Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Peel en Maasvallei

Beleidsregels duikers en overkluizingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Peel en Maasvallei
Officiële naam regelingBeleidsregels duikers en overkluizingen
CiteertitelBeleidsregels duikers en overkluizingen
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpmilieu – water

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Dagblad De Limburger, 21 juni 2002

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-06-200222-12-2009nieuwe regeling

12-06-2002

Dagblad De Limburger, 21 juni 2002

-

Tekst van de regeling

Inleiding

Vergunningverlening

Het waterschap geeft uitvoering aan de Wet op de Waterhuishouding en de Keur van het waterschap Peel en Maasvallei, waarin geboden en verboden zijn opgenomen. Het gaat daarbij om objecten en handelingen die in principe onwenselijk zijn voor de kwaliteit, de functie of het beheer van watergangen en waterkeringen. Van deze verboden kan ontheffing worden verleend in de vorm van een vergunning. Omdat de objecten en handelingen waarvoor ontheffing wordt gevraagd, in principe ongewenst zijn, wordt de vergunning alleen verleend als het belang van de aanvrager aantoonbaar groot is en er geen zwaarwegende belangen van waterstaatkundige aard zijn, die zich daartegen verzetten. Bij vergunningverlening behoort daarom in alle gevallen een belangenafweging. Om zowel het waterschap als de ingelanden zoveel mogelijk duidelijkheid en zekerheid te bieden over de uitgangspunten en de wijze waarop de belangenafweging plaatsvindt, worden beleidsregels vastgesteld.

Uitgangspunt bij vergunningverlening is, dat iedere ingeland recht heeft op gelijke behandeling. Er moet echter rekening gehouden worden met het cumulatief nadeel van objecten en handelingen, wat mede de aanleiding is voor het vaststellen van beleidsregels. Voor alle categorieën objecten en handelingen worden beleidsregels vastgesteld. De watergangen en waterkeringen zijn in eerste instantie bedoeld om de waterstaatkundige taken van het waterschap mogelijk te maken tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. De hinder die ingelanden van deze infrastructuur ondervinden kan middels een vergunning worden verminderd, mits de primaire taken van de watergangen en waterkeringen in stand blijven.

Beleidsregels

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt het mogelijk dat beleidsregels worden vastgesteld. Deze geven een bestendige bestuurspraktijk en/of vaste gedragslijnen weer ten aanzien van allerlei onderwerpen die bij het beoordelen van aanvragen om ontheffing aan de orde kunnen komen. In artikel 1:3 vierde lid Awb wordt de volgende definitie gegeven van een beleidsregel: “Onder beleidsregel wordt verstaan: een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan”.

Enkele opmerkingen hierover:

  • • Een beleidsregel is een besluit in de zin van de Awb en moet dus aan dezelfde eisen voldoen ter

  • zake van motivering en bekendmaking en dergelijke.

  • • Een beleidsregel is een algemene regel die aangeeft hoe het bestuur in bepaalde gevallen gebruik zal maken van zijn bevoegdheid.

  • • Anders dan bijvoorbeeld een algemeen verbindend voorschrift, kent de beleidsregel een zgn. “inherente afwijkingsbevoegdheid”. Dit wil zeggen dat het bestuur zich altijd moet afvragen of er bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de regel vereisen. Strikte toepassing van de beleidsregel kan in voorkomende gevallen onevenredige gevolgen hebben. In die gevallen kan – gemotiveerd – van de regel worden afgeweken.

  • • Het bestuursorgaan kan slechts beleidsregels vaststellen ten aanzien van de eigen bevoegdheden. Omdat een beleidsregel een besluit is in de zin van de Awb, worden zowel het bestuursorgaan als de burgers rechtstreeks door de beleidsregel gebonden. De burger mag verwachten dat hij altijd een vergunning krijgt, als toepassing van de betrokken beleidsregel resulteert in een positieve belangenafweging. Aan de andere kant moet het bestuursorgaan de gevraagde vergunning weigeren indien toepassing van de betrokken beleidsregel resulteert in een negatieve afweging. In beide gevallen kunnen er bijzondere redenen zijn om gemotiveerd van de regel af te wijken. Het grote voordeel van beleidsregels voor de burger ligt in de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. Voor het bestuursorgaan kent de beleidsregel het voordeel dat in vergelijkbare gevallen niet telkens dezelfde afweging en motivering behoeft te worden gemaakt, doch dat naar de beleidsregel kan worden verwezen. Tevens kan een beleidsregel het kader vormen waarbinnen mandatering van bevoegdheden mogelijk is.

Het vaststellen van beleidsregels is verstandig in gevallen dat er sprake is van bestendige bestuurspraktijk of een vaste gedragslijn. Ook voor het – in principe structureel - wijzigen van een dergelijke bestuurspraktijk of gedragslijn, leent de beleidsregel zich uitstekend. Een eenmaal vastgestelde beleidsregel kan op grond van gebleken behoefte worden gewijzigd. Voor een wijziging dient dezelfde bekendmakingprocedure te worden doorlopen als voor de beleidsregel zelf.

De keuze van de wetgever om beleidsregels als besluiten aan te merken heeft tot gevolg dat voor beleidsregels de totstandkomings-, motiverings- en bekendmakingeisen gelden die de Algemene wet bestuursrecht in hoofdstuk 3 aan besluiten stelt. Overigens stelt de Awb aan het schriftelijk stuk waarin een beleidsregel is vastgelegd, evenmin als bij andere besluiten, speciale eisen. Het kan een keurig artikelsgewijs ingedeelde regeling zijn, die uiterlijk niet van een algemeen verbindende voorschrift is te onderscheiden, maar ook een circulaire, brief of beleidsnota.

Afwijking van beleidsregels kan alleen in bijzondere gevallen plaatsvinden. Afwijking in die gevallen waarvoor de beleidsregel nu juist is bedoeld, behoort in principe niet mogelijk te zijn. Vanuit de aanvrager gezien is afwijking in positieve en in negatieve zin denkbaar. In het eerste geval wordt ten gunste van de aanvrager afgeweken, omdat het belang van toepassing van de regel bijvoorbeeld niet opweegt tegen het grote belang van de aanvrager. In het tweede geval lijkt een aanvraag binnen de beleidsregel te passen, doch zijn er bijzondere omstandigheden (zoals bijvoorbeeld belangen van derden) op grond waarvan alsnog moet worden geweigerd. In beide gevallen zal een besluit goed gemotiveerd moeten worden. Een incidentele afwijking in een normaal geval, zal anders al snel in strijd komen met het gelijkheidsbeginsel. Indien dezelfde afwijking regelmatig (of zelfs structureel) voorkomt is het denkbaar dat het beter is om de beleidsregel te wijzigen. Een dergelijke wijziging behoort uit een oogpunt van rechtszekerheid op dezelfde wijze tot stand te komen als de beleidsregel zelf.

Voor afwijking van een beleidsregel kan daarom worden gesteld, dat dit alleen mogelijk en zelfs geboden is, indien de strikte naleving van de beleidsregel - gelet op de strekking van de beleidsregel zelf - in het voorkomende geval niet nodig is en bovendien een onevenredig nadeel voor belanghebbende(n) zou opleveren.

De Awb opent tegen beleidsregels géén bezwaar- of beroepsmogelijkheden. Uiteraard is dat wel het geval met besluiten zoals ontheffingen en weigeringen, welke onder de werking van een beleidsregel tot stand komen. In dat kader kan een rechter, indien deze een beleidsregel geheel of ten dele onrechtmatig vindt, alsnog de onverbindendheid van de beleidsregel zelf vaststellen.

Waterbeheer

Ingevolge artikel 2 van het Reglement voor het waterschap Peel en Maasvallei is de taak van het waterschap gericht op de waterstaatkundige verzorging van zijn gebied. Deze taak omvat de zorg voor het oppervlaktewater in kwantitatief opzicht in zowel hydrologische als morfologische zin, overeenkomstig de in het waterhuishoudingsplan en de integrale beheersplannen vastgelegde doelstellingen. Dit houdt onder andere in dat het waterschap:

  • de zorg heeft voor een adequate afwatering, ontwatering, waterconservering en wateraanvoer voor gronden en gebouwen binnen het beheersgebied van het waterschap;

  • door een stelsel van primaire wateren een infrastructuur in stand houdt die de hiervoor genoemde zorg mogelijk maakt;

  • een integraal waterbeheer voert, dat er op gericht is de toegekende functies van primaire wateren te realiseren in een goede afstemming met het ruimtelijke ordenings- en milieubeleid.

Om deze waterkwantiteitstaken van het waterschap te waarborgen zijn in de Keur naast een aantal gebodsbepalingen tevens een groot aantal verbodsbepalingen opgenomen. Deze verbodsbepalingen betreffen objecten en handelingen die nadelig zijn voor de waterhuishouding en derhalve verboden zijn en moeten blijven. Alleen wanneer het belang van de aanvrager dit rechtvaardigt, kan ontheffing van deze verbodsbepalingen worden verleend.

Anderzijds zijn in de Keur ook verbodsbepalingen opgenomen voor objecten en handelingen, die weliswaar hinderlijk zijn voor de waterhuishouding, doch die niet per sé verboden moeten blijven en waarvoor (bijna) altijd een ontheffing kan worden verleend. De reden om deze objecten en

handelingen toch te verbieden, is het kunnen reguleren en het kunnen stellen van voorschriften. Voor die gevallen is in de Keur een ontheffingsbevoegdheid opgenomen. Ten aanzien van deze bevoegdheid tot het verlenen van ontheffingen worden steeds de taakstelling en de doelstellingen voor het waterbeheer als uitgangspunt genomen. Inbreuk op deze doelstellingen worden slechts toegestaan indien het belang, waarvoor ontheffing wordt aangevraagd, dit rechtvaardigt. Belangrijk hierbij is dat het belang van het waterschap niet onnodig wordt geschaad. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden, die de nadelige gevolgen van het object of de handeling voor de waterhuishouding tot een minimum beperken.

Beleid voor duikers en overkluizingen

Belang van de waterhuishouding

Watergangen doorkruisen het gebied van het waterschap. Hierbij kan niet voorkomen worden dat de watergangen wegen kruisen en percelen scheiden. Om watergangen over te steken worden onder andere duikers gebruikt. Ook kan niet worden voorkomen dat watergangen hinderlijk in de weg liggen of nadelige aspecten met zich meebrengen, zoals onveiligheid of overlast. Om deze nadelen te verminderen worden watergangen onder andere overkluisd. Duikers en overkluizingen hebben echter nadelige gevolgen voor de waterhuishouding en zijn daarom ingevolge de Keur ontheffingsplichtig.

Hoewel veel nadelige gevolgen kunnen worden gecompenseerd door technische maatregelen, geven interne en externe beleidsontwikkelingen echter aanleiding om niet voor elk belang de technische oplossing te kiezen. Belangrijk beleid is verwoord in de nota Waterbeheer 21e eeuw, het Provinciaal Omgevingsplan Limburg en het Intergraal Waterbeheersplan. Uit deze beleidsdocumenten blijkt dat moet worden gestreefd naar een natuurlijk watersysteem met de kenmerken ‘veerkracht’ en

‘ruimtelijke kwaliteit’. Gerelateerd aan duikers en overkluizingen betekent dit, dat voor deze objecten een terughoudend beleid gevoerd moet worden bij het verlenen van ontheffingen en dat niet per definitie gekozen moet worden voor technische oplossingen.

Belang van de aanvrager

Het gebied van het waterschap wordt door mensen gebruikt om er te leven, te werken en te recreëren. Hierdoor stellen de mensen eisen aan het gebied, met name het opheffen van de fysieke belemmering die een open water veroorzaakt. Een aanvrager van een ontheffing van de verbodsbepalingen van de Keur, heeft hiervoor zijn eigen redenen en motivatie, die uit oogpunt van hemzelf belangrijk zijn.

Elke aanvraag wordt individueel beoordeeld. Als blijkt dat er geen andere motiveringen zijn, dan die in de beleidsregels reeds zijn genoemd, dan wordt de vergunning overeenkomstig de in de beleidsregels beschreven belangenafweging verleend of geweigerd. Als er zwaarwegende belangen zijn van de zijde van de aanvrager of van de zijde van het waterschap, waarin de beleidsregels niet voorzien, dan kan de beslissing niet binnen de beleidsregels worden genomen en neemt het dagelijks bestuur een apart besluit. Daarbij wordt er van uitgegaan dat de waterstaatkundige taken van het waterschap voorop staan en dat het leggen van duikers in principe ongewenst is. Wanneer het belang van de aanvrager het verlenen van een vergunning rechtvaardigt, zullen daaraan strikte voorschriften worden verbonden. In deze beleidsregels wordt daarom tevens inzicht gegeven in de te stellen voorschriften.

Belangenafweging

Het beleid is er dan ook op gericht om een veerkrachtig watersysteem te verkrijgen, dat zowel recht doet aan de algemene waterhuishoudkundige en ecologische belangen, als aan de individuele belangen van de aanvrager. Hiervoor wordt de hinderlijkheid van de duiker of overkluizing uit oogpunt van het functioneren van het primaire water afgewogen tegen het belang van de duiker of overkluizing voor de aanvrager. In dit kader wordt tevens het alternatief van een brug beoordeeld.

Definitie van begrippen

Watergang, beek, water

Een oppervlaktewater, met inbegrip van de waterbodem, taluds en onderhoudsstroken.

Primair water

Een oppervlaktewater dat als zodanig in de legger is opgenomen en waarop de Keur van toepassing is.

Duiker

Een kokervormige constructie met als doel de wederzijdse verbinding tussen oppervlaktewater te waarborgen, waarbij in principe de bodem van de watergang, in tegenstelling tot die van de brug, wordt onderbroken.

Overkluizing

Een duiker langer dan 15 meter.

Lange overkluizing

Een duiker langer dan 30 meter.

Permanent watervoerend watergang

Watergang, of een gedeelte daarvan, waarin gemiddeld over een aantal jaren, al of niet middels stuwen, méér dan 90% van de tijd water aanwezig is.

Periodiek droogvallend watergang

Watergang, of een gedeelte daarvan, waarin gemiddeld over een aantal jaren, méér dan 10% van de tijd géén water aanwezig is.

Perceel

Met ‘perceel’ kan een kadastraal perceel worden bedoeld of een gebruiksperceel. • Een kadastraal perceel ontstaat onder andere door aankoop, vererving of toedeling via een ruilverkaveling. De grootte en de vorm van een perceel zijn afhankelijk van toevallige omstandigheden. Het is niet meer dan een administratieve registratie van het eigendom. Eén groot kadastraal perceel kan zijn opgedeeld in kleinere eenheden die verschillend worden gebruikt of die zelfs bij verschillende personen in gebruik zijn. Meerdere kadastrale percelen, desnoods van verschillende eigenaren, kunnen als één eenheid worden gebruikt.

Een gebruiksperceel is een stuk grond, dat als zelfstandige eenheid wordt gebruikt. Dit kan betekenen dat er één soort gewas wordt geteeld of één soort activiteit wordt verricht. Ook kunnen naast elkaar gelegen gebruikspercelen op dezelfde manier worden beteeld of gebruikt, maar is er toch een noodzaak deze als aparte eenheden te beschouwen, zoals weilanden. Gebruikspercelen kunnen, afhankelijk van de teeltwisseling, van seizoen tot seizoen veranderen. Veterinaire regelgeving kan eisen dat een bedrijf in verschillende geïsoleerde bedrijfsonderdelen wordt gesplitst.

Bij het vergunningenbeleid voor duikers en overkluizingen wordt ten aanzien van de perceelsontsluiting uitgegaan van gebruikspercelen.

Primaire ontsluiting

De wijze waarop een gebruiksperceel vanaf de openbare weg kan worden bereikt. Wanneer het gebruiksperceel rechtstreeks aan de openbare weg grenst, is daarmee de primaire ontsluiting een feit.  Wanneer het gebruiksperceel van de openbare weg wordt gescheiden door een open water, dan is een duiker nodig om de primaire ontsluiting te realiseren. Bij een primaire ontsluiting middels een duiker is altijd sprake van het oversteken van een open water.

Secundaire ontsluiting

Er is sprake van een secundaire ontsluiting als het gebruiksperceel reeds op een andere wijze dan de gevraagde duiker, rechtstreeks vanaf de openbare weg is te bereiken. Het kan gezien de omrijafstand of het gebruik van het perceel, wenselijk zijn een of meer extra toegangen naar het gebruiksperceel te realiseren. Bij secundaire ontsluiting middels een duiker is altijd sprake van het oversteken van een open water.

Hinderlijkheid van duikers en overkluizingen Uit oogpunt van het functioneren van het primaire water

Ten aanzien van de nadelen van duikers en overkluizingen voor de verschillende functies en categorieën van de primaire wateren, wordt het volgende overwogen:

Onderhoud aan primaire wateren

Een duiker of overkluizing is vrijwel altijd bezwarend voor het onderhoud, ook wanneer deze met vergunning aanwezig is. De voorschriften kunnen niet verhinderen dat er extra kosten moeten worden gemaakt voor onder andere het handmatig maaien van de in- en uitstroomzijde en voor het onderbreken van de maaigang door het ophalen van de messenbalken. Ook kan de doorgang voor de maaiboot worden gehinderd. Korte stukken open watergang tussen twee duikers of overkluizingen zijn lastig te onderhouden. De belemmeringen voor het onderhoud betreffen zowel duikers, overkluizingen als lange overkluizingen. Het voordeel voor het onderhoud, omdat ter plaatse van de duiker of overkluizing geen onderhoud gepleegd hoeft te worden, doet zich alleen voor bij lange overkluizingen. De belemmering van duikers en overkluizingen voor het onderhoud aan primaire wateren is voornamelijk van financiële aard. Deze belemmeringen zijn niet met technische voorschriften op te lossen. Wel kunnen de financiële gevolgen voor het waterschap worden weggenomen door deze kosten te verhalen op de vergunninghouder.

Uit oogpunt van het onderhoud aan de primaire wateren is elke duiker of overkluizing ongewenst

Beheer van primaire wateren

Duikers en overkluizingen vergen een intensief beheer. Hoewel de vergunninghouder verantwoordelijk is voor het schoonhouden van het doorstroomprofiel, is het waterschap verantwoordelijk als er wateroverlast ontstaat door verstopping. Als er verstopping optreedt, moet inspanning worden verricht om de vergunninghouder de verstopping te laten verwijderen of om dat door waterschapspersoneel te laten doen. Door afdrijvend maaisel kan het waterschap zelf de veroorzaker zijn van verstopping, zodat extra maatregelen moeten worden genomen om dat te voorkomen. De aanwezigheid van duikers en overkluizingen vraagt een extra beheersinspanning doordat er toch periodiek aandacht aan besteed moet worden. Wanneer een duiker of overkluizing niet meer nodig is, blijkt het niet vanzelfsprekend dat deze door de vergunninghouder wordt verwijderd.

De belemmering van duikers en overkluizingen voor het beheer is niet met technische voorschriften op te lossen. Wel kunnen de financiële gevolgen voor het waterschap worden weggenomen door deze kosten te verhalen op de vergunninghouder.

Uit oogpunt van het beheer is elke duiker of overkluizing ongewenst.

Wijziging van omstandigheden

Door toename van verhard oppervlak, het realiseren van uitbreidingsplannen en overstortvoorzieningen, het actief inlaten van water en dergelijke, kan de maatgevende afvoer van een primair water zodanig toenemen, dat de aanwezige duikers en overkluizingen daar niet meer op berekend zijn en een belemmering gaan vormen. De duikers en overkluizingen zullen dan vervangen moeten worden. Ook wanneer om waterhuishoudkundige of ecologische redenen herinrichtingswerken worden uitgevoerd, zullen aanwezige duikers en overkluizingen moeten worden verwijderd of verlegd.

Deze voor het waterschap financieel ongunstige situatie kan enigszins worden voorkomen door te anticiperen op de herinrichtingswerken en op deze primaire wateren slechts tijdelijke vergunningen voor duikers en overkluizingen te verlenen.

De belemmering van een duiker bij een wijziging van de omstandigheden is van financiële aard. Hoewel in de vergunningsvoorschriften voor een duiker of overkluizing wordt aangegeven dat de vergunninghouder verplicht is op zijn kosten de duiker of overkluizing te vervangen als de waterhuishoudkundige omstandigheden wijzigen, kan in bepaalde situaties de bestuurscompensatieregeling van toepassing zijn.

Uit oogpunt van bovengenoemde omstandigheden is de aanwezigheid van elke duiker of overkluizing ongewenst.

Ontwateringsfunctie

Hoewel het waterschap niet verantwoordelijk is voor de ontwatering van gronden, raakt het hierbij wel betrokken als door het verlenen van een vergunning de ontwatering wordt belemmerd. Dit doet zich voornamelijk voor bij lange overkluizingen. Duikers hebben nauwelijks invloed op de ontwatering. Technisch is de belemmering voor de ontwatering op te lossen, door het aanbrengen van een drainagevoorziening, doch deze oplossing is over het algemeen niet duurzaam. Om de belemmering voor de oppervlakkige afstroming op te lossen, kan een molgoot worden aangebracht, die overigens wel als een duurzame oplossing kan worden gezien.

Uit oogpunt van de ontwatering zijn lange overkluizingen ongewenst. Duikers zijn geen probleem.

Afwateringsfunctie

Voor de afwatering, het doorvoeren van het debiet, hoeft een duiker of overkluizing geen belemmering te vormen, mits het doorstromingsprofiel voldoende groot is. e afwatering kan wel worden belemmerd als een duiker of overkluizing verstopt raakt. De gevolgen van een verstopping in de vorm van wateroverlast zijn groter bij permanent watervoerende watergangen dan bij watergangen die periodiek droog staan. Bij permanent watervoerende watergangen heeft een verstopping direct gevolg voor het waterpeil bovenstrooms van de duiker of overkluizing. Bij periodiek droogvallende watergangen is een verstopping alleen merkbaar als er afvoer is.

De kans op verstopping is bij permanent watervoerende watergangen niet groter dan bij periodiek droogvallende watergangen. Bij permanent watervoerende watergangen drijft weliswaar voortdurend vuil af, wat zich kan afzetten in duikers en overkluizingen en op elk moment een verstopping kan veroorzaken, doch het vuil wordt verspreid afgevoerd. Bij periodiek droogvallende watergangen wordt de droogstaande sloot voortdurend bevuild met ingewaaid afval, takjes en bladeren. Wanneer er plotseling afvoer komt, wordt al het materiaal in één keer meegevoerd en moet allemaal tegelijk door de duiker of overkluizing, wat de kans op verstopping vergroot.

Technisch kan deze belemmering door verstopping enigszins worden verlicht door het voorschrijven van een grotere diameter en/of een glad materiaal. Lange overkluizingen zijn gevoeliger voor verstopping dan duikers, omdat bij de duikers de prop er eerder door kan schieten.

Uit oogpunt van de afwatering hoeft een duiker of overkluizing geen belemmering te vormen. In verband met het verstoppingsgevaar is elke duiker of overkluizing minder gewenst.

Waterbergingsfunctie

Het doorstromingsprofiel van een duiker of overkluizing is normaal gesproken beduidend kleiner dan het profiel van een open watergang. Voor het bergend vermogen van een watergang vormt een duiker of overkluizing dan ook een belemmering, waarbij lange overkluizingen een ernstigere belemmering vormen dan duikers. Bij periodiek droogvallende watergangen speelt de bergingsfunctie een belangrijkere rol dan bij permanent watervoerende watergangen, waarvan het beschikbare profiel reeds grotendeels gevuld is met water.

Uit oogpunt van de waterbergingsfunctie van primaire wateren vormen lange overkluizingen in periodiek droogvallende primaire watergangen de grootste belemmering.

Ecologische verbindingszone

De functies van ecologische verbindingszone zijn het vergroten van het leefgebied van dieren, het voorkomen van inteelt en het stimuleren van herpopulatie. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen vissen, amfibieën, macrofauna (spinnen, kevers, larven) en kleine zoogdieren. De kleine zoogdieren hebben relatief weinig last van duikers en overkluizingen in de watergang, omdat zij zich ook goed kunnen verplaatsen via het maaiveld, mits dit ruig beplant is. Lange overkluizingen zijn daarbij lastiger te passeren dan duikers. De grootste belemmering ondervinden de kleine zoogdieren van de eventueel aanwezige verharding op de duiker of overkluizing en van het verkeer daarop, en niet zozeer van de duiker of overkluizing zelf. Vissen komen vrijwel alleen voor in permanent watervoerende watergangen. Hoewel in gestuwde watergangen zonder visoptrekvoorzieningen de migratie beperkt is, zullen lokaal verblijvende vissen toch last hebben van duikers en overkluizingen. Met name de hogere stroomsnelheden in de duiker of overkluizing, de minder dikke waterschijf, het ontbreken van een schuilplaats, de geringe lichtinval en het onnatuurlijke profiel, zijn minder gunstige omstandigheden. Daarbij zijn lange overkluizingen hinderlijker dan duikers.

De amfibieën en macrofauna komen hoofdzakelijk voor in permanent watervoerende watergangen, wat niet weg neemt dat deze ook in periodiek droogvallende watergangen nog lang kunnen overleven. De belemmering van duikers en overkluizingen voor deze organismen is eveneens aanwezig, doch deze is minder dan voor vissen.

In watergangen met een Specifiek Ecologische Functie wordt de ecologische ontwikkeling gestimuleerd en worden bij belemmeringen compenserende maatregelen genomen. Indien in deze watergangen toch duikers en overkluizingen noodzakelijk zijn, worden in de vergunning compenserende maatregelen voorgeschreven. In watergangen met een Algemeen Ecologische Functie zijn in principe alle nieuwe barrières ongewenst, doch er worden geen compenserende maatregelen geëist.

In permanent watervoerende watergangen met een Specifiek Ecologische Functie vormt elke overkluizing uit oogpunt van ecologie een grote belemmering. In periodiek droogvallende watergangen met een Specifiek Ecologische Functie, alsmede in beken met een Algemeen Ecologische Functie (ongeacht of deze permanent watervoerend of periodiek droogvallend zijn), vormt een overkluizing uit oogpunt van ecologie een beperkte belemmering. Duikers vormen in alle gevallen uit oogpunt van ecologie geen belemmering.

Tabel
 

(Lange) Overkluizingen

 

Watervoerend

Droogvallend

Watervoerend

Droogvallend

Vormen uit oogpunt van ecologie geen belemmering

Vormen uit oogpunt van ecologie een grote belemmering

Vormen uit oogpunt van ecologie een beperkte belemmering

Vormen uit oogpunt van ecologie een beperkte belemmering

Vormen uit oogpunt van ecologie een beperkte belemmering

Gebieden

Ten aanzien van de vraag of een duiker of overkluizing een belemmering vormt, is het niet van belang of de watergang gelegen is in een stedelijk gebied, natuurgebied, industriegebied of dergelijke.

Belang van een duiker of voor de aanvrager

Ten aanzien van het doel van een duiker of overkluizing en het belang daarvan voor de aanvrager,wordt het volgende overwogen:

Opheffen verkeersbelemmering

Doel van de aanvrager is om aan de overkant van de watergang te komen. Hiervoor is een duiker van maximaal 15 meter voldoende. Primaire ontsluiting: Iedereen heeft recht op een ontsluiting vanaf de openbare weg. Het verzoek om een duiker voor primaire ontsluiting wordt als een zeer terechte wens gezien, waarbij het belang van de aanvrager zeer hoog is. Secundaire ontsluiting: Duikers voor secundaire ontsluiting zullen veelal worden aangevraagd om hinderlijke barrières voor de bedrijfsvoering of (hobby)gebruik op te lossen. Hieronder kunnen ook worden gerekend de duikers die ten behoeve van het onderhoud aan de primaire wateren door het waterschap zelf worden gewenst.

Bij de beoordeling van de aanvraag om vergunning wordt als uitgangspunt gehanteerd, dat het belang van de aanvrager in principe hoog is, wat nader geverifieerd wordt aan de hand van de volgende criteria:

  • Het bedrijfsbelang

  • De omrijafstand in relatie tot het gebruik van het perceel en de mogelijkheden van de aanvrager

  • De (verkeers)veiligheid

  • De grootte van het perceel

Daarnaast wordt beoordeeld of er alternatieven mogelijk zijn, waardoor een duiker kan worden vermeden. Kruisen van openbare wegen, spoor- en vaarwegen, alsmede rijwiel- en voetpaden. Omdat met deze duikers en overkluizingen een algemeen belang wordt gediend, wordt een dergelijk aanvraag als een zeer terechte wens gezien. Wel wordt bij de beoordeling nagegaan of voor het kruisen van primaire wateren geen alternatieven aanwezig zijn, waardoor een duiker of overkluizing kan worden vermeden of in ieder geval zo kort mogelijk kan worden gehouden:

  • Opschuiven van het tracé van de weg of pad

  • Opschuiven van het tracé van het primaire water

Verkrijgen van extra gebruiksoppervlakte

Om extra gebruiksoppervlakte te verkrijgen worden voornamelijk (lange) overkluizingen gewenst. De reden om extra gebruiksoppervlakte te verkrijgen zal voor elke aanvrager anders zijn. Het kan bijvoorbeeld een gevolg zijn van de groei van een bedrijf. Ook kunnen nieuwe wettelijke bepalingen of landelijke richtlijnen er de oorzaak van zijn dat de bedrijfsvoering moet veranderen. Ook kan extra oppervlakte gewoon handig zijn. Enerzijds kan worden geredeneerd dat het algemeen belang van de waterhuishouding niet veel nadelen van een overkluizing ondervindt, terwijl de overkluizing voor de aanvrager van groot economisch belang is. Anderzijds is het waterschap een buur als alle andere buren en is het niet vanzelfsprekend dat het waterschap zijn grond, die uit oogpunt van algemeen belang met gemeenschapsgeld is verworven, beschikbaar stelt aan een individu of bedrijf.

Ook uit oogpunt van algemeen belang kan door een overheidsinstantie worden verzocht om op een overkluizing een weg, rijwiel- of voetpad, parkeerterrein of dergelijke aan te leggen. Te denken valt aan het overkluizen van een bermsloot/primair water om een rijwielpad aan te leggen. Het aankopen van extra grond om de bermsloot/primair water op te schuiven is meestal duurder dan het maken van een overkluizing.

Overigens kan via het Bestemmingsplan een claim op de benodigde grond gelegd worden en staan de overheid onteigeningsprocedures ter beschikking.

Het leggen van een overkluizing om de oppervlakte van het primaire water te kunnen gebruiken en daarmee een individueel voordeel te behalen, wordt niet als een groot belang gezien. Toch wordt bij elke aanvraag het belang van de aanvrager beoordeeld. Hierbij spelen de volgende criteria een rol:

  • Had de aanvrager de ontwikkelingen kunnen voorzien en heeft de aanvrager nagelaten tijdig maatregelen te nemen

  • Heeft de aanvrager de goedkoopste oplossing gekozen en kan zijn doel ook bereikt worden door bijvoorbeeld tegen de marktwaarde de benodigde oppervlakte aan te kopen.

  • Heeft de aanvrager alle ten dienste staande wettelijke middelen benut om het doel op andere wijze te bereiken.

  • Zijn er andere alternatieven mogelijk.

Verbeteren esthetisch aanzien

De beleving van water als esthetisch object is erg subjectief. Waar de één blij is met een open water bij het huis of in de buurt, kan de ander dat vervelend vinden.

Het leggen van een duiker of overkluizing uit esthetische overwegingen wordt niet als een groot belang gezien. Dit geldt ook voor de inrichting van een (nieuwe) woonwijk door een gemeente.

Opheffen vuil- en stankoverlast

De overlast van een open water kan bestaan uit stank, zwerfvuil, ongedierte en dergelijke. De overlast

kan het beste bestreden worden door de vervuiling zelf aan te pakken en niet de gevolgen daarvan.

Riooloverstorten, een van de veroorzakers van stankoverlast, worden verder gesaneerd en aan

strenge regels onderworpen. Het oplossen van overlast is voornamelijk een taak van de gemeente.

Het leggen van een duiker of overkluizing om overlast van stank, vuil en ongedierte te voorkomen kan

worden gerangschikt onder symptoombestrijding en wordt daarom niet als een groot belang gezien.

Vergroten veiligheid

Een open water kan zo nu en dan worden ervaren als een onveilige situatie. Hierbij kan gedacht

worden aan onveilige situaties voor kinderen en voor het verkeer. Er bestaan echter vele alternatieven

om de veiligheid te vergroten, waarvan goed opletten en voorzichtig zijn de goedkoopste is. In

waterrijke gebieden elders in Nederland, blijkt open water niet als onveilig te worden beschouwd.

Uiteraard moeten duikers en overkluizingen onder openbare wegen en paden aan de landelijke en

locale regelgeving op het gebied van de verkeersveiligheid voldoen.

Het leggen van een duiker of overkluizing ter vergroting van de veiligheid zal op emotionele gronden

mogelijk belangrijk worden geacht, doch wanneer dit praktisch benaderd wordt, behoort open water tot

de normale situatie.

13

Opheffen ruimtegebrek bij vastgoedelement

Het handhavings- en vergunningenbeleid van het waterschap is er op gericht dat zich geen objecten

op de oever van een primair water bevinden, die de doorgang voor het onderhoudspersoneel en de

onderhoudsmachines belemmeren. Wanneer zonder vergunning toch een dergelijk object is of wordt

aangebracht, is dat een overtreding van één van de verbodsbepalingen van de Keur, waarvoor de

overtreder zelf verantwoordelijk is. In deze situatie prevaleert handhaving van de verbodsbepalingen

van de Keur boven de relatief goedkope oplossing van het leggen van een duiker om de overlast weg

te nemen. Reeds langer aanwezige objecten zijn blijkbaar niet hinderlijk gebleken voor het onderhoud,

zodat hiervoor niet alsnog een duiker of overkluizing nodig zal zijn.

Het leggen van een duiker of overkluizing om de gevolgen van een onderhoudsbelemmerend object

weg te nemen, wordt niet als een groot belang gezien.

Afweging van belangen

Om te beoordelen of een aangevraagde vergunning kan worden verleend, wordt de hinderlijkheid van de duiker uit oogpunt van het functioneren van het primaire water afgewogen tegen het belang van de duiker of overkluizing voor de aanvrager.

Bij de belangenafweging wordt onderscheid gemaakt tussen duikers (tot en met een lengte van 15 meter), overkluizingen (met een lengte groter dan 15 tot en met 30 meter) en lange overkluizingen (langer dan 30 meter).

Opheffen verkeersbelemmering

Primaire en secundaire ontsluitingen zijn bedoeld om aan de overkant van de watergang te komen. In theorie volstaat hiervoor een duiker die niet langer is dan de breedte van het te gebruiken voertuig. Wanneer echter een lange voertuigcombinatie vanaf een parallel aan de watergang lopende weg een perceel op moet draaien, moet rekening gehouden worden met de draaicirkel van de voertuigcombinatie. Een maximale lengte van 15 meter wordt hiervoor voldoende geacht. Voor perceelsontsluitingen zullen dan ook alleen duikers worden gebruikt. Bij de beoordeling wordt ook het alternatief van een brug betrokken. Voor het kruisen van openbare wegen kan een duikerlengte van meer dan 15 meter noodzakelijk zijn als verkeersknooppunten of vaarwegen moeten worden gekruist.

Primaire ontsluiting

Een primaire ontsluiting is van uitzonderlijk groot belang voor de aanvrager. Ondanks de nadelen van een duiker voor de waterhuishouding, wordt in principe een vergunning onder voorwaarden verleend.

Secundaire ontsluiting

Een secundaire ontsluiting kan van groot belang zijn voor de aanvrager. Wanneer het belang voor de aanvrager voldoende gekwantificeerd wordt op basis van de op bladzijde 11 genoemde criteria, wordt een vergunning onder voorwaarden verleend. Kruising met openbare wegen en paden Een duiker, overkluizing of lange overkluizing voor een kruising met een openbare weg, spoorweg, vaarweg, rijwielpad, voetpad en dergelijke, is een algemeen openbaar belang, waarvoor een vergunning onder voorwaarden wordt verleend. Van de betreffende overheidsinstantie wordt wel verwacht dat deze kan aantonen dat er geen alternatieven zijn.

Verkrijgen van extra gebruiksoppervlakte

Opheffen van vuil- en stankoverlast

Opheffen van ruimtegebrek bij vastgoedelement

Verbeteren van esthetisch aanzien

Vergroten van de veiligheid

Een duiker, overkluizing of lange overkluizing ten behoeve van een van deze genoemde doelen, is niet zodanig belangrijk, dat het algemene belang van de waterhuishouding daar rekening mee moet houden. De vergunning wordt daarom geweigerd, tenzij de aanvrager kan aantonen dat zijn belang bij een dergelijke duiker, overkluizing of lange overkluizing uitzonderlijk groot is.

In ieder geval wordt de vergunning geweigerd voor een overkluizing of lange overkluizing in een permanent watervoerende watergang met een Specifiek Ecologische Functie.

Schematische weergave van de belangenafweging

De belangenafweging is indicatief weergegeven op een schema, dat als bijlage bij de beleidsregels is gevoegd. Het schema geeft een eerste indicatie van de te nemen beslissing op een aanvraag om vergunning. Elke aanvraag wordt echter individueel beoordeeld. Zelfs bij de te verlenen vergunning voor duikers voor primaire ontsluiting of voor de te weigeren vergunning voor overkluizingen in watervoerende watergangen met een Specifiek ecologische Functie, zal kritisch worden beoordeeld of de beleidsregels onverkort kunnen worden toegepast.

Vergunningvoorschriften

Wanneer een verzoek om ontheffing van een verbodsbepaling van de Keur wordt gehonoreerd met het verlenen van een vergunning, worden in de vergunning voorschriften opgenomen om eisen te kunnen stellen aan de technische uitvoering van het vergunde object. Hierbij zijn de volgende algemene richtlijnen van kracht.

Diameter van de duiker of overkluizing

Ter verkleining van de kans op verstopping wordt een minimale inwendige diameter van de duiker of overkluizing - ongeacht het gebruikte materiaal – van 50 cm voorgeschreven, ook als dat uit oogpunt van de hoeveelheid af te voeren water niet nodig zou zijn. Wanneer de door te voeren hoeveelheid water er aanleiding toe geeft een grotere diameter dan 50 cm voor te schrijven, wordt de uit de hydraulische berekeningen volgende diameter als minimale diameter voorgeschreven. De vergunninghouder mag desgewenst een grotere diameter gebruiken. Wanneer een duiker of overkluizing als gevolg van zijn ligging onder een kanaal, rijksweg, spoorweg of dergelijke in de toekomst niet meer zal kunnen worden vervangen of dieper zal kunnen worden gelegd, kan een grotere diameter worden voorgeschreven dan uit de hydraulische berekening volgt. Wanneer het onderhoud van de watergang vanuit het profiel plaats vindt (maaiboot, pontonkraan), kan bij het voorschrijven van de afmetingen van de duiker rekening gehouden worden met de passeerbaarheid van de duiker.

Lengte van de duiker of overkluizing

Hoewel in de begrippenlijst is aangegeven dat een duiker een maximale lengte heeft van 15 meter, een overkluizing van 30 meter en een lange overkluizing een lengte van meer dan 30 meter, moet de duiker, overkluizing en lange overkluizing zo kort mogelijk zijn als voor het door de vergunninghouder aangegeven doel minimaal nodig is. Een en ander wordt beoordeeld op grond van de plaatselijke situatie.

Hoogteligging van de duiker of overkluizing

In de vergunning wordt de NAP-hoogte voorgeschreven van de binnenonderzijde van de duiker of overkluizing. Als geen NAP-hoogte kan worden voorgeschreven, wordt aangegeven op welke hoogte de binnenonderzijde van de duiker moet worden gelegd ten opzichte van de bodem van het primaire water. De bodemhoogte wordt in dat geval door het waterschap ter plaatse aangewezen. De maximale afwijking van de hoogteligging van de binnenonderzijde van de duiker of overkluizing mag maximaal plus of min 10% van de diameter van de duiker bedragen.

Constructie van de duiker of overkluizing

Een duiker of (lange) overkluizing moet in een rechte lijn worden aangelegd. Wanneer de plaatselijke situatie een knikpunt verlangt, moet op het knikpunt een inspectieput worden gemaakt. Uit onderhoudsoverwegingen mag een aaneengesloten overkluizing niet langer zijn dan 75 meter en moet er een inspectieput worden gemaakt. Bij toepassing van meerdere inspectieputten mag de onderlinge afstand tussen de putten niet meer bedragen dan 75 meter. De in de vergunning aangegeven inspectieputten en in- en uitstroomvoorziening worden geacht te behoren tot de duiker of (lange) overkluizing.

Materiaal van de duiker of overkluizing en de grondaanvulling

Het te gebruiken materiaal voor de duiker of overkluizing, inspectieput, de in- en uitstroomvoorziening en voor de grondaanvulling, moet van zodanige chemische samenstelling zijn, dat het milieu daardoor niet wordt geschaad.

Ecologische belemmering

Wanneer een (lange) overkluizing in een primair water met een Specifiek Ecologische Functie wordt vergund, kunnen compenserende maatregelen worden voorgeschreven om de belemmeringen voor de ecologie te verminderen (bijvoorbeeld een ecoduiker).

Gebruik van de duiker of overkluizing

In de vergunning wordt het doel beschreven waarvoor de duiker of overkluizing zal worden gebruikt. Wanneer dit doel met zich meebrengt dat op de duiker of overkluizing een verharding zal worden aangebracht, is daar ingevolge de Keur óók een vergunning voor vereist. In de vergunning voor de duiker of overkluizing zal daarom tevens worden aangegeven van welke andere verbodsbepalingen van de Keur ontheffing wordt verleend. De duiker of overkluizing mag uitsluitend worden gebruikt voor het doel dat in de vergunning is genoemd.

Geldigheidsduur van de vergunning

Wanneer één van de omstandigheden, die als basis hebben gediend voor de belangenafweging, wijzigt, ontstaat er een nieuwe situatie en moet de belangenafweging op grond van de gewijzigde omstandigheden opnieuw worden uitgevoerd. Een vergunning is dan ook alleen geldig, zolang de bij de belangenafweging beoordeelde omstandigheden ongewijzigd blijven. Om te voorkomen, dat vergunningen van kracht zijn voor niet bestaande objecten en dat aan de vergunning rechten worden ontleend om ooit de mogelijkheid te hebben een duiker of overkluizing te leggen, vervalt de vergunning van rechtswege als daarvan binnen één jaar na dagtekening geen gebruik is gemaakt.

Melding tijdstip aanleg

Om het waterschap in de gelegenheid te stellen aanwijzingen te geven en de uitvoering te controleren moet het waterschap vóór de uitvoering op de hoogte worden gebracht van het tijdstip van de uitvoering.

De vergunninghouder is verplicht het waterschap minimaal 5 werkdagen vóór de uitvoering te informeren over het exacte tijdstip van de aanvang van de werkzaamheden. Bij het niet nakomen van dit voorschift wordt de vergunninghouder hierop aangesproken.

Andere wetten en verordeningen

In de toezendingsbrief wordt de vergunninghouder er tevens op gewezen dat hij zelf verplicht is na te gaan volgens welke andere wettelijke bepalingen en verordeningen hij verplicht is een vergunning aan te vragen.

Afsluiting

Aldus vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van het waterschap Peel en Maasvallei, d.d. 12 juni 2002. Openbaar afgekondigd op 21 juni 2002 en in werking getreden op 29 juni 2002.