Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Roer en Overmaas

Kostentoedelingsverordening 2004 Waterschap Roer en Overmaas

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Roer en Overmaas
Officiële naam regelingKostentoedelingsverordening 2004 Waterschap Roer en Overmaas
CiteertitelKostentoedelingsverordening 2004 Waterschap Roer en Overmaas
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbestuur – waterschappen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De verwijzing in de kostentoedelingsverordening naar artikel 21 van het Reglement voor het Waterschap Roer en Overmaas als wettelijke grondslag is onjuist.

Bij besluit van 2 maart 2004 hebben GS de verordening goed gekeurd; Bekendmaking van de goedkeuring is op 22 maart 2004 geplaatst.

De kostentoedelingsverordening 2004 Waterschap Roer en Overmaas wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2009, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastingjaren waarvoor zij heeft gegolden.

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 5-1-2004

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Limburger en Limburgs Dagblad editie Zuid en Midden, 9-01- 2004

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Waterschapswet, art. 119

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200401-01-2009nieuwe regeling

05-01-2004

Limburger en Limburgs Dagblad editie Zuid en Midden, 9-01- 2004

Waterschapsblad 2004, nr. 6

Tekst van de regeling

Het voorlopig algemeen bestuur van het Waterschap Roer en Overmaas;

gezien het voorstel van de Voorbereidingscommissie d.d. 17 november 2003;

gelet op artikel 119 van de Waterschapswet (Stb. 1991, 444) en artikel 21 van het

reglement;

BESLUIT:

I. vast te stellen de volgende Kostentoedelingsverordening 2004 Waterschap Roer en Overmaas:

Kostentoedelingsverordening 2004

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    kosten: kosten, zoals opgenomen in de begroting van het waterschap die gedekt worden met behulp van omslagen;

  • b.

    zakelijk gerechtigden ongebouwd: degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken;

  • c.

    zakelijke gerechtigden gebouwd: degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken;

  • d.

    ingezetenen: degenen die hun werkelijke woonplaats hebben in het gebied van het waterschap.

Artikel 2.1 Waterkwantiteitszorg

De kosten voor het waterkwantiteitsbeheer worden als volgt toegedeeld:

  • 35% aan de ingezetenen;

  • 55% aan de zakelijk gerechtigden gebouwd; en

  • 10% aan de zakelijk gerechtigden ongebouwd.

Artikel 2.2 Waterkeringszorg

De kosten voor de waterkeringszorg worden als volgt toegedeeld:

  • 30% aan de ingezetenen;

  • 57% aan de zakelijk gerechtigden gebouwd; en

  • 13% aan de zakelijk gerechtigden ongebouwd.

Artikel 3 Toerekening van kosten van heffing en invordering van waterschapsbelastingen en kosten van de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur

De kosten van heffing en invordering van waterschapsbelastingen en de kosten van de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur, zoals opgenomen in de begroting van enig belastingjaar, worden, in afwijking van de artikelen 2.1 en 2.2, rechtstreeks toegerekend aan de categorieën ingezetenen, zakelijk gerechtigden gebouwd en zakelijk gerechtigden ongebouwd naar rato van de voor elk van genoemde categorieën te maken kosten.

Artikel 4 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2004.

Artikel 5 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als 'Kostentoedelingsverordening 2004 Waterschap Roer en Overmaas'.

II. In te trekken - met ingang van de datum van inwerkingtreding van de Kostentoedelingsverordening Waterschap Roer en Overmaas, de Kostentoedelingsverordening Waterschap Roer en Overmaas, zoals deze is vastgesteld bij besluit van het algemeen bestuur d.d. 11 december 2000.

Aldus besloten in de openbare vergadering van het voorlopig algemeen bestuur van het Waterschap Roer en Overmaas d.d. 5 januari 2004.

De secretaris/directeur,             De voorzitter,

drs. F.M.C.M. Wesdijk               drs. F.W.G. Laarakker

Algemene toelichting

Algemene toelichting bij de verordening

In artikel 119 van de Waterschapswet is bepaald dat het algemeen bestuur van het waterschap ten behoeve van de omslagheffing een verordening vast dient te stellen, waarin zoveel mogelijk per afzonderlijke waterschapstaak (waterkering en waterbeheersing) het kostendeel is opgenomen voor ieder van de categorieën van belanghebbenden die in het algemeen bestuur zijn vertegenwoordigd. Het waterkwaliteitsbeheer is niet van belang voor de kostentoedeling, omdat dit niet via de omslag maar via de verontreinigingheffing wordt bekostigd. Bij de kostentoedeling dienden de aard en de omvang van het belang van de in het bestuur vertegenwoordigde categorieën bij de onderscheidene taken in aanmerking te worden genomen.

De kostentoedelingsverordening behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten en dient ten minste eenmaal per vijf jaar te worden herzien. Voorts kunnen provinciale staten bij reglement uitgangspunten stellen, welke het waterschap bij de kostentoedeling in acht dient te nemen. De thans voorliggende verordening betreft de herziening van de in 1994 vastgestelde en voor het laatst in 1997 gewijzigde ´Kostentoedelingsverordening Roer en Overmaas´. De kostentoedelingsverordening vormt de basis voor de omslagheffing.

Rapport inzake de kostentoedeling

Met betrekking tot de kostentoedeling is in 1989 door het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen het `Rapport inzake de kostentoedeling´ uitgebracht. In dit rapport geven IPO en Unie voor zowel de waterkeringstaak als de waterbeheersingstaak een uitwerking van de kostentoedeling.

In het rapport wordt een kostentoedelingproces beschreven dat voor beide taken gevolgd kan worden. Bij dit proces wordt uitgegaan van het onderscheid tussen algemene en specifieke taakbelangen, waarop ook de Waterschapswet is gebaseerd.

De algemene taakbelangen zijn gericht op het kunnen wonen, werken en recreëren in de leefruimte en het leefmilieu, die worden geschapen en in stand gehouden door de waterstaatkundige conditionering van de bodem. De ingezetenen zijn de representanten van de algemene taakbelangen.

De specifieke taakbelangen zijn gericht op het de waterstaatkundige verzorging van de bodem als zodanig. De representanten hiervan zijn de eigenaren van onroerende goederen.

Het in het rapport beschreven kostentoedelingsproces bestaat per afzonderlijke waterschapstaak uit de volgende twee stappen.

Stap 1: toedeling van de kosten over de representanten van de algemene en specifieke taakbelangen (ingezetenen respectievelijk eigenaren en gebruikers gebouwd en ongebouwd).

Stap 2: binnen de specifieke taakbelangen bepaling van de kostenaandelen gebouwd en ongebouwd.

Categorieën van belanghebbenden

De kosten van de waterschapstaken dienen toegedeeld te worden aan de categorieën van belanghebbenden die in het waterschapsbestuur zijn vertegenwoordigd. In artikel 11, tweede lid, van de Waterschapswet zijn de hiervoor in aanmerking komende categorieën aangegeven. Door Waterschap Roer en Overmaas worden voor de waterkeringstaak en waterbeheersingstaak de volgende belangencategorieën onderscheiden:

  • ingezetenen;

  • zakelijk gerechtigden gebouwd; en

  • zakelijk gerechtigden ongebouwd

De in de Waterschapswet genoemde belangencategorieën pachters en gebruikers bedrijfsgebouwd zijn door Roer en Overmaas buiten beschouwing gelaten.

Aard en omvang van het belang

De Waterschapswet schrijft voor dat het waterschap per afzonderlijke taak nagaat wat de aard en de omvang van het belang van de in het bestuur vertegenwoordigde categorieën is. In de artikelsgewijze toelichting van deze verordening wordt daar nader op ingegaan.

Relatie met de begroting

De kostentoedeling heeft betrekking op de netto-lasten die met behulp van de omslag gedekt dienen te worden. De inrichting van de begroting is afgestemd op de bij de kostentoedeling te onderscheiden taken. Door toepassing van de percentages van de kostentoedeling op de kosten die per kostendrager/reglementaire taak met behulp van de omslag gedekt dient te worden, ligt vast welk omslagbedrag ieder van de in het algemeen bestuur vertegenwoordigde categorieën in totaal dient op te brengen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

De onder b t/m d gegeven definities zijn overeenkomstig artikel 11, tweede lid, en artikel 117 van de waterschapswet.

Artikel 2.1 Waterkwantiteitszorg

In de kosten van de waterkwantiteitszorg moet worden bijgedragen door de categorieën ingezetene, gebouwd en ongebouwd.

Bij brief van 30 januari 2002 heeft de Unie van waterschappen geadviseerd over de bepaling van de hoogte van het kostenaandeel ingezetenen. In het advies constateert de Unie dat als gevolg van de brede(re) belangenbehartiging bij watersysteembeheer een minimum - kostenaandeel voor de ingezetenen van 20% en in zeer dichtbevolkte gebieden een maximumaandeel van 50% op zijn plaats is. Op basis van de criteria uit de methode Havelaar (mate van afhankelijkheid uitgedrukt in gering, aanmerkelijk en sterk) worden landelijk percentages aangehouden van 15 à 20% bij waterkwantiteitszorg en 35 à 40% bij waterkeringszorg.

Zolang het begrip watersysteembeheer nog niet wettelijk is vastgelegd, maar in de Waterschapswet nog wordt onderscheiden tussen waterkwantiteitszorg en waterkeringszorg, betekent het voorgaande dat voor beide taken eenzelfde aandeel kan worden gehanteerd.

De nieuwe methode van de Unie is hieronder schematisch weergegeven.

De nieuwe methode van de Unie is hieronder schematisch weergegeven
InwonerdichtheidIndicatie inwoners / km2Kostenaandeel ingezetenen
laag< 50020% - 30%
gemiddeld500 - 100030% - 40%
hoog> 100040% - 50%

De feitelijke hoogte van het aandeel voor waterkwantiteitszorg (35%) is daardoor bepaald op basis van de geconstateerde bevolkingsdichtheid in het beheersgebied van ongeveer 800 inwoners per km2.

Het resterende kostenaandeel van 65% is toegedeeld aan de categorieën gebouwd en ongebouwd naar de verhouding van de economische waarde van de betrokken onroerende zaken.

Voor de berekening van de waarde in het economisch verkeer voor het gebouwd is de woz- waarde beschikbaar, voor de ongebouwde onroerende zaken dient te worden uitgegaan van een geschatte gemiddelde waarde per hectare.

Voor de bepaling van de waarde ongebouwd is in augustus 2003 advies uitgebracht door bij Tauw BV te Deventer. Dit advies tezamen met de gegevens uit het belastingbestand voor het belastingjaar 2003 hebben de basis gevormd voor de berekening van de kostentoedelingspercentages.

Onderscheiden is enerzijds verhard oppervlak, met name wegen en anderzijds cultuurgronden en bos- en natuurterreinen. De gemiddelde waarde voor verharde wegen is bepaald op euro 1,46 mln./ha. De waarde voor het agrarisch grondgebruik is bepaald op euro 28.100,-- per hectare met als basis de verkoopcijfers van landbouwgrond in Limburg in 1999, zijnde het zelfde jaar als het waardepeiljaar voor de woz-waarden. Op grond van de Wet woz ligt de waardepeildatum twee jaar voor het begin van het tijdvak waarvoor de waarde wordt vastgesteld. De waarde van bos- en natuurterreinen is geraamd op 25% van de agrarische waarde, derhalve op euro 7.025,-- per hectare.

Bij de bepaling van de oppervlakten heeft Tauw het gehele beheersgebied gespecificeerd in: cultuurgronden, bos- en natuurgebieden en verharde wegen. Vervolgens zijn aan de hand van de gegevens uit het belastingbestand deze oppervlakten gecorrigeerd voor wat betreft: oppervlakte verharde wegen wegens geen belang en daarmee niet betrokken in de omslagheffing;

oppervlakte cultuurgronden wegens ruimtebeslag toegerekend aan het gebouwd op grond van het bepaalde in de Wet woz.

Met in achtneming van deze correcties is in bijlage A bij de verordening de berekening weergegeven die leidt tot de kostentoedeling per belangencategorie.

In het advies van Tauw BV wordt onder paragraaf 4 nader ingegaan op de waardering van bouwterreinen. Daaruit blijkt dat een bouwterrein tot het moment dat dit bouwrijp wordt gemaakt, aangemerkt dient te worden als cultuurgrond. Zodra bouwactiviteiten plaatsvinden dient het terrein als 'gebouwd object' aangemerkt te worden, aangezien vanaf dat moment in principe een woz-waarde toegekend kan worden aan het perceel. De ervaring leert, dat veelal de gemeenten niet in zulk vroeg stadium reeds een woz-waarde vaststellen. Voor het waterschap betekent een en ander dat eerst nadat een woz-waarde wordt vastgesteld, in het belastingbestand de betreffende oppervlakte in mindering wordt gebracht bij de cultuurgronden en wordt toegerekend aan het gebouwd met de bijbehorende woz-waarde. Geschat wordt dat de waarde van de bouwterreinen binnen het waterschapsgebied minder dan 5% bedraagt van de totale waarde ongebouwd. Een exact percentage is niet voorhanden; gemeenten gaan op dit punt niet eenduidig om met de (het) waardering(smoment) voor bouwterreinen. Vanuit doelmatigheidsoverweging ligt het derhalve voor de hand dat de vaststelling van een woz-waarde door de gemeente voor een bouwperceel voor het waterschap het signaal is om de oppervlakte in mindering te brengen op het totaal aan cultuurgrond en toe te voegen als object gebouwd. Overigens betreffen het marginale verschuivingen tussen ongebouwd en gebouwd.

Het advies van Tauw BV maakt niet deel uit van deze verordening doch vormt mede de basis en onderbouwing van de kostentoedelingspercentages.

Artikel 2.2 Waterkeringszorg

Zoals in de toelichting bij artikel 2.1. al is aangegeven kan voor de bepaling van het aandeel voor ingezetenen bij waterkeringszorg op zich zelf hetzelfde systeem als bij waterkwantiteitszorg worden gehanteerd, nl. de bevolkingsdichtheid. Dit leidt uitgaande van een bevolkingsdichtheid van 680 inwoners per km2 in het taakgebied tot een ingezetenenaandeel van 30%.

Evenals bij waterkwantiteitszorg is het resterende aandeel van 70% op dezelfde wijze als bij waterkwantiteitszorg toegedeeld aan de categorieën gebouwd en ongebouwd. De uitkomsten van de berekening zijn schematisch weergegeven op bijlage B.

Artikel 3 Toerekening van kosten van heffing en invordering van waterschapsbelastingen en kosten van de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur

Op grond van artikel 119, eerste lid, van de Waterschapswet kunnen de kosten van heffing en invordering van waterschapsbelastingen en de kosten van de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur elk jaar opnieuw, rechtstreeks worden toegerekend aan de betrokken categorieën van belanghebbenden. Het effect van deze rechtstreekse toerekening zal in de jaarlijkse begroting worden weergegeven.

Artikel 4 Inwerkingtreding

De vastlegging van de inwerkingtreding van de kostentoedelingsverordening is mede van belang in verband met de werkingsduur van de verordening. In artikel 119, vijfde lid, van de Waterschapswet is bepaald dat de kostentoedelingsverordening ten minste éénmaal in de vijf jaar dient te worden herzien.