Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Peel en Maasvallei

Regeling budgethouderschap van het waterschap Peel en Maasvallei

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Peel en Maasvallei
Officiële naam regelingRegeling budgethouderschap van het waterschap Peel en Maasvallei
CiteertitelRegeling budgethouderschap van het waterschap Peel en Maasvallei
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbestuur – waterschappen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Van deze regelgeving zijn alleen versies vanaf de peildatum 1 juli 2006 beschikbaar. De oorspronkelijke regelgeving stamt uit 2004. Deze (papieren) versie kunt u inzien bij het waterschap.

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: wevsite Waterschap Peel en Maasvallei, 22 februari 2006

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Waterschapswet,

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-02-200601-01-2018art. 7

22-02-2006

wevsite Waterschap Peel en Maasvallei, 22 februari 2006

-

Tekst van de regeling

Aanhef

Het dagelijks bestuur van Waterschap Peel en Maasvallei,

overwegende, dat nieuwe bestuurlijke inzichten en een wijziging in de organisatiestructuur van het waterschap noodzaken tot het vaststellen van een regeling inzake het budgethouderschap;

dat de Ondernemingsraad bij brief van 7 augustus 2003 in de gelegenheid is gesteld om advies uit te brengen, een en ander conform het gestelde in artikel 25, eerste lid, sub e van de Wet op de ondernemingsraden;

dat de Ondernemingsraad de Regeling heeft behandeld in de Overlegvergadering van 2 september 2003 en aansluitend positief advies heeft uitgebracht;

gelet op het bepaalde in de Waterschapswet, de Algemene wet bestuursrecht, het Reglement voor het waterschap Peel en Maasvallei alsmede de Beleidsnota delegatie en mandaat.

BESLUIT:

I vast te stellen de volgende Regeling budgethouderschap:

Inhoud

1

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze regeling wordt verstaan onder:

1. Mandaat:

Een financieel mandaat, omvattende de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de budgethouder om tot op het niveau van het gegeven budget overeenkomsten aan te gaan tot levering van goederen en diensten en/of aanneming van werk, respectievelijk uitgaven te doen.

2. Budget:

Een onderdeel, in de vorm van een product of (hulp)kostenplaats, van de waterschapsbegroting bestemd ter volbrenging van een taakstelling voortkomend uit de, binnen de onderscheiden beleidsterreinen vastgestelde doelstelling, zoals neergelegd in de beleidsbegroting en de daarvan afgeleide beheersbegroting en/of afdelingsplannen.

3. Taakstelling:

Gericht op de realisering van een product door middel van de geformuleerde activiteiten, de prestaties, het kostendekkingspercentage, de overige kengetallen en voorschriften, de bij budget beschikbaar gestelde middelen, een en ander rekening houdend met een doelmatige uitvoering van die realisering.

Het laten functioneren van een afdeling ((hulp-)kostenplaats) gericht op het realiseren van producten.

4. Hoofdbudgethouder:

De secretaris-directeur en het afdelingshoofd.

5. Budgethouder:

De coördinator, de projectleider, de junior projectleider en de regiobeheerder.

6. Deelbudgethouder:

De door de hoofdbudgethouder of budgethouder als zodanig aan te wijzen medewerker van het waterschap.

7. Secretaris-directeur:

De ambtenaar zoals bedoeld in artikel 53 van de Waterschapswet. De secretaris-directeur is het hoofd van de ambtelijke organisatie en legt in die hoedanigheid op ambtelijk niveau (eind)verantwoording af jegens het dagelijks bestuur. Hij draagt in het kader van deze regeling de ambtelijke eindverantwoording jegens het dagelijks bestuur.

8. Opdrachtgever:

Het dagelijks bestuur, bij mandaat de secretaris-directeur, respectievelijk het afdelingshoofd, zoals nader bepaald in paragraaf 2 van het Projectstatuut.

9. Mandaatgever (mandans):

· van de hoofdbudgethouder, tevens afdelingshoofd : de secretaris-directeur;

· van de hoofdbudgethouder, tevens secretaris-directeur : het dagelijks bestuur;

· van de budgethouder, tevens secretaris-directeur : het dagelijks bestuur;

· van de budgethouder : de hoofdbudgethouder;

· van de deelbudgethouder, tevens afdelingshoofd : de hoofdbudgethouder;

· van de deelbudgethouder : de budgethouder.

2

Artikel 2 Begroting

1. Het algemeen bestuur stelt jaarlijks de beleidsbegroting vast.

2. De beheersbegroting en/of de afdelingsplannen vormen de basis voor de beleidsbegroting.

3. In de beheersbegroting en/of de afdelingsplannen worden opgenomen de resultaten en de activiteiten en prestaties alsmede de omvang daarvan die de afdeling voornemens is te realiseren teneinde te voldoen aan de beleidsdoelstellingen en de daarmee samenhangende taakstelling alsmede de daartoe benodigde middelen.

3

Artikel 3 Hoofdbudgethouder beheersbegroting

Het dagelijks bestuur wijst de secretaris-directeur aan als hoofdbudgethouder voor de totale beheersbegroting. De secretaris-directeur is voor het dagelijks bestuur aanspreekbaar op en verantwoording verschuldigd voor het hem toevertrouwde totaalbudget in de beheersbegroting.

4

Artikel 4 Hoofdbudgethouder

1. De secretaris-directeur wijst, in de vorm van een afzonderlijk mandaatbesluit, per begrotingsonderdeel zoals bedoeld in artikel 1 lid 2, voor ieder budget een hoofdbudgethouder aan.

2. De hoofdbudgethouder is door de secretaris-directeur aanspreekbaar en is deze verantwoording verschuldigd voor alle aan hem toevertrouwde budgetten per product en/of (hulp-)kostenplaats.

3. De hoofdbudgethouder draagt zorg voor het verstrekken van periodieke informatie ten behoeve van bestuursrapportages aan het dagelijks bestuur alsmede ten behoeve van het jaarverslag en jaarrekening.  De hoofdbudgethouder voorziet daartoe de secretaris-directeur van de benodigde informatie.

4. De hoofdbudgethouder wijst voor producten budgethouders aan.

5

Artikel 5 Budgethouder

1. De budgethouder heeft, op basis van een ondermandaatbesluit van de hoofdbudgethouder, de  bevoegdheid en verantwoordelijkheid om tot op het niveau van het gegeven budget  overeenkomsten aan te gaan tot levering van goederen en diensten en/of aanneming van werk,  respectievelijk uitgaven te doen.

2. Een voorstel betreffende een investering of investeringsplan wordt onder verantwoording van de  budgethouder, door tussenkomst van de secretaris-directeur, voorgelegd aan het dagelijks  bestuur dan wel door het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur.

3. Alle bestedingen/uitgaven die voortvloeien uit projecten, zoals bedoeld in het projectstatuut van  het waterschap, die gevolgen hebben voor meerdere begrotingsjaren, worden aangemerkt als  investering. De (aanstaande) budgethouder dient in die gevallen voorstellen voor  investeringsprojecten in bij de opdrachtgever. Door tussenkomst van de secretaris-directeur  wordt het voorstel ingediend bij het dagelijks bestuur ter vaststelling door het algemeen bestuur.  Door of vanwege het dagelijks bestuur wordt het moment inzake de feitelijke aanvang van het  project bepaald.

6

Artikel 6 Ondermandaat/deelbudgethouder

1. Een budgethouder kan diens bevoegdheid geheel of gedeeltelijk opdragen in de vorm van een  ondermandaat aan één of meerdere medewerkers op een hiërarchisch gelijk of naastlager  niveau. De medewerker wordt daarmee deelbudgethouder.  Alvorens de budgethouder daartoe een besluit neemt is instemming van diens

hoofdbudgethouder vereist.

2. Ingeval van ondermandaat dient schriftelijk te worden vastgelegd ten aanzien van welke  budgetonderdelen met corresponderende taakstellingen aan wie een ondermandaat is verleend,  met vermelding van eventuele beperkingen en/of condities en vergezeld van een proeve van  handtekening en paraaf van de ondermandataris.

3. Van de in lid 2 genoemde schriftelijke vastlegging wordt door of vanwege de verlener van het  ondermandaat een afschrift verstrekt aan de mandaatgever en aan het afdelingshoofd Middelen.

7

Artikel 7 Grenzen aan het financieel mandaat

1. Aan het financieel mandaat worden grenzen gesteld. Bij het overschrijden van de financiële grens  dient het naast hogere niveau medeverantwoordelijkheid te dragen voor de te nemen beslissing. 

2.  Functionaris/functie Mandaat in euro

  • Dagelijks bestuur boven euro 100.000,-

  • Secretaris-directeur tot euro 100.000,-

  • Afdelingshoofd tot euro 50.000,-

  • Projectleider A/B projecten en de grondverwervers tot euro 20.000,-

  • Teamcoördinator/ regiobeheerder/ projectleider C/D projecten tot _ 10.000,-

  • Deelbudgethouder tot euro 1.250,-

  • Bestelbevoegdheid medewerkers via bestelbonnen tot euro 250,-

8

Artikel 8 Zorgtaken budgethouder

1. De budgethouder heeft de zorg voor de hem toebedeelde budgetten zodanig dat die voor activiteiten ter realisatie van de producten en projecten worden ingezet, waartoe zij op basis van voorcalculaties in de begroting zijn gealloceerd.

2. De budgethouder heeft de zorg voor een bedrijfseconomische verantwoorde inzet van de ter beschikking gestelde middelen en legt verantwoording af aan de mandaatgever in de vorm van een getrouwe weergave betreffende een effectief, efficiënt en rechtmatig gevoerd beheer.

3. De budgethouder heeft de zorg en is verantwoordelijk voor de uitgaven respectievelijk inkomsten  die voortvloeien uit de aangegane verplichtingen, respectievelijk rechten, zulks met inachtneming van te stellen eisen aan de interne controle, functiescheiding en overige zaken de administratieve organisatie betreffende.

4. De budgethouder heeft de zorg en is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van prestatiegegevens, normen en kengetallen en voor de kwaliteit van de te realiseren producten.

9

Artikel 9 Plichten budgethouder

1. De budgethouder is verplicht een goede, eenduidige productbeschrijving en werkplan op te stellen en bij te houden. Het werkplan heeft tot doel het registreren van de uit te voeren (clusters van) activiteiten en de inzet van de medewerkers en middelen op elk niveau in de ambtelijke organisatie.

2. De budgethouder is verplicht een voorcalculatie te maken ten aanzien van het product met bijbehorend budget waarvoor hij verantwoordelijk is.

3. Verplichtingen mogen slechts worden aangegaan nadat de budgethouder heeft geconstateerd dat terzake een toereikend budget beschikbaar is en het aangaan van die verplichtingen direct verband houdt met de taakstelling.

4. Bestedingen ten laste van een budget kunnen alleen gedaan worden door de aangewezen (deel)budgethouder.

10

Artikel 10 Informatieverstrekking

1. De budgethouder verstrekt volledige informatie aan het afdelingshoofd Middelen ten behoeve van de registratie door of vanwege het afdelingshoofd Middelen. De budgethouder legt daartoe de op het product betrekking hebbende verplichtingen zodanig vast dat de actuele stand van de reeds aangegane verplichtingen ten opzichte van het totale toegekende budget alsmede de voortgang van het realiseren van de taakstelling, c.q. het project inzichtelijk is. Het dagelijks bestuur kan voorschriften geven inzake de zogenaamde verplichtingenadministratie.

2. De budgethouder verschaft aan de hoofdbudgethouder drie maal per kalenderjaar, binnen een periode van twee weken na afloop van de vier maandentermijn, een overzicht van de in de administratie vastgelegde gegevens van de bestede middelen, de stand van het budget, de aangegane financiële verplichtingen in relatie tot de behaalde resultaten afgezet tegen de taakstelling en het daaraan gekoppelde budget en overige kengetallen ten opzichte van de planning. Het overzicht dient tevens een tijdsinzicht te verschaffen en bij overschrijding van de gestelde normen voorzien te zijn van een nadere toelichting, analyse en een prognose van het toekomstig verloop van het budget alsmede een voorstel tot eventuele bijsturing. Het overzicht met bijlagen wordt verstrekt in de vorm van een standaard modelrapportage en is inhoudelijk dusdanig van opzet dat dit een getrouwe en volledige weergave is van de stand van het budget, de verplichtingen, voortgang, resultaten en financiële positie.

3. Het afdelingshoofd Middelen is verantwoordelijk voor een door of vanwege hem adequate registratie van de budgetten, alsmede voor het daarmede samenhangende proces van informatievoorziening en de jaarverslaglegging. Zulks met inachtneming van -uit een oogpunt van deugdelijke administratieve organisatie- te stellen eisen aan interne controle en functiescheiding, alsmede van de geldende voorschriften.

4. Het afdelingshoofd Middelen houdt een register bij van alle budgetbevoegdheden, respectievelijk financiële mandaten zoals bedoeld in deze regeling.

5. Het afdelingshoofd Middelen verstrekt de informatie over de door hem geregistreerde gegevens aan de budgethouder.

6. Onverminderd het bepaalde in de Verordening op de organisatie van het financieel beheer van het waterschap Peel en Maasvallei geeft de budgethouder aan het afdelingshoofd Middelen inzage in de administratie ten behoeve van het budgetbeheer en het daarbij behorende archief.

7. Het dagelijks bestuur kan nadere voorschriften geven inzake de registratie en administratie betreffende de financiële verplichtingen, zoals nader bepaald in de Regeling van de organisatie van het financieel beheer van het waterschap.

11

Artikel 11 Budgetafwijking

1. De budgethoder kan financiële verplichtingen slechts aangaan voor zover deze het financieel mandaat niet overstijgen. Indien de budgethouder oordeelt, dat een noodzaak bestaat om een financiële verplichting aan te gaan ondanks een gelimiteerd c.q. ontoereikend financieel mandaat dient hij een verzoek in bij diens naast hogere leidinggevende voor een aanvullend financieel mandaat c.q. een aanvullende budgetruimte. Indien dit noodzaakt tot een wijziging van de beleidsbegroting, dan noopt dit tot een voorstel daartoe van het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur.

2. De afwijking die dient te leiden tot een bijstelling van de geplande uitkomsten (kostensoorten) en de afwijking die groter is dan tien procent en meer dan _ 2.500,-- van de geplande uitkomsten (kostensoorten), inclusief de reeds eerder doorgevoerde bijstellingen, dient in de administratie van de budgethouder te worden opgenomen ten behoeve van de registratie door of vanwege het afdelingshoofd Middelen, met een nadere analyse en toelichting alsmede onder toevoeging van een prognose van het toekomstig verloop van het budget, kostendekkingspercentage en overige kengetallen.

3. De budgethouder verstrekt de resultaten van diens administratie, zoals bedoeld in het tweede lid met betrekking tot afwijkingen van werkelijke uitkomsten ten opzichte van geplande uitkomsten zo spoedig mogelijk aan de mandaatgever, waarbij hij tevens de nodige voorstellen voegt. De informatie zal mede dienen tot completering van de bestuursrapportage, jaarverslaglegging en jaarrekening.

4. Een afwijking tussen geplande en werkelijke budgetuitgaven/inkomsten met betrekking tot de exploitatie die het gevolg is van het door de budgethouder gevoerde beheer, wordt ten bate, respectievelijk ten laste gebracht van het rekeningsaldo van het betreffende dienstjaar.

12

Artikel 12 Interne controle

1. Het afdelingshoofd Middelen is verantwoordelijk voor de fiattering van betalingen en ontvangsten ten laste, respectievelijk ten gunste van de budgetten. Fiattering is eerst mogelijk nadat door de verantwoordelijke budgethouder een prestatieverklaring is afgegeven.

2. Het afdelingshoofd Middelen toetst de administratie en ontvangen informatie van de budgethouder en geeft zijn bevindingen in de bestuursrapportage, jaarverslaglegging en jaarrekening weer.

3. Het afdelingshoofd Middelen verstrekt diens bevindingen aan de betreffende budgethouder en de mandaatgever.

13

Artikel 13 Incompatibiliteiten

1. Budgetverantwoordelijkheid is ondeelbaar in die zin dat het niet is toegestaan dat twee of meer budgethouders dezelfde verantwoordelijkheid hebben voor één product met bijbehorend budget.

2. De functie van budgethouder is onverenigbaar met de functies van betalingsfiatteur en kassier, alsmede met de registrerende functie.

3. Een budgethouder kan aan hem bij ondermandaat verleende bevoegdheden niet uitoefenen ten aanzien van zichzelf of ten aanzien van boven hem geplaatste functionarissen.

14

Artikel 14 Overige bepalingen

1. Alle in deze regeling opgenomen bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing op de hoofdbudgethouder, budgethouder en deelbudgethouder, tenzij anders is bepaald. 2. De (onder)mandaatgever kan een verleend (onder)mandaat geheel of gedeeltelijk intrekken. Een mandaat wordt schriftelijk ingetrokken. Een mandaat wordt in ieder geval ingetrokken indien sprake is van kennelijke incompetentie en/of misbruik van bevoegdheid. Een besluit tot intrekking wordt gemotiveerd genomen door de mandaatgever.

Een intrekkingsbesluit wordt kenbaar gemaakt aan de betreffende budgethouder, de naast hogere leidinggevende en aan het afdelingshoofd Middelen.

3. Per organisatieonderdeel en/of per budgethouder kunnen –voor zover niet strijdig met deze regeling en/of andere algemene regels- aan de zelfstandige uitoefening van het

budgethoudersschap condities en beperkingen worden aangebracht.

4. Bij afwezigheid van de budgethouder worden de verantwoordelijkheden en de aan hem bij ondermandaat verleende (teken-)bevoegdheden uitgeoefend door de naasthogere budgethouder.

15

Artikel 15 Overgangs- en slotbepalingen; citeerartikel

1. Het bepaalde in deze regeling stelt niet de bepalingen in de Beheersverordening en Controleverordening van het waterschap terzijde. In geval van strijdigheid van regelgeving prevaleren de bepalingen van die Verordeningen.

2. Vanaf het moment dat de Regeling budgethouderschap is vastgesteld tot de datum dat deze in werking treedt wordt de administratie ingericht conform het bepaalde in deze regeling en wordt reeds gehandeld in de geest van deze regeling. Ingeval van strijdigheid van regelgeving met de Regeling van de organisatie van het financieel beheer van het waterschap en de daarop rustende nadere uitvoeringsbesluiten prevaleren de bepalingen in deze Regeling budgethouderschap.

3. Zo spoedig mogelijk na inwerkingtreding van deze Regeling Budgethouderschap, zal navolgende regelgeving en de daarop rustende uitvoeringsbesluiten in overeenstemming worden gebracht met deze Regeling budgethouderschap:

- de Verordening op de organisatie van het financieel beheer van het waterschap, zoals vastgesteld door het algemeen bestuur van het waterschap Peel en Maasvallei d.d. 29 juni 1994 (Beheersverordening);

- de Verordening op de controle van de administratie en op het beheer van vermogenswaarden, zoals vastgesteld door het algemeen bestuur van het waterschap Peel

en Maasvallei d.d. 29 juni 1994 (Controleverordening);

- de Regeling van de organisatie van het financieel beheer van het waterschap Peel en

Maasvallei, zoals vastgesteld door het dagelijks bestuur d.d. 1 juni 1994 en 15 juni 1994

(Uitvoeringsregeling).

4. Deze regeling treedt in werking met ingang van 22 april 2004.

5. Deze regeling kan worden aangehaald als “Regeling budgethouderschap van het waterschap Peel en Maasvallei”.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van het waterschap Peel en Maasvallei d.d. 21 april 2004 en gewijzigd bij besluit van 22 februari 2006.

de secretaris-directeur, de wnd. voorzitter,

ir. A. Kooistra ir. H.A. van Alderwegen

16

Toelichting Artikel 15 vergangs- en slotbepalingen; citeerartikel


Noot
1[Toelichting: Algemeen Het dagelijks bestuur is belast met de dagelijkse aangelegenheden van het waterschap conform het  bepaalde in artikel 84 van de Waterschapswet. Daartoe behoort tevens de zorg voor de uitvoering van de  verordeningen met betrekking tot regels en controle inzake de organisatie van de financiële administratie  en het beheer van vermogenswaarden, een en ander zoals nader bepaald in de artikelen 108 en 109 van  de Waterschapswet. Uit dien hoofde, mede in relatie tot het bepaalde in artikel 56 van de Waterschapswet  is het dagelijks bestuur bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten met derden voor aan en/of door het  waterschap te leveren goederen of diensten. Het dagelijks bestuur kan de uitoefening van deze  bevoegdheid geheel of gedeeltelijk, zo nodig onder bepaalde condities opdragen aan -specifiekeambtenaren binnen de organisatie. Het dagelijks bestuur heeft met de vaststelling van de Beleidsnota  delegatie en mandaat en het Projectstatuut gebruik gemaakt van deze mandaat/machtigingsbevoegdheid. In het algemeen kan een keuze worden gemaakt tussen het opdragen aan c.q. een aanwijzing van een  persoon dan wel een binnen de organisatie gedefinieerde functie. De laatste mogelijkheid voorkomt dat de  aanwijzing bij (tijdelijke) vervanging opnieuw moet worden geregeld. Wanneer de aanwijzing echter juist  vanwege de persoonlijke eigenschappen van de medewerker heeft plaatsgevonden, noopt dit impliciet tot  een heroverweging bij –tijdelijke- vervanging. Bij de aanwijzing kan onderscheid worden gemaakt naar aanwijzing op grond van specifieke (technische)  deskundigheid en aanwijzing in het kader van de financiële organisatie. Deze regeling omvat de  aanwijzing in het kader van de financiële organisatie. De aanwijzing vindt plaats in het kader van een  bestuursrechtelijke mandaatverlening, waarbij onder handhaving van de eindverantwoordelijkheid jegens derden van het dagelijks bestuur een medewerker binnen de eigen organisatie met de "eerste" verantwoordelijkheid wordt belast. Qua praktische uitvoering is dit de bestuursrechtelijke pendant van een bedrijfseconomische machtiging en/of volmacht. Ook daar immers blijft het bestuur de eindverantwoordelijke. De medewerker die via mandaat de bevoegdheid heeft gekregen om -binnen het vastgestelde budgetvoor rekening van het waterschap overeenkomsten aan te gaan, activiteiten te mogen uitvoeren of budgetten te besteden conform het beoogde doel wordt hierna aangeduid als budgethouder. De plaats die de budgethouder binnen het waterschap inneemt kan verschillend van niveau zijn. In de Regeling budgethouderschap wordt aangegeven aan welke functies een hoofdbudgethouderschap, budgethouderschap en deelbudgethouderschap wordt toebedeeld. Daarbij wordt een zekere gelaagdheid in de bevoegdheid tot het aangaan van overeenkomsten met derden geschapen voor aan en/of door het waterschap te leveren goederen of diensten, ontwikkelingen van activiteiten of vrijgeven van budgetten. Indien het dagelijks bestuur of de directie op eigen initiatief overeenkomsten met derden sluit of andere verplichtingen aangaat, dient dit tijdig bij de betreffende budgethouder bekend te zijn wil het beheersinstrument functioneren. Inherent aan het feit dat aan bepaalde functies een budgethouderschap is gekoppeld is, dat de budgethouder de eerste (eigen) verantwoordelijkheid voor een aan hem toegekend budget dient te accepteren. Uiteraard blijft de algemene eindverantwoordelijkheid bij het algemeen bestuur, respectievelijk het dagelijks bestuur berusten. Analoog aan hetgeen in de Beleidsnota delegatie en mandaat is aangegeven voor de projectleider voor wat betreft verantwoording dragen, geldt dit ook voor de budgethouder die niet tevens projectleider is. Indien de budgethouder van mening is dat hij de verantwoording niet –langer- kan of wil dragen zal hij dit tijdig dienen aan te geven aan diens mandaatgever. Alsdan zal bezien moeten worden in welke mate de betreffende medewerker -dat deel- van diens functie nog kan blijven uitoefenen, althans nog gebruik kan maken van diens bevoegdheid als budgethouder. In het uiterste geval kan een intrekking van het mandaat aan de orde komen. In voorliggende regeling wordt in het artikel “Overige bepalingen” en de bijbehorende toelichting hieraan aandacht gegeven. Registratie De budgethouder zal periodiek over het aan hem toegekende budget verantwoording moeten afleggen. Teneinde de objectiviteit bij de samenstelling van de verantwoording te verzekeren is het noodzakelijk dat de besteding van het budget door een ander dan de budgethouder (of zijn ondergeschikten) wordt bijgehouden (functiescheiding). De algemene registratie van het budget is derhalve -mede uit een oogpunt van doelmatigheidovereenkomstig de administratieve organisatie bij het afdelingshoofd Middelen gelegd. Op deze wijze wordt ook het voor het algemeen waterschapsbeheer noodzakelijke inzicht in het totaal van de budgetten gewaarborgd. De daadwerkelijke uitvoering geschiedt door het team Financiën. Voor de overdracht van informatie door de budgethouder aan de registrerende en de overige betrokken afdelingen en personen dient een informatiesysteem te worden ingericht. De uitwisseling van informatie kan bijvoorbeeld via standaardformulieren of op geautomatiseerde wijze plaatsvinden. Over het gewenste budgetinformatiesysteem zal een afzonderlijke notitie worden uitgebracht. Ten aanzien van de registrerende taak van het afdelingshoofd Middelen, de facto het team Financiën inzake het budget kan worden gekozen tussen een actieve en een passieve rol. Bij een actieve rol geldt dat een verplichting door de budgethouder slechts mag worden aangegaan, nadat deze door “de registrator” is getoetst aan het door deze bijgehouden en bewaakte krediet met betrekking tot het budget. Bij een passieve rol wordt eveneens het aan het budget verbonden krediet bijgehouden en bewaakt, daarbij echter slechts met een signalerende rol ten aanzien van de voor het budget vastgestelde grenzen. De vaststelling van deze grenzen is afhankelijk van de aard van het budget -bijvoorbeeld tijdsevenredigheid- en de gekozen procedure voor de verwerking van de lopende verplichtingen. In dit kader wordt een passieve rol voorgestaan voor de registrerende taakhouder. Daarmee wordt zoveel mogelijk recht gedaan aan het uitgangspunt om verantwoordelijkheden zo laag mogelijk in de organisatie te leggen, zoals nader is bepaald in de Beleidsnota delegatie en mandaat en inherent daaraan het Projectstatuut. Wanneer de budgethouder door gebreken in de (centrale) informatievoorziening niet in staat is zijn (deel)budget te bewaken, zal dit door hem tijdig aan zijn mandaatgever moeten worden doorgegeven, zoals bedoeld in deze Regeling budgethouderschap.]
Noot
2[Toelichting: Onder dit artikel worden enkele definities gegeven en worden de functies benoemd voor de diverse  soorten van budgethouders. Onder lid 8 wordt aangegeven wie als opdrachtgever kan fungeren. In relatie met lid 9 blijkt dat de  opdrachtgever tevens mandaatgever is, maar dat niet iedere mandaatgever opdrachtgever is. Met name  het verstrekken van een ondermandaat gebeurt niet door de opdrachtgever. Voor de projectleider ontstaat  een bijzondere “gezagsverhouding”. Enerzijds is hij verantwoording verschuldigd aan diens leidinggevende  op grond van zijn aanstelling, respectievelijk functietypering; anderzijds is hij verantwoording verschuldigd,  in de zin van deze Regeling (en het Projectstatuut) aan de opdrachtgever-mandaatgever. Dit laatste is met  name van belang binnen de projecten waarvoor hij verantwoordelijk is. Binnen die projecten is hij  uitsluitend verantwoording verschuldigd aan diens opdrachtgever-mandaatgever. Mocht dit op gespannen  voet komen met een visie/opdracht van diens leidinggevende, niet zijnde de opdrachtgever, dan zal de  betreffende leidinggevende dit dienen af te stemmen met de opdrachtgever van die projectleider.]
Noot
3[Toelichting: Dit artikel legt een relatie tussen afdelingsplannen, beheersbegroting en beleidsbegroting. Uiteindelijk  streven is om op de aangegeven wijze inzichtelijk te maken op welke wijze en met welke middelen de  bestuurlijke beleidsdoelstellingen gerealiseerd zullen worden.]
Noot
4[Toelichting: In het inrichtingsplan voor de waterschapsorganisatie Peel en Maasvallei is als uitgangspunt neergelegd  dat er sprake is van éénhoofdige leiding. De organisatie wordt aangestuurd door de secretaris-directeur  die daarop door het dagelijks bestuur ook aanspreekbaar is en verantwoording verschuldigd is. Deze  zelfde lijn wordt ook doorgetrokken naar de financiéle verantwoordelijkheid. Het dagelijks bestuur wijst de secretaris-directeur aan als hoofdbudgethouder voor de beheersbegroting (exploitatiebegroting). Uiteraard kan de secretaris-directeur voor onderdelen van de beheersbegroting hoofdbudgethouders, budgethouders en deelbudgethouders aanwijzen. Van de aanwijzing van deze budgethouders wordt door de secretaris-directeur een register bijgehouden. Al deze budgethouders zijn uiteindelijk weer aanspreekbaar door en verantwoording verschuldigd aan de secretaris-directeur die uiteindelijk weer, zoals hiervoor geschetst, aanspreekbaar is door en verantwoording verschuldigd is aan het dagelijks bestuur.]
Noot
5[Toelichting: Uit artikel 1 blijkt reeds dat een onderscheid wordt gemaakt tussen hoofdbudgethouder, budgethouder en deelbudgethouder. De hoofdbudgethouder is het eerste aanspreekpunt voor het dagelijks bestuur. De hoofdbudgethouder verantwoordt ook de managementrapportage die hij ontvangt van de (deel)budgethouders. Het eerste lid van dit artikel geeft aan dat bij apart besluit van het dagelijks bestuur in principe eenmalig wordt aangegeven welke hoofdbudgethouder voor welk budget/ begrotingsonderdeel verantwoordelijk is. Het vierde lid geeft aan dat de budgethouders en deelbudgethouders door de hoofdbudgethouder worden aangewezen. Deze aanwijzing vindt jaarlijks plaats in het afdelingsplan. Uiteraard beperkt ieder hoofdbudgethouder zich daarbij tot het budget dat onder zijn eigen verantwoording valt.]
Noot
6[Toelichting: Uit het eerste lid volgt dat in feite alle budgethouders via een ondermandaat deelbudgethouder zijn binnen het totaalbudget van “hun” hoofdbudgethouder. Binnen het eigen budget van de budgethouder kan de verantwoording verder opgesplitst worden door middel van –andermaal- een ondermandaat. Hiertoe kan aanleiding bestaan indien, met name bij projecten, meerdere vakdisciplines aan de orde zijn of de omvang van het project aanzienlijk is. Een ondermandaat kan dienstig zijn om een afgebakend deel met bijbehorend budgetverantwoordelijkheid van het project “weg te zetten”. In artikel 6 worden nadere regels gegeven voor ondermandaat. Het tweede lid betreft alle budgethouders. Het derde lid is toegespitst op budgethouders binnen een project. Onderscheiden dienen te worden de investeringen die via de procedure zoals in het Projectstatuut is bepaald worden uitgevoerd en investeringen die niet worden gedaan in projectvorm. Deze laatste kunnen eveneens eerst gedaan worden na accordering van het algemeen bestuur. De hoofdbudgethouder zal dan eerst een conceptvoorstel van het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur voorleggen aan de secretaris-directeur (in de gevallen dat het niet de secretaris-directeur als hoofdbudgethouder betreft). Met name bij projecten is het van belang om investeringen meteen te “oormerken” door aan te geven of het een project/investering betreft zoals onderscheiden wordt in paragraaf 1 van het Projectstatuut. Zogenaamde A en B-projecten betreffen investeringen die immer het algemeen bestuur aangaan. Bij Cen D-projecten is het dagelijks bestuur de mandataris. Ten aanzien van budgetafwijkingen wordt verwezen naar artikel 10 met toelichting.]
Noot
7[Toelichting: Het eerste en tweede lid voorziet in de mogelijkheid van verantwoording neerleggen lager in de organisatie. Volgens opvattingen van modern management wordt participatief leiding gegeven. Daarbij wordt het belang ingezien van het betrekken en inschakelen van medewerkers. Daarbij wordt verantwoordelijkheid neergelegd bij medewerkers binnen het betreffende organisatieonderdeel. Hiermee wordt tevens beoogd ruimte te creëren lager in de organisatie om te handelen en daarmee een goede productie te realiseren en “de klant” goed te bedienen. De budgethouder/de leidinggevende blijft verantwoordelijk voor het handelen van de ondermandataris. Voor elke verlening van ondermandaat wordt overleg gepleegd met de naast hogere leidinggevende. Het ondermandaat kan uit doelmatigheidsoverweging reeds in de begroting worden vastgelegd. Dit om te voorkomen dat een te veel aan documenten wordt aangemaakt om de verantwoordelijkheden vast te leggen. Daarnaast wordt een lijst aangelegd van handtekeningen en parafen ten behoeve van de interne controle. Ten aanzien van openbaarheid van stukken dient bedacht te zijn, dat het ongewenst is dat een handtekeningen- en parafenlijst een openbaar stuk wordt en daarmee voor eenieder opvraagbaar en reproduceerbaar wordt. De handtekeningen- en parafenlijst dient dan ook formeel gezien niet deel uit te maken van de begroting. Overigens is in de Beleidsnota delegatie en mandaat ten tijde van de vaststelling op 10 juli 2002 niet voorzien in een mogelijkheid van ondermandaat aan niet leidinggevenden. Dit in verband met de functietyperingen en de daaraan verbonden profielen van leidinggevenden. De mogelijkheid daartoe is wel gevormd voor projectleiders en binnen de registratuur. Op grond van het bepaalde in artikel 10:9 van de Algemene wet bestuursrecht kan de mandaatgever toestaan dat ondermandaat wordt verleend. Op een ondermandaat gelden vervolgens dezelfde regels als die welke gelden voor het mandaat. Het feit, dat in de Beleidsnota delegatie en mandaat in principe niet is voorzien in een ondermandaat aan niet leidinggevenden hoeft op zich niet op gespannen voet te staan met de Regeling budgethouderschap waar wel de mogelijkheid van ondermandaat wordt geboden. Beide regelingen fungeren immers naast elkaar. Wel is het zaak voor een eenduidige beleidsvisie op het gebied van bevoegdheden om te bezien of op andere gebieden dan budgethouderschap eveneens een ondermandaat tot de mogelijkheden dient te behoren. Bij een eerstvolgende aanpassing van de Beleidsnota delegatie en mandaat zal bezien worden of deze beperking van mandatering tot leidinggevenden immer nog met recht opgeld kan doen.]
Noot
8[Toelichting: De regeling beoogt bevoegdheden zo laag mogelijk in de organisatie te leggen bij die functionaris die verantwoordelijk is voor de handelingen die nodig zijn om te komen tot resultaten. Om een zekere veiligheid en controle in te bouwen worden grenzen gesteld aan het volledig zelfstandig handelen en besluiten. Bij het overschrijden van grenzen wordt het naast hogere niveau ingeschakeld om mede verantwoordelijkheid te dragen voor de te nemen beslissing. Dit mede dragen van verantwoordelijkheid moet niet leiden tot het wegtrekken van bevoegdheid en verantwoordelijkheid.]
Noot
9[Toelichting: De in het eerste lid bedoelde zorg uit zich in het in beeld brengen en definiëren van de vraag naar het product; het in beeld brengen van productie/werkprocessen; aangeven van soort middeleninzet o.a. via tijdsinzet van medewerkers en tractie- en kostenoverzicht. Met genoemde informatie toont de budgethouder aan dat de budgetten louter worden besteed aan die zaken waartoe de bedragen in de begroting zijn toebedeeld. Het tweede lid geeft aan, dat bedrijfsmatig, lees: efficiënt, effectief en rechtmatig dient te worden omgegaan met de beschikbare middelen. De voorcalculatie dient in het belang van een eenduidige interpretatie gemaakt te worden volgens een standaardformat. Het derde lid geeft aan dat de budgethouder ook rekening dient te houden met andere regelgeving dan de regeling budgethouderschap. Ten aanzien van functiescheiding is het uit den boze indien een budgethouder “met twee petten op” zou functioneren. Hij zou zich zelf dan bijvoorbeeld controleren. Verder gelden er regels op het gebied van o.a. bestellingen/inkoop. De geldende inkoopprocedure zoals die afgeleid kan worden van de financiële beheersverordening is daarbij van wezenlijk belang. Zo zijn nadere voorschriften vastgelegd ten aanzien van bestellingen boven een bepaald bedrag; het aantal offertes dat aangevraagd dient te worden; voorgeschreven overleg; registratie van de leveranciers waar offerte is gevraagd; motivering van gunningsbeslissing/-advies en wijze van archivering.]
Noot
10[Toelichting: Het in het eerste lid bedoelde werkplan kan vanuit twee gezichtspunten opgesteld worden: het jaarwerkplan zorgt voor een afstemming tussen gevraagde en aanwezige capaciteit. Daarnaast worden clusters van activiteiten zodanig binnen het jaar gegroepeerd dat er een zoveel mogelijk constante bezetting ontstaat; in het vierwekelijkse werkplan wordt bewaakt de tijdige voortgang van de werkzaamheden met het oog op de afgesproken levertijd en de afstemming van aanwezige en gevraagde capaciteit. Aan de hand van dit werkplan oefent de budgethouder de bevoegdheden uit die behoren bij de aan de budgethouder verbonden werkzaamheden, zoals aansturen en inzet van de middelen, medewerkers, materieel en materiaal, inschakelen en aanspreken van andere interne organisatieonderdelen en van externe leveranciers, het verwerven van materieel en materiaal en het nemen van maatregelen binnen het kader van de taakstelling en het budget. De in het tweede lid genoemde voorcalculatie dient in het belang van een eenduidige interpretatie gemaakt te worden volgens een standaardformat. Uit het vierde lid blijkt dat de budgethouder niet buiten zijn mandaat uit een ander budget mag putten. Ook een “overrulen” door diens hoofdbudgethouder kan niet. In het uiterste geval kan de hoofdbudgethouder/opdrachtgever het mandaat intrekken en zelf beschikken over het budget.]
Noot
11[Toelichting: Het eerste lid geeft aan dat de budgethouder primair verantwoordelijk is voor de vastlegging van de bedrijfsvoeringsgegevens. De budgethouder is daarbij verplicht gebruik te maken van de centrale administratie onder verantwoordelijkheid van het afdelingshoofd Middelen. Gegevens die hiertoe gerekend kunnen worden zijn: verplichtingen en gereedmeldingen van prestaties en leveringen. Deze eigen verantwoordelijkheid en de daarvoor benodigde informatiestroom zijn vooral van belang, omdat de budgethouder immers juist vanwege zijn uitvoerende taak altijd meer informatie omtrent de toekomstige ontwikkelingen tot zijn beschikking heeft dan de registrerende afdeling. De budgethouder zorgt er bovendien voor dat hij door middel van bijvoorbeeld tijdschrijven en werkoverleg zicht heeft op de voortgang van het werk zodat de levertijden en de middeleninzet bewaakt worden. Hierbij dient een relatie gelegd te worden met de werkplanning. De informatie met de (bedrijfs)administratie is daarbij een belangrijk hulpmiddel. Bij normale omstandigheden zal een frequentie van eens per twee weken toereikend zijn. Het tweede lid regelt de rapportage van de budgethouder. Door middel van rapportages legt de budgethouder verantwoording af. Aspecten waarop verantwoording wordt afgelegd zijn: productlevering volgens afspraak (taakstelling en budget), kwaliteitstoets, kosten en tijdsduur; effectief, efficiënt en rechtmatigheid alsmede werkomstandigheden die via de taken leidinggeven en personeelszorg aan de orde komen. De rapportage van de budgethouder wordt verwerkt in de managementsrapportage ten behoeve van het managementteam en in de bestuursrapportages ten behoeve van het dagelijks en algemeen bestuur. Indien de aard van de afwijkingen groot is wordt door de budgethouder direct gerapporteerd aan de hoofdbudgethouder. De rapportage dient conform een standaardformat en vaste richtlijnen verstrekt te worden. Nacalculaties worden door de budgethouder opgesteld. Op basis van analyses is het dan mogelijk zich te verantwoorden via de rapportages door bouwstenen aan te dragen voor het jaarverslag en de jaarrekening en normen en kengetallen te ontwikkelen en bij te stellen. Vanuit de rapportages wordt een samenhangende managementsrapportage samengesteld door het afdelingshoofd voor de secretaris-directeur. De secretaris-directeur brengt deze rapportages in ter bespreking in het managementteam. Het dagelijks bestuur wordt tijdig geïnformeerd over de gesignaleerde c.q. verwachte afwijkingen van het toegekende budget. Dit betreft zowel over- als onderschrijdingen van de in het budget opgenomen uitgaven en/of inkomsten, afwijkingen in prestatieeenheden en kostendekkingspercentages en overige kengetallen. Het managementteam ondersteunt de secretaris-directeur bij de samenstelling van de rapportage aan het bestuur: de bestuursrapportage. Informatievastlegging en rapportage is een wisselwerking. Het derde lid bepaalt dat het afdelingshoofd de door of vanwege hem geregistreerde informatie ook verstrekt aan de bron, i.c. de (deel)budgethouder zodat deze kan vernemen op welke wijze zijn informatie is verwerkt. Het derde lid regelt dat een onderscheid wordt gemaakt tussen de beslisser i.c. de budgethouder en de registrator i.c. het afdelingshoofd Middelen.]
Noot
12[Toelichting: Indien de budgethouder een besluit met financiële gevolgen wil nemen, welke gevolgen in het Plan van Aanpak niet zijn voorzien en waarbij een ander team/afdeling betrokken raakt, i.c. het mede een taakgebied/werkplan van een ander team/afdeling betreft, treedt de budgethouder in overleg met de budgethouder binnen het betreffende team/afdeling. De budgethouder kan dan trachten alsnog uren en/of gelden te “claimen” om zijn opdracht alsnog tot een succes te brengen. Indien dit overleg niet tot afstemming en overeenstemming leidt tussen de betreffende disciplines, kampt de budgethouder met een “tekort”. Dit kan een urentekort zijn en/of een financieel tekort dan wel een ontbreken van informatie/een advies wegens onvoldoende middelen. De budgethouder zal dan in overleg dienen te treden met diens opdrachtgever om uit deze impasse te komen. Uit bovenstaande blijkt duidelijk dat een besluit of vastgesteld plan niet “overruled” kan worden door een – andere- budgethouder zonder dat de betreffende afdeling/het team hiermee instemt. Voor zover “claims” zijn opgenomen in een Plan van Aanpak, zijn deze per definitie met instemming van betreffende andere team(s)/afdeling(en). Indien op enig moment blijkt van een urentekort of financieel tekort binnen een project, dan mag zulk knelpunt nimmer leiden tot een knelpunt bij andere teams of afdelingen. De oplossing dient aangedragen te worden door de budgethouder die verantwoordelijk is voor het tekort. Bij dreigende ontoereikendheid van het budget dient de budgethouder derhalve de mandaatgever tijdig te informeren, opdat ook tijdig een eventuele bijstelling van het budget kan plaatsvinden. Dit kan zowel de uitgaven- als de inkomstencomponenten betreffen. Ook te verwachten belangrijke kostenonderschrijdingen dan wel opbrengstoverschrijdingen ter zake van een toegekend budget zullen door de budgethouder tijdig moeten worden gesignaleerd, opdat de vrijkomende budgetruimte elders kan worden aangewend. De budgetbeheerder ontvangt tijdig informatie omtrent de stand en het verloop van het budget en signaleert eventuele gebreken in deze informatievoorziening.]
Noot
13[Toelichting: Met een prestatieverklaring wordt bereikt dat binnen de afdeling een sluitend controlesysteem bestaat waarbij beoordeeld wordt of de levering van goederen en/of diensten en/of het verrichten van werkzaamheden daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Door middel van het zetten van een paraaf op de nota geeft de budgethouder deze prestatieverklaring.]
Noot
14[Toelichting: Dit artikel regelt welke verantwoordelijkheden en bevoegdheden niet gecombineerd mogen worden en welke functies niet in een persoon verenigd mogen zijn.]
Noot
15[Toelichting: Het tweede lid geeft aan dat een mandaat ook ingetrokken kan worden. Het ligt voor de hand dat met deze bevoegdheid niet lichtvaardig wordt omgegaan. Intrekking zonder instemming van de betreffende budgethouder kan ervaren worden als een brevet van onvermogen. Alleen in uitzonderlijke gevallen zal een directe intrekking aan de orde zijn. In andere gevallen zal eerder een functioneringsgesprek voor de hand liggen, temeer nu een intrekking zonder instemming van de mandataris een gevolg kan zijn van diens functioneren. In het derde lid is een vervangingsregeling opgenomen. ]
Noot
16[Toelichting: Uit het eerste lid blijkt dat de verordeningen, die per definitie door het algemeen bestuur worden vastgesteld, van hogere rangorde zijn dan deze Regeling budgethoudingschap. De regeling is in feite een uitvoeringsregeling, onder verantwoording van het dagelijks bestuur. Het tweede lid geeft aan dat gedurende de periode tussen vaststelling en inwerkingtreding een scala aan feitelijke praktische zaken ingericht kunnen worden zoals formulieren, bestandsbeheer, praktische procedures, instructies, formats etc. Ook kan reeds in die periode zoveel als mogelijk in de geest van de budgetregeling gehandeld worden. Het derde lid voorziet in de noodzaak om de bestaande beheers- en controleverordeningen en de uitvoeringsregeling uit 1994 aan te passen, c.q. besluitname tot gedeeltelijke intrekking en wijziging plaats dient te vinden. 7 april 2004 ]