Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Reest en Wieden

Verordening beleids- en verantwoordingsfunctie waterschap Reest en Wieden 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Reest en Wieden
Officiële naam regelingVerordening beleids- en verantwoordingsfunctie waterschap Reest en Wieden 2014
CiteertitelVerordening beleids- en verantwoordingsfunctie waterschap Reest en Wieden 2014
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpfinanciën en economie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag van vaststelling van de begrotingsjaar 2015, met dien verstande dat de begroting, de jaarverslaggeving, de uitvoeringsinformatie en de informatie voor derden en de daarbij behorende toelichtingen, zoals bedoeld in de Waterschapswet, het Waterschapsbesluit en deze verordening, die betrekking hebben op het begrotingsjaar 2015 en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Waterschapswet, art. 108
  2. Waterschapsbesluit, hoofdstuk 4

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201501-01-2016art. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, toelichting

25-11-2014

Waterschapsblad, 2014, 8962

WM/MFI/JdN/8471
01-01-200901-01-2015art. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22

28-10-2008

Onbekend.

SEC/AKS/PvL//5006
01-02-200001-01-200001-01-2009nieuwe regeling

04-01-2000

Onbekend.

Onbekend

Tekst van de regeling

Het Algemeen Bestuur van waterschap Reest en Wieden besluit,

gelet op artikel 108 van de Waterschapswet en hoofdstuk 4 van het Waterschapsbesluit,

vast te stellen:

de Verordening op de uitgangspunten voor het beleid, voor het beheer en voor de inrichting van de beleids- en verantwoordingsfunctie van Waterschap Reest en Wieden 2014.

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1. Definities

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen en verwerken van gegevens alsmede het verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van het waterschap en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

    • b.

      financiële administratie: het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van het waterschap, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

      • -

        de financiële positie;

      • -

        het financieel beheer;

      • -

        de uitvoering van de begroting;

      • -

        de uitvoering van investeringsprojecten;

      • -

        het afwikkelen van vorderingen en schulden;

      alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover;

    • c.

      rechtmatigheid: de mate waarin in overeenstemming met geldende wet- en regelgeving, waaronder waterschapsverordeningen alsmede besluiten van algemeen en dagelijks bestuur, wordt gehandeld;

    • d.

      doelmatigheid: de mate waarin bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen worden gerealiseerd;

    • e.

      doeltreffendheid: de mate waarin de beoogde doelen en effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald;

    • f.

      netto-kosten: lasten die aan een bepaald programma, product c.q. kostendrager worden toegerekend en waarvan zijn afgetrokken de baten (met uitzondering van de belasting– en andere algemene opbrengsten) die aan hetzelfde programma, product c.q. kostendrager worden toegerekend;

    • g.

      beleidsproducten: de beleidsproducten die zijn opgenomen in de door de Unie van Waterschappen vastgestelde BBP-productenstructuur;

    • h.

      beheerproducten: de beheerproducten die zijn opgenomen in de door de Unie van Waterschappen vastgestelde BBP-productenstructuur;

    • i.

      Waterschapswet: de Waterschapswet zoals deze luidt na het in werking treden van de Wet modernisering waterschapsbestel van 21 mei 2007 (Staatsblad 2007, 208);

    • j.

      Waterschapsbesluit: ‘Besluit van 29 november 2007, houdende regels met betrekking tot de waterschappen‘ (Staatsblad 2007, 497).

Hoofdstuk 2. Beleidsvoorbereiding en verantwoording

Kaderstelling

Artikel 2. Beleids- en verantwoordingscyclus
  • 1. Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor een jaarlijkse concernplanning, welke onderdeel uitmaakt van de beleids- en verantwoordingscyclus, waarin wordt aangegeven op welk moment de onderdelen daarvan moeten worden aangeboden en wanneer deze zullen worden behandeld.

  • 2. In de jaarlijkse concernplanning komen tenminste de volgende onderdelen aan bod:

    • -

      De perspectiefnota;

    • -

      De meerjarenraming;

    • -

      De begroting;

    • -

      De tussentijdse rapportages;

    • -

      De jaarrekening.

  • 3. De concernplanning wordt ter kennisgeving aan het Algemeen Bestuur aangeboden.

  • 4. Het waterbeheerplan maakt onderdeel uit van de beleids- en verantwoordingscyclus en wordt tenminste eenmaal in de zes jaar door het Algemeen Bestuur vastgesteld.

  • 5. Het Dagelijks Bestuur zorgt er voor dat de onderdelen van de beleids- en verantwoordingscyclus voldoen aan de relevante bepalingen van hoofdstuk 4 van het Waterschapsbesluit, aan relevante overige wetgeving en aan datgene wat in deze verordening wordt bepaald.

Artikel 3. Programma's
  • 1. Het Algemeen Bestuur stelt een programma-indeling vast.

  • 2. De gekozen programma-indeling dient toegepast te worden in de meerjarenraming, begroting en jaarverslaggeving.

Beleidsbepaling

Artikel 4. Kaders meerjarenbeleid
  • 1. Het Dagelijks Bestuur biedt jaarlijks aan het Algemeen Bestuur een perspectiefnota aan.

  • 2. De perspectiefnota bevat bevindingen over de beleidsuitvoering van het voorgaande begrotingsjaar.

  • 3. De perspectiefnota beschrijft alle beleidsvoornemens van het waterschap voor het volgende begrotingsjaar en minimaal de drie opvolgende jaren.

  • 4. Het Algemeen Bestuur stelt de perspectiefnota vast als richting gevend kader uiterlijk voor 1 juli.

  • 5. De meerjarenraming wordt bij de begrotingsbehandeling, uiterlijk voor 1 december, vastgesteld als richtinggevend kader.

Artikel 5. Meerjarenraming
  • 1. Gelijktijdig met de perspectiefnota en programmabegroting wordt door het Dagelijks Bestuur een meerjarenraming met toelichting aan het Algemeen Bestuur aangeboden.

  • 2. De meerjarenraming geeft de financiële consequenties van het in de perspectiefnota / meerjarenbegroting beschreven meerjarenbeleid weer en is ingericht overeenkomstig het Waterschapsbesluit.

  • 3. Het Algemeen Bestuur stelt de meerjarenraming bij de begroting als richtinggevend kader vast.

Artikel 6. Ontwerp-begroting en geplande investeringen
  • 1. Het Dagelijks Bestuur biedt jaarlijks ter vaststelling een ontwerp-begroting aan het Algemeen Bestuur aan waarin voorstellen worden gedaan voor het beleid in het volgende begrotingsjaar.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur zorgt er voor dat er bij de begrotingsbehandeling een overzicht is geagendeerd van de investeringen waarvan de start van de uitvoering c.q. het moment van aanschaffing in het begrotingsjaar is gepland. In dit overzicht zijn opgenomen de raming van de investeringsuitgaven en van de aan de investeringen gerelateerde inkomsten.

Artikel 7. Vaststelling begroting en investeringskredieten
  • 1. Het Algemeen Bestuur autoriseert met het vaststellen van de begroting de netto-kosten die per programma zijn opgenomen alsmede de dekkingsmiddelen die zijn opgenomen in de begroting naar kostendragers.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur zorgt er ten aanzien van de raming van de netto-kosten naar programma´s voor dat deze netto-kosten, door middel van kostentoerekening, eenduidig kunnen worden toegewezen aan de beleidsproducten en de beheerproducten.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur is bevoegd tot het doen van vervangingsinvesteringen tot 100% van de geraamde bedragen zoals opgenomen in het in artikel 6, tweede lid bedoelde overzicht van investeringen.

  • 4. Voor nieuwe investeringen in het in artikel 6, tweede lid bedoelde overzicht van investeringen, stelt het Algemeen Bestuur vast van welke investeringen zij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige investeringen worden bij de begrotingsbehandeling geautoriseerd.

  • 5. Voor investeringen die in de loop van het begrotingsjaar in uitvoering worden genomen en waarvoor geen autorisatie is verleend bij de begrotingsbehandeling legt het Dagelijks Bestuur voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan het Algemeen Bestuur voor.

Uitvoering, sturing en beheersing

Artikel 8. Uitvoering begroting
  • 1. Het Dagelijks Bestuur zorgt voor het per programma verzamelen en vastleggen van gegevens over de maatregelen die getroffen zijn en prestaties die geleverd worden, de doelstellingen en effecten die bereikt worden en de netto-kosten die gemaakt worden, opdat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door het Algemeen Bestuur, kunnen worden getoetst.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur zorgt er voor dat de netto-kosten van de programma’s en de investeringsuitgaven, zoals geautoriseerd door het Algemeen Bestuur, niet worden overschreden, met inachtneming van de ruimte die bij de begrotingsuitvoering in artikel 9 bepaald is.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur zorgt er voor dat de dekkingsmiddelen die zijn opgenomen in de begroting naar kostendragers en de inkomsten die in investeringskredieten zijn opgenomen, zoals geautoriseerd door het Algemeen Bestuur, niet worden onderschreden.

Artikel 9. Ruimte bij begrotingsuitvoering
  • 1. De post onvoorzien wordt per programma vastgesteld.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur is bevoegd overschrijdingen van netto-kosten van een bepaald programma te dekken uit het bedrag voor onvoorzien van datzelfde programma.

  • 3. Beschikking over de post onvoorzien vindt uitsluitend plaats nadat en voor zover zorgvuldig is vastgesteld dat binnen de vastgestelde raming van het begrotingsprogramma waarop de betreffende lasten betrekking hebben hiervoor geen middelen beschikbaar zijn.

  • 4. Beschikking over de post onvoorzien mag uitsluitend met betrekking tot uitgaven die onvermijdbaar en niet uitstelbaar zijn.

  • 5. Het Dagelijks Bestuur is bevoegd de netto-kosten van een programma met 5% van de totale netto-kosten van dat programma te overschrijden zonder toestemming vooraf van het Algemeen Bestuur, indien de middeleninzet past binnen het vastgestelde beleid en indien de hiervoor benodigde financiële ruimte elders binnen de begroting kan worden gevonden. Een dergelijk feit wordt achteraf aan het Algemeen Bestuur gerapporteerd.

  • 6. Het Dagelijks Bestuur is bevoegd de voor een investering geraamde uitgave met 5% van de uitgaven te overschrijden zonder toestemming vooraf van het Algemeen Bestuur indien deze mutaties passen binnen het vastgestelde beleid. Een dergelijk feit wordt achteraf aan het Algemeen Bestuur gerapporteerd.

  • 7. Het Dagelijks Bestuur is bevoegd de voor een investering geraamde inkomsten met 5% van de inkomsten te onderschrijden zonder toestemming vooraf van het Algemeen Bestuur indien deze mutaties passen binnen het vastgestelde beleid. Een dergelijk feit wordt achteraf aan het Algemeen Bestuur gerapporteerd.

Rapportage en interne verantwoording

Artikel 10. Actieve informatieplicht, tussentijdse rapportage en begrotingswijzigingen
  • 1. Het Dagelijks Bestuur informeert het Algemeen Bestuur zo spoedig mogelijk indien de realisatie van het beleid in betekende mate afwijkt van hetgeen in de begroting is opgenomen.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur informeert het Algemeen Bestuur door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van het beleid dat in de begroting is opgenomen en over de uitvoering van investeringen.

  • 3. De rapportages gaan in op afwijkingen van betekenende mate, zowel wat betreft de middeleninzet, de maatregelen die getroffen en prestaties die geleverd worden, als de doelstellingen en effecten die bereikt worden.

  • 4. De inrichting van de tussentijdse rapportages sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 5. Indien noodzakelijk doet het Dagelijks Bestuur in de rapportages voorstellen voor wijziging van de geautoriseerde budgetten en investeringskredieten alsmede bijstellingen van het beleid.

  • 6. Voor overschrijdingen op programmaniveau legt het Dagelijks Bestuur een voorstel tot begrotingswijziging aan het Algemeen Bestuur voor.

Artikel 11. Jaarverslaggeving
  • 1. Het Dagelijks Bestuur legt na afloop van ieder begrotingsjaar verantwoording af aan het Algemeen Bestuur over de uitvoering van de programma’s door middel van het ter vaststelling aanbieden van het jaarverslag en de door de accountant gecontroleerde jaarrekening.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur zorgt er ten aanzien van de realisatie van de netto-kosten naar programma´s voor dat deze netto-kosten, door middel van kostentoerekening, eenduidig kunnen worden toegewezen aan de beleidsproducten en de beheerproducten.

  • 3. Het Algemeen Bestuur bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma’s of de beleidsdoelen van de programma’s voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

Hoofdstuk 3. Uitgangspunten financieel beleid

Artikel 12. Financieel beleid algemeen

  • 1. Het Dagelijks Bestuur doet voorstellen aan het Algemeen Bestuur die zijn gericht op een volledig en actueel beleid van het waterschap ten aanzien van de volgende onderwerpen:

    • a.

      waardering en afschrijving van activa;

    • b.

      kostentoerekening en onderbouwing legestarieven;

    • c.

      financiering;

    • d.

      weerstandsvermogen;

    • e.

      risicomanagement;

    • f.

      reserves en voorzieningen.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur zorgt er voor dat de in het eerste lid bedoelde voorstellen in overeenstemming zijn met de relevante bepalingen van hoofdstuk 4 van het Waterschapsbesluit, met andere regelgeving die van toepassing is en met de in het vervolg van deze verordening opgenomen aanvullende eisen.

Artikel 13. Waardering en afschrijving van activa

  • 1. Het beleid ten aanzien van waardering en afschrijving van activa omvat in ieder geval dat investeringen met een verkrijgingprijs of vervaardigingprijs lager dan € 25.000,- niet worden geactiveerd, tenzij op voorhand een bedrag van tenminste € 25.000,- was geraamd voor de betreffende investering of tenzij het gronden of terreinen betreft.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur doet voorstellen aan het Algemeen Bestuur over:

    • a.

      hoe omgegaan dient te worden met de bijdragen van eigen personeel;

    • b.

      hoe omgegaan dient te worden met de aan een actief toe te rekenen rente;

    • c.

      hoe omgegaan dient te worden met de kosten van ondersteunende diensten in de vervaardigingsprijs van een actief;

    • d.

      hoe omgegaan dient te worden met de afbakening tussen investeringen en onderhoud.

  • 3. Uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling worden lineair in 5 jaar afgeschreven voor zover de betreffende uitgaven op grond van artikel 4.63 van het Waterschapsbesluit mogen worden geactiveerd.

  • 4. De uitgaven voor het afsluiten van geldleningen en het saldo van de agio en disagio worden lineair afgeschreven in de jaren van de looptijd van de betreffende geldlening.

  • 5. Bijdragen in activa in eigendom van derden waar geen beheer en onderhoud door het waterschap tegenover staat worden afgeschreven in 5 jaar. Daar waar wel beheer en onderhoud tegenover de bijdrage staat, wordt een afschrijvingsperiode gehanteerd gelijk aan het aantal jaren dat de betreffende investering in gebruik zal zijn.

  • 6. Overige immateriële vaste activa worden in 5 jaar lineair afgeschreven met uitzondering van de kosten voor verkiezingen welke in 4 jaar worden afgeschreven.

  • 7. De materiële vaste activa worden lineair afgeschreven in:

    • -

      4 jaar:

      hardware;

    • -

      5 jaar:

      huisvesting automatisering, kantoormachines, laboratorium- en energieopwekkingapparatuur en software;

    • -

      7 jaar:

      vervoermiddelen, machines en werktuigen en maaiveegboten;

    • -

      10 jaar:

      inventaris / inrichting, huisvesting elektrotechnisch, open loodsen, legger, gemalen elektrotechnisch, gemalen automatisering, stuwen elektrotechnisch, stuwen automatisering, overige peilregulerende kunstwerken automatisering, baggerwerken, RZI elektrotechnisch en overige bedrijfsmiddelen;

    • -

      15 jaar:

      huisvesting mechanisch, verbouw werkplaatsen, gemalen mechanisch, revisie gemalen, stuwen mechanisch, revisie stuwen, RZI mechanisch en Revisie RZI;

    • -

      20 jaar:

      verbouw huisvesting, overige peilregulerende kunstwerken (inlaten en sluizen), niet peilregulerende kunstwerken (bruggen, zinkers en duikers) en betuining;

    • -

      25 jaar:

      ophogen kaden waterkeringen en dijken, verbeteringswerken en dijkversterkingen;

    • -

      30 jaar:

      werkplaatsen, dichte loodsen, gemalen bouwkundig, stuwen bouwkundig en RZI bouwkundig en transportleidingen;

    • -

      40 jaar:

      huisvesting bouwkundig.

  • 8. Bijdragen aan activa (in eigendom) van derden en de overige (im)materiele vaste activa kennen een maximale afschrijvingsduur van 5 jaar, tenzij gemotiveerd wordt dat een andere periode passender is.

Artikel 14. Weerstandsvermogen, risicomanagement, reserves en voorzieningen

  • 1. Het beleid omtrent het weerstandsvermogen, risicomanagement, reserves en voorzieningen omvat in ieder geval:

    • a.

      een beschrijving van de risico´s die het waterschap loopt;

    • b.

      de weerstandscapaciteit van het waterschap, zijnde de middelen en mogelijkheden van het waterschap om niet begrote kosten te dekken;

    • c.

      het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, reserves, de weerstandscapaciteit of anderszins;

    • d.

      de vorming en besteding van reserves;

    • e.

      de vorming en besteding van voorzieningen;

    • f.

      de berekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen.

  • 2. Als element van het in het eerste lid onder d bedoelde onderdeel reserves wordt voor de reserves die onderdeel uitmaken van de algemene reserves en de bestemmingsreserves die niet zijn bedoeld voor tariefsegalisatie per reserve ingegaan op de aard, reden en gewenste omvang.

  • 3. Als element van het in het eerste lid onder e bedoelde onderdeel voorzieningen wordt per voorziening ingegaan op de aard, reden en gewenste omvang.

Artikel 15. Kostentoerekening en onderbouwing tarieven

  • 1. Het beleid omtrent kostentoerekening en onderbouwing van tarieven omvat in ieder geval:

    • a.

      een beschrijving van het kostentoerekeningssysteem;

    • b.

      de wijze waarop het waterschap invulling geeft aan de eis uit het Waterschapsbesluit dat de kostentoerekening plaatsvindt op basis van objectieve, bedrijfseconomische criteria;

    • c.

      de kwantitatieve grondslagen die onderdeel vormen van de kostentoerekeningssystematiek;

    • d.

      de methodiek voor de berekening van de rentelasten van vaste activa;

    • e.

      de onderbouwing van de prijs van producten en diensten die het waterschap aan derden kan leveren, waaronder ook begrepen verhuur, verkoop en erfpachting van onroerende zaken die aan derden kunnen worden geleverd, alsmede de kosten van bestuursdwang;

    • f.

      de onderbouwing van de tarieven die gelden voor de door het waterschapsbestuur in rekening te brengen rechten als bedoeld in artikel 115 van de Waterschapswet, zijnde rechten ter zake van:

      • -

        het gebruik overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemde bezittingen van het waterschap of van voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen die bij het waterschap in beheer of in onderhoud zijn;

      • -

        het genot van door of vanwege het bestuur van het waterschap verstrekte diensten;

      • -

        het behandelen van verzoeken tot het verlenen van vergunningen of ontheffingen.

    • g.

      de mate van kostendekkendheid van de onder e en f bedoelde tarieven.

  • 2. In de jaarlijkse uitgangspunten voor de begroting stelt het Algemeen Bestuur voor de berekening van de rente van de kapitaallasten, het percentage vast van de nieuw af te sluiten geldleningen en de korte rente.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur zorgt er voor dat er een actueel overzicht is van de tarieven, prijzen en kosten van de in dit artikel bedoelde rechten, diensten en zaken.

Artikel 16. Financiering

  • 1. Het Dagelijks Bestuur zorgt er voor dat bij de uitoefening van de financieringsfunctie:

    • a.

      een continue toegang tot de financiële markten is;

    • b.

      de volgende risico’s verbonden aan de financieringsfunctie worden beheerst: renterisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s, koersrisico’s en valutarisico’s;

    • c.

      de kosten van de leningen zo veel mogelijk worden beperkt en er een voldoende rendement op de uitzettingen wordt bereikt;

    • d.

      een bijdrage wordt geleverd aan het bereiken van een financiële balansstructuur die dienstbaar is aan de doelstellingen van het waterschap;

    • e.

      zorg wordt gedragen voor een goed en efficiënt functionerende infrastructuur voor het beheer en de registratie van geldstromen en posities;

    • f.

      adequate dossiers van plannen, nota’s, besluiten, transacties en handelingen worden gevormd;

    • g.

      een goede interne en externe informatievoorziening over de uitvoering van de treasuryfunctie wordt nagestreefd;

    • h.

      voldoende financiële middelen worden aangetrokken en overtollige gelden worden uitgezet om de programma’s binnen de door het Algemeen Bestuur vastgestelde kaders van de meerjarenraming en de begroting te kunnen uitvoeren;

    • i.

      goede ondersteuning plaatsvindt van uitsluitend de taken die in het reglement aan het waterschap zijn opgedragen;

    • j.

      de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities worden beperkt.

  • 2. Het risicobeheer van het waterschap wordt gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

    • a.

      ten opzichte van de taken die in het reglement aan het waterschap zijn opgedragen heeft de financieringsfunctie een ondersteunende rol. Financiering volgt en is dienstbaar aan deze taken (servicecentrum);

    • b.

      de uitvoering van de financieringsfunctie voegt geen financiële risico’s toe aan degene die zijn verbonden aan de uitvoering van de taken die in het reglement aan het waterschap zijn opgedragen, maar is er op gericht toekomstige risico’s te verminderen of te verschuiven;

    • c.

      het wettelijk kader van de Wet Fido wordt als uitgangspunt voor het beheersen van renterisico’s gehanteerd;

    • d.

      wat betreft de toekomstige omvang en samenstelling van de portefeuille vlottende opgenomen en verstrekte leningen wordt de kasgeldlimiet van de Wet Fido in acht genomen;

    • e.

      wat betreft de toekomstige omvang en samenstelling van de portefeuille vaste opgenomen en verstrekte leningen wordt de renterisiconorm van de Wet Fido in acht genomen;

    • f.

      bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het Dagelijks Bestuur indien mogelijk zekerheden.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur neemt bij de uitvoering van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen en limieten in acht:

    • a.

      middelen worden uitsluitend aangetrokken en uitgezet op basis van een recente liquiditeitsprognose en een actuele rentevisie;

    • b.

      bij het aantrekken van vaste middelen worden minimaal twee offertes aangevraagd;

    • c.

      de omvang en looptijd van uitzettingen worden bepaald door de omvang van de overtollige middelen en de periode gedurende welke deze beschikbaar zijn;

    • d.

      het uitzetten van overtollige geldmiddelen en het afsluiten van derivaten gebeurt uitsluitend bij tegenpartijen die voldoen aan één van de volgende criteria:

      • -

        Het is een financiële instelling of het betreft waardepapier van een financiële instelling met een door een gezaghebbend ratingagency afgegeven rating van A of hoger en die is gevestigd in een lidstaat die deelneemt aan de Economische en Monetaire Unie;

      • -

        Het is een instelling aan wiens waardepapier door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de Europese Unie de solvabiliteitsvrije status is toegekend.

    • e.

      middelen worden uitsluitend uitgezet in producten waarbij minimaal de hoofdsom aan het einde van de looptijd gegarandeerd wordt;

    • f.

      middelen worden uitsluitend uitgezet in de vorm van de volgende instrumenten:

      • -

        kasgeld, deposito’s en rekening–courant;

      • -

        onderhandse leningen en beleggingen;

      • -

        obligaties;

      • -

        beleggingsfondsen met een hoofdsomgarantie zoals bedoeld in de ‘Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden’;

      • -

        andere internationale financieringsprogramma’s.

    • g.

      derivaten worden uitsluitend gebruikt ter beperking van financiële risico’s;

    • h.

      bij derivaten worden geen open posities ingenomen;

    • i.

      overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties zijn uitgedrukt in euro’s of de munteenheid van een lidstaat die deelneemt aan de Economische en Monetaire Unie;

    • j.

      de hoofdsom van een verstrekte lening en een aangetrokken lening is niet onderhevig aan indexatie;

    • k.

      aandelen worden niet gekocht tenzij dit gebeurt in het kader van de uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taken.

  • 4. In besluiten over uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties wordt het openbaar belang van dergelijke uitzettingen gemotiveerd.

  • 5. Het Dagelijks Bestuur stelt regels aan de administratieve organisatie van de financieringsfunctie, daaronder begrepen de taken, bevoegdheden, verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening.

Hoofdstuk 4. Paragrafen in begroting en jaarverslag

Artikel 17. Algemeen

  • 1. Het Dagelijks Bestuur zorgt er voor dat de paragrafen in de begroting en in het jaarverslag voldoen aan de relevante bepalingen van het Waterschapsbesluit.

  • 2. De paragrafen van het jaarverslag bevatten de verantwoording van hetgeen in de overeenkomstige paragrafen van de begroting is opgenomen. Indien tijdens de realisatie is afgeweken van de kaders die zijn vastgelegd in het desbetreffende onderdeel van het in artikel 12 bedoelde beleid wordt daarop specifiek ingegaan, waarbij de reden van afwijking wordt vermeld.

Hoofdstuk 5. Administratie en organisatie

Artikel 18. Administratie

Het Dagelijks Bestuur zorgt er voor dat de administratie zodanig van opzet en werking is, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in het waterschap als geheel en in zijn organisatie-onderdelen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa, voorraden, vorderingen, schulden, rechten, verplichtingen, ontvangsten, betalingen, kosten en opbrengsten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over baten, lasten, prestaties, maatregelen en effecten aan budgethouders voor zowel de planning, de uitvoering als de verantwoording van de realisatie;

  • d.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • e.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    het geven van een actueel inzicht in de bezittingen van het waterschap.

Artikel 19. Financiële administratie

Het Dagelijks Bestuur zorgt er voor dat:

  • a.

    de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoen aan het Waterschapsbesluit en andere relevante wet- en regelgeving;

  • b.

    de vereiste informatie tijdig verstrekt wordt aan het rijk, de provincie(s), de Europese Unie en het Centraal Bureau voor de Statistiek, alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan het waterschap.

Artikel 20. Organisatie en administratieve organisatie

  • 1. Het Dagelijks Bestuur zorgt voor en legt (in een besluit) vast:

    • a.

      een eenduidige indeling van de organisatie van het waterschap en een eenduidig toewijzing van de taken van het waterschap aan organisatorische eenheden;

    • b.

      een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

    • c.

      de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

    • d.

      de te maken afspraken met de secretaris directeur over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur actualiseert de in het eerste lid bedoelde organisatie en regeling zodra hiertoe aanleiding is.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 21. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag van vaststelling van de begrotingsjaar 2015, met dien verstande dat de begroting, de jaarverslaggeving, de uitvoeringsinformatie en de informatie voor derden en de daarbij behorende toelichtingen, zoals bedoeld in de Waterschapswet, het Waterschapsbesluit en deze verordening, die betrekking hebben op het begrotingsjaar 2015 en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

  • 2. De meerjarenramingen die worden opgesteld in begrotingsjaren met ingang van 2015 voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

  • 3. De ‘Verordening organisatie financieel beheer waterschap Reest en Wieden’, die is vastgesteld bij besluit van 27-11-2012 wordt ingetrokken met ingang van het begrotingsjaar 2015 met dien verstande dat zij van kracht blijven ten aanzien van de begrotingsjaren tot en met 2014.

Artikel 22. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam 'Verordening beleids- en verantwoordingsfunctie waterschap Reest en Wieden 2014'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld vergadering van het Algemeen Bestuur op 25 november 2014.

Algemeen Bestuur,

mr. A.K. Schuttinga, secretaris-directeur M.M. Kool, dijkgraaf