Overheidsorganisatie | Waterschap Vallei & Eem |
---|---|
Officiële naam regeling | Keur van het Waterschap Vallei & Eem 2007 |
Citeertitel | Keur van Waterschap Vallei & Eem 2007 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | WATERSCHAP.regelingen |
Deze regeling is ingetrokken met ingang van 22-12-2009.
Deze regeling vervangt de Keur Waterschap Vallei & Eem van 01-09-2000.
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 22-2-2007
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Nieuwsbode, 09-05-2007
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2007 | 22-12-2009 | nieuwe regeling | 22-02-2007 Nieuwsbode, 09-05-2007 | 2007/787 - 1.791.136 |
In deze keur wordt verstaan onder:
Bestuursorgaan: het dagelijks bestuur van het waterschap;
Waterstaatswerken: waterkeringen, watergangen en waterbergingsgebieden, die als zodanig in de legger zijn aangegeven;
Waterkeringen: kunstmatige hoogten en (die gedeelten van) natuurlijke hoogten of hooggelegen gronden, beiden inclusief eventuele steun- en/of pipingbermen en stroken afhankelijk van de situatie aan weerszijden daarvan met inbegrip van de daarin of daaraan aangebrachte werken, die een waterkerende of mede een waterkerende functie hebben, welke naar de mate van hun belang worden onderscheiden in primaire, regionale en overige waterkeringen;
Watergangen: oppervlaktewaterlichamen of delen daarvan die dienen voor de afvoer, aanvoer en berging van water (met inbegrip van de daarin gelegen en daartoe ten dienst staande kunstwerken) en ondergrondse waterberging en waterafvoer ter vervanging van oppervlaktewaterlichamen of delen daarvan, onder welke benaming dan ook, met inbegrip van eventuele onderhoudsstroken en natuurvriendelijke oevers, welke in de legger naar de mate van hun belang worden onderscheiden in primaire, secundaire en tertiaire watergangen.
Waterbergingsgebieden: als zodanig door het bestuursorgaan aangewezen gebieden die periodiek kunnen overstromen en een functie hebben als tijdelijke waterberging;
Beschermingszones: de zones langs waterstaatswerken, die als zodanig in de legger zijn aangegeven;
Onderhoudsstrook: een strook grond dienend voor het uitvoeren van onderhoud die als zodanig is aangegeven op de legger;
Natuurvriendelijke oever: een oever die de watervoerende aspecten van een watersysteem combineert met een zo natuurlijk mogelijke ontwikkeling, zodat een ruimtelijke samenhang ontstaat tussen land en water die als zodanig is aangegeven op de legger;
Werken: alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies of inrichtingen met toebehoren;
Visplan: het door de visrechthebbenden in samenwerking met het waterschap op te stellen plan waarin tenminste een beschrijving van de visstand, de streefbeelden voor de visstand en het door de visrechthebbenden te voeren visserijbeheer in de in het waterschapsgebied aanwezige watergangen is opgenomen;
Kant water: in geval van watergangen in stedelijk gebied en (primaire en secundaire) watergangen met een natuurvriendelijke oever het snijpunt van het talud met het water en in de overige gevallen: bovenkant insteek;
Dijklichaam: de kruin en de wederzijdse taluds van de waterkering met inbegrip van de bermen tot aan de bodem van de naastliggende watergangen en de daarin of daaraan aangebrachte werken;
Keurzone: in de legger aangegeven zones met betrekking tot waterstaatswerken waarop de artikelen 4 tot en met 16 van deze keur van toepassing zijn;
Legger: legger van waterstaatswerken waarvan de vaststelling is voorgeschreven bij of krachtens Wet of bij verordening, en waarop onderhoudsplichtigen, onderhoudsverplichtingen en de ligging zijn aangegeven en de vorm, afmetingen en constructie van de betrokken waterstaatswerken kunnen zijn aangegeven.
1 Wanneer percelen met een beperkt recht zijn bezwaard, dan wel krachtens persoonlijk recht in gebruik zijn gegeven, rusten de in deze keur aan de eigenaar opgelegde verplichtingen op de beperkt gerechtigden en in geval er sprake is van een persoonlijk gebruiksrecht op de gebruikers.
2 Voor de nakoming van de in deze keur aan de eigenaar opgelegde verplichtingen is ieder van de in het eerste lid genoemde gerechtigden alsmede de eigenaar hoofdelijk aansprakelijk.
1 De eigenaren van waterstaatswerken of van nabij waterstaatswerken gelegen percelen zijn verplicht, voor zover zulks nodig is ten behoeve van werkzaamheden vanwege het waterschap ter behartiging van de opgedragen waterstaatszorg:
degenen, die met het onderhoud van waterstaatswerken en het toezicht daarop zijn belast op hun percelen toe te laten;
materieel waaronder machines en materialen op hun percelen toe te laten;
alle tijdelijke werken en verrichtingen in en op hun percelen toe te laten.
2 Van de uit te voeren werken en verrichtingen worden, gewoon onderhoud en spoedeisende gevallen uitgezonderd, de eigenaren van de gronden, en de in artikel twee, eerste lid, genoemde gerechtigden tot de desbetreffende gronden ten minste twee maal vierentwintig uren tevoren schriftelijk in kennis gesteld.
De eigenaren van percelen die gebruikt worden voor het houden van huisdieren en die gelegen zijn nabij waterstaatswerken, zijn op eerste aanzegging door of namens het bestuursorgaan verplicht langs hun percelen een voldoende kerende afrastering aan te brengen
De eigenaren van stuwen dragen zorg dat deze op eerste aanzegging door of namens het bestuursorgaan op een peil worden gesteld als in de aanzegging is aangegeven.
Onderhoudsplichtig zijn diegenen, die in de legger, bedoeld in artikel 78, tweede lid, Waterschapswet tot het plegen van gewoon en of buitengewoon onderhoud aan waterstaatswerken zijn aangewezen.
De onderhoudsplichtigen dragen zorg voor de goede staat van de waterkeringen door het bestrijden van schadelijk wild, het herstellen van geringe beschadigingen en het in stand houden van begroeiingen, dienstig aan de waterkering.
De onderhoudsplichtigen van waterkeringen zijn verplicht tot instandhouding overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent richting, vorm, afmeting en constructie.
De onderhoudsplichtigen van werken die in, op, aan of boven waterkeringen of de beschermingszone zijn aangebracht en een (mede)waterkerende functie hebben zijn verplicht deze waterkerend
te houden.
De onderhoudsplichtigen dragen zorg voor een goede staat van de watergangen door het schonen en maaien van de watergangen, door het verwijderen van begroeiingen en materialen uit de watergangen en het instandhouden van de oevers en taluds met de daartoe behorende kunstwerken.
De onderhoudsplichtigen van watergangen zijn verplicht tot instandhouding overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent richting, vorm, afmeting en constructie.
Op percelen gelegen aan watergangen, waarvan het onderhoud geschiedt door of onder toezicht van het waterschap, moeten de specie en het maaisel worden ontvangen, die tot behoorlijk onderhoud ten behoeve van de afvoer en/of aanvoer van water uit die watergangen worden verwijderd.
1 Het is verboden in, op en boven waterkeringen:
werkzaamheden te verrichten;
werken of opgaande houtbeplantingen aan te brengen of te hebben en de aanwezige vegetatie te verwijderen;
stoffen, materialen, voorwerpen of huisdieren te brengen of te hebben op andere dan daarvoor bestemde plaatsen;
activiteiten te houden op andere dan daarvoor aangewezen plaatsen;
zich anders dan als rechthebbende, wandelaar of visser te bevinden;
buiten verharde wegen met rij– of voertuigen dan wel lastdier te rijden of vee te drijven;
op andere wijze bemesting toe te passen dan door het bestuursorgaan is bepaald.
2 Het is verboden waterkeringen aan te leggen.
1 Het is verboden in, op, onder en boven watergangen:
werkzaamheden te verrichten;
de waterstand te brengen en te houden op een ander peil dan
1. het peil zoals voor de desbetreffende watergang danwel het betreffende gebied door het waterschap is vastgesteld;
2. indien geen peil voor de desbetreffende watergang danwel het betreffende gebied is vastgesteld, het streefpeil dan wel het gangbare peil zoals deze ter plaatse kennelijk blijkt.
werken of opgaande houtbeplantingen aan te brengen of te hebben;
stoffen, materialen, voorwerpen of huisdieren te brengen of te hebben op andere dan daarvoor bestemde plaatsen:
activiteiten te houden op andere dan daarvoor aangewezen plaatsen;
zich anders dan als rechthebbende, wandelaar, roeier, kanoër, schaatser of visser te bevinden;
buiten verharde wegen met rij– of voertuigen dan wel met lastdier te rijden of vee te drijven;
op andere wijze bemesting toe te passen dan door het bestuursorgaan is bepaald.
2 Het is verboden watergangen aan te leggen.
Het is verboden in waterbergingsgebieden
watergangen te dempen;
gronden op te hogen;
overige werken aan te brengen of werkzaamheden uit te voeren die tot doel of als uitwerking hebben deze waterbergingsgebieden geheel/gedeeltelijk van overstroming te vrijwaren, danwel het bergend vermogen te doen afnemen, met uitzondering van die gedeelten die in het bestemmingsplan zijn aangeduid als bebouwingsvlak.
Het is verboden in de beschermingszone:
afgravingen en seismische onderzoeken te verrichten;
werken met een overdruk van 10 bar te brengen en te hebben;
explosiegevaarlijk materiaal of explosiegevaarlijke inrichtingen te hebben.
1 Het is verboden water afkomstig van een werk, te lozen op watergangen
zijnde een primaire watergang, indien meer dan 50 m3 per uur kan worden geloosd;
zijnde een secundaire watergang en tertiaire watergang, indien meer dan 15 m3 water per uur kan worden geloosd.
2 Het is verboden water afkomstig uit een uitbreiding van verhard oppervlak te lozen op watergangen, indien de uitbreiding groter of gelijk is aan 0,10 ha en zich bevindt in een woonwijk of bedrijventerrein of daarop aansluit.
3 Het is verboden water te lozen uit de bodem op watergangen in de gebieden die zijn aangewezen op de bij deze keur behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart.
4 Het is verboden water te lozen uit de bodem op watergangen
indien de lozing plaatsvindt door middel van drainagebuizen die zijn gelegen op een diepte van meer dan 1,00 meter onder maaiveld:
indien de lozing plaatsvindt door middel van een bronnering, met uitzondering van bronneringen ten behoeve van bouwactiviteiten die korter duren dan één jaar.
5 Het is verboden water te onttrekken aan watergangen indien meer dan 10 m3 water per dag kan worden onttrokken.
6 De in lid 3 bedoelde kaart kan worden gewijzigd door een besluit van het bestuursorgaan.
1 De in de artikelen 13 tot met 17 genoemde verboden zijn niet van toepassing op handelingen, werken, werkzaamheden, gedragingen en activiteiten ten behoeve van het herstel van, jaarlijks onderhoud of groot onderhoud aan waterstaatswerken.
2 Het bestuursorgaan bepaalt bij algemene regeling voor welke handelingen, werken, werkzaamheden, gedragingen en activiteiten daarbij te stellen algemene regels gelden en de verboden in de artikelen 13 tot en met 17 geen toepassing vinden.
3 Bij de algemene regeling bedoeld in het tweede lid, kan de verplichting worden opgelegd handelingen, werken, werkzaamheden, gedragingen en activiteiten te melden.
Het is verboden water aan en af te voeren, te onttrekken of te lozen indien het bestuursorgaan zodanig verbod heeft bekendgemaakt op grond van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of in ongerede raken van een waterstaatswerk dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan.
1 Het bestuursorgaan kan van de in deze keur gestelde gebods– en verbodsbepalingen in de artikelen 4 tot en met 17 ontheffing verlenen.
2 Een verleende ontheffing kan door het bestuursorgaan worden gewijzigd en geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken.
3 De ontheffing kan voor een bepaalde termijn worden verleend
1 Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.
2 Een ontheffing kan worden verleend onder de beperking dat daarvan binnen een daarbij te stellen termijn gebruik moet zijn gemaakt ter voorkoming dat de ontheffing van rechtswege vervalt.
3 Aan een ontheffing kan het voorschrift worden verbonden dat de houder van de ontheffing financiële zekerheid stelt voor de kosten van verwijdering van het op grond van de ontheffing aangebrachte werk na beëindiging van het gebruik daarvan.
4 Aan een ontheffing kan het voorschrift worden verbonden dat de houder van de ontheffing een betaling of anderszins compensatie verricht met het oog op de bescherming van de belangen, waarom het vereiste van een ontheffing is gesteld.
5 Een ontheffing geldt, tenzij in de ontheffing anders is bepaald, voor de rechtsopvolgers van de houder van de ontheffing. Binnen twaalf weken, te rekenen vanaf de dag van de rechtsopvolging, dient wijziging van de tenaamstelling te worden gevraagd bij het bestuursorgaan.
1
2 Het bestuursorgaan is bevoegd bij besluit regels te stellen met betrekking tot de inhoud en de wijze van totstandkoming van het in het eerste lid bedoelde visplan.
1 Door of namens het bestuursorgaan wordt schouw gevoerd over de waterstaatswerken volgens een door het bestuur vastgesteld schema.
2 Het bestuursorgaan kan indien het zulks nodig acht besluiten een extra schouw te voeren.
3 Het bestuursorgaan stelt de datum van de schouw vast en maakt die ten minste twee weken tevoren bekend door kennisgeving ervan in een dag–, nieuws– of huis aan huis-blad, dan wel op andere geschikte wijze.
4 De in het derde lid voorgeschreven bekendmaking kan in spoedeisende gevallen voor de aanvang van een extra schouw worden vervangen door een persoonlijke mededeling. Daarbij kan met een kortere termijn dan genoemd in het derde lid worden volstaan.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde in of krachtens deze keur zijn belast de daartoe door het bestuursorgaan aangewezen ambtenaren.
1 Overtreding van de bepalingen van deze keur en de daarop gebaseerde regelgeving wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete tot ten hoogste het bedrag van de tweede categorie als genoemd in artikel 23 Wetboek van strafrecht, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
2 Indien ten tijde van het plegen van de in het eerste lid genoemde overtreding nog geen jaar is verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de overtreder wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan hechtenis tot het dubbele van het gestelde maximum worden opgelegd.
De belanghebbende die schade lijdt of zal lijden, als gevolg van de toepassing van bepalingen van deze keur, welke schade redelijkerwijze niet of niet geheel ten zijnen laste behoort te blijven, wordt een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding verstrekt, indien de vergoeding niet anderszins is verzekerd.
1 Een vergunning of ontheffing, verleend vóór inwerkingtreding van deze keur, waarbij een ingevolge deze keur ontheffingplichtig werk of handelen door het bevoegd gezag is toegestaan, wordt geacht ingevolge deze keur te zijn verleend.
2 Daar waar in de in het eerste lid bedoelde vergunning of ontheffing wordt gesproken van:
kernzone, dient men te lezen: waterkering;
beschermingszone, dient men te lezen: waterkering;
buitenbeschermingszone, dient men te lezen: beschermingszone.
3 Voor al hetgeen ten tijde van inwerkingtreding van deze keur rechtmatig tot stand is gebracht, wordt geacht ontheffing ingevolge deze keur te zijn verleend.
1 Voor zover de aanduiding van een waterstaatswerk, zijnde een watergang, op de legger niet
zodanig is dat de keurzones daaruit kunnen worden afgeleid, geldt artikel 14 voor
primaire en secundaire watergangen welke als zodanig zijn aangegeven op de bij deze keur behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, met inbegrip van de op deze kaart aangegeven natuurvriendelijke oever, onderhoudsstrook of 1-meter zone.
tertiaire watergangen welke als zodanig zijn aangegeven op de bij deze keur behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart.
2 Voor zover de aanduiding van een waterstaatswerk, zijnde een watergang, op de legger niet
zodanig is dat de keurzones daaruit kunnen worden afgeleid, geldt artikel 16 voor
primaire en secundaire watergangen welke als zodanig zijn aangegeven op de bij deze keur behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, met inbegrip van de op deze kaart aangegeven natuurvriendelijke oever, onderhoudsstrook of 1-meter zone alsmede de beschermingszone;
tertiaire watergangen welke als zodanig zijn aangegeven op de bij deze keur behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, met inbegrip van de op deze kaart aangegeven beschermingszone.
1 Voor zover de aanduiding van een waterstaatswerk, zijnde een waterkering, op de legger niet zodanig is dat de keurzones daaruit kunnen worden afgeleid, geldt artikel 13 voor primaire, regionale en overige waterkeringen voor zover deze op de bij deze keur behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart als zone waterkering zijn aangegeven.
2 Voor zover de aanduiding van een waterstaatswerk, zijnde een waterkering, op de legger niet zodanig is dat de keurzones daaruit kunnen worden afgeleid, geldt artikel 16 voor primaire, regionale en overige waterkeringen voor zover deze op de bij deze keur behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart als zone waterkering en beschermingszone zijn aangegeven.
3 Daar waar in de legger voor de Grebbedijk wordt gesproken van:
kernzone, dient men te lezen: waterkering;
beschermingszone, dient men te lezen: waterkering;
buitenbeschermingszone, dient men te lezen: beschermingszone.
Voor zover de aanduiding van een waterstaatswerk, zijnde een waterbergingsgebied, op de legger, niet heeft plaatsgevonden, geldt artikel 15 voor de gebieden die als waterbergingsgebied zijn aangegeven op de bij deze keur behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart.
Voor waterstaatswerken waarvoor geen legger is vastgesteld waarin onderhoudsplichtigen en onderhoudsverplichtingen zijn aangegeven, geldt dat het jaarlijks en het groot onderhoud wordt uitgevoerd door degene die vóór inwerkingtreding van deze keur het onderhoud verrichtte.
De onderhoudsplichtigen van waterstaatswerken waarvoor geen legger is vastgesteld waarin onderhoudsverplichtingen zijn aangegeven, zijn verplicht tot instandhouding overeenkomstig de oorspronkelijke richting, vorm, afmeting en constructie.
1 Deze keur treedt met uitzondering van het eerste lid van artikel 22, in werking met ingang van 1 mei 2007, waarbij de tot dan toe in het waterschapsgebied geldende keuren komen te vervallen.
2 Inwerkingtreding van het eerste lid van artikel 22 vindt plaats op een door het bestuursorgaan te bepalen tijdstip.
1 Dit besluit kan worden aangehaald als “Keur van Waterschap Vallei & Eem 2007”
2 Aldus vastgesteld in de vergadering van het Algemeen Bestuur van 22 februari 2007.
De voorzitter,
De secretaris,
Deze keur is gebaseerd op de Waterschapswet, de Wet op de waterhuishouding en de Waterstaatswet 1900. De keur ziet derhalve op de uitoefening van de natte waterstaatszorg door waterschappen. In het kader van deze wetten gaan regering en parlement ervan uit dat het waterschap het geroepen instituut is voor het stellen van gebods– en verbodsregels met betrekking tot de bij het waterschap in beheer zijnde waterstaatswerken. Bij het opstellen van de keur is met name rekening gehouden met de wijziging van de Wet op de waterhuishouding (Wet van 23 februari 2004, houdende wijziging van enige bepalingen van de Wet op de waterhuishouding ten behoeve van de introductie van algemene regels in het waterkwantiteitsbeheer en enkele andere onderwerpen, Staatsblad 2004, 191) en met de Kabinetsvisie ‘Andere overheid’ van 1 december 2003 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003 – 2004, 29 362, nr.1). De grondslag van deze stukken is het streven naar minder regels, minder lasten voor burgers en bedrijven, een vereenvoudiging van regelgeving en het werken met meer algemene regels, waarbij vergunningverlening indien mogelijk vermeden wordt.
De voorliggende keur komt in de plaats van de keur die door het Algemeen Bestuur van Waterschap Vallei & Eem is vastgesteld op 5 juni 1997 en gewijzigd bij besluit van 29 juni 2000. Deze keur is als gevolg van de wijziging van de Wet op de waterhuishouding en de kabinetsvisie ‘Andere overheid’ minder actueel. Qua systematiek is de Modelkeur van de Unie van waterschappen (juni 2005) als uitgangspunt gebruikt. Evenwel is de inhoud en opbouw van deze keur voor een groot deel gelijk aan die van de keur van 1997, zij het vereenvoudigd. De keur stelt regels in het belang van de waterkeringszorg en het waterkwantiteitsbeheer.
De waterkwaliteitszorg is in het model geen onderwerp van regeling waar het betreft de regulering van lozingen van schadelijke of verontreinigende stoffen op oppervlaktewater (bescherming van de fysisch/chemische waterkwaliteit). De Wet verontreiniging oppervlaktewateren regelt dit uitputtend en laat derhalve geen ruimte voor aanvullende regeling op decentraal niveau. Wel kunnen de in de keur opgenomen bepalingen ten behoeve van het kwantiteitsbeheer en beheer van waterstaatwerken dienen ter bescherming van de ecologische toestand van een waterstaatswerk.
De opbouw van deze keur volgt zoals gezegd die van de keur van 1997. Eerst komen de algemene bepalingen aan de orde, daarna de gedoogbepalingen, de gebodsbepalingen en verbodsbepalingen, vervolgens de bepalingen omtrent toezicht, overige bepalingen en het overgangsrecht. Het feit dat de wetgever voornemens is de vigerende waterbeheerswetten te integreren in één integrale waterwet heeft ertoe geleid niet in de richting van aparte keuren te koersen.
Bij het opstellen van de keur zijn definitiebepalingen waarin waterstaatswerken en de begrenzingen daarvan worden omschreven zoveel mogelijk vermeden door te werken met leggers en kaarten, waarop de waterstaatswerken qua ligging, vorm, afmeting en constructie zijn aangegeven. Verder zijn de verbodsbepalingen veel abstracter geformuleerd. Aan het bestuursorgaan (het dagelijks bestuur: Dijkgraaf en Heemraden) wordt in de keur meer dan in de vorige Keur op grond van artikel 85, vierde lid, Waterschapswet de bevoegdheid gegeven nadere regels te stellen (artikel 18, tweede en derde lid) dan wel kaartbijlagen bij de keur aan te vullen met als gevolg dat keurbepalingen een ruimere strekking hebben dan wel niet van toepassing zijn (artikel 17 en 18 van de keur). Nieuw is verder dat door opneming van een daartoe strekkende bepaling in de keur buiten twijfel wordt gesteld dat de houder van een vergunning de verplichting kan worden opgelegd financiële zekerheid te stellen voor de bekostiging van de verwijdering van het op grond van de ontheffing aangebrachte werk na de beëindiging van het gebruik daarvan. Voorts is de mogelijkheid opgenomen een voorschrift aan de vergunning te verbinden op grond waarvan de houder van een ontheffing een betaling of anderszins compensatie verricht met het oog op de bescherming van het belang of de belangen waarom het vereiste van vergunning is gesteld (artikel 21 van de keur).
De bepalingen in de keur dienen te worden toegepast met inachtneming van het voor het zorggebied van het waterschap geldende beleid. Het in het beheersplan van het waterschap verwoorde beleid is richtinggevend bij de uitvoering van de keur door het waterschap. In concreto betekent dit dat als een beek ingevolge het beheersplan een ecologische functie heeft, een ontheffingsaanvraag, die bij inwilliging daarvan tot gevolg heeft dat die functie verdwijnt dan wel wordt ondermijnd, geweigerd kan worden omdat de waterstaatkundige functie van de beek zich verzet tegen de inwilliging van de aanvraag. Voor de toepassing van de keur kan het dagelijks bestuur beleidsregels vaststellen die richtinggevend zijn voor op grond van de keur te nemen besluiten en waarnaar ter motivering van de besluiten kan worden verwezen en waarvan slechts gemotiveerd kan worden afgeweken (Titel 4.3 Awb).
In die gevallen waarin het waterschap optreedt als ieder ander particulier persoon heeft het voor de uitvoering van verboden handelingen een vergunning nodig net zoals ieder ander privaat persoon. De in de artikelen 13 tot en met 16 van de keur genoemde verboden zijn niet van toepassing op handelingen, werken, werkzaamheden en gedragingen ten behoeve van het herstel van, onderhoud of buitengewoon onderhoud aan waterstaatswerken die door het waterschap als beheerder worden verricht. De in de keur gestelde bepalingen over het onttrekken en lozen van water ter uitvoering van de Wet op de waterhuishouding zien evenmin op normale beheersactiviteiten van de beheerder. Een beheerder voert water aan of af.
Indien het waterschap als beheerder evenwel nieuwe werken uitvoert, of wijzingen aanbrengt in bestaande waterstaatswerken geldt in principe dat het zich zelf daarvoor een ontheffing ingevolge de keur moet verlenen.
In die gevallen waarin een besluit tot aanleg of verbetering van waterstaatwerken wordt genomen dat ingevolge artikel 148 en 153 Waterschapswet aan de goedkeuring van gedeputeerde staten is onderworpen, dan wel waartegen administratief beroep bij dat college openstaat, is in principe een vergunning eigen dienst niet nodig. Immers, vanwege de goedkeuring dan wel het administratief beroep en het beroep en hoger beroep dat tegen besluiten van gedeputeerde staten in deze mogelijk is, beschikken belanghebbenden reeds over rechtsmiddelen om zich tegen de aanleg of verbetering van waterstaatswerken te keren. Op genoemde besluiten is bovendien ingevolge artikel 79 Waterschapwet de inspraakverordening van het waterschap van toepassing. Het besluit tot aanleg of verbetering moet dan wel zodanig concreet zijn dat voor belanghebbenden duidelijk is wat voor hem de gevolgen zijn. Zo niet, dan ligt verlening van een vergunning eigen dienst in de rede.
De begrenzingen van de bij het waterschap in beheer zijnde waterstaatswerken dienen ingevolge wettelijke regeling te worden vastgelegd in leggers. In de legger wordt daarnaast aangegeven wie onderhoudsplichtig is, waaruit de onderhoudsverplichting bestaat en hoever de zones met betrekking tot de waterstaatswerken waarop het ge- en verbodsgerime van de keur van toepassing is, zich uitstrekken. De begrenzingen van de waterstaatswerken zijn dus niet direct uit de keur af te lezen.
Deze constructie heeft als voordeel dat door het ontbreken van een omschrijving van de fysieke begrenzingen in de keur, van één type waterstaatswerk kan worden uitgegaan (immers, er hoeft niet per type waterkering en watergang een omschrijving van de fysieke begrenzingen te worden gegeven), waardoor in de keur niet voor elk type een onderscheiden gebods– en verbodsregime behoeft te worden opgenomen.
De legger is in deze te beschouwen als een onderdeel van de keur. Wijziging van de legger betekent dan ook een wijziging in de inrichting en de toepassing van de keur. Voor belanghebbenden dient dit te worden duidelijk gemaakt. Het huidige digitale internettijdperk maakt het mogelijk om de keur en de veelal al digitale leggers voor het publiek op internet toegankelijk te maken. Voor de vaststelling of wijziging van de keur is in de artikelen 79 en 80 Waterschapswet een aantal specifieke procedurevoorschriften gesteld die op de vaststelling van de legger op overeenkomstige wijze dienen te worden toegepast, zodat de voorbedoelde toepassing van de legger ook uit oogpunt van rechtsbescherming te legitimeren is. Voor de beheerder heeft het onderhavige systeem het voordeel dat hij op duidelijke wijze voor zijn beheersobjecten gegradeerde beschermingsregimes van verschillende zwaarte in de legger kan vaststellen.
Niet alle bij het Waterschap Vallei & Eem in beheer zijnde waterstaatswerken zijn reeds in een legger opgenomen. Voor waterstaatswerken, waarvoor het vaststellen van een legger niet is voorgeschreven, waarvoor nog geen legger is vastgesteld of waarvoor wél een legger is vastgesteld maar deze legger (nog) niet alle voor de keur relevante gegevens bevat, voorziet de keur in het overgangsrecht in het aangeven van ligging en indien mogelijk zones met betrekking tot de waterstaatswerken waarop de keur van toepassing is op een bij de keur behorende kaart.