Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Groot Salland

Reglement van Orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van het waterschap Groot Salland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Groot Salland
Officiële naam regelingReglement van Orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van het waterschap Groot Salland
CiteertitelReglement van Orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van het waterschap Groot Salland
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbestuur – waterschappen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is vervangen door de Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van het Waterschap Groot Salland van het Waterschap Groot Salland.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201501-01-2015intrekking

18-12-2014

Elektronisch waterschapsblad, 31-12-2014

Onbekend.
18-12-200901-01-2015Art. 18a

17-12-2009

De Stentor, 21-12-2009

Nr. SBJ\bestuur-11662.jot
27-03-199831-12-2009Art. 18a

26-03-1998

De Stentor, 05-06-1998

Nr. SBJ\98-4108.gbo
06-01-199727-03-1998nieuwe regeling

06-01-1997

Onbekend

Nr. H:\SBJ\96 677.GBO

Tekst van de regeling

Aanhef

Nr. SBJ\Bestuur-11662.jot                                                   

HET ALGEMEEN BESTUUR VAN HET WATERSCHAP GROOT SALLAND

Gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur d.d. 7 december 2009

Gelet op het bepaalde in de Waterschapswet, het Waterschapsbesluit en artikel 8 van het Reglement voor het Waterschap Groot Salland 2008;

BESLUIT

vast te stellen het volgende Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van Waterschap Groot Salland:

Artikelen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • In dit reglement wordt verstaan onder:

  • voorzitter: de voorzitter van het algemeen bestuur of diens waarnemer;

  • secretaris: de secretaris-directeur of diens door het dagelijks bestuur op grond van artikel 55a Waterschapswet aangewezen vervanger;

  • amendement: voorstel tot wijziging van een voorstel of verordening, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel of verzoek wordt uitgesproken;

  • voorstel van orde:    

    voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • initiatiefvoorstel: voorstel, door een lid van het algemeen bestuur, buiten de agenda, dat zo spoedig mogelijk aan de orde wordt gesteld in een vergadering van het algemeen                               bestuur;

Artikel 2 De voorzitter

  • De voorzitter is belast met:

  • a. het leiden van de vergadering;

  • b. het handhaven van de vergaderorde;

  • c. het doen naleven van het reglement van orde;

  • d. hetgeen de Waterschapswet, het Waterschapsbesluit of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3 De secretaris

  • 1. De secretaris is in elke vergadering van het algemeen bestuur aanwezig.

  • 2. De secretaris kan deelnemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.

Artikel 4 Commissies

  • 1. Het algemeen bestuur besluit over de instelling van commissies van advies.

  • 2. Het algemeen bestuur kan tijdelijke commissies instellen.

  • 3. Het algemeen bestuur regelt de samenstelling, taak en werkwijze van de commissies die het instelt.

  • Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden, benoeming dagelijks bestuur, fracties

Artikel 5 Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging

  • 1. Bij benoeming van nieuwe leden van het algemeen bestuur, stelt de voorzitter een commissie in bestaande uit drie leden uit het algemeen bestuur, die de geloofsbrieven onderzoekt overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.98 van het Waterschapsbesluit. De commissie wordt bijgestaan door de secretaris of een door hem aangewezen ambtenaar.

  • 2. De commissie brengt van haar onderzoek verslag uit aan het algemeen bestuur en doet daarbij een voorstel voor een besluit. De commissie maakt melding van een eventueel minderheidsstandpunt.

  • 3. Het algemeen bestuur beslist direct over de toelating, tenzij wegens onvolledigheid of onduidelijkheid van de stukken tot verdaging wordt besloten.

  • 4. Na een verkiezing als bedoeld in paragraaf 2, hoofdstuk 4 van de Waterschapswet roept de voorzitter de toegelaten leden op om in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in de nieuwe samenstelling de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5. In geval van tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid op voor de vergadering van het algemeen bestuur waarin over diens toelating wordt beslist, om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 6 Benoeming leden dagelijks bestuur

  • 1. De verkiezing van de leden van het dagelijks bestuur vindt plaats direct na het afleggen van de eed of de verklaring en belofte als bedoeld in artikel 5, vierde lid.

  • 2. Voorafgaand aan de verkiezing van de leden van het dagelijks bestuur stelt het algemeen bestuur, met inachtneming van het bepaalde in de Waterschapswet en het Reglement voor het Waterschap Groot Salland, vast uit hoeveel leden het dagelijks bestuur zal bestaan.

  • 3. De fractievoorzitter meldt de naam van zijn kandidaat c.q. kandidaten voor het dagelijks bestuur aan de voorzitter, die daarvan mededeling doet aan het algemeen bestuur.

  • 4. Indien er, met inachtneming van artikel 12, tweede lid van de Waterschapswet, evenveel kandidaten zijn als vacatures, beschouwt het algemeen bestuur alle kandidaten als benoemd en wordt er niet gestemd.

  • 5. Indien voor de verkiezing van de leden van het dagelijks bestuur stemming nodig is, vindt eerst stemming plaats over de zetel van de vertegenwoordiger van één van de categorieën van belanghebbenden als bedoeld in artikel 12, tweede lid van de Waterschapswet.

  • 6. Bij de benoeming van een lid van het dagelijks bestuur, niet zijnde een lid van het algemeen bestuur, wordt een commissie ingesteld overeenkomstig artikel 5, eerste lid van dit reglement en wordt de werkwijze gevolgd overeenkomstig het tweede lid t/m het vijfde lid van artikel 5.

Artikel 7 Fracties

  • 1. Het lid c.q. de leden van het algemeen bestuur die door het stembureau op dezelfde kandidatenlijst zijn geplaatst, alsmede het lid c.q. de leden die zijn benoemd overeenkomstig artikel 14, eerste t/m derde lid van de Waterschapswet, worden bij aanvang van de zitting van het algemeen bestuur als één fractie beschouwd.

  • 2. De fractie voert in het algemeen bestuur als naam de aanduiding die boven de kandidatenlijst was geplaatst, respectievelijk de naam "ongebouwd", "bedrijfsgebouwd" of "natuur".

  • 3. De fractie doet mededeling aan de voorzitter wie als fractievoorzitter is aangewezen. Zolang er geen voorzitter is benoemd, worden de lijsttrekkers geacht voorzitter te zijn, en voor de categorieën ongebouwd, bedrijfsgebouwd en natuur de oudste in leeftijd.

  • 4a Indien binnen de categorie Ingezetenen: 

        - één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

        - twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

        - één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

    •      wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • 4b Met de onder 4a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur

          na de  mededeling daarvan.

  • 5. Het algemeen bestuur kan regels stellen over de wijze waarop het waterschap de fracties ondersteunt.

  • Hoofdstuk 3 Vergaderingen

  • Paragraaf 1 Tijd van vergaderingen, voorbereiding

Artikel 8 Vergaderfrequentie, tijdstip en plaats

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert zo vaak als het daartoe besloten heeft.

  • 2. De vergaderingen vinden plaats op donderdag, overeenkomstig een jaarlijks op te stellen vergaderschema, en worden gehouden in het kantoorgebouw van het waterschap in Zwolle.

  • 3. De voorzitter kan een andere dag bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen.

  • 4. Indien de voorzitter, het dagelijks bestuur of tenminste vijf leden van het algemeen bestuur, schriftelijk en met opgave van redenen,  om een vergadering verzoekt/verzoeken wordt deze binnen 14 dagen belegd.

Artikel 9 Oproep, agenda en voorstellen

  • 1. De voorzitter zendt, spoedeisende gevallen uitgezonderd, zoveel mogelijk tien dagen voor de vergadering de leden een schriftelijke oproep met datum, tijd en plaats van de vergadering en de onderwerpen in de volgorde zoals deze behandeld zullen worden.

  • 2. Met de schriftelijke oproep worden ook de bij de onderwerpen behorende voorstellen, met uitzondering van de in artikel 37, eerste en tweede lid van de Waterschapswet bedoelde stukken, aan de leden verzonden.

  • 3. De voorzitter kan, na het verzenden van de oproep, zonodig een aanvullende agenda doen uitgaan. De daarop vermelde voorstellen worden zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk twee dagen voor aanvang van de vergadering aan de leden toegezonden.

  • 4. Bij aanvang van de vergadering, stelt het algemeen bestuur de agenda vast. Het algemeen bestuur danwel de voorzitter kunnen/kan onderwerpen aan de agenda toevoegen of daarvan afvoeren, danwel de volgorde van de te behandelen onderwerpen wijzigen.

Artikel 10 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Eventuele stukken die dienen ter toelichting van de voorstellen, worden gelijktijdig met het verzenden van de voorstellen voor de leden ter inzage gelegd in het waterschapskantoor in Zwolle. Indien na dit tijdstip stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden.

  • 2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk mag niet buiten het waterschapskantoor worden gebracht. Kopieën van deze stukken mogen slechts voor eigen gebruik buiten het waterschapshuis worden gebracht.

  • 3. In afwijking van het eerste lid blijven stukken waarvoor geheimhouding is opgelegd op grond van artikel 37, eerste of tweede lid van de Waterschapswet, onder berusting van de secretaris. Deze verleent de leden van het algemeen bestuur inzage.

Artikel 11 Openbare kennisgeving

  • 1. De vergaderingen worden door aankondiging op de voor het waterschap gebruikelijke wijze en door plaatsing op de website van het waterschap openbaar gemaakt.

  • 2. De agenda en de daarbij behorende stukken worden, indien digitaal beschikbaar, op de website van het waterschap geplaatst.

  • Paragraaf 2 Vergaderorde

Artikel 12 Presentielijst

  • 1. Ieder lid tekent voor aanvang van de vergaderingen de presentielijst.

  • 2. Zonder tekening van de presentielijst kan een lid in de vergaderingen niet het woord voeren of deelnemen aan stemmingen.

  • 3. De secretaris draagt zorg voor het bijhouden van de presentielijst.

  • 4. Aan het einde van elke vergadering stelt de secretaris de presentielijst vast door deze te ondertekenen.

Artikel 13 Zitplaatsen

  • 1. De voorzitter, secretaris en leden van het bestuur hebben een voor hen bestemde zitplaats.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur en de secretaris hebben hun zitplaats ter weerszijden van de voorzitter.

Artikel 14 Vergaderquorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde tijdstip, indien meer dan de helft van het aantal leden van het algemeen bestuur blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde vergadertijdstip niet meer dan de helft van het aantal leden van het algemeen bestuur de presentielijst heeft getekend, belegt de voorzitter binnen uiterlijk twee weken een nieuwe vergadering.

Artikel 15 Notulen

  • 1. De secretaris draagt zorg voor het opmaken van de notulen van de vergadering.

  • 2. De concept-notulen van de vergadering worden, zo mogelijk, gelijktijdig met de oproep en de voorstellen toegezonden aan de leden.

  • 3. De voorzitter, de leden en de secretaris hebben het recht een voorstel tot verandering te doen indien de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is.

  • 4. De notulen bevatten ten minste:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de secretaris en de aanwezige leden, alsmede de leden die afwezig waren;

    • b.

      dag, uur en plaats van de vergadering;

    • c.

      een vermelding van zaken die aan de orde zijn geweest;

    • d.

      een zakelijke samenvatting van het gesprokene;

    • e.

      een overzicht van het verloop van elke stemming inclusief de uitslag, met vermelding bij hoofdelijke stemming van degene die voor en tegen hebben gestemd, onder aantekening van de leden die zich overeenkomstig de Waterschapswet hebben onthouden van stemming of hebben aangegeven zich bij het uitbrengen van hun stem te hebben vergist;

    • f.

      de tekst van ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties en (sub)amendementen

    • g.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en hoedanigheid van personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 21 is toegestaan deel te nemen aan de beraadslaging.

  • 5. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

  • 6. Al hetgeen ter vergadering wordt besproken, kan worden vastgelegd met behulp van beeld- en geluidsdragers, mede als hulpmiddel voor het opmaken van de notulen.

Artikel 16 Ingekomen stukken en mededelingen

  • 1. Bij het algemeen bestuur ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur, worden op een overzicht geplaatst. Dit overzicht wordt toegezonden aan het algemeen bestuur.

  • 2. Stukken voor het algemeen bestuur die worden ontvangen na verzending van de vergaderstukken, kunnen zonodig in de eerstvolgende vergadering worden uitgereikt.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt, op voorstel van het dagelijks bestuur, de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 17 Spreekregels

  • 1. Een lid of de secretaris voert slechts het woord na dit van de voorzitter gekregen te hebben.

  • 2. De leden spreken vanaf hun plaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 3. De voorzitter kan bepalen dat leden vanaf een andere plaats spreken.

Artikel 18 Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

  • 2. Elke spreektermijn wordt afgesloten door de voorzitter.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel, voorstellen van orde daarbij niet meegerekend.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op:

    - het lid van het dagelijks bestuur dat aandachtsveldhouder is voor het onderwerp dat

      aan de orde is;

    - de rapporteur van een commissie;

    - het lid dat een (sub)amendement, motie of initiatiefvoorstel heeft ingediend voor

      zover dat (sub)amendement, die motie of dat initiatiefvoorstel aan de orde is.

Artikel 19 Handhaving orde; schorsing

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog mag afronden.

  • 2. Indien een spreker zich beledigende of onbehoorlijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, herhaaldelijk andere sprekers interrumpeert dan wel anderszins de orde verstoort, roept de voorzitter hem tot de orde. Indien spreker daaraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde, de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en, indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord, de vergadering sluiten.

Artikel 20 Beraadslaging en schorsing

  • 1. Het algemeen bestuur kan  beslissen over één of meer onderdelen van een voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Het algemeen bestuur kan op voorstel van de voorzitter of één van de leden beslissen de beraadslaging voor bepaalde tijd te schorsen om het dagelijks bestuur de gelegenheid te geven voor onderling nader beraad. De beraadslaging wordt na de schorsing hervat.

Artikel 21 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1. Het algemeen bestuur kan bepalen dat anderen dan de voorzitter, secretaris of aanwezige leden van het algemeen bestuur deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. Een beslissing als bedoeld in lid 1 kan voor of tijdens de beraadslagingen worden genomen.

  • 3. Op degene die het op grond van dit artikel is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen, zijn de bepalingen van dit reglement van toepassing.

Artikel 22 Stemverklaring

  • Na het sluiten van de beraadslaging en voordat het algemeen bestuur tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn stemgedrag te motiveren.

Artikel 23 Beslissing

  • Na de beraadslaging en beslissing over eventuele amendementen, wordt over het voorstel in zijn geheel een eindbeslissing genomen.

  • Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 24 Begin bij hoofdelijke stemming

  • Indien over enig onderwerp hoofdelijk moet worden gestemd, deelt de voorzitter mee bij welk lid van het algemeen bestuur de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen. Bij het daar genoemde lid, mits deze de presentielijst heeft getekend, begint de stemming en deze geschiedt vervolgens naar de volgorde van de presentielijst. Indien het lid dat bij het gelote volgnummer staat de presentielijst niet heeft getekend, begint de stemming bij het daaropvolgende lid dat de presentielijst wel heeft getekend. Deze volgorde blijft de gehele vergadering gehandhaafd.

Artikel 25 Algemene bepalingen over stemming

  • 1. Na het sluiten van de beraadslaging vraagt de voorzitter of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 2. De aanwezige leden kunnen aantekening vragen in de notulen dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 38a van de Waterschapswet van stemming te hebben onthouden.

  • 3. Stemming vindt plaats bij handopsteking, tenzij de voorzitter of tenminste één lid hoofdelijke stemming verlangt.

  • 4. De voorzitter verzoekt eerst de leden die vóór zijn een hand op te steken. Daarna verzoekt hij de leden die tegen zijn een hand op te steken. Wanneer de uitslag naar het oordeel van de voorzitter of tenminste één lid niet duidelijk is, volgt hoofdelijke stemming.

  • 5. Bij hoofdelijke stemming roept de voorzitter of de secretaris de leden van het algemeen bestuur bij hun naam op om hun stem uit te brengen. De stemming verloopt volgens de volgorde die overeenkomstig artikel 24 is bepaald.

  • 6. Bij hoofdelijke stemming zijn alle aanwezige leden verplicht hun stem uit te brengen, met uitzondering van hen die zich op grond van de Waterschapswet van stemming moeten onthouden.

  • 7. De leden brengen hun stem uit door enkel het woord 'voor' of 'tegen' uit te spreken.

  • 8. Indien een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, kan hij deze vergissing herstellen voordat het volgende lid heeft gestemd. Bemerkt het lid zijn vergissing later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, aantekening vragen dat hij zich heeft vergist. Dit heeft geen gevolgen voor de uitslag van de stemming.

  • 9. Indien de stemmen staken in een vergadering die niet voltallig is, wordt het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen worden heropend.

  • 10. Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een volgende vergadering als bedoeld in het vorige lid, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

  • 11. Voor de toepassing van lid 9 en 10 wordt onder een voltallige vergadering verstaan een vergadering waarin alle leden van het algemeen bestuur een stem hebben uitgebracht, met uitzondering van de leden die zich op grond de Waterschapswet van stemming hebben onthouden.

  • 12. De voorzitter deelt na afloop van de stemming de uitslag mee, met vermelding van het aantal stemmen voor en tegen. Hij doet vervolgens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 26 Stemming over amendementen en moties

  • 1. Indien op een voorstel een amendement is ingediend, wordt eerst over het amendement gestemd.

  • 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en daarna over het amendement zoals dat dan luidt.

  • 3. Indien meer amendementen of subamendementen op het voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde van stemming hierover, waarbij de regel geldt dat het meest verstrekkende subamendement of amendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4. Indien op een voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel en vervolgens over de motie gestemd.

Artikel 27 Stemming over personen

  • 1. In geval van een stemming over personen voor het doen van een benoeming, het opstellen van een voordracht of het doen van een aanbeveling, benoemt de voorzitter drie leden van het algemeen bestuur tot stemcommissie.

  • 2. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Waterschapswet van stemming moet onthouden, is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes zijn identiek.

  • 3. Er vinden zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. Het algemeen bestuur kan beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4. De stemcommissie onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en vindt een nieuwe stemming plaats.

  • 5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 38c van de Waterschapswet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk ingevuld stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco stembriefje;

    • b.

      een stembriefje dat is ondertekend of anderszins niet anoniem is;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij het bestuur overeenkomstig lid drie heeft bepaald dat de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan waartoe de stemming is beperkt.

  • 6. De stemcommissie beoordeelt of een stembriefje behoorlijk is ingevuld. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist het algemeen bestuur op voorstel van de stemcommissie.

  • 7. De stemcommissie telt de correct uitgebrachte voor- en tegenstemmen en bepaalt de uitslag van de stemming. De voorzitter maakt de uitslag van de stemming bekend.

  • 8. Onder de zorg van de secretaris worden de stembriefjes onmiddellijk na de vergadering vernietigd.

Artikel 28 Herstemming over personen en loting

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, volgt een tweede stemming.

  • 2. Wanneer ook bij de tweede stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen de twee personen die bij de tweede stemming de meeste stemmen hebben gekregen. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt in een tussenstemming bepaald tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij de tussenstemming of de derde stemming de stemmen staken, beslist direct het lot.

  • 4. De voorzitter schrijft de namen van hen tussen wie wordt geloot op identieke briefjes. Deze worden door hem op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud. De voorzitter neemt één van de briefjes uit de stembokaal en degene wiens naam op het briefje staat, is verkozen.

  • Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 29 Amendementen

  • 1. Ieder in de vergadering aanwezig lid kan, tot het sluiten van de beraadslaging, amendementen indienen op het voorstel dat aan de orde is.

  • 2. Ieder in de vergadering aanwezig lid kan op een ingediend (sub)amendement een subamendement indienen.

  • 3. Elk (sub)amendement moet, om in behandeling te worden genomen, schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter oordeelt dat, gezien het eenvoudige karakter van het voorgestelde, met mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. De behandeling van een amendement op een voorstel heeft tegelijk met de beraadslaging daarover plaats.

  • 5. Intrekking van een (sub)amendement is mogelijk tot de besluitvorming door het algemeen bestuur heeft plaatsgevonden.

Artikel 30 Moties

  • 1. Ieder in de vergadering aanwezig lid, kan schriftelijk een motie indienen bij de voorzitter. Deze moet door tenminste twee andere leden worden ondersteund om in behandeling te kunnen worden genomen.

  • 2. De behandeling van een motie over een onderwerp c.q. voorstel dat op de agenda voorkomt, vindt plaats tegelijkertijd met de beraadslaging over dat onderwerp c.q. voorstel.

  • 3. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp, vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld, tenzij de voorzitter of het algemeen bestuur anders besluit.

  • 4. Intrekking van de motie is mogelijk tot de besluitvorming door het algemeen bestuur heeft plaatsgevonden.

Artikel 31 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter, de secretaris en de leden van het algemeen bestuur kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist het algemeen bestuur onmiddellijk.

Artikel 32 Initiatiefvoorstellen

  • 1. Ieder lid van het algemeen bestuur kan een initiatiefvoorstel indienen.

  • 2. Een initiatiefvoorstel moet, om in behandeling te kunnen worden genomen, schriftelijk worden ingediend bij de voorzitter.

  • 3. De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda voor de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds is verzonden.

  • 4. Op een spoedeisend initiatiefvoorstel, inhoudende het ontslag van een lid van het dagelijks bestuur, zijn de bepalingen van dit artikel niet van toepassing. Een dergelijk voorstel kan het algemeen bestuur direct aan de agenda toevoegen.

Artikel 33 Schriftelijke vragen

  • 1. Ieder lid kan aan de voorzitter of het dagelijks bestuur schriftelijk vragen stellen.

  • 2. De vragen worden ingediend bij de secretaris die ze zo spoedig mogelijk ter kennis brengt van de voorzitter, het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur.

  • 3. Beantwoording vindt plaats bij voorkeur voor of in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur. Indien dat niet mogelijk is, wordt de vragensteller hiervan in kennis gesteld, waarbij de termijn wordt aangegeven waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden.

  • 4. De antwoorden worden, indien beantwoording buiten de vergadering gebeurt, door tussenkomst van de secretaris toegezonden aan de leden van het algemeen bestuur.

Artikel 34 Inlichtingen

  • 1. Indien een lid over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikel 89 en 97 van de Waterschapswet verlangt, moet hij via de secretaris een schriftelijk verzoek indienen bij de voorzitter of het dagelijks bestuur.

  • 2. De secretaris draagt er zorg voor dat de overige leden van het algemeen bestuur een afschrift krijgen van dit verzoek.

  • 3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of de daarop volgende vergadering gegeven door de vragen en antwoorden op te voeren als agendapunt.

  • Hoofdstuk 5 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 35 Verslag en verantwoording

  • 1. Een lid, de voorzitter of de secretaris die door het algemeen bestuur is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, of van andere organisaties of instituties, heeft het recht verslag te doen over zaken die in het bedoelde algemeen bestuur aan de orde zijn.

  • 2. Ieder lid van het algemeen bestuur kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijk vragen stellen over zaken als bedoeld in het eerste lid, waarbij artikel 33 van dit reglement van toepassing is.

  • 3. Wanneer een lid van het algemeen bestuur een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over diens functioneren, besluit het algemeen bestuur over het toestaan daarvan. Artikel 34 is van overeenkomstige toepassing.

  • Hoofdstuk 6 Besloten vergadering

Artikel 36 Algemeen

  • Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 37 Verslag

  • 1. Het verslag van een besloten vergadering ligt voor de leden ter inzage.

  • 2. Dit verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Bij de vaststelling besluit het algemeen bestuur of het dit verslag openbaar zal maken.

  • 3. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

Artikel 38  Geheimhouding

  • Voor de afloop van de besloten vergadering beslist het algemeen bestuur met inachtneming van artikel 37, derde en vierde lid van de Waterschapswet, of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.

Artikel 39 Opheffing geheimhouding

  • Het algemeen bestuur kan besluiten de geheimhouding op te heffen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal leden is bezocht.

  • Hoofdstuk 7 Spreekrecht burgers

Artikel 40

  • 1. De voorzitter stelt burgers in de gelegenheid tijdens een openbare vergadering het woord te voeren over geagendeerde onderwerpen.

  • 2. Het woord kan niet worden gevoerd over:

    • a.

      de notulen;

    • b.

      een besluit van het bestuur waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat of heeft opengestaan;

    • c.

      benoemingen, voordrachten of aanbevelingen van personen.

  • 3. Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit voor aanvang van de vergadering bij de secretaris, onder vermelding van zijn naam en het punt waarover hij het woord wil voeren.

  • 4. Elke spreker krijgt maximaal 5 minuten het woord. De totale maximale spreektijd bedraagt 20 minuten. Indien zich meer dan 4 insprekers melden, wordt de beschikbare tijd evenredig over hen verdeeld. De voorzitter kan afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 5. De voorzitter bepaalt de volgorde van de sprekers en wijst hen de plek toe waar vanaf kan worden gesproken.

  • 6. Een spreker voert het woord nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter kan de leden van het algemeen bestuur toestaan vragen te stellen aan de spreker.

  • Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

Artikel 41 Toehoorders en pers

  • 1. Toehoorders en pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde publieke tribune plaatsnemen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 42 Geluid en beeldregistraties

  • Degenen die tijdens de openbare vergadering beeld- of geluidregistraties willen maken, doen hiervan voorafgaand aan de vergadering mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 43 Verbod mobiele telefoon

  • In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, danwel het standby houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen die inbreuk kunnen maken op de vergaderorde, niet toegestaan zonder toestemming van de voorzitter.

  • Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 45 Uitleg reglement

  • In de gevallen waarin het reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist het algemeen bestuur op voorstel van de voorzitter.

Artikel 46 Inwerkingtreding

  • 1. Dit reglement treedt direct na vaststelling in werking.

  • 2. Op dat tijdstip vervalt het Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van het Waterschap Groot Salland zoals vastgesteld op 6 januari 1997 en gewijzigd bij besluit van 26 maart 1998, nr. 98-4108.

Artikel 47 Citeertitel

  • Dit reglement kan worden aangehaald als Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van Waterschap Groot Salland 2009.

Toelichting

TOELICHTING BIJ HET REGLEMENT VAN ORDE VOOR HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 4

De Waterschapswet voorziet niet in het instellen van commissies, daarom is dit artikel opgenomen. De bevoegdheid voor het instellen van vaste commissies van advies en bijstand en ad-hoc commissies voor specifieke situaties is bij het AB gelegd. Voor de vaste commissies is hierin voorzien in de commissieverordening.

Artikel 5

Dit artikel is een nadere uitwerking van artikel 298 van het Waterschapsbesluit. De bevoegdheid voor de toelating ligt bij het algemeen bestuur. Uit praktische overwegingen is ervoor gekozen de bevoegdheid tot het instellen van de commissie te laten bij de voorzitter en niet bij het algemeen bestuur te leggen. Bij de samenstelling van de commissie zal er, bij tussentijdse vacaturevervulling, rekening mee worden gehouden dat geen leden worden benoemd uit de fractie(s) waartoe de toe te laten lid/leden behoort/behoren. De commissie brengt advies uit aan het algemeen bestuur en doet daarbij een voorstel. Het algemeen bestuur besluit. Omdat de beroepsmogelijkheid bij de wijziging van de Waterschapswet in 2008 is vervallen, kan een lid dat wordt toegelaten bij een tussentijdse vacature in dezelfde vergadering als hij wordt toegelaten worden beëdigd. Bij verkiezingen kan dit uiteraard niet en vindt beëdiging plaats in de eerste vergadering waarin het algemeen bestuur in de nieuwe samenstelling vergadert.

Artikel 6

Anders dan onder de oude Waterschapswet, staat de verdeling van de zetels in het DB niet vast. Daarom is in het reglement een procedure opgenomen voor de verkiezing van de leden van het dagelijks bestuur. Op grond van het Reglement voor het Waterschap Groot Salland, bepaalt het algemeen bestuur de omvang van het dagelijks bestuur. Dat besluit moet eerst worden genomen, alvorens tot verkiezing wordt overgegaan. Indien er meer kandidaten zijn dan vacatures, wordt er gestemd. Daarbij wordt eerst gestemd over een vertegenwoordiger van de geborgde zetels. Reden hiervoor is dat is voorgeschreven dat tenminste een zetel aan deze gezamenlijke categorieën toekomt. Indien er vanuit de geborgde zetels meer kandidaten zijn, kan de kandidaat die in de eerste ronde niet is verkozen zich kandidaat stellen voor de resterende DB-zetels.

Het zesde lid van dit artikel voorziet in een procedure voor de benoeming van DB-leden die geen lid zijn van het AB. De wetgeving geeft deze mogelijkheid voor het geval er geen (geschikte) kandidaten aanwezig zijn binnen het AB. Deze DB-leden worden geen lid van het algemeen bestuur, maar moeten uiteraard wel voldoen aan de eisen die worden gesteld aan toelating.

Artikel 7

De Waterschapswet kent het begrip 'fractie' niet, maar spreekt in artikel 14 over 'categorieën van belanghebbenden'. In dit reglement is aangesloten bij de terminologie die gebruikelijk is in de algemene democratie.

Het lid/de leden die op dezelfde lijst zijn verkozen, worden beschouwd als één fractie, evenals de leden die zijn benoemd door LTO, respectievelijk Kamer van Koophandel, respectievelijk Het Bosschap.

De aanwijzing van een fractievoorzitter is wenselijk uit praktisch oogpunt en ook nodig vanwege de bepalingen in artikel 6, 3e lid.

De leden van het bestuur zijn benoemd op persoonlijke titel. Een gekozen bestuurslid kan tussentijds veranderen van fractie of zelfstandig een nieuwe fractie vormen. Dit geldt niet voor de benoemde bestuursleden omdat het aantal zetels voor ongebouwd, bedrijfsgebouwd en natuur reglementair zijn vastgesteld. Een wijziging binnen een fractie, zonder dat er een nieuwe bestuurder wordt aangesteld, wordt door de persoon/personen die dit aangaat gemeld bij de voorzitter. De nieuwe situatie is van kracht met ingang van de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur na de wijziging.

Voor de toetreding van een nieuw bestuurslid binnen een fractie gelden de regels van de Waterschapswet, het Waterschapsbesluit en artikel 5 van dit reglement.

Artikel 9

Artikel 37 van de Waterschapswet heeft betrekking op stukken waarop geheimhoudingsplicht is opgelegd. Deze stukken worden uiteraard niet meegestuurd. Toezending van stukken gebeurt in beginsel schriftelijk, maar de mogelijkheid van andere (digitale) vormen van toezending is niet uitgesloten.

Artikel 12

De verplichting tot ondertekening van de presentielijst vloeit voort uit artikel 38b en 38c van de Waterschapswet. Aan de hand van de getekende, en door de secretaris vastgestelde, presentielijst kan formeel worden aangetoond dat het vergaderquorum aanwezig is (geweest).

Artikel 13

Voor de duidelijkheid is gekozen voor aangewezen zitplaatsen, die in de praktijk worden aangeduid door naambordjes. Er is bewust niet gekozen voor 'vaste' zitplaatsen zodat flexibel kan worden omgegaan met afwezingen, wijzigingen binnen of tussen fracties etc. Alleen het bordje behoeft dan te worden verzet.

De leden van het dagelijks bestuur zitten niet bij hun fractie, maar met de secretaris ter weerszijden van de voorzitter.

Artikel 14

Voor de vergadering moet het vereiste quorum van minimaal de helft plus één de presentielijst hebben getekend. Wanneer dat niet het geval is, kan de vergadering niet worden geopend. Ingevolge artikel 38b, tweede lid onder b van de Waterschapswet kan in zo'n geval in een volgende vergadering besluitvorming plaatsvinden zonder quorum. Deze vergadering kan uiteraard niet op dezelfde dag worden belegd, maar het ligt voor de hand dat voorzitter in zo'n geval binnen afzienbare tijd een nieuwe vergadering belegt

Artikel 16

Ingekomen stukken zijn in ieder geval alle schriftelijke of digitale documenten die zijn geadresseerd aan het algemeen bestuur. Stukken waarvan niet duidelijk is aan welk bestuur deze zijn gericht, worden afgedaan door het dagelijks bestuur, tenzij het dagelijks bestuur besluit deze voor te leggen aan het algemeen bestuur.

Artikel 24

Dit artikel is in dit reglement van orde geplaatst onder het hoofdstuk 'procedures bij stemmingen' in plaats van onder 'vergaderorde'. Deze plaats laat zien dat loting alleen plaatsvindt in geval er hoofdelijk gestemd moet worden.

Artikel 25

Stemming vindt alleen plaats indien de voorzitter of tenminste één lid daarom verzoekt. Ook zonder stemming hebben leden het recht een stemverklaring af te leggen of aantekening te vragen dat zij geacht worden tegen te hebben gestemd.

In geval van stemming moeten alle leden hun stem uitbrengen, tenzij zich op grond van artikel 38a Waterschapswet van stemming moeten onthouden. Een lid van het algemeen bestuur dient in zijn vertegenwoordigende rol duidelijk te zijn voor de burger en kan zich dus niet zonder reden van stemming onthouden.

Artikel 27

Stemming over personen geschiedt altijd schriftelijk. Een aanbeveling betreft een voor het algemeen bestuur vrije stemming. Het algemeen bestuur mag afwijken en een andere dan het aanbevolen lid toevoegen aan het stembriefje. In geval van voordracht is de stemming beperkt tot de voorgestelde kandidaten en kan het algemeen bestuur door middel van de toevoeging 'voor' of 'tegen' achter de kandidaat zijn stem uitbrengen. Toevoegen van een andere kandidaat leidt in dat geval tot een niet behoorlijk ingevuld stembriefje.

Artikel 38a, derde lid van de Waterschapswet bepaalt wanneer een lid zich moet onthouden van stemming omdat een benoeming hem persoonlijk aangaat. Hiervan is sprake wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door voordracht of stemming is beperkt. In het geval van de verkiezing van leden van het dagelijks bestuur is er dus geen sprake van een aanbeveling, en is de stemming niet beperkt . Een kandidaat DB-lid mag dus stemmen over zijn eigen kandidatuur voor het DB.

Artikel 29

Het begrip amendement is gedefinieerd in artikel 1. Door het recht van amendement kan het algemeen bestuur inhoud geven aan zijn sturende en regelgevende bevoegdheden. Het indienen van een amendement gebeurt in beginsel schriftelijk, wat onverlet laat dat ook mondeling aanpassingen voorgesteld kunnen worden. Dit betreft dan veelal kleinere tekstsuggesties die zich naar hun aard eenvoudig mondeling laten behandelen.

Artikel 30

Een motie is, anders dan het (sub)amendement zoals geregeld in artikel 29, niet direct gericht op rechtsgevolg. Het dagelijks bestuur kan een motie naast zich neerleggen. Een motie kan een beladen karakter hebben draagvlak is dus gewenst. Er is voor gekozen al bij het indienen blijk te geven van enig draagvlak. Daarom geldt voor het indienen van een motie als 'drempel' dat deze moet worden ondersteund door tenminste twee andere leden. Aangezien bestuursleden op persoonlijke titel zitting hebben in het algemeen bestuur, mogen dit leden zijn uit dezelfde fractie.

Artikel 31

Over het voorstel van een orde beslist het algemeen bestuur onmiddellijk. Bij het staken van de stemmen is het voorstel niet aangenomen.

Artikel 34

Dit artikel is een uitwerking van artikel 97, 2e lid en 89, 2e lid van de Waterschapswet waarin de inlichtingenplicht van de voorzitter respectievelijk het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur is geregeld. Dit betreft het recht van interpellatie.

Artikel 35

De voorzitter, secretaris of leden van dagelijks of algemeen bestuur die door het algemeen bestuur zijn benoemd in het bestuur van een openbaar lichaam of gemeenschappelijke regeling, zijn in dat bestuur (ook) vertegenwoordiger van het waterschap. Over hun functioneren zijn zij verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur. Dit artikel biedt deze mogelijkheid. Ook andere rechtsvormen zoals bijvoorbeeld stichtingen of NV's waarin het algemeen bestuur leden heeft benoemd vallen onder dit artikel

Artikel 36 en 37

Wat in deze artikelen geldt voor de leden is onverkort van toepassing op fractievolgers.

Artikel 40

Inspraak op de notulen is niet toegestaan. Inspraak op de ingekomen stukken is wel mogelijk omdat dit een mogelijkheid is voor burgers om een stuk op de agenda te krijgen bij het algemeen bestuur. Nadat een inspreker zijn betoog heeft afgerond, stelt de voorzitter de vergadering in de gelegenheid vragen te stellen aan de inspreker, met de bedoeling om eventuele onduidelijkheden toegelicht te krijgen. Er is geen mogelijkheid om met de inspreker in discussie te gaan.