieke taakbelangen.Algemene taakbelangBij de bepaling van het kostenaandeel van de ingezetenen (algemene taakbelangen) is de vraag aan de orde in hoeverre de bewoonbaarheid van het gebied van het waterschap afhankelijk is van de waterkeringszorg. Dit kostenaandeel is afhankelijk van de omvang van het gezamenlijke belang van de inwoners, hetgeen tot uitdrukking komt in de bevolkingsdichtheid. In een dichtbevolkt gebied is het collectieve ingezetenenbelang bij de waterkeringszorg groter dan in een dunbevolkt gebied. Volgens het rapport van de commissie Havelaar moet worden uitgegaan van een bandbreedte die ligt tussen de 35% en 50%. Binnen deze bandbreedte kan het kostenaandeel nader worden bepaald aan de hand van de werkelijke bevolkingsdichtheid.Tabel Bevolkingsdichtheid: ; Kostenaandeel ingezetenen bij waterkeringszorg: ; laag (minder dan 350 inw./km2); 35 à 40%; gemiddeld (350-700 inw./km2); 40 à 45%; hoog (meer dan 700 inw./km2); 45 à 50%; In het rapport 'Waterschapslasten Waterschap Vallei & Eem. Herziening kostentoedelingsonderzoek' waar de Kostentoedelingsverordening Waterschap Vallei & Eem 2002 op is gebaseerd, is dit als volgt uitgewerkt.Het aantal inwoners per 1 januari 2002 binnen het gebied van het waterschap bedraagt circa 607.000. De oppervlakte van het waterschap bedraagt 106.987 ha. Op grond van deze gegevens is de bevolkingsdichtheid in het waterschap Vallei & Eem vastgesteld op 567 inwoners per km2. Dit betekent dat het kostenaandeel van de ingezetenen valt binnen de bandbreedte 40-45%. Rekening houdend met de werkelijke bevolkingsdichtheid is het kostenaandeel van de taakgerelateerde kosten van de algemene taakbelangen van de waterkeringszorg binnen deze bandbreedte bepaald op 43%. De op basis van dit percentage toegedeelde kosten worden op basis van een gelijk bedrag per woonruimte verdeeld over de ingezetenen (wettelijk voorgeschreven verdeling).Specifieke taakbelangNadat het kostenaandeel van de taakgerelateerde kosten voor het algemene taakbelang (ingezetenen) is bepaald op 43% volgt daaruit dat de specifieke taakbelangen 57% van de kosten van de waterkeringszorg moeten dragen (eerste stap). In de tweede stap worden deze kosten binnen de specifieke taakbelangen toegedeeld aan de gebouwde en ongebouwde onroerende zaken. Het belang van de onroerende zaken bij de waterkeringszorg is gelegen in de instandhouding van deze goederen. Door de waterkeringszorg worden de onroerende zaken beschermd tegen overstroming. In het Algemeen reglement van het waterschap Vallei en Eem is als uitgangspunt opgenomen dat de aan de specifieke taakbelangen verbonden kosten van de waterkeringszorg aan gebouwd en ongebouwd toegedeeld moeten worden, in verhouding van de globale waarde in het economisch verkeer van het geheel van de gebouwde en ongebouwde onroerende zaken gelegen in de bij die taak belanghebbende gebieden. Voor de waarde gebouwd wordt daarbij uitgegaan van de totale waarde in het economische verkeer van de gebouwde onroerende zaken die in de omslag voor de waterkeringszorg betrokken worden. Dat is gebeurd aan de hand van de meest recente WOZ waarden (peildatum 1 januari 1999). Om tot een goed vergelijk te komen is de waarde bepaling van ongebouwd ook gebaseerd op cijfers uit 1999. Voor het bepalen van de waarde van ongebouwd is onderscheid gemaakt in de volgende grondgebruiktypen: • agrarisch gebruik (bouwland, grasland, boomteelt en tuinbouw) • bos, natuur en recreatie • verkeer • water • overig • bouwpercelen (percelen die reeds zijn bestemd als stedelijk gebied)Glastuinbouw valt hier niet onder agrarisch gebruik omdat dit in het kader van de heffing als gebouwd wordt aangemerkt.De waarde van agrarisch gebruik is bepaald op basis van CBS gegevens (peildatum 1999). Dit echter met uitzondering van boomteelt en tuinbouwgrond. Gezien het beperkte aantal transacties en de grote verscheidenheid, is de representativiteit van deze bron (CBS) ten aanzien van boomteelt en tuinbouwgrond onvoldoende om hem toe te passen bij de kostentoedeling. Voor deze grondtypen is nu uitgegaan van de gemiddelde waarde van los land. Voor de waardebepaling van bos, natuur en recreatie waren binnen het gebied van Vallei & Eem te weinig betrouwbare gegevensbronnen voor handen. De waarde daarvan is nu vastgesteld aan de hand van kostentoedelingsonderzoeken bij enkele andere waterschappen.De waarde van verkeer is bepaald aan de hand van de ‘vuistkengetallen kostenindicatie wegen in ontwerpfase’ van Rijkswaterstaat.De waarde van ‘water’ en ‘overig’ is bepaald op dezelfde wijze als bos- en natuurgebieden. De waarde van bouwpercelen is bepaald aan de hand van de gemiddelde waarde van bouwgrond. De op deze wijze bepaalde waarde is een vergelijkbare maatstaf ten opzichte van de waarde in het economische verkeer voor gebouwd. De kostenaandelen gebouwd en ongebouwd kunnen vervolgens bepaald worden door de totale waarde gebouwd respectievelijk de totale waarde ongebouwd te relateren aan de som van de totale waarden gebouwd en ongebouwd. In het rapport 'Kostentoedelingsonderzoek Waterschap Vallei & Eem' is dit als volgt uitgewerkt. De totale waarde in het economische verkeer van de gebouwde objecten, inclusief de voor de OZB vrijgestelde objecten, is bepaald op € 22.724.000.000,--. De waarden van de gebouwde onroerende zaken in de gebieden waar geen specifiek belang is bij de waterkeringszorg, zijn uiteraard buiten beschouwing gelaten. De totale oppervlakte van het ongebouwde gebied met een specifiek belang bij de waterkeringszorg bedraagt 33.079 ha. De totale waarde van de ongebouwde onroerende zaken bedraagt:Tabel Soort grondgebruik ; Aantal hectares ; Waarde per hectare € ; Totale waarde € x miljoen ; 1 Agrarisch gebruik; 29.033; 32.536; 945; 2 Bos ,natuur en recreatie; 1.657; 12.500; 21; 3 Verkeer; 1.340; 1.375.000; 1.843; 4 Water en overig; 334; 12.500; 4; 5 Bouwgrond (nog niet bebouwd); 715; 1.850.000; 1.323; Totaal; 33.079; ; 4.136; De waarden van de ongebouwde onroerende zaken in de gebieden waar geen specifiek belang is bij de waterkeringszorg, zijn uiteraard buiten beschouwing gelaten.De kostenverdeling tussen gebouwd en ongebouwd is bepaald op basis van de waardeverhouding. De verhouding tussen gebouwd en ongebouwd is dan 84,6:15,4. Van het aandeel van 57 % voor de specifieke taakbelangen dient het gebouwd dus 48% van de totale waterkeringsomslag te betalen en het ongebouwd 9%. De op basis van deze percentages toegedeelde kosten worden op basis van de heffingsmaatstaf (resp. WOZ-waarde en oppervlakte) over de individuele zakelijk gerechtigden gebouwd en ongebouwd verdeeld.]
Noot
5[Toelichting: Ook de kosten van het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer blijken uit de begroting van het waterschap. Deze kosten worden in eerste instantie verdeeld naar algemene taakbelangen en specifieke taakbelangen (zie stap 1 kostentoedelingsproces).Algemene taakbelangHet belang van de ingezetenen bij het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer is gelegen in de mate waarin de ingezetenen voor hun functioneren in het gebied van het waterschap mede afhankelijk zijn van de waterstaatkundige verzorging door het waterschap. Het rapport van de commissie Havelaar gaat uit van de volgende indeling: - niet of nauwelijks afhankelijk; - in geringe mate afhankelijk; - in aanmerkelijke mate afhankelijk; - in sterke mate afhankelijk. Indien er niet of nauwelijks sprake is van afhankelijkheid zullen de ingezetenen wat betreft het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer niet in het bestuur vertegenwoordigd zijn (en dus geen kostenaandeel!). In de andere situaties beweegt het kostenaandeel van de ingezetenen zich tussen de 15 en 30 % en wel als volgt:Tabel Mate van afhankelijkheid: ; Kostenaandeel ingezetenen bij oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer: ; geringe afhankelijkheid; 15 à 20%; aanmerkelijke afhankelijkheid; 20 à 25%; sterke afhankelijkheid; 25 à 30%; Binnen deze marges wordt het kostenaandeel van de ingezetenen nader geconcretiseerd aan de hand van de bevolkingsdichtheid. In het rapport 'Kostentoedelingsonderzoek Waterschap Vallei & Eem’ is dit als volgt uitgewerkt.Het gehele gebied van het waterschap wordt geacht een algemeen belang bij het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer te hebben en wordt ook in de omslagheffing betrokken. Binnen de algemene taakbelangen zijn ingevolge de Waterschapswet geen omslagklassen toegestaan. Dit betekent dat voor de gehele categorie in het gehele gebied de (gemiddelde) mate van afhankelijkheid moet worden bepaald. In het rapport ‘Waterschapslasten Vallei & Eem. Herziening kostentoedelingsonderzoek’ dat ten grondslag lag aan de Kostentoedelingsverordening 2002 is beargumenteerd dat er sprake is van een aanmerkelijk belang. De voor 'aanmerkelijk belang vastgestelde bandbreedte bedraagt 20-25%. Bij een bevolkingsdichtheid van 567 inwoners per vierkante km werd het kostenaandeel van de ingezetenen bepaald op 25%. De op basis van dit percentage toegedeelde kosten worden op basis van een gelijk bedrag per woonruimte verdeeld over de ingezetenen (wettelijk voorgeschreven verdeling).Specifieke taakbelangNadat het kostenaandeel van de taakgerelateerde kosten voor het algemene taakbelang (ingezetenen) is bepaald op 25 % volgt daaruit dat de specifieke taakbelangen 75 % van de kosten van het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer dragen (eerste stap). In de tweede stap worden deze kosten binnen de specifieke taakbelangen toegedeeld aan de gebouwde en ongebouwde onroerende zaken. In het Algemeen reglement van het waterschap Vallei en Eem is nu als uitgangspunt opgenomen dat aan de specifieke taakbelangen (gebouwd en ongebouwd) verbonden kosten van het waterkwantiteitsbeheer toegedeeld worden, in verhouding van de globale waarde in het economisch verkeer van het geheel van de gebouwde en ongebouwde onroerende zaken gelegen in de bij die taak belanghebbende gebieden. Hiermee is de toedeling conform de methode Delfland gerelateerd aan de totale economische waarden van de beide categorieën gebouwd en ongebouwd. Net als bij de taak waterkeringszorg is hier nu dus sprake van een risicobenadering. Bij de methode Olambt was sprake van een kostenveroorzakingsbenadering.Voor de waarde gebouwd wordt daarbij uitgegaan van de totale waarde in het economische verkeer van de gebouwde onroerende zaken die in de omslag voor het waterkwantiteitsbeheer betrokken worden. Dat is gebeurd aan de hand van de meest recente WOZ waarden (peildatum 1 januari 1999). Om tot een goed vergelijk te komen is de waardebepaling van ongebouwd ook gebaseerd op cijfers uit 1999. Voor het bepalen van de waarde is is onderscheid gemaakt in de volgende grondgebruiktypen: • agrarisch gebruik (bouwland, grasland, boomteelt en tuinbouw) • bos, natuur en recreatie • verkeer • water • overig • bouwpercelen (percelen die reeds zijn bestemd als stedelijk gebied)Glastuinbouw valt hier niet onder agrarisch gebruik omdat dit in het kader van de heffting als gebouwd wordt aangemerkt. De waarde van agrarisch gebruik is bepaald op basis van CBS gegevens (peildatum 1999). Dit echter met uitzondering van boomteelt en tuinbouwgrond. Gezien het beperkte aantal transacties en de grote verscheidenheid, is de representatieviteit van deze bron (CBS) ten aanzien van boomteelt en tuinbouwgrond onvoldoende geacht om hem toe te passen bij de kostentoedeling. Voor deze grondtypen is nu uitgegaan van de gemiddelde waarde van los land. Voor de waardebepaling van bos, natuur en recreatie waren binnen het Vallei & Eem gebied te weinig betrouwbare gegevensbronnen voor handen. De waarde daarvan is nu vastgesteld aan de hand van kostentoedelingsonderzoeken van enkele andere waterschappen. De waarde van verkeer is bepaald aan de hand van de ‘vuistkengetallen kostenindicatie wegen in ontwerpfase’ van Rijkswaterstaat. De waarde van ‘water’ en ‘overig’ is bepaald op dezelfde wijze als bos- en natuurgebieden. De waarde van bouwpercelen is bepaald aan de hand van de gemiddelde waarde van bouwgrond.De op deze wijze bepaalde waarde is een vergelijkbare maatstaf ten opzichte van de waarde in het economische verkeer voor gebouwd. De kostenaandelen gebouwd en ongebouwd kunnen vervolgens bepaald worden door de totale waarde gebouwd respectievelijk de totale waarde ongebouwd te relateren aan de som van de totale waarden gebouwd en ongebouwd. In het rapport 'Kostentoedelingsonderzoek Waterschap Vallei & Eem' is dit als volgt uitgewerkt. De totale waarde in het economische verkeer van de gebouwde objecten, inclusief de voor de OZB vrijgestelde objecten, is bepaald op circa € 44.818.000.000,--. De waarden van de gebouwde onroerende zaken in de gebieden waar geen specifiek belang is bij het waterkwantiteitsbeheer, zijn uiteraard buiten beschouwing gelaten. De totale oppervlakte van het ongebouwde gebied met een specifiek belang bij de waterkeringszorg bedraagt 91.536 ha De totale waarde van de ongebouwde onroerende zaken bedraagt: Tabel Soort grondgebruik ; Aantal hectares ; Waarde per hectare € ; Totale waarde € x miljoen ; 1 Agrarisch gebruik; 51.253; 32.536; 1.668; 2 Bos ,natuur en recreatie; 35.140; 12.500; 439; 3 Verkeer; 3.421; 1.375.000; 4.704; 4 Water en overig; 1.007; 12.500; 13; 5 Bouwgrond (nog niet bebouwd); 715; 1.850.000; 1.323; Totaal; 91.536; ; 8.147; De waarden van de ongebouwde onroerende zaken in de gebieden waar geen specifiek belang is bij het waterkwantiteitsbeheer, zijn uiteraard buiten beschouwing gelaten.De kostenverdeling tussen gebouwd en ongebouwd is bepaald op basis van de waardeverhouding. De verhouding tussen gebouwd en ongebouwd is 84,6:15,4. Van het aandeel van 75 % voor de specifieke taakbelangen dient het gebouwd dus 63% van de totale waterkwantiteitsomslag te betalen en het ongebouwd 12%. De op basis van deze percentages toegedeelde kosten worden op basis van de heffingsmaatstaf (WOZ-waarde en oppervlakte) over de individuele zakelijk gerechtigden gebouwd en ongebouwd verdeeld.]
Noot
6[Toelichting: De vastlegging van de inwerkingtreding van de kostentoedelingsverordening is mede van belang in verband met de werkingsduur van de verordening. In de Waterschapswet is bepaald dat de kostentoedelingsverordening eenmaal in de vijf jaar moet worden herzien. Indien daar aanleiding toe is, kan de verordening ook eerder worden herzien. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien de belangenverhoudingen door een stedelijke uitbreiding of landinrichting een substantiële wijziging ondergaan. De percentages zoals genoemd in de kostentoedelingsverordening liggen in principe voor vijf jaar vast.]