Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Groot Salland

Aanvraagregeling voor vergunningen en ontheffingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Groot Salland
Officiële naam regelingAanvraagregeling voor vergunningen en ontheffingen
CiteertitelAanvraagregeling voor vergunningen en ontheffingen
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpmilieu – water

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 11-7-2006

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: De Stentor, 28-07-2006

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht, artikel 4:2
  2. Wet verontreiniging oppervlaktewateren,

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-08-200601-01-2009nieuwe regeling

11-07-2006

De Stentor, 28-07-2006

Nr. SBJ\06A3421.DJO

Tekst van de regeling

Aanhef

Nr. SBJ\06A3421.DJO

HET DAGELIJKS BESTUUR VAN HET WATERSCHAP GROOT SALLAND

gelet op artikel 4:2 Algemene wet bestuursrecht, de Keur van het Water­schap Groot Salland 1997, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, artikel 6 van de IPPC-richtlijn en de Aansluit-verordening Waterschap Groot Salland;

overwegende dat het voor de personen of instanties die een aanvraag indienen wenselijk is te weten waaraan moet worden voldaan bij het indienen van een aanvraag tot verlening of wijziging van:

-  een ontheffing van gebods- en verbodsbe­palingen die zijn opgenomen in de Keur van het Water­schap Groot Salland 1997;

- een vergunning op grond van artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en

- een aansluitvergunning op grond van de Aansluitverordening Waterschap Groot Salland;

BESLUIT

vast te stellen regels, waaraan een aanvraag voor een ontheffing of een vergunning moet voldoen.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1  Begripsomschrijvingen
  • 1. Vervuilingseenheid (v.e.):

    • voor zuurstofbindende stoffen:

      een inwonerequivalent, vertegenwoordigend het verbruik van 136 gram zuurstof per etmaal;

    • voor andere stoffen:

      elke in het heffingsjaar geloosde kilogram van de stoffen chroom, koper, lood, nikkel, zilver en zink; elke in het heffingsjaar geloosde 100 gram van de stoffen arseen, cadmium en kwik.

  • 2. Afvalstoffen: afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen, in welke vorm ook, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.

  • 3. De statische berging: de inhoud van dat deel van het rioolstelsel, dat gelegen is tussen de drempel van de laagstgelegen overstort en het peil waarop aan het eind van het rioolstelsel wordt geloosd;

Artikel 2  Aanvraag

Een aanvraag tot verlening of wijziging van een vergunning of ontheffing dient te worden gericht aan het dagelijks bestuur en dient te zijn vergezeld van de gegevens die vereist zijn krachtens het bepaalde in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht en het bepaalde in deze regeling.

Artikel 3  Relatie aanvraag/vergunning

De aanvraag voor de vergunning maakt alleen deel uit van de vergunning, indien dat in de vergunning is aangegeven.

Hoofdstuk 2 Gevensverstrekking voor een ontheffing van keurbepalingen

Artikel 4 Toepassingsbereik

Artikel 5 is van toepassing op aanvragen tot verlening of wijziging van een ontheffing van gebods-bepalingen en verbodsbepalingen die zijn opgenomen in de Keur van het Waterschap Groot Salland 1997.

Artikel 5  Bescheiden bij ontheffingen
  • 1. Voor zover die gegevens nodig zijn voor de beslissing op de aanvraag tot verlening of wijziging van een ontheffing, verstrekt de aanvrager bij de aanvraag de volgende gegevens en bescheiden:

    • a.

      de locatie waar de werkzaamheden plaatsvinden of de verplichtingen worden nagelaten;

    • b.

      een kadastrale situatietekening van de te maken werk(en) en/of de te verrichten werk-zaamheden;

    • c.

      de reden voor ontheffingsaanvraag;

    • d.

      aard, plaats en afmeting van te verrichten werkzaamheden (constructietekening);

    • e.

      omschrijving van de na te laten verplichtingen en

    • f.

      capaciteit van een lozing of een onttrekking.

  • 2. Naast de gegevens als bedoeld in het eerste lid kan het noodzakelijk zijn dat bij de aanvraag onder meer wordt verstrekt:

    • a.

      een grondmechanisch onderzoek;

    • b.

      sterkteberekeningen;

    • c.

      dwars- en /of lengte-profielen;

    • d.

      het tijdstip waarop de werkzaamheden plaatsvinden;

    • e.

      bij lozingen vanaf een verhard oppervlak: een rioleringstekening met daarop aangegeven het aangesloten verhard oppervlak.

Hoofdstuk 3 Gegevensverstrekking voor een vergunning voor een directe lozing

Artikel 6  Toepassingsbereik

De artikelen 7 tot en met 10 zijn van toepassing op aanvragen tot verlening of wijziging van vergunningen als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.

Artikel 7  Bescheiden bij afvalwater van huishoudelijke aard

Voor zover die gegevens nodig zijn voor de beslissing op de aanvraag, verstrekt de aanvrager bij de aanvraag de volgende gegevens:

  • a.

    een omschrijving van de lozing, waarbij in ieder geval wordt vermeld: 

    - of de lozing continu dan wel discontinu plaatsvindt;

    - met welke regelmaat lozingen of deellozingen plaatsvinden;

    - de wijze waarop de lozing plaats vindt en

    - de activiteiten waaruit de lozing voortkomt;

  • b.

    een aanduiding van de plaats van de lozing met toelichtende tekening;

    een rioleringstekening;

  • c.

    voor zover mogelijk, een karakterisering naar aard, samenstelling, eigenschappen hoeveelheid en herkomst van de afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen;

  • d.

    een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die zijn of worden getroffen om de lozing te beperken, met toelichtende tekening, en

  • e.

    een opgave van de periode waarvoor de vergunning wordt gevraagd.

Artikel 8  Bescheiden bij een  bedrijf
  • 1. Indien een aanvraag betrekking heeft op een lozing afkomstig van een bedrijf, worden naast de in artikel 7 bedoelde gegevens, in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een kopie van de inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

    • b.

      een omschrijving van de aard van het bedrijf en de aard en omvang van de activiteiten die daar plaatsvinden;

    • c.

      een processchema van de opzet en een beschrijving van de capaciteit van elke installatie waardoor of waarin processen plaatsvinden die leiden of kunnen leiden tot het in oppervlaktewater brengen van afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen, waarbij wordt aangegeven welke afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen waar en in welke mate vrijkomen;

    • d.

      een beschrijving van de aard, samenstelling, eigenschappen, de hoeveelheid en de locatie binnen het bedrijf van de grondstoffen, hulpstoffen, tussenproducten en eindproducten die naar redelijke verwachting binnen het bedrijf aanwezig kunnen zijn, voorzover deze, al dan niet rechtstreeks, in het oppervlaktewater kunnen geraken;

    • e.

      een beschrijving van de aard en omvang van de belasting van het oppervlaktewater ten gevolge van de lozing, daaronder begrepen een overzicht van de belangrijke nadelige effecten op het watermilieu;

    • f.

      een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen betreffende het voorkomen of beperken van lozing van afvalstoffen door het hergebruiken of nuttig toepassen dan wel het geschikt maken voor hergebruik of nuttige toepassing van zodanige stoffen;

    • g.

      een beschrijving van de wijze waarop de lozing wordt vastgesteld en geregistreerd en de wijze waarop over de lozing wordt gerapporteerd;

    • h.

      een opgave van de voor de aanvrager redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen met betrekking tot de lozing die voor de beslissing op de aanvraag van belang kunnen zijn;

    • i.

      een niet-technische samenvatting van de in dit artikel, alsmede de in artikel 7 bedoelde gegevens;

    • j.

      een schets van de door de aanvrager bestudeerde alternatieven, voor zover deze bestaan

    • k.

      een opgave van de redelijkerwijs mogelijk te achten hoeveelheid en hoedanigheid van de afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen die tengevolge van een ongewoon voorval in het oppervlaktewater kunnen geraken alsmede een beschrijving van de maat-regelen om dit zoveel mogelijk te voorkomen dan wel te beperken, en

    • l.

      een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die zijn of worden getroffen om lozingen te voorkomen of te beperken bij een definitieve stopzetting van activiteiten.

  • 2. Indien, in het vorige lid bedoelde, gegevens niet volledig nodig zijn voor de beslissing op de aanvraag gezien de aard of de omvang van de gevolgen die het bedrijf voor het opper-vlaktewater kan veroorzaken, kan de vergunningverlener bepalen dat onderdelen van dit artikel buiten toepassing blijven.

Artikel  9  Gegevens bij een (communale) rioolwaterzuiverinsginstallatie (RWZI)

Indien een aanvraag betrekking heeft op een werk waarop een of meer andere werken zijn aangesloten, wordt naast de in artikel 7 en 8 genoemde gegevens in ieder geval verstrekt:

a. een beschrijving van het verzorgingsgebied dat op het werk is aangesloten;

b. de dimensioneringsgrondslagen, en

c. een beschrijving op hoofdlijnen van de manier, waarop het beheer en onderhoud van de RWZI wordt gevoerd.

Artikel 10 Lozingen vanuit een openbare riolering

Indien een aanvraag betrekking heeft op lozingen (via rioolwateroverstorten, regenwater-overstorten, nooduitlaten en regenwateruitlaten) vanuit de openbare riolering of een daarvan deel uitmakend infiltratiesysteem worden de volgende gegevens verstrekt:

  • a.

    een algemene overzichtstekening van het te rioleren gebied met daarop aangegeven bemalingsgebieden minimaal schaal 1: 10.000;  

  • b.

    een overzichtstekening van het bemalingsgebied minimaal schaal 1:1000 met daarop vermeld:

    - de omvang, alsmede de hoogteligging van het te rioleren gebied;

    - het voorkomende oppervlaktewater met waterstanden;

    - de topografie met geprojecteerde of aanwezige bebouwing etc.;

  • c.

    ten aanzien van rioolstelsels dient op deze tekening vermeld te worden:

    - de binnen onderkanten van de riolen ten opzichte van NAP;

    - de toe te passen rioolprofielen;

    - de putten met weghoogten ten opzichte van NAP;

    - de plaats en constructie van de lozingswerken en het oppervlaktewater waarop zij uitmonden;

    - de plaats van rioolgemalen;

    - de plaats van overige riooltechnische constructies;

    - voor zover nodig: de hoogte van de grondwaterstanden;

  • d.

    voor elk van de (onder)bemalingsgebieden dient een staat te worden overlegd, met de navolgende gegevens, voor zover van toepassing voor nu en de toekomst:

    - het op het aanwezige rioleringsstelsel afwaterende verharde oppervlak van daken en bestratingen etc. met vermelding van de in het onderhavige gebied van toepassing zijnde neerslaggegevens in m³/u;

    - de statische berging in mm en m³;

    - de totale afvoercapaciteit van het gemaal in m³/u;

    - de pompovercapaciteit van het gemaal, die gelijk is aan het verschil van afvoercapaciteit en droogweerafvoer in mm/u betrokken op het verhard oppervlak;

    - de geplande tijdstippen van uitvoering en/of bereiken van de aangegeven waarden;

    - de ledigingsduur van het stelsel in uren;

    - de gemiddelde overstortfrequentie per jaar, per afzonderlijke overstort, bepaald aan de hand van de methode Kuipers/Veldkamp 1926 t/m 1962, de "5 min. regens" bij c=3 of de 10-jarige neerslagreeks 1955-1964.

  • e.

    een computerberekening met daarin vermeld gegevens en uitgangspunten als hiervoor aangegeven.

Hoofdstuk 4 Gegevensverstrekking voor een vergunning voor een indirecte lozing

Artikel 11 Toepassingsbereik

Artikel 12 is van toepassing op aanvragen tot verlening of wijziging van vergunningen als bedoeld in artikel 1, tweede lid van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.

Artikel 12  Gegevens bij aanvraag voor een indirecte lozing

Indien een aanvraag tot verlening of wijziging van een vergunning betrekking heeft op een lozing met behulp van een werk dat op een ander werk is aangesloten, waarvoor de uitzondering als bedoeld in de eerste zin van artikel 1, tweede lid van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren niet geldt zijn de artikelen 7 en 8 van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 5 Gegevensverstrekking voor een vergunning voor overige lozingen

Artikel 13 Toepassingsbereik

Artikel 14 is van toepassing op aanvragen tot verlening of wijziging van vergunningen als bedoeld in artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit artikel 1, derde lid, Wet verontreiniging oppervlaktewateren.

Artikel 14 Bescheiden bij overige lozingen

Bij de aanvraag tot verlening of wijziging van een vergunning tot het brengen van afvalstoffen of van verontreinigende of schadelijke stoffen in oppervlaktewater op andere wijze dan met behulp van een daarvoor bestemd werk, dienen de volgende gegevens te worden verstrekt:

  • a.

    een van een toelichtende tekening vergezeld gaande aanduiding van de plaats waar de afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in oppervlaktewater worden gebracht;

  • b.

    een van een toelichtende tekening vergezeld gaande beschrijving van de wijze waarop en met behulp van welke middelen de afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke in oppervlakte-water worden gebracht;

  • c.

    een beschrijving van de werking van de installatie(s) van de inrichting waardoor of waarin processen plaatsvinden die leiden of kunnen leiden tot het ontstaan of vrijkomen van de afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen;

  • d.

    een processchema waaruit blijkt welke stoffen waar en in welke mate ontstaan of vrijkomen;

  • e.

    de verwerkings- of productiecapaciteit van de installatie(s);

  • f.

    de periode waarvoor een vergunning wordt gevraagd;

  • g.

    een zo volledig mogelijke karakterisering van de afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen waarop de aanvraag betrekking heeft naar aard, vorm, samenstelling, hoeveelheid en eigenschappen;

  • h.

    een opgave van de herkomst van de afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • i.

    indien de afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen zijn ontstaan of vrijgekomen bij een inrichting: een omschrijving van die inrichting;

  • j.

    een opgave van onderzoeken die zijn of worden verricht en van de maatregelen die zijn of worden getroffen, teneinde:

  • het ontstaan van de onderhavige afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen tegen te gaan dan wel de te lozen hoeveelheid te beperken;

  • alternatieve bergingslocaties te vinden;

  • de afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen te verwerken, dan wel voor gebruiksdoeleinden aan te wenden.

Hoofdstuk 6 Gegevensverstrekking bij een aansluitvergunning

Artikel 15 Toepassingsbereik

Artikel 16 is van toepassing op lozingen vanuit een voorziening, als bedoeld in artikel 10.30, eerste lid van de Wet milieubeheer, die is aangesloten op een zuiveringstechnisch werk, in beheer bij Waterschap Groot Salland of in exploitatie bij een rechtspersoon die door het bestuur van Waterschap Groot Salland is belast met de zuivering van stedelijk afvalwater als bedoeld in artikel 15a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.

Artikel 16 Bescheiden bij een aansluiting

Bij de aanvraag tot verlening of wijziging van een aansluitvergunning dienen de volgende  gegevens te worden verstrekt:

  • a.

    de technische gegevens van het rioolstelsel, waaronder mede begrepen de verschillende aansluitpunten en een overzichtstekening van het rioleringsgebied;

  • b.

    het aantal particuliere huishoudens per aansluitpunt dat is en zal worden aangesloten op de riolering;

  • c.

    de hoeveelheid afvalwater die vanuit andere bemalingsgebieden op het desbetreffende tussengemaal c.q. hoofdgemaal wordt aangevoerd;

  • d.

    een raming van de per aansluitpunt te lozen hoeveelheid afvalwater uitgedrukt in m³/u, gedifferentieerd naar hoeveelheden droogweerafvoer en regenweerafvoer alsmede voor zover nodig per (onder)bemalingsgebied gegevens over de pompovercapaciteit uitgedrukt in m³/u;

  • e.

    een raming van de per aansluitpunt te lozen hoeveelheden afvalwater per aansluitpunt, uitgedrukt in v.e. en m³/u en gedifferentieerd naar inwoners en bedrijven;

  • f.

    per aansluitpunt het aantal hectare verhard oppervlak waarvan het afvloeiend hemelwater wordt afgevoerd via het openbaar riool;

  • g.

    gegevens inzake maatregelen van de in het kader van beheer en onderhoud van het riool-stelsel uitgevoerde en nog te ondernemen activiteiten.

Hoofdstuk 7 Aantal en aanvullingen

Artikel 17 Aanvullende gegevens

Voor zover nadere gegevens nodig zijn voor een beslissing op de aanvraag, verstrekt de aanvrager op verzoek van het dagelijks bestuur de nader gevraagde gegevens binnen de daarbij door het waterschap vastgestelde termijn.

Artikel 18 Aantal

De aanvrager dient de gegevens in het veelvoud te verstrekken dat door het dagelijks bestuur wordt aangegeven.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 19 Intrekking

De Verordening ontheffingverlening Waterschap Groot Salland en de Verordening vergunning-verlening Waterschap Groot Salland 2000 worden ingetrokken

Artikel 20 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op met ingang van de achtste dag na de dag van bekend-making.

Artikel 21 Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als de "Aanvraagregeling voor vergunningen en ontheffingen".

Aldus vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van 11 juli 2006.

voorzitter,                                                        secretaris,

Toelichting bij de Aanvraagregeling voor vergunningen en ontheffingen 2006

Algemeen

Met het oog op de te nemen beslissing omtrent de ontvankelijkheid van een aanvraag voor een ontheffing of een vergunning alsmede uit het oogpunt van rechtszekerheid is het verstandig de bij de aanvraag te verstrekken gegevens in een regeling vast te leggen.

De regeling is een uitwerking van artikel 4:2, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In artikel 4:2 Awb staan de formele vereisten opgesomd voor de aanvraag tot het geven van een beschikking.

Artikel 7 Bescheiden bij afvalwater van huishoudelijke aard

Algemeen

Er is hierbij een verschil van gegevens die nodig zijn voor de beoordeling van een vergunning-aanvraag tussen lozing vanuit 1 woning of van bijv een groot hotel. Het is aan de vergunning-verlener om te beoordelen welke gegevens hij nodig heeft. In artikel 8 wordt verwezen naar de gegevens van artikel 7. De voorwaarden van de IPPC-richtllijn worden in dit artikel vermeld. De IPPC-richtlijn ziet alleen op bedrijven. Echter een paar vereisten die genoemd worden in artikel 6 van de IPPC-richtlijn heeft de vergunningverlener ook nodig bij de beoordeling van een aanvraag bij afvalwater van huishoudelijke aard.

Sub a.

Met deze bepaling wordt beoogd het vergunningverlenend gezag een snel inzicht te geven in de soort lozing en de activiteiten waaruit de lozing voortkomt. Hierdoor kan de vergunningverlener sneller tot een inschatting komen ten aanzien van de gegevens die in het concrete geval relevant zijn om de lozing te beoordelen, hetgeen kan bijdragen aan de snelheid en efficiëntie van het vergunningverleningsproces.

Sub b

Dit onderdeel correspondeert met het vereiste «een beschrijving van de situatie van de plaats waar de installatie komt» van artikel 6 van de IPPC-richtlijn.

De plaatsbepaling is een fundamenteel gegeven voor de beoordeling van de lozing.

Sub c

Dit artikel heeft uitsluitend betrekking op een bedrijfsriolering.

Sub d

Met gegevens over de aard, samenstelling, eigenschappen, hoeveelheid en herkomst van de schadelijke of verontreinigende stoffen kan inzicht worden verkregen in de milieubezwaarlijkheid van de te lozen stoffen.

Beoogd wordt de verantwoordelijkheid voor het verkrijgen van dergelijke gegevens bij de lozer te houden. Met aard wordt bedoeld de soort stof of stoffen (bijvoorbeeld verzamelnaam), met samen-stelling wordt bedoeld de meer specifiek chemische samenstelling van de lozing. Onder eigen-schappen wordt verstaan fysische eigenschappen zoals temperatuur en zuurgraad, maar ook de eigenschappen die specifiek van belang zijn met het oog op de milieubezwaarlijkheid (zoals toxiciteit, accumulerend vermogen, afbreekbaarheid etc.) van de individuele stoffen dan wel het mengsel. Voorzover energie in de vorm van thermische verontreiniging vrijkomt, correspondeert dit onderdeel met het vereiste uit artikel 6 van de IPPC-richtlijn met betrekking tot «een beschrijving van de energie die door de installatie worden gegenereerd». «Hoeveelheid» heeft betrekking op de totale lozing, maar ook op het aandeel van de bedoelde stoffen daarin. Met de vraag naar de herkomst wordt beoogd ook inzicht te krijgen waar de verontreinigende of schade-lijke stoffen hun oorsprong vonden (bijvoorbeeld: afkomstig van een bepaalde activiteit ter plekke of elders).

Sub e

Dit onderdeel dekt het vereiste uit artikel 6 van de IPPC- richtlijn met betrekking tot «een beschrijving van de beoogde technologie en de andere technieken ter voorkoming of, indien dat niet mogelijk is, ter vermindering van de emissies van de installatie».

Sub f

Uit artikel 7, vijfde lid van de Wvo en artikel 8.17 Wm volgt dat aan een Wvo-vergunning een beperkte geldigheidsduur kan worden verbonden.

Artikel 8 Bedrijf

Van belang bij dit artikel is dat ook gegevens afkomstig van installaties die indirect lozen kunnen worden gevraagd: het gaat immers om de installatie(s) waardoor of waarin processen plaatsvinden die leiden of kunnen leiden tot het in oppervlaktewater brengen van stoffen. Zo kan een bedrijf dat afvalwater verwerkt van een naburig bedrijf («werk op een ander werk») verplicht worden informatie over de lozing van dat naburig bedrijf aan te leveren.

Sub a

Dit artikellid is met name bedoeld om het dossier met betrekking tot een bedrijf compleet en recent te houden. Dit is mede van belang voor controle op de vergunning. Het bedrijf draagt er zorg voor dat telkens wanneer een wijziging van de inschrijving plaatsvindt, het bevoegd gezag daarvan op de hoogte wordt gebracht, door middel van toezending van een afschrift van het vernieuwde uittreksel. Het kan uiteraard ook voorkomen, dat een bedrijf niet is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel in welk geval geen gegevens kunnen worden verstrekt.

Sub b

Dit onderdeel is ingevoegd naar aanleiding van het vereiste «een beschrijving van de installatie en de aard en omvang van de activiteiten die daar plaatsvinden» uit artikel 6 van de IPPC-richtlijn.

Sub c

Dit onderdeel, in samenhang met onderdeel d, dekt het vereiste uit artikel 6 van de IPPC-richtlijn met betrekking tot «een beschrijving van de emissiebronnen van de installatie».

In eerste instantie is beoogd om de aanvrager inzicht te laten verstrekken over processen, zodat het bevoegd gezag in staat is te beoordelen of de aanvrager het voorzorgsbeginsel ter harte heeft genomen, met name of sprake is van het voldoen aan de stand der techniek. Bij bedrijven die aantonen dat zij daarin hun eigen verantwoordelijkheid genomen hebben en daarmee de milieubelasting tot een aanvaardbaar minimum hebben beperkt of aantonen dat binnen afzienbare termijn te zullen doen, kan het bevoegd gezag oordelen dat gedetailleerde informatie achterwege kan blijven om toch een kwalitatief goede beoordeling van de aanvraag tot lozing te kunnen maken. Een rol in die beoordeling kan het bedrijfsmilieuplan en/of het milieuzorgsysteem van het betreffende bedrijf spelen.

Sub d

Dit vereiste correspondeert met het vereiste uit artikel 6 van de IPPC-richtlijn met betrekking tot «een beschrijving van de grondstoffen en hulpmaterialen en de andere stoffen die in de installatie worden gebruikt of door de installatie worden gegenereerd».

Sub e

Artikel 6 van de IPPC-richtlijn schrijft onder meer voor dat de vergunningaanvraag een beschrij-ving dient te bevatten van de aard en omvang van de te voorziene emissies van de installatie in elk milieucompartiment met een overzicht van de belangrijke («significante») nadelige milieu-effecten van de emissies. De effecten van de lozing worden enerzijds bepaald door de lozing, anderzijds door de functie van het ontvangend water met bijbehorende waterkwaliteitseisen en eventuele cumulatieve effecten als gevolg van andere gelijksoortige lozingen. In de praktijk zal een vergun-ningaanvrager naar verwachting niet in alle gevallen over de informatie beschikken om de gevol-gen van de lozing voor het ontvangende oppervlaktewater (concreet) in kaart te brengen. Wel zal hij zoveel als mogelijk gegevens over de te lozen stoffen kunnen en dienen aan te bieden. Dit betekent dat hij enerzijds in gegevens van «eigen» stoffen zal dienen te voorzien, anderzijds bij leveranciers van gebruikte en te lozen stoffen er op zal moeten aandringen deze informatie te leveren. Van belang hierbij is de eigen verantwoordelijkheid van de lozer. Omvangrijke (industriële) inrichtingen kunnen zo nodig expertise inhuren om de vereiste gegevens te laten verzamelen. In geval van lozingen, die milieuhygiënisch minder bezwaarlijk zijn, of wanneer het om een relatief eenvoudige lozing gaat, kan het aanleveren van de onderhavige gegevens wel eens tot disproportionele kosten leiden. In het vooroverleg kan een en ander redelijkerwijs bezien en  geregeld worden.

Sub f

Dit onderdeel is ingevoegd naar aanleiding van het vereiste uit artikel 6 van de IPPC-richtlijn met betrekking tot «een beschrijving van zo nodig de maatregelen betreffende de preventie en de nuttige toepassing van de door de installatie voortgebrachte afvalstoffen».

Sub g

Dit onderdeel is ingevoegd naar aanleiding van het vereiste «een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen ter controle van de emissies in het milieu» uit artikel 6 van de IPPC-richtlijn.

Sub h

Dit onderdeel correspondeert met het overeenkomstige artikel 5.1, onderdeel l van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Om te kunnen beoordelen of lozing van afval-stoffen op de plaats van aanvraag en op de wijze die in de aanvraag wordt vermeld, acceptabel is en of voldoende maatregelen kunnen worden getroffen om milieunadeel als gevolg van de lozing te voorkomen, is het van belang te kijken naar de toekomstplannen van het bedrijf. Met name toekomstige uitbreidingsplannen kunnen hierbij van belang zijn.

Sub i

Belangrijk is dat de aanvraag voor een algemeen publiek voldoende inzicht geeft om zich daarover een oordeel te kunnen vormen. Met dit onderdeel wordt voldaan aan artikel 6, eerste lid, laatste alinea, van de IPPC-richtlijn.

Sub j

Met dit onderdeel wordt voldaan aan artikel 6, laatste aandachtstreepje van de IPPC- richtlijn: «Een schets van de door de aanvrager bestudeerde alternatieven, voor zover deze bestaan». Dit vereiste is later (2003/35/EG) in de richtlijn ingevoegd.

Sub k

Dit onderdeel ziet op ongewone voorvallen zoals storingen, ongevallen en branden, alsmede onregelmatige reguliere activiteiten zoals het proefdraaien, in bedrijf stellen, tijdelijk uit bedrijf nemen, schoonmaak- en herstelwerkzaamheden als gevolg waarvan verontreinigingen in het oppervlaktewater kunnen geraken. Met onvoorziene lozingen worden die lozingen bedoeld die niet te voorzien zijn en daardoor ook onregelmatig, qua tijd en omvang plaatsvinden. 

Dit onderdeel correspondeert met artikel 5.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieu-beheer.

Sub l

Dit onderdeel dekt het vereiste uit artikel 6 van de IPPC- richtlijn met betrekking tot «een beschrijving van de beoogde technologie en de andere technieken ter voorkoming of, indien dat niet mogelijk is, ter vermindering van de emissies van de installatie». Ook aan het vereiste van «een beschrijving van de andere maatregelen die worden getroffen om te voldoen aan de algemene beginselen van de fundamentele verplichtingen van exploitant», waar het de verplichting betreft dat «bij de definitieve stopzetting van de activiteiten de nodige maatregelen worden getroffen om het gevaar van verontreiniging te voorkomen», wordt door dit onderdeel voldaan.

Dit onderdeel heeft betrekking op het voorzorgprincipe. Dit houdt in dat verontreiniging, ongeacht de aard van de te lozen stof, zoveel mogelijk wordt voorkomen of beperkt. De lozer dient actief maatregelen te nemen om lozingen te voorkomen en te beperken.

Artikel 9 (communale) Rioolwaterzuiverinsginstallatie (RWZI)

Op grond van het Lozingenbesluit Wvo stedelijk afvalwater wordt een aantal eisen gesteld aan het effluent van rioolwaterzuiveringsinrichtingen met een bepaalde verwerkingscapaciteit. Betreft het een aanvraag voor een lozing uit een rioolwaterzuiveringsinstallatie die onder bovengenoemd Lozingenbesluit valt dan moeten gegevens verstrekt worden ten aanzien van de maatregelen die worden getroffen om aan dat Lozingenbesluit te voldoen. Het bevoegd gezag heeft onder andere behoefte aan gegevens over het verzorgingsgebied van een rioolwaterzuiveringsinstallatie oftewel een indicatie van het achterland: om hoeveel en wat voor industrie en bedrijven gaat het en om hoeveel aangesloten huishoudens.

Voor een aanvraag van een lozing vanuit een rioolwaterzuiveringsinstallatie is het ontwerp meestal maatgevend voor de kwaliteit van het geloosde water (effluent). De dimensioneringsgrondslagen (waaronder gegevens zoals de biologische verwijderingscapaciteit, de regen- en droogweer-aanvoerhoeveelheden etc.) en de effluentkwaliteit (gehalten voor stikstof, fosfaat, CZV en BZV naast onopgeloste bestanddelen) staan in dit ontwerp weergegeven. Daarnaast moet worden aangegeven hoe op hoofdlijnen het beheer en het onderhoud van de RWZI is.

Artikel 10 Openbare riolering

Op grond van artikel 1 eerste lid van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) is, voor het lozen van afvalwater in oppervlaktewater, een vergunning van de waterkwaliteitsbeheerder nodig. Zodoende is er ook voor de lozing vanuit rioleringswerken een Wvo-vergunning (verder te noemen: overstortver­gunning) van de waterkwaliteitsbeheerder vereist. In een dergelijke vergun-ning worden de overstortingen of lozingen vanuit overstorten van het gemengd rioolstelsel, verbeterd gescheiden en gescheiden rioolstelsel geregeld. Daarnaast heeft de overstortvergunning betrekking op lozingen vanuit nooduitlaten. Het gaat in de overstortvergunning dus om alle lozingen van afvalwater en (potentieel verontreinigd) regenwater. Door het CIW wordt aanbevolen welke gegevens gevraagd dienen te worden bij rioolemissies. Artikel 10 is een uitwerking van het CIW-rapport "Model voor vergunningverlening riooloverstorten".

Artikel 12 Indirecte lozing

Artikel 12 ziet op Wvo-plichtige indirecte lozingen. In het geval sprake is van een lozing met behulp van een werk dat op een ander werk is aangesloten, zal de aanvrager moeten aantonen welk effect deze heeft op de doelmatige werking van een zuiveringstechnisch werk. Het is aan de beheerder van dat werk om zorg te dragen voor de doelmatige werking, en deze dient daarvoor die gegevens te vragen dan wel eisen te stellen aan de lozing op dat werk, die daarvoor specifiek nodig zijn.

Artikel 14 Overige lozingen

Bij lozingen die anders dan met behulp van een daarvoor bestemd werk geschieden zal niet altijd sprake zijn van een duidelijk lozingspunt; de reikwijdte van het lozingsverbod, bedoeld in artikel 1, derde lid, van de wet is immers zeer ruim. Te denken valt bijvoorbeeld aan lozingen als gevolg van het gebruiken van meststoffen in de agrarische bedrijfsvoering. Bij dergelijke lozingen zonder duidelijk lozingspunt, door bijvoorbeeld afspoeling, uitloging of drift, wordt op de toelichtende tekening als de plaats van de lozing de locatie van de percelen, bouwwerken of objecten van waaraf of waaruit lozingen plaatsvinden aangegeven.

Artikel 16 Aansluitvergunning

In dit artikel zijn (niet-limitatief) aspecten en onderwerpen opgesomd waarover bij een aanvraag van een aansluitvergunning gegevens dienen te worden verstrekt.

Waar relevant is tot uitdrukking gebracht dat naast de actuele lozingssituatie ook gegevens over voorzienbare, toekomstige wijzigingen kunnen worden geëist. In dit verband kan onder meer worden gedacht aan gegevens inzake (gefaseerd uit te voeren) saneringsmaatregelen en inzake het afkoppelen van niet verontreinigd hemelwater, koelwater, grondwater, etc.

De gegevens, die in het kader van het ingevolge artikel 4.22 van de Wm verplicht op te stellen gemeentelijk rioleringsplan zijn verzameld, kunnen mede als basis dienen voor de gegevens die bij de aanvraag om een aansluitvergunning moeten worden overlegd.