Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Groot Salland

Aansluitverordening Waterschap Groot Salland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Groot Salland
Officiële naam regelingAansluitverordening Waterschap Groot Salland
CiteertitelAansluitverordening Waterschap Groot Salland
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpmilieu – water

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 23-11-2006

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: De Stentor,  04-12-2006

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Waterschapswet, Artikel 78
  2. Wet verontreiniging oppervlaktewateren, artikelen 1, tweede lid en artikel 34
  3. Wet milieubeheer, artikel 21.7

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-12-200601-01-2010nieuwe regeling

23-11-2006

De Stentor,  04-12-2006

Nr. SBJ\06A3482.DJO

Tekst van de regeling

Nr. SBJ\06A3482.DJO  

HET ALGEMEEN BESTUUR VAN HET WATERSCHAP GROOT SALLAND

overwegende,

  • dat het gewenst is voorschriften te stellen, voor het, via een openbaar riool brengen, van afvalwater en afvalstoffen

  • opzuiveringstechnische werken in beheer bij het Waterschap Groot Salland, ter bevordering van:

    • de doelmatige werking van de zuiveringstechnische werken;

    • de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater;

    • de rechtszekerheid;

  • dat deze voorschriften enerzijds concrete verplichtingen behelzen voor de houder van de vergunning;

  • dat anderzijds door middel van de voorschriften wordt beoogd een concreet beoordelingskader te scheppen voor de houder van de vergunning, indien deze als bevoegd gezag ingevolge de Wet milieubeheer op zijn beurt voorschriften stelt ter regulering van indirecte lozingen;

gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van Waterschap Groot Salland van 11 juli 2006;

gelet op het bepaalde in artikel 78 van de Waterschapswet, de artikelen 1, tweede lid en artikel 34 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en artikel 21.7 van de Wet milieubeheer;

BESLUIT

vast te stellen de Aansluitverordening Waterschap Groot Salland.

Artikelen

Artikel 1  Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

Tabel
a. dagelijks bestuur:het dagelijks bestuur van het Waterschap Groot Salland
b. afvalwater:             alle water en/of afvalstoffen waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen
c. afvalstoffen:afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen, in welke vorm ook, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet veront­reiniging oppervlaktewateren;
d. zuiveringstechnische werken:werken in beheer bij het waterschap die zijn ingericht en/of worden aangewend voor transport en/of behandeling van af­valwater;
e. openbaar riool:        voorziening voor de inzameling en het transport van afval­water, als bedoeld in artikel 10.30 van de Wet milieubeheer, die wordt of is aangesloten op een zuive­ringstechnisch werk.
Artikel 2  Toepassingsbereik

Deze verordening is alleen van toepassing voor de aansluiting en het lozen van afvalwater via een openbare riolering op een zuiveringstechnisch werk

Artikel 3  Verbodsbepaling
  • 1. Het is verboden zonder vergunning een openbaar riool aan te sluiten en aangesloten te hebben op een zuiveringstechnisch werk en/of afvalwater vanuit het openbaar riool in dit werk te brengen.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan de in het eerste lid bedoelde vergunning - hierna te noemen aansluitvergunning - met inachtneming van het waterbeheersplan verlenen, weigeren, wijzigen of intrekken.

Artikel 4  Voorschriften
  • 1. Aan de aansluitvergunning kunnen voorschriften worden verbonden. Deze voorschriften   kunnen uitsluitend strekken:

    • tot bescherming van de zuiveringstechnische werken en tot verzekering van de doelmatige werking daarvan;

    • tot het tegengaan en het voorkomen van verontreiniging van het oppervlaktewater waarin met behulp van een zuiveringstechnisch werk afvalwater wordt gebracht;

    • tot het tegengaan en het voorkomen van verontreiniging van het zuiveringsslib.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kunnen in de aansluitvergunning voorschriften worden gesteld ten aanzien van het brengen van afvalwater vanuit een openbaar riool op een zuiveringstechnische werk:

    • ter verzekering van de nakoming van voorschriften, die in een vergunning op grond van artikel 1, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren zijn gesteld voor het brengen van afvalwater vanuit een zuiveringstechnische werk op oppervlaktewater en

    • met het oog op de realisering van de op het ontvangende oppervlaktewater van toepassing zijnde kwaliteitsdoelstellingen.

  • 3. De voorschriften, bedoeld in het vorige lid, kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

    • het stellen van emissiegrenswaarden voor daarbij aan te wijzen stoffen;

    • het stellen van signaleringswaarden voor daarbij aan te wijzen stoffen.

  • 4. In de aansluitvergunning kan worden bepaald dat zij slechts geldt voor een daarbij vast te stellen termijn.

Artikel 5  Openbare voorbereidingsprocedure

Op de voorbereiding van een beschikking op een aanvraag om verlening, weigering, wijziging of intrekking van een aansluitvergunning is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 6  Informatieverplichting
  • 1. Op verzoek van het dagelijks bestuur verstrekt de houder van een aansluitvergunning aan het dagelijks bestuur alle hem ter beschikking staande informatie voorzover deze van belang kan worden geacht voor de bescherming van de in artikel 4, eerste lid genoemde belangen.

  • 2. Indien een redelijk vermoeden bestaat dat door de samenstelling en/of hoeveelheid van het afvalwater, dat vanuit het openbaar riool in het zuiveringstechnische werk wordt gebracht, een verstoring van de doelmatige werking van het betreffende zuiveringstechnische werk optreedt of dreigt op te treden en/of nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater ontstaan of dreigen te ontstaan, is de houder van de aansluitvergunning verplicht op verzoek van het dagelijks bestuur onverwijld de gegevens te verstrekken die nodig zijn om de oorzaken hiervan te achterhalen.

  • 3. In gevallen, als bedoeld in het tweede lid, kan het dagelijks bestuur de houder van de aansluitvergunning in ieder geval opdracht geven opgave te doen van hetzij direct hetzij indirect op een openbaar riool aangesloten bedrijven en instellingen.

  • 4. De in het derde lid bedoelde opgave kan de volgende gegevens betreffen:

    • naam en adres van de bedrijven of instellingen;

    • aard en omvang van elk bedrijf of instelling afzonderlijk;

    • vermelding van de aard en samenstelling van het afvalwater en een raming van de jaarlijks te lozen hoeveelheden afvalstoffen;

    • afschrift van al verleende vergunningen of ontheffingen krachtens de Wet milieubeheer danwel afschrift van een melding als bedoeld in artikel 8.41 van de Wet milieubeheer voorzover deze (mede) betrekking hebben op het lozen van afvalwater op het openbaar riool;

    • aanduiding van de aansluiting(en) per bedrijf of instelling op een rioleringstekening.  

Artikel 7  Advies

Het dagelijks bestuur stelt in ieder geval de navolgende overheidsorganen in de gelegenheid hem van advies te dienen met betrekking tot het ontwerp van de beschikking op een aanvraag tot verlening of wijziging van een aansluitvergunning alsmede met betrekking tot het voornemen tot het ambtshalve verlenen, wijzigen of intrekken van een aansluitvergunning:

  • de ter plaatse bevoegde Inspecteur van het staatstoezicht op de Volksgezondheid belast met het toezicht op de hygiëne van het milieu;

  • indien vanuit een zuiveringstechnisch werk waarop is of wordt aangesloten, afvalwater wordt gebracht op een oppervlaktewater en aanzien waarvan het waterschap niet is belast met de zorg voor het waterkwaliteitsbeheer, het openbaar lichaam dat met dit beheer is belast.

Artikel 8  Mededeling

De beschikking tot verlening, wijziging of intrekking van een aansluitvergunning of tot weigering daarvan wordt schriftelijk meegedeeld aan het openbaar lichaam, dat advies heeft gegeven als bedoeld in artikel 7.

Artikel 9  Voorschriften bij overschrijding
  • 1. Indien bij het brengen van afvalwater vanuit een openbaar riool op een zuiveringstechnisch werk een in de aansluitvergunning opgenomen grenswaarde als bedoeld in artikel 4, derde lid, wordt overschreden, doet het dagelijks bestuur hiervan schriftelijk melding aan de houder van de aansluitvergunning.

  • 2. Indien bij het brengen van afvalwater vanuit een openbaar riool op een zuiveringstechnisch werk een in de aansluitvergunning opgenomen signaleringswaarde als bedoeld in artikel 4, derde lid, stelselmatig wordt overschreden, doet het dagelijks bestuur hiervan schriftelijk melding aan de houder van de aansluitvergunning.

  • 3. Indien door het dagelijks bestuur een melding, als bedoeld in het eerste of tweede lid, is gedaan, kan aan de houder van de aansluitvergunning in ieder geval de verplichting worden opgelegd om door middel van het stellen van voorschriften en/of nadere eisen ten aanzien van lozingen op het openbaar riool, een toename van de geconstateerde overschrijding van de betreffende grenswaarde en/of signaleringswaarde te voorkomen.

Artikel 10 Onderzoeksverplichting
  • 1. In gevallen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, kan aan de houder van de aansluitvergunning de verplichting worden opgelegd om onderzoek te verrichten naar de oorzaken van de overschrijdingen en naar de mogelijkheden om de overschrijdingen te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken.

  • 2. In de aansluitvergunning kunnen met betrekking tot daarbij aan te geven signaleringswaarden en afvalstoffen nadere voorschriften worden gesteld ten aanzien van het onderzoek als bedoeld in het eerste lid. Daarbij kan worden bepaald dat het dagelijks bestuur eisen kan stellen met betrekking tot:

    • de termijn waarbinnen en de wijze waarop het onderzoek dient te worden uitgevoerd;

    • de termijn waarbinnen en de wijze waarop de resultaten van het onderzoek aan het dagelijks bestuur dienen te worden overgelegd.

  • 3. De houder van de aansluitvergunning is verplicht op basis van de resultaten van het onderzoek maatregelen te treffen, zulks ter beoordeling van het dagelijks bestuur de overschrijdingen, als bedoeld in het eerste lid, ongedaan te maken, te beperken of te voorkomen. In de aansluitvergunning kunnen voorschriften worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop en de termijn waarbinnen bedoelde maatregelen dienen te worden uitgevoerd.

Artikel 11 Schadevergoeding
  • 1. Indien en voorzover blijkt, dat een houder van een aansluitvergunning door een wijziging of intrekking daarvan schade lijdt, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen, zal hem een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding worden toegekend. Het besluit inzake de toekenning van een schadevergoeding wordt genomen bij afzonderlijke beschikking.

  • 2. Op het verzoek tot schadevergoeding is de Nadeelcompensatieverordening Waterschap Groot Salland van toepassing.

Artikel 12 Toezicht
  • 1. Met betrekking tot de handhaving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn de artikelen 18.3 tot en met 18.16 van de Wet milieubeheer van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De houder van de aansluitvergunning is verplicht aan de ambtenaren, belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde, alle medewerking te verlenen die deze met het oog op de vervulling van hun taak behoeven.

Artikel 13 Intrekking

De aansluitverordening Waterschap Groot Salland 1998 wordt ingetrokken.

Artikel 14 Overgangsbepaling

Een aansluitvergunning, verleend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, wordt voor de toepassing van deze verordening beschouwd als een aansluitvergunning in de zin van deze verordening.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na de dag van bekendmaking.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de "Aansluitverordening Waterschap Groot Salland".

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 23 november 2006.

Het algemeen bestuur voornoemd,

voorzitter,  secretaris,

Toelichting aansluitverordening

Algemeen deel

Deze verordening ziet op het aansluiten van een openbaar riool op een zuiveringstechnisch werk van het waterschap. In de aansluitvergunning stelt het waterschap eisen aan de hoeveelheid en samenstelling van het afvalwater, dat vanuit een openbare riolering op een zuiveringstechnisch werk wordt gebracht.

Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) is het verboden zonder vergunning met behulp van een werk afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen, in welke vorm ook, in oppervlaktewateren te brengen. Het tweede lid van genoemd artikel bepaalt vervolgens dat dit verbod niet geldt voor een lozing met behulp van een werk dat op een ander werk is aangesloten, behoudens enkele uitzonderingen.

Hierbij moet worden gedacht aan de situatie dat een gemeentelijke riolering, met de daarop aangesloten huishoudens en bedrijven, is aangesloten op een rioolwaterzuiveringsinrichting (RWZI), waarvan het effluent wordt geloosd op oppervlaktewater. De beheerder van het 'andere' werk is in dit geval de beheerder van de zuiveringsinstallatie, doorgaans een waterschap.

De relatie tussen het Wm (de wet milieubeheer)- en het Wvo-regime is als volgt.

De beheerder van de RWZI heeft voor de lozing van het effluent op oppervlak­tewater een Wvo-vergunning nodig. Gelet op het bepaalde in artikel 8 van het Lozingenbesluit Wvo stedelijk afvalwater dient een water­kwaliteitsbeheerder zodanige voorschriften aan deze vergunning te verbinden, dat de op het (effluent-)ontvangende oppervlaktewater van toepassing zijnde kwaliteitsdoelstellingen kunnen worden gerealiseerd. De beheerder van de RWZI is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het effluent. De kwaliteit van het effluent wordt primair bepaald door de samenstelling van het influent en de werking van de RWZI (het zuiveringsproces). De samenstelling van het influent wordt uiteraard bepaald door de lozingen, die op het openbaar riool plaatsvinden.

Voor een groot deel zijn gemeenten en provincies, als Wm-gezag, verantwoordelijk voor de regulering van deze lozingen.

Voor het realiseren van de hierboven genoemde waterkwaliteitsdoelstellingen is een adequate regulering en handhaving door het waterschap van deze indirecte lozingen noodzake­lijk. Regulering vindt voor een deel plaats op grond van de Wvo 1. Voor het overige vindt regulering op basis van de Aansluitverordening plaats.

In de aansluitverordening wordt door de waterkwaliteitsbeheerder aan de beheerder van de openbare riolering (meestal de gemeente) een verbod opgelegd om zonder vergunning een openbaar riool aan te sluiten op een zuiveringstechnisch werk en afvalwater vanuit een openbaar riool op dit werk te brengen.

Het Wm-gezag zal het toetsingskader van de Wm moeten toepassen. Door middel van een tamelijk complexe interpretatie van de relevante wetgeving heeft de wetgever het toetsingskader van de Wvo onder de reikwijdte van de Wm gebracht: onder het Wm-criterium 'belang van de bescherming van het milieu' wordt mede begrepen: 'belang van de bescherming van de kwaliteit van oppervlaktewater' en 'belang van de doelmatige werking van zuiverings­technische werken' (artikel 1.1, tweede lid Wm; artikel 1, vijfde lid, Wvo. Zie tevens de wetsgeschiede­nis bij de Wet afvalwater; TK 1993-1994, 23 603, nrs. 10 en 11).

Hieruit volgt al dat de wetgever ervan uitgaat dat het Wm-gezag bij het reguleren van indirecte lozingen krachtens de Wm mede de eisen, die in een aansluitvergunning zijn gesteld, als referentiekader in acht neemt.

Het Wm-gezag zal het waterkwaliteitsbeleid in het algemeen en de concrete omstandigheden van de betrokken zuiveringstechnische werken en de kwaliteitseisen van het ontvangende oppervlaktewater in het bijzonder mede als uitgangspunt moeten nemen. De aansluitvergunning bevat in feite de eisen en voorschriften, die voortvloeien uit de concrete, bijzonde­re omstandigheden.

In de aansluitvergunning kunnen geen voorschriften worden gesteld, die het Wm-gezag verplichten om buiten de reikwijdte en werkingssfeer van de Wm te treden. Het belangenkader en toetsingskader (reikwijdte) van de Wm vormen de basis voor de regulering op grond van de Wm. Het doorvertalen van eisen (die in de aansluitvergunning aan de vergunninghouder zijn gesteld) door het Wm-gezag naar individuele lozers, kan slechts binnen de door de Wm gestelde kaders plaatsvinden.

Het bovenstaande leidt er toe dat in de aansluitvergunning primair eisen worden gesteld aan de hoeveelheid en samenstelling van het afvalwater, dat vanuit een openbare riolering op een zuiveringstechnisch werk wordt gebracht. De vergunninghouder wordt als het ware op het afgiftepunt (oftewel aansluitpunt) 'afgerekend' op de hoedanigheid en hoeveelheid van dit afvalwater.

Net als bij alle andere vergunningen is bij de aansluitvergunning hoofdstuk 4 van Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Considerans

De waterschappen ontlenen de wettelijke basis voor het opstellen van een aansluitverordening aan artikel 78 van de Waterschapswet en artikel 34 van de Wvo. Gelet op het feit dat de aansluitverordening tevens onderwerpen re­gelt, waaromtrent bepalingen zijn opgenomen in (onder meer) hoofdstuk 10 van de Wm, is ook artikel 21.7 van de Wm in dit kader relevant.

Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 Begripsbepaling

In dit artikel is een aantal begripsomschrijvingen opgenomen. De diverse begripsomschrijvingen zijn zowel aan de Wvo als aan de Wm ontleend.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Er wordt alleen een aansluitvergunning verstrekt ten aanzien van de aansluiting en het lozen van afvalwater via een openbare riolering op een zuiveringstechnisch werk. De verordening geldt voor elk openbaar riool, dus ook bijvoorbeeld indien een projectontwikkelaar een woonwijk aanlegt en pas na jaren de overdracht van het rioolstelsel aan gemeente plaatsvindt.

Artikel 3 Verbodsbepaling

Het eerste lid bepaalt dat voor het aansluiten van een openbaar riool op een zuiveringstechnisch werk van een waterschap alsmede voor het brengen van afvalwater in een zuiveringstechnisch werk een vergunning is vereist. Deze bepaling vormt in wezen de kern van de verordening.

Het tweede lid verleent het waterschap expliciet de bevoegdheid een aansluitvergunning te verlenen, te weigeren, te wijzigen of in te trekken. De bevoegdheid tot wijziging maakt in beginsel een actief vergunningenbeleid mogelijk. Vanzelfsprekend kunnen wijzigingen in bestaande lozingen en aan­vragen voor nieuwe lozingen door stadsuitbreiding en nieuwe bedrijfsactiviteit ertoe leiden dat wijziging van de aansluitvergunning noodzakelijk is. Tevens speelt een rol, dat met name waar het lozingen van een stedelijk gebied betreft, het totaal van de gegevens nodig om op verantwoorde wijze de aan een aansluitvergunning te verbinden voorschriften te kunnen formuleren, niet direct voorhanden zal zijn. De voorschriften van een aansluitvergunning zullen dan door middel van een proces van wijzigingen en aanvulling tot stand moeten komen.

Een reden om de voorschriften aan te vullen of te wijzigen, kan voorts liggen in een verandering van de inzichten of omstandigheden opgetreden na de verlening van de aansluitvergunning. Gedacht kan worden aan aangescherpte eisen in de Wvo-vergunning, ontwikkelingen op Europees-rechtelijk niveau of aan andere oorzaken die bij een behoorlijk en zorgvuldig kwalitatief oppervlaktewaterbeheer niet kunnen worden veronachtzaamd.  

Artikel 4  Voorschriften

Gezien de onvermijdelijke restvervuiling van het op een zuiveringstechnisch werk behandelde afvalwater is het van belang om de vervuilingswaarde van het aangeboden afvalwater tot een uit een oogpunt van waterkwaliteitsbeleid aanvaardbaar niveau terug te dringen. Hiertoe kunnen in het kader van de sanering van een afvalwatersituatie bepaalde voorschriften aan een aansluitvergunning verbonden worden. Overbelasting van een zuiveringsinstallatie en de als gevolg daarvan optredende verminderde zuiveringsgraad kan daardoor worden vermeden; tevens kan de aldus vrijkomende zuiveringscapaciteit voor aansluiting van andere lozingen worden benut.

De bescherming van de zuiveringstechnische werken omvat met name de bescherming tegen feitelijke aantasting van transportleidingen, gemalen en onderdelen van de zuiveringsinstallatie zelf. Een bekend voorbeeld vormt in dit verband de aantasting van leidingen door te hoge concentraties sulfaat in het afvalwater.

Het begrip 'doelmatige werking' moet ruim worden opgevat. 'Doelmatige werking' omvat niet slechts een optimaal, efficiënt zuiveringsproces in technische zin. Onder dit criterium vallen ook aspecten als het voorkomen van stank en hinder op de RWZI en het tegengaan en voorkomen van verontreiniging van zuiveringsslib. Daarnaast heeft het criterium een zekere bedrijfseconomische betekenis: ook de doelmatige exploita­tie van de RWZI, dat wil zeggen de optimale werking en benutting van de aan­wezige capaciteit, wordt er onder begrepen.

Tweede lid

Dit is een nadere uitwerking van het eerste lid. Voor alle duidelijkheid wordt aangegeven dat in een aansluitver­gunning -naast de gebruikelijke eisen ten aanzien van kwantiteit en kwaliteit in ieder geval ook specifieke grenswaarden en signaleringswaarden voor nader aan te wijzen stoffen kunnen worden gesteld. De reikwijdte van de voorschriften wordt begrensd door het belangenkader van de aansluitverordening.

Derde lid

Dit lid voorziet in een concretisering van de 'indirecte doorvertaling' zoals hierboven beschreven. Aangegeven wordt dat de houder van de aansluitvergunning zich in ieder geval rekenschap behoort te geven van gestelde grens- en signaleringswaarden.

Artikel 5 Openbare voorbereidingsprocedure

Op de behandeling van de aanvraag voor een aansluitvergunning is de openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Deze openbare voorbereidingsprocedure is ook van toepassing op vergunningen op basis van artikel 1, eerste en vierde lid van de Wvo. Indien de openbare voorbereidingsprocedure bij een aanvraag is toegepast, hoeft er bij een geschil niet eerst bezwaar gemaakt te worden, maar kan direct de gang naar de rechter gemaakt worden (vgl. artikel 7:1, eerste lid sub d van de Algemene wet bestuursrecht.).

Artikel 6 Informatieverplichting

Dit artikel voorziet in een algemene informatie verplichting. De gegevens die nodig zijn voor de aanvraag van de vergunning zijn geregeld in de Aanvraagregeling.

De vergunninghouder is gehouden op verzoek informatie te verstrekken. De te verstrekken informatie dient uiteraard verband te houden met het belangenkader van de aansluitverordening.

Op grond van het tweede lid kan het waterschap de vergunninghouder verplichten om onverwijld de gegevens te verstrekken, die nodig zijn om oorzaken te achterhalen van een ongewone samenstelling of hoeveelheid van aangeboden afvalwater. Voorwaarde hierbij is dat deze afwijkingen in de samenstelling of hoeveelheid afvalwater leiden tot of dreigen te leiden tot een verstoring van de doelmatige werking van de zuiveringsinrichting en/ of onnodige aantasting van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater.

De leden drie en vier bevatten een concrete uitwerking van de informatieplicht, die het waterschap in dit verband in ieder geval kan opleggen. Uitgangspunt hierbij is dat, afhankelijk van de geconstateerde afwijkingen, zo gericht mogelijk wordt gezocht naar potentiële oorzaken.

De verplichting informatie te verstrekken zal moeten geworden gerelateerd aan de mogelijke oorzaken. De categorieën van bedrijven en instellingen, waarover informatie moet (kunnen) worden verstrekt, zijn die categorieën die onder de werkingssfeer van de Wm vallen.

Artikel 7 en 8 Advies en mededeling

Op de voorbereiding van een beschikking op een aanvraag tot verlening of wijziging van een aansluitvergunning alsmede van een beschikking tot ambtshalve verlening, wijziging of intrekking zijn (automatisch) de bepalingen van dwingend recht van hoofdstuk 3 en 4 van de Awb van toepassing.

In aanvulling op de procedurebepalingen in de Awb bevatten deze artikelen bepalingen inzake advisering met betrekking tot de ontwerp-beschikking en toezending van de (definitieve) beschikking.

Opgemerkt wordt dat in bepaalde gevallen eventueel de gemeente ook geraadpleegd dient te worden. Dit indien de vergunninghouder een projectontwikkelaar is en de aansluitvergunning pas later wordt overgedragen aan de gemeente.

Artikel 9 Voorschriften bij overschrijding
  • Dit artikel ziet op de situatie dat het afvalwater op het zogenoemde afgiftepunt niet voldoet aan de in de aansluitvergunning gestelde eisen. Dit artikel ziet specifiek op de situatie dat een gestelde signaleringswaarde wordt overschreden. Uiteraard betreft dit niet een enkel steekmonster, maar dient sprake te zijn van een reeks van geconstateerde overschrijdingen die gedurende langere tijd optreden. In dat geval is het waterschap gehouden de houder van de aansluitvergunning hiervan schriftelijk melding te doen. Deze melding kan vervolgens leiden tot twee verplichtingen voor de betreffende vergunninghouder:

  • 1. de vergunninghouder kan ingevolge het derde lid worden verplicht om een toename van de geconstateerde overschrijding op het openbaar riool te voorkomen en

  • 2. de vergunninghouder kan ingevolge artikel 10 worden verplicht om onderzoek te verrichten naar de oorzaken van de overschrijdingen en naar de mogelijkheden om de overschrijdingen ongedaan te maken.

  • In de aansluitvergunning of krachtens de aansluitvergunning kan het waterschap terzake ook nadere voorschriften uitvaardigen.

  • Bij overschrijding van de grenswaarde wordt bij elke geconstateerde overschrijding direct handhavend opgetreden.

Artikel 10 Onderzoeksverplichting

Uitgangspunt is dat het onderzoek als bedoeld in artikel 9 van de verordening zo veel mogelijk in overleg en samenwerking met de waterkwaliteitsbeheerder en de overige bij de regulering van indirecte lozingen betrokken overheden wordt uitgevoerd.

Artikel 11 Schadevergoeding

Analoog aan het bepaalde in artikel 9 van de Wvo voorziet dit artikel in de mogelijkheid schadevergoeding toe te kennen aan de houder van de aansluitvergunning indien deze als gevolg van een ambtshalve wijziging of intrekking van de aansluitvergunning schade lijdt die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijner laste behoort te komen. Op het verzoek tot schadevergoeding is de Nadeelcompensatieverordening van toepassing.

Artikel 12 Toezicht

Analoog aan het bepaalde in artikel 30 van de Wvo is een aantal artikelen van de wet milieubeheer, die zien op handhaving, van overeenkomstige toepassing verklaard.

Op basis van artikel 5:22 Awb jo. artikel 61 van de Waterschapswet is het dagelijks bestuur bevoegd bestuursdwang toe te passen, indien de vergunninghouder in strijd met de bij de vergunning gestelde verplichtingen handelt. Ook bestaat de mogelijkheid een last onder dwangsom op te leggen. (artikel 5:32 Awb)


Noot
1[Toelichting: Zie de tweede volzin van artikel 1, tweede lid, van de Wvo en Lozingenbesluit WVO stedelijk afvalwater]