Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Groot Salland

Procedureverordening nadeelcompensatie Waterschap Groot Salland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Groot Salland
Officiële naam regelingProcedureverordening nadeelcompensatie Waterschap Groot Salland
CiteertitelNadeelcompensatieverordening van het Waterschap Groot Salland
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbestuur – waterschappen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 4-12-2006

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: De Stentor, 04-12-2006

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Waterschapswet, art. 78, lid 1
  2. Algemene wet bestuursrecht, afdelingen 4.1.1 tot en met 4.1.3

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-12-200631-12-2009nieuwe regeling

04-12-2006

De Stentor, 04-12-2006

Nr. SBJ\06A3486.DJO

Tekst van de regeling

Aanhef

HET ALGEMEEN BESTUUR VAN HET WATERSCHAP GROOT SALLAND

gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 11 juli 2006;

gelet op het bepaalde in artikel 78, eerste lid  van de Waterschapswet en de afdelingen 4.1.1 tot en met 4.1.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT

vast te stellen de Nadeelcompensatieverordening van het Waterschap Groot Salland.

Artikelen

Artikel 1  Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    belanghebbende:  degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit of het feitelijk handelen van het waterschap betrokken is;

  • b.

    commissie:  de adviescommissie als bedoeld in artikel 10;

  • c.

    aanvraag: een aanvraag voor nadeelcompensatie;

  • d.

    schade:  het negatieve verschil in de omvang van het vermogen zoals dat op een bepaald moment wordt vastgesteld en de omvang welke dit vermogen op datzelfde tijdstip zou hebben gehad indien de schadeveroorzakende gebeurtenis niet zou zijn ingetreden.

Artikel 2  Toepassingsbereik

Deze verordening is van toepassing op een aanvraag voor nadeelcompensatie door belanghebbenden, indien de schade het gevolg is van het nemen van een rechtmatig besluit of het doen van rechtmatige handelingen, die rechtstreeks voortvloeien uit de taakuitoefening van het waterschap, tenzij in een wettelijke regeling in de procedurevoorschriften voor de behandeling van nadeelcompensatie is voorzien.

Artikel 3  Recht op nadeelcompensatie

  • 1. Het dagelijks bestuur kent aan degene die schade lijdt of zal lijden als gevolg van rechtmatige publiekrechtelijke besluiten of handelingen binnen de taakuitoefening van het waterschap op aanvraag een naar billijkheid te bepalen nadeelcompensatie toe, voor zover de schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van belanghebbende behoort te blijven en voor zover de vergoeding van die schade niet, of niet voldoende anderszins is verzekerd.

  • 2. Indien de benadeelde tevens voordeel heeft van de schadeoorzaak wordt dat verrekend met de nadeelcompensatie.

  • 3. De nadeelcompensatie wordt voldaan in geld of in een andere vorm dan betaling van een geldsom.

  • 4. Een vergoeding van gederfde en/of betaalde rente maakt deel uit van de toe te kennen nadeelcompensatie.

Artikel 4  Informatieplicht

Indien het dagelijks bestuur redelijkerwijze kan voorzien dat iemand schade zal lijden als gevolg van  waterschapsbesluiten of handelingen binnen de taakuitoefening van het waterschap, informeert  hij deze persoon omtrent deze Nadeelcompensatieverordening en de mogelijkheid om een aanvraag tot nadeelcompensatie in te dienen.

Artikel  5  Termijn  voor  aanvraag

De aanvraag kan worden ingediend bij het dagelijks bestuur gedurende een termijn van uiterlijk 5 jaren, te rekenen vanaf het moment dat:

  • a.

    een besluit onherroepelijk is geworden;

  • b.

    een handeling is uitgevoerd of

  • c.

    de aanvrager het ontstaan van de schade redelijkerwijze heeft kunnen constateren.

Artikel 6  Gegevensverstrekking bij aanvraag

De aanvraag bevat tenminste:

  • a.

    naam en adres van de aanvrager;

  • b.

    de dagtekening;

  • c.

    een opgave van de aard en omvang van de schade; 

  • d.

    een specificatie van het bedrag van de schade en 

  • e.

    een opgave van de feiten die tot het ontstaan van de schade aanleiding hebben gegeven.

Artikel 7  Ontvangstbevestiging

Het dagelijks bestuur bevestigt schriftelijk de ontvangst van de aanvraag.

Artikel 8  Herstellen verzuim

Het dagelijks bestuur geeft de indiener van de aanvraag de gelegenheid een verzuim, als bedoeld in artikel 4:5, eerste lid sub c van de Algemene wet bestuursrecht, te herstellen en stelt daartoe een termijn.

Artikel 9  Kennelijke (on)gegrondheid van de aanvraag

Indien naar het oordeel van het dagelijks bestuur een aanvraag als bedoeld in artikel 2 kennelijk ongegrond is, dan wel zonder nader onderzoek voor toewijzing vatbaar is, kan het dagelijks bestuur daaromtrent beslissen, zonder zich te laten adviseren door de commissie als bedoeld in artikel 10. In dat geval zijn de artikelen 10 tot en met 17 niet van toepassing.

Artikel 10 De commissie

  • 1. Er is een commissie voor de advisering op een aanvraag voor nadeelcompensatie.

  • 2. De commissie bestaat uit drie deskundigen, die geen deel uitmaken van de bestuurlijke en ambtelijke organisatie van het  waterschap.

  • 3. Het algemeen bestuur benoemt de commissie en wijst tevens de voorzitter aan. Daarnaast benoemt het algemeen bestuur een plaatsvervangend voorzitter en een plaatsvervangend lid, op wie de voor de leden gegeven bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 11 Secretariaat

Het secretariaat van de commissie wordt gevoerd door een door het dagelijks bestuur aan te wijzen ambtenaar.

Artikel 12 Advisering over de aanvraag door de commissie

  • 1. indien geen toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 9, stelt het dagelijks bestuur de aanvraag in handen van de commissie.

  • 2. Het dagelijks bestuur stelt de aanvrager schriftelijk in kennis van het feit dat de commissie over de aanvraag zal adviseren.

Artikel 13 Vervulling van de adviestaak

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt de commissie, al dan niet op aanvraag, de gegevens ter beschikking die nodig zijn voor een goede vervulling van de adviestaak.

  • 2. De aanvrager stelt de commissie ter beschikking alle gegevens waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen en die nodig zijn voor een goede vervulling van de adviestaak.

  • 3. De commissie is bevoegd de voor de behandeling van de aanvraag benodigde inlichtingen en adviezen van deskundigen, al of niet ambtenaren van het waterschap zijnde, in te winnen. Indien aan het inwinnen van advies kosten zijn verbonden, is daarvoor vooraf machtiging van de secretaris-directeur van het waterschap vereist.

  • 4. De commissie kan een bezichtiging ter plaatse doen. 

  • 5. De door de commissie naar het oordeel van de secretaris-directeur van het waterschap noodzakelijk te maken kosten worden door het waterschap vergoed.

Artikel 14 Horen van de aanvrager

  • 1. De commissie stelt het dagelijks bestuur en de aanvrager en diens gemachtigden in de gelegenheid te worden gehoord.

  • 2. De voorzitter van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de hoorzitting. Hij deelt het dagelijks bestuur en de aanvrager tenminste drie weken voor de zitting schriftelijk mede, dat zij in de gelegenheid worden gesteld zich te doen horen tijdens de zitting.

  • 3. Indien een belanghebbende of het bestuursorgaan wijziging wenst van het tijdstip van de zitting, dient zulks binnen vier dagen na de verzending van de in het tweede lid bedoelde mededeling onder opgaaf van redenen te worden verzocht aan de voorzitter van de commissie.

  • 4. De beslissing van de voorzitter op een aanvraag als bedoeld in het derde lid wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de belanghebbenden en het dagelijks bestuur medegedeeld.

  • 5. Op aanvraag van het dagelijks bestuur en de aanvrager kunnen door hem meegebrachte deskundigen worden gehoord.

  • 6. Indien de aanvrager gebruik maakt van deskundigen zijn de daaraan verbonden kosten voor zijn rekening.

  • 7. Van hetgeen tijdens de hoorzitting naar voren is gebracht wordt een verslag gemaakt. Het verslag maakt deel uit van het advies van de commissie.

Artikel 15 Quorum hoorzitting

Voor het houden van een hoorzitting is vereist dat de meerderheid van het aantal leden van de commissie, waaronder de voorzitter of de plaatsvervangend voorzitter van de commissie, aanwezig is.         

Artikel 16 Behandeling door commissie

  • 1. De commissie adviseert het dagelijks bestuur over de op de aanvraag te nemen beslissing. De commissie stelt daartoe een onderzoek in naar:

    a. de vraag of er schade is;

    b. de vraag of de schade een gevolg is van de taakvervulling door het waterschap;

    c. de vraag of de schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de benadeelde hoort te blijven;

    d. de vraag of de vergoeding van de schade niet of onvoldoende anderszins is verzekerd en

    e. de vraag wat de omvang van de eventuele schade is.

  • 2. De commissie rapporteert over haar bevindingen en geeft advies over de hoogte van de uit te keren nadeelcompensatie en te nemen maatregelen of te treffen voorzieningen waardoor de schade, anders dan door een vergoeding in geld, kan worden beperkt of ongedaan gemaakt.

  • 3. De commissie stelt binnen twaalf weken nadat de aanvraag haar ter hand is gesteld een schriftelijk advies op. Dit advies wordt zowel het waterschap als de aanvrager toegezonden.

  • 4. Indien de aanvrager aanvullende gegevens dient aan te leveren in verband met zijn schadeverzoek, wordt de termijn als bedoeld in het vorige lid opgeschort totdat de gegevens door de commissie zijn ontvangen.

  • 5. Indien daartoe aanleiding bestaat kan het dagelijks bestuur op aanvraag van de commissie de termijn voor advisering verdagen. De aanvrager wordt hiervan door het dagelijks bestuur schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 17 De Beslissing

Het dagelijks bestuur beslist binnen zes weken na ontvangst van het advies van de commissie op de aanvraag voor nadeelcompensatie. Het dagelijks bestuur kan deze beslistermijn verdagen. Het stelt de aanvrager hiervan schriftelijk op de hoogte.

Artikel 18 Intrekking

De Schadevergoedingsverordening Waterschap Groot Salland wordt ingetrokken

Artikel 19 Overgangsbepaling

Op aanvragen die zijn ingediend voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening wordt de Schadevergoedingsregeling nog toegepast.

Artikel 20 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na de dag van bekendmaking.

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de Nadeelcompensatieverordening Waterschap Groot Salland.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 23 november 2006.

Het algemeen bestuur

voornoemd,

voorzitter, secretaris,

Toelichting

Algemeen

Overheidsoptreden

Aan ieder overheidsoptreden (besluiten en feitelijk handelen) dient een zorgvuldige afweging van alle rechtstreeks betrokken belangen vooraf te gaan. De nadelige gevolgen van het overheidsoptreden mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat optreden te dienen belangen. De eventuele aantasting van belangen van derden moet zo gering mogelijk zijn.

Een op zichzelf rechtmatig overheidsoptreden kan een niet te voorkomen benadeling van derden tot gevolg hebben. Het optreden is dan op zich rechtmatig maar niet zonder meer aanvaardbaar. Afgewogen moet worden of er sprake is van nadelige gevolgen die redelijker­wijze niet ten laste van belanghebbende behoren te blijven; ook als niet bij wettelijke regeling is voorzien in vergoeding van schade. Voorbeelden van wettelijke regelingen, waarin wel voorzien is in een vergoeding van het geleden nadeel, zijn artikel 9 Wet verontreiniging oppervlaktewateren (WVO) en artikel 40 en 41 Wet op de waterhuishouding (WWH).

Doel van een nadeelcompensatieverordening

Deze verordening geeft een basis voor een recht op nadeelcompensatie voorzover die nog in wettelijke regelingen ontbreekt (een restregeling) en regelt een met waarborgen omklede procedure voor het indienen en behandelen van alle verzoeken om nadeel te compenseren als gevolg van rechtmatig handelen (ook op basis van een wettelijke regeling) of besluiten van het waterschap.

De onderhavige verordening treedt niet in plaats van schadebepalingen opgenomen in bestaande wettelijke regelingen, zoals in artikel 9 WVO en artikel 40 en 41 WWH. Indien een wettelijke regeling wel in een schaderegeling voorziet, maar niet in de procedure voorschriften, is de onderhavige verordening van toepassing. Daarnaast wordt in de onderhavige verordening een voorziening gegeven voor die gevallen waarin een wettelijke schaderegeling ontbreekt.

Doel van een wettelijke regeling van de vergoeding van schade veroorzaakt door rechtmatig overheidsop­treden is om deze kwestie als zodanig niet langer onderdeel te laten zijn van de totale belangenafweging die aan het overheidsoptreden vooraf dient te gaan, maar tot een zelfstandige vraag te maken. Deze vraag komt pas aan de orde, op het moment dat het overheidsoptreden zelf onaantastbaar is geworden en de rechtmatigheid daarvan derhalve vaststaat.

Voor een omvangrijk scala van optreden van waterschappen is niet voorzien in een wettelijke schadever­goedingsregeling.

Anders dan in het geval waarin een schadevergoe­dingsregeling van toepassing is, betrekt de rechter het schadevergoedingsaspect van het overheidsoptreden bij de toetsing van het optreden zelf. Na te hebben getoetst of het optreden op zich rechtmatig is, komt het schadevergoedingsaspect aan de orde. Komt de rechter tot de conclusie dat het op zich rechtmatige optreden schade veroorzaakt die redelijkerwijze niet of niet geheel ten laste van de benadeelde behoort te blijven, terwijl niet in vergoeding van deze schade is voorzien, dan zal het optreden zijn 'rechtmatigheid' verliezen. 1

Op deze wijze ontstaat zowel voor de overheid als voor de benadeelde een ongewenste situatie. De benadeelde is niet uit op een veroordeling van het betrokken optreden zelf, maar wil een vergoeding voor de door hem geleden schade. De rechter kan weliswaar in geval van vernieti­ging van een besluit een schadevergoeding toekennen maar van die bevoegdheid wordt sporadisch gebruik gemaakt. Veelal zal het betrokken overheidsorgaan opnieuw over de zaak moeten beslissen met inachtneming van de rechterlijke uitspraak. Voor de overheid heeft de rechterlijke uitspraak tot gevolg dat een besluit vooralsnog niet kan worden uitgevoerd, uitsluitend vanwege het feit dat geen beslissing is genomen omtrent de schade-aspecten.

Met de onderhavige schadevergoedingsverordening wordt beoogd een, zowel voor de benadeelde als voor het waterschap, eenvoudiger en efficiëntere gang van zaken te bewerkstel­ligen. Degene die meent schade te lijden door overheidsoptreden als omschreven in deze verordening, behoeft niet langer het betreffende optreden zelf aan te vechten, teneinde zijn schade vergoed kunnen te kunnen krijgen. De onderhavige verordening voorziet in een met waarborgen omklede procedure voor de behandeling van een aanvraag tot schadevergoe­ding.

Door het schadevergoedingsaspect in een aparte procedure te bezien en als het ware van het overheidsop­treden los te koppelen kan de overheidstaak efficiënter worden uitgevoerd. Doordat de verordening aangeeft op welke wijze en in welk geval een aanvraag tot schadever­goeding kan worden gedaan staat het waterschap niet voor de veelal onmogelijke taak reeds bij de voorbereiding van zijn optreden vast te stellen welke schade-toebrenging het optreden in het concrete geval tot gevolg zal kunnen hebben.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Onder sub d wordt het begrip schade uitgelegd. In deze verordening betekent dat het nadeel dat iemand lijdt. De hoogte van de schade wordt bepaald door de waarde van hetgeen waaraan schade geleden is en de waarde die dat op datzelfde tijdstip zou hebben gehad indien de schadeveroorzakende gebeurtenis niet zou zijn ingetreden. Het gaat om alle soorten schade die kunnen optreden, bijvoorbeeld vermogensschade, bedrijfsschade, inkomensschade enz.

Artikel 2

Een op zichzelf rechtmatig besluit of handeling kan een niet te voorkomen benadeling van derden tot gevolg hebben. De belanghebbende die daardoor schade ondervindt kan een aanvraag tot nadeelcompensatie indienen. Deze verordening regelt de basis voor een recht op nadeelcompensatie en regelt een met waarborgen omklede procedure voor het indienen en behandelen van alle verzoeken om nadeel te compenseren als gevolg van rechtmatig handelen (ook op basis van een wettelijke regeling) of besluiten van het waterschap.

De in de onderhavige regeling opgenomen procedurevoorschriften worden tevens toegepast in de gevallen, waarin een wettelijke schaderegeling voorziet, voorzover in deze wettelijke regeling niet in procedurevoorschriften is voorzien.

Artikel 3:

lid 1

Ingeval van rechtmatig overheidsoptreden bestaat slechts een beperkte aansprakelijkheid van het waterschap. Het waterschap is slechts gehouden tot vergoeding van schade, indien:

Tabel
 - er sprake is van schade;
 - de schade is veroorzaakt door zijn rechtmatig overheidsoptreden;
 - de schade redelijkerwijze niet of niet geheel ten laste van de benadeelde behoort te blijven;
 - de schade niet of niet-voldoende op een andere manier is verzekerd.

Ten aanzien van het laatste punt wordt bedoeld dat als op een andere manier in de schade wordt voorzien en deze dus bijvoorbeeld door een ander wordt vergoed of behoort te worden vergoed of op een andere wijze in de schade is voorzien het

waterschap de schade niet vergoed.

Voor een nadere uitwerking, zie de toelichting bij artikel 15.

lid 2

 Indien eenzelfde gebeurtenis voor de benadeelde tevens voordeel oplevert, wordt dit voordeel voorzover redelijk bij de vaststelling van de schade verrekend.

lid 4

Bij besluiten omtrent het verlenen van schadevergoeding kan de beslistermijn soms erg lang zijn zonder direct als onredelijk lang bestempeld te kunnen worden. Het is in beginsel niet redelijk dat gedurende de beslistermijn de gederfde of betaalde rente voor rekening van de benadeelde komt. De benadeelde maakt in beginsel aanspraak op vergoeding van gederfde of betaalde rente vanaf het moment waarop de aanvraag tot schadevergoeding is binnengekomen bij het waterschap tot het moment van hettoekenningsbesluit, waarna direct betaling van de schadevergoeding volgt. Bij het bepalen van de gederfde rente wordt de wettelijke rente gehanteerd.

Artikel 5

Voor het indienen van een verzoek om schadevergoeding staat een termijn van vijf jaren. Deze termijn is afgeleid van de verjaringstermijn in het privaatrecht, conform artikel 3:310 van het Burgerlijk wetboek.

Artikel 6

In de aanvraag moet worden aangegeven wat de aard en omvang is van geleden schade. Indien mogelijk moet een gespecificeerde opgave van de schade worden overlegd.

Artikel 7

De ontvangst van de aanvraag wordt schriftelijk door het dagelijks bestuur bevestigd. Dit geschiedt in beginsel in de vorm van een afzonderlijke schriftelijke kennisgeving. Indien het dagelijks bestuur de aanvraag in handen stelt van de adviescommissie wordt de schriftelijke kennisgeving daarvan (artikel 12, tweede lid) tevens als een voldoende bevestiging van ontvangst van de aanvraag aangemerkt.

Artikel 8

Indien niet is voldaan aan eisen voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag kan ingevolge artikel 4:5 Awb worden besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, mits de aanvrager in de gelegenheid is gesteld binnen een door het bestuursorgaan te bepalen termijn het verzoek aan te vullen.

Artikel 9

Indien reeds na summier onderzoek blijkt dat de aanvraag niet kan worden gehonoreerd, dan wel zonder nader onderzoek kan worden toegewezen is sprake van kennelijke ongegrondheid respectievelijk kennelijke gegrondheid van de aanvraag.

De kennelijke (on)gegrondheid van de aanvraag moet duidelijk zijn zonder dat nader op de inhoudelijke merites van de zaak wordt ingegaan.

Artikel 10

Het in het derde lid bedoelde plaatsvervangend lid, kan beide leden van de commissie vervangen.

Artikel 13

De gegevensverstrekking door het waterschap aan de adviescommissie is geregeld in artikel 3:7 Awb. Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek van de adviseur, de gegevens ter beschikking stelt die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak.

Op dit artikel is artikel 10 Wet openbaarheid van bestuur van overeenkomstige toepassing.

Het inwinnen van advies bij externe deskundigen brengt uitgaven met zich mee die ten laste van het waterschap komen. Het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor de bewaking van de begroting, zodat het aan dit bestuursorgaan is om te bepalen of deze uitgaven gedaan kunnen worden. Om praktische redenen is ervoor gekozen om dit aan de secretaris van het waterschap over te laten.

Artikel 16

Lid 1 De commissie onderzoekt of het waterschap de schade dient te vergoeden en onderzoekt daartoe de in artikel 15, eerste lid opgesomde vragen.

Sub b

Voor de gehoudenheid om de schade te vergoeden moet de schade veroorzaakt zijn door het rechtmatige optreden.Tenminste moet sprake zijn van een oorzakelijk verband in de zin van een conditio sine qua non tussen het rechtmatige optreden van het waterschap en het gestelde nadeel.

Sub c

De schade behoort redelijker­wijze niet ten laste van de benadeelde te blijven.

Voorbeelden waarbij de schade ten laste van de benadeelde dient te blijven zijn:

Tabel
-het schadeveroorzakende optreden ligt in de lijn der verwachtingen;
-er is sprake van eigen schuld of risicoaanvaarding;
-het rechtmatig optreden valt buiten de te verwachten ongestoorde liggingsduur; In Nederland moet er bijvoorbeeld van uit worden gegaan dat primaire waterkeringen met enige regelmaat moeten worden versterkt.
-de benadeelde heeft een extra kwetsbaarheid in het leven geroepen door het doen van buitengewoon hoge investeringen op een bepaald onderdeel;
-een specifieke keuze is uitsluitend in verband met het kostenaspect gemaakt; Bijvoorbeeld door te kiezen voor het leggen van kabels en leidingen in waterkeringen en niet in de aangrenzende aanzienlijk minder risicodragende particuliere gronden, uitsluitend omdat dan geen hoge vergoedingen aan particuliere grondeigenaren behoe­ven te worden betaald
-de benadeelde neemt een afwachtende, berustende houding aan; Een (potentieel) benadeelde moet alle maatregelen nemen ter beperking of voorkoming van de schade voortvloeiende uit rechtmatig overheidsoptreden, voorzover dat voor hem mogelijk is en redelijkerwijze van hem kan worden verwacht.
-de schade behoort tot een normaal maatschappelijk risico of bedrijfsrisico;
-er is sprake van bagatelschade. De omvang van de door de benadeelde geleden of te lijden schade is van belang voor de vergoeding. Indien de schade qua aard en

Sub d

Op deze verordening kan geen beroep worden gedaan indien en voor zover schadevergoeding anderszins verzekerd is. Indien en voor zover bijvoorbeeld door aankoop, onteigening of anderszins in een vergoeding is voorzien is deze verordening niet van toepassing. De commissie zal een oordeel geven of voldoende in de schade is voorzien

Sub e

De schade wordt berekend vanaf het moment dat het besluit onherroepelijk is geworden.

Lid 2

Indien de adviescommissie concludeert dat er sprake is van schade welke op grond van deze verordening voor vergoeding in aanmerking komt, adviseert zij zowel over de omvang als over de meest gerede vorm van vergoeding.

Lid 5

Het dagelijks bestuur kan de adviestermijn verlengen teneinde te voorkomen dat de adviescom­missie in de problemen zou geraken ndien de voorliggende zaak erg gecompliceerd is en een zorgvuldige advisering meer tijd vergt dan er ingevolge de daarvoor gestelde termijn beschik­baar is.

Artikel 17

Alvorens op de aanvraag te beslissen vormt het dagelijks bestuur zich een zelfstandig oordeel omtrent alle van belang zijnde aspecten van de zaak. Artikel 3:9 Awb bepaalt hierover dat indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, het bestuursorgaan zich er van moet vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. 


Noot
1[Toelichting: ARRS 21 augustus 1984, tB/S III, nr.555 (Loswal Weesp) en ARRS 24 oktober 1983, BR 1984, 424, tB/S III, p. 2672 (150 KV lijn Zwolle/Almelo).]